Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 19/04/2001
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het voorstel van minister Flahaut om leerlingen van het technisch en beroepsonderwijs stage te laten lopen bij het Belgische leger
Vraag om uitleg van de heer Gilbert Van Baelen tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het voorstel van minister Flahaut om leerlingen van het tech- nisch en beroepsonderwijs stage te laten lopen bij het Belgische leger
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heren Huybrechts en Van Baelen tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het voorstel van minister Flahaut om leerlingen van het technisch en beroepsonderwijs stage te laten lopen bij het Belgische leger.
De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts : Mevrouw de minister, volgens de Franstalige minister van Landsverdediging Flahaut moeten leerlingen uit het technisch en beroepsonderwijs de mogelijkheid krijgen om op militaire basissen stage te lopen. Ook de schooldirecties zijn er blijkbaar voorstander van om leerlingen in het leger praktijkervaring te laten opdoen.
Het leger beschikt inderdaad over een zeer groot arsenaal rollend materiaal, in zoverre het zware materiaal dat arbeids- en onderhoudsintensief is nog niet naar Wallonië werd overgeheveld. Het leger beschikt inderdaad over hoogtechnologische computersystemen. Het lijkt logisch dat jongeren niet alleen in de privé-sector maar ook in het leger stage kunnen lopen, zeker als men rekening houdt met het feit dat er een tekort is aan stageplaatsen in de privé-sector.
Minister Flahaut gaf in dit kader de Antwerpse provinciecommandant, kolonel Jacobs, de opdracht de mogelijkheid tot stage lopen in het leger te onderzoeken.
Kan de minister mij zeggen of zij door minister Flahaut hieromtrent is gecontacteerd en hoe zij hiertegenover staat? Zijn er in Vlaanderen reeds leerlingen uit het technisch of het beroepsonderwijs die stage lopen op een militaire basis?
De voorzitter : De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen : De aanleiding voor mijn vraag is niet zozeer het artikel, dan wel het debat dat we ongeveer een jaar geleden in deze commissie hebben gevoerd naar aanleiding van de schoolbezoeken aan het leger en aan legerbasissen.
We mogen echter niet naïef zijn. In hetzelfde artikel lezen we immers dat er op dit ogenblik reedseen samenwerking is tussen een hotelschool en de mess van een of ander daar gelegen legerbasis.
In Limburg zijn er heel wat legerbasissen. Misschien zal er zelfs nog een bijkomen of toch die functie toegewezen krijgen.
Mijn vraag moet eigenlijk ook gezien worden in het licht van het mozaïekdecreet, van het debat inzake sponsoring en, als een afgeleide daarvan, van de zin en onzin van stages en de dualiteit van visies, meningen en standpunten vanuit politieke en andere hoeken, alsook van de zelfs formele adviezen die dienaangaande werden geformuleerd. Het maakt mij daarbij niet zo veel uit of het nu om het leger gaat, dan wel om het bedrijfsleven in het algemeen waar u naar verwezen hebt in uw antwoord op de interpellatie van mevrouw Van Cleuvenbergen.
Hoe plaatst u een en ander in het hele verhaal van die stages, ook bij het leger, en in het hele debat dat daaromtrent onrechtstreeks vanuit het mozaïekdecreet op gang is gebracht?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, het regeerakkoord en de onderwijsbeleidsnota 2000-2004 leggen sterk de nadruk op de herwaardering van het technisch en beroepssecundair onderwijs. Optimalisering van leerlingenstages is één van de actiepunten om dit beleid concreet gestalte te geven. Het voorzien in een stage, in blokvorm of alternerend, wordt opportuun geacht voor alle leerlingen van inzonderheid de derde graad van het technisch en beroepssecundair onderwijs, welke studierichting zij ook volgen.
Het is de bedoeling om per 1 september 2001 nieuwe stagerichtlijnen voor scholen en schoolbesturen uit te vaardigen, waarbij de verplichting van de stage het meest opvallend is. Mijn diensten bereiden momenteel ter zake een ontwerp van omzendbrief voor dat zal geïnspireerd zijn op een advies van de VLOR. Zoals u weet, heeft de VLOR nogal wat werk besteed aan de stageproblematiek in het algemeen en daar een lijvig rapport over gepubliceerd en zelfs een studiedag georganiseerd. Anderzijds zal binnen afzienbare tijd een nieuwe regelgeving op de organisatie van het schooljaar worden uitgevaardigd die het mogelijk maakt om vanaf volgend schooljaar leerlingenstages op flexibelere tijdstippen te organiseren.
Het veralgemenen van leerlingenstages vereist uiteraard een voldoende aanbod van stageplaatsen. De beroepsprofielen die binnen de SERV worden opgesteld, de convenants die tussen onderwijs en bedrijfssectoren worden gesloten en de stagedatabanken van sociaal-economische organisaties zijn slechts enkele van de initiatieven die kunnen worden uitgebreid en verdiept om verzekerd te zijn van het engagement van de werkgevers op het vlak van beschikbare stageplaatsen.
Zowel in het verleden als in de toekomst is de keuze van stageplaatsen steeds een exclusieve bevoegdheid geweest van de onderwijsverstrekkers. Het zijn de scholen die, binnen hun pedagogische autonomie, stages inroosteren en - in functie van opleidingsbehoeften en praktische modaliteiten zoals vervoersmogelijkheden - stageplaatsen aanduiden en met de leerlingen bespreken. Het onderwijsdepartement heeft zich hiermee nooit op enigerlei wijze ingelaten, ook niet indien de stages plaatsvinden in bedrijven of instellingen met een officieel of semi-officieel karakter. Bijgevolg beschikt het departement niet over statistisch materiaal met betrekking tot stageplaatsen.
Dit uitgangspunt geldt ipso facto ook voor leerlingenstages bij de krijgsmacht. Het komt de individuele scholen toe om, na een eventuele informatiecampagne van militaire zijde, hun conclusies te trekken en te oordelen of stages in bepaalde legeronderdelen en -basissen een meerwaarde voor de opleiding in het secundair onderwijs kunnen bieden.
De federale minister van Landsverdediging heeft mij in dit dossier niet gecontacteerd. Op zich bestond daar trouwens geen enkele reden toe.
De voorzitter : De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen : Mevrouw de minister, uit uw antwoord onthoud ik het belang van de autonomie van de scholen inzake stageplaatsen.
De voorzitter : De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts : Mevrouw de minister, zijn er naast die hotelschool die stages zou organiseren op een militaire basis, nog andere scholen die daar gebruik van maken?
Minister Marleen Vanderpoorten : Daar heb ik geen weet van. We zouden dienaangaande een steekproef kunnen organiseren. Maar als we daarmee beginnen, dan komt er geen eind aan.
Officieel worden we daar niet van op de hoogte gesteld. De enige informatie waarover ik beschik, werd mij onrechtstreeks gemeld. Die is dus niet echt relevant.
De voorzitter : Het incident is gesloten.