Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 22/03/2001
Vraag om uitleg van de heer Frans Ramon tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over anderstalige kinderen in het onderwijs
Vraag om uitleg van de heer André Moreau tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de anderstaligen in het Vlaams onderwijs
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over het praktisch organiseren van een taalbad voor anderstalige nieuwkomers
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van heer Ramon tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over anderstalige kinderen in het onderwijs, van de heer Moreau tot minister Vanderpoorten, over de anderstaligen in het Vlaams onderwijs en van de heer Van Dijck tot minister Vanderpoorten, over het praktisch organiseren van een taalbad voor anderstalige nieuwkomers.
De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, we zitten volop in het debat over gelijke kansen waarbij het onze bekommernis is om niet alleen remediërend, maar ook en vooral preventief op te treden ten aanzien van leerlingen met taal- of andere achterstand. Net toen we dat debat aan het voeren waren, werden twee initiatieven aangekondigd die de dringendheid van deze problematiek brutaal op onze tafel gooiden.
Ik heb het met name over het initiatief van het Mechelse stadsbestuur om een inschrijvingsstop in te voeren, omdat het leerlingenaantal in de twee scholen die een taalbad gaven, te groot werd waardoor de omkadering en de begeleiding in het gedrang kwamen. Bovendien besliste het Mechelse stadsbestuur dat in de toekomst voorrang zou worden verleend aan anderstalige kinderen van asielzoekers die in Mechelen verblijven.
Het tweede initiatief waar ik naar verwijs, is het voorstel dat enkele dagen later in Antwerpen werd aangekondigd. Bedoeling daarvan zou zijn om kinderen niet langer uit de klas te halen en aparte taallessen te geven, maar hen gedurende een paar maanden naar een andere school door te verwijzen waar ze enkel taallessen zouden volgen.
Er dringen zich dienaangaande een aantal vragen op. Op dit ogenblik krijgen 29 secundaire scholen speciale subsidies om anderstalige jongeren op te vangen en hen een Nederlands taalbad te geven. Het kabinet is er zich van bewust dat dit te weinig is, en zoekt bijkomende scholen. Wat is nu de stand van zaken? Hoeveel scholen komen er bij? Op welke termijn zal dat gebeuren en hoeveel jongeren zullen ze kunnen opvangen? Hoe zullen die bijkomende scholen in Vlaanderen verspreid liggen en houdt men bij die spreiding rekening met de mobiliteitsproblematiek? Zijn er naast Mechelen nog steden of gemeenten waar een extra instroom voor acute opvangproblemen zorgt? Kan een stadsbestuur zoals dat van Mechelen zomaar tot een stop beslissen en anderstaligen weigeren? Kan men zomaar prioriteiten inbouwen? Op dit ogenblik wordt naar overbruggingsoplossingen gezocht, maar welke structurele oplossingen stelt de minister voor op middellange termijn?
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, recent weigerde het Mechelse stadsbestuur om nog langer anderstalige leerlingen van buiten de stad in te schrijven in twee technische scholen. Die twee scholen, het Stedelijk Technisch Instituut Mechelen en de Technische School Mechelen, tellen nu reeds twintig anderstaligen meer dan wettelijk is voorzien. De Mechelse onderwijsschepen kondigde deze beslissing aan omdat de kwaliteit van het onderwijs onder deze situatie zou lijden en omdat hij niet wil dat beide scholen zouden uitgroeien tot concentratiescholen. De schepen vraagt een betere spreiding van anderstaligen over verschillende scholen. Naar mijn bescheiden mening gaat het hier om een noodkreet en kan zeker niet worden gesproken van een manifeste onwil van de stad Mechelen.
Omdat deze problematiek ook andere Vlaamse steden bezighoudt, had ik de minister de volgende vraag willen stellen. Zal de huidige concrete Mechelse situatie zich in de toekomst nog kunnen voordoen nadat de 15 extra opvangscholen voor anderstaligen bij de huidige 29 opvangscholen zullen worden gevoegd en nadat het ontwerp van decreet inzake gelijke kansen goedgekeurd zal zijn?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de minister, ik zal het niet hebben over Mechelen, want ik wil niet de verdenking wekken het te willen hebben over mijn eigen kieskring. Daarom verplaats ik me met mijn vraag naar de metropool.
De reden waarom ik deze vraag wens te stellen, is ingegeven vanuit twee fundamentele stellingen. De eerste is het recht voor alle kinderen om onderwijs te volgen. Het volstaat in dat verband te verwijzen naar de Universele Verklaring van de Rechten van het Kind. Verder is het onze morele plicht om dat zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Ik ben me ervan bewust dat in tal van scholen heel wat inspanningen gebeuren, en dat de overheid heel wat inspanningen doet om te helpen.
Ik zag een televisiejournaal waarop het Antwerps initiatief ter sprake kwam. Ook de minister kwam er aan bod, en haar inzichten verschillen toch wel enigszins van wat de initiatiefnemers voor ogen hebben. Ik wil hier geen uitspraken doen over wie het bij het rechte eind heeft.
Over deze toestand moet duidelijkheid worden geschapen. In Antwerpen zijn bijna driehonderd kinderen gedetecteerd die nauwelijks of geen school lopen. Het zijn kinderen van velerlei afkomst. Vaak gaat het om asielzoekers of illegalen. Dikwijls hebben ze niet de minste schoolcultuur verworven. Ze verblijven in ons land en zijn bijgevolg verplicht om onderwijs te volgen.
Ik geloof dat het Antwerps initiatief positief is. Men organiseert een ronde tafel met deelname van alle betrokkenen : onderwijsactoren, maar ook anderen die initiatieven willen nemen. Het gaat over driehonderd kinderen die niet naar school gaan, allerlei zaken uitspoken die niet door de beugel kunnen en die daar bovendien zelf het slachtoffer van kunnen worden. Het gaat om kwetsbare kinderen die in de grootstad als het ware op straat leven.
Is het departement officieel betrokken bij dit Antwerps initiatief? Als ik goed ben ingelicht, wil men deze kinderen samenbrengen. Laat ons nu niet vallen over de plaats waar dat moet gebeuren. Het komt erop aan ze samen te brengen om hen een schoolcultuur aan te leren. Ze moeten ook de basisvaardigheden verwerven om in onze samenleving te gedijen, inclusief de beheersing van de Nederlandse taal.
Ik meen te weten dat de minister een voorstander is van de opvang van deze kinderen in een reguliere school. Is dat zo? Ik zou daarover meer duidelijkheid willen. Zijn er gesprekken met de Antwerpse initiatiefnemers? Is de minister van mening dat dit initiatief, als het positief uitvalt, op bredere, Vlaamse schaal moet worden herhaald? Het spreekt voor zich dat dit soort van problemen vooral in de grootstad acuut is, maar ze komen ook elders voor.
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik ga even in op het meningsverschil van de minister met haar partijgenoot en burgemeester van Mechelen. Ik heb begrip voor de problemen waarmee hij in zijn stad kampt. Inmiddels zijn er meer middelen toegezegd, maar het is wel de vraag of dat de beste oplossing is. Het Antwerpse voorstel om een soort van voortraject te introduceren, is het overwegen waard. Tijdens een periode van een half jaar of een jaar zou men zich volledig concentreren op het aanleren van het Nederlands. Ik heb vroeger al een gelijkaardig voorstel gedaan, maar toen ging het over de opvang van Frans- en anderstaligen in het Nederlandstalig onderwijs van Brussel. Ik blijf erbij dat dit denkspoor moet worden uitgeprobeerd. Ik sluit me dus aan bij diegenen die vragen om dat te doen.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, mijn vraag sluit enigszins aan bij die van de anderen, maar verschilt er toch ook wat van. Het nieuwe asielbeleid heeft gesloten instellingen geïntroduceerd. Men vertelde me dat minister Vande Lanotte zou willen vragen om kinderen die in deze gesloten centra terechtkomen, onderwijs aan te bieden. Is die vraag al gesteld? Wat is uw antwoord op zo'n verzoek om jongeren in die gesloten instellingen te onderwijzen? Welke rol zou het departement daarin kunnen vervullen?
De voorzitter : De heer Suykens heeft het woord.
De heer Lucien Suykens : Ik wil verwijzen naar een stedelijke instelling waar ik zestien jaar van mijn leven heb doorgebracht, zowel in de klas als achter een bureau. Nadien was ik zeven jaar inspecteur. Ik stel me vragen bij het optreden van de schepen van Onderwijs en de burgemeester van Mechelen. Kan de schepen van Onderwijs zomaar beslissen of een vrije school leerlingen al dan niet mag inschrijven? Ik denk van niet. Kan een burgemeester beslissen dat stadsscholen geen leerlingen meer mogen inschrijven? Dat kan evenmin. De minister heeft in dat verband een duidelijk signaal gegeven. Ik zou graag hebben dat ze dat nogmaals doet. Alle burgemeesters en schepenen moeten weten dat ze zich dat niet kunnen permitteren, zeker niet als het gaat over openbare scholen.
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Volledigheidshalve wil ik de heer Suykens zeggen dat zo'n inschrijvingsstop ook al in het verleden is afgekondigd. Twee jaar geleden heeft de onderwijsschepen van Tienen - een politicus van SP-signatuur - zo'n inschrijvingsstop afgekondigd en doorgevoerd. Die zaak is een stille dood gestorven. Nadien heeft niemand zich nog met deze zaak beziggehouden.
De voorzitter : De heer Suykens heeft het woord.
De heer Lucien Suykens : Ik keur af wat er in Mechelen gebeurt, en dus ook wat er in Tienen is gebeurd. Ik wil de heer Moreau dat duidelijk zeggen. Verder weet ik uit zeer goede bron dat de stadsschool geen enkel probleem heeft om bijkomend vijf of tien anderstaligen op te vangen. In een krantenartikel kan men lezen dat de schooldirectrice daar geen problemen mee heeft. Het zijn politici die daar een probleem van maken.
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat de heer Suykens het over alle scholen heeft. Dat getuigt van een objectieve benadering. Toch wil ik erop wijzen dat Mechelen vanaf de afkondiging van de inschrijvingsstop 24 leerlingen boven het vereiste maximum telde.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, ik zal op de vragen proberen te antwoorden in de volgorde waarin ze zijn gesteld. Uit mijn antwoord zal blijken dat de Vlaamse regering de laatste jaren ernstige inspanningen heeft gedaan om de problematiek van de anderstalige nieuwkomers op te vangen. Dat betekent niet dat de problematiek opgelost is. Uit de vragen blijkt dat er wachtlijsten zijn en dat er dringend bijkomende maatregelen moeten worden genomen.
Op korte termijn zal ik werk maken van een verhoging van het aantal opvangplaatsen in het secundair onderwijs. Ik heb dat ook aangekondigd na de persconferentie in Mechelen. In het totaal zal het gaan om veertien opvanglocaties voor telkens 26 leerlingen of een totale capaciteit van 364 anderstalige nieuwkomers. Voor de situering van deze locaties zal ik me laten leiden door de aanvragen die ik reeds spontaan ontving, maar ook door de reacties op een bevraging inzake de bereidheid om als onthaalschool te werken. De einddatum van aanmelding is vandaag. De kandidaturen zullen nu worden gescreend. Er wordt in kaart gebracht of er nog witte vlekken zijn. Die zullen alleszins worden ingevuld. Daarna wordt gekeken welke de behoeften zijn op diverse andere plaatsen. Er wordt ook rekening gehouden met de motivatie van de school om zich aan te dienen als onthaalschool.
Het is mijn bedoeling de toekenning zo snel mogelijk te realiseren opdat de scholen zo vlug mogelijk van start kunnen gaan. Ik kan u op dit ogenblik nog geen gedetailleerde informatie geven over de precieze inplanting. We proberen Vlaanderen en Brussel zoveel mogelijk te dekken.
Ik kan evenmin uitspraken doen over structurele oplossingen op lange termijn. Het is wel zinvol een analyse en een evaluatie te maken van de bestaande werkwijze. Die moet ook tegen het licht gehouden worden van andere beleidsmaatregelen van de Vlaamse regering inzake inburgering en van de initiatieven die op federaal vlak worden genomen.
Naast Mechelen wordt Antwerpen geconfronteerd met een grote instroom, maar we krijgen ook vragen uit veel gemeenten waar er nog geen onthaalonderwijs wordt georganiseerd. Alleen is het probleem er niet zo acuut als in Antwerpen. Dat heeft natuurlijk te maken met het grootstedelijk karakter van Antwerpen. In een reactie op de uitspraken van het Mechelse stadsbestuur heb ik reeds gesteld dat een stadsbestuur niet in de plaats kan treden van scholen. Het kan dus niet dat het Mechelse stadsbestuur beslist om leerlingen te weigeren.
De regelgeving rond onthaalonderwijs wordt momenteel geëvalueerd door mijn kabinet en administratie. Een aantal wijzigingen is gepland op korte termijn. Zo zal bijvoorbeeld het onthaalonderwijs in het kleuteronderwijs van start gaan. Het is essentieel de taal zo vroeg mogelijk te leren. Het heeft geen zin daarmee te wachten tot in de lagere school. We denken ook aan een open-enveloppe-systeem in het secundair onderwijs. Daarvoor moeten we de besprekingen rond de budgetcontrole afwachten.
Een aantal meer fundamentele wijzigingen worden op middellange termijn gepland. Deze wijzigingen zullen eerst met het veld worden besproken. Wat wel kan verbeteren bij de toeleiding van anderstalige nieuwkomers, zijn de onthaalbureaus. Eens het decreet inburgering er zal zijn, zullen deze onthaalbureaus ook minderjarigen kunnen begeleiden. Het voorbeeld van Kompas in Gent spreekt daarin boekdelen. We willen dat als voorbeeld aanprijzen.
Dan ga ik over tot de specifieke vragen van de heer Moreau. De regeling voor opvang van leerplichtige kinderen en jongeren die reeds vanaf het begin van de jaren negentig in het lager en secundair onderwijs bestaat, komt sterk onder druk te staan door de stijging van het aantal asielzoekers en van Nederlands-onkundigen in het algemeen. Tot het schooljaar 1997-1998 liet niets uitschijnen dat we deze sterke toename mochten verwachten. Het is vooral sinds het conflict in de Balkan dat de sterke instroom op gang gekomen is. Deze instroom is momenteel wel wat verminderd, maar nog niet stilgevallen.
Ik wil dit ook in budgettaire termen verduidelijken. In 1997 heeft de Vlaamse regering voor het onthaalonderwijs een bedrag van 66 miljoen frank ingeschreven op de begroting, namelijk 19,6 miljoen frank voor het lager onderwijs en 46,5 miljoen frank voor het secundair onderwijs. Voor het begrotingsjaar 2000 liep dit bedrag op tot 255 miljoen frank, namelijk 95,5 miljoen frank voor het lager onderwijs en 159,4 miljoen frank voor het secundair onderwijs. In dit begrotingsjaar, 2001, is het bedrag nog toegenomen tot 338 miljoen frank. Er komt geen einde aan de vraag. Er zijn nog een aantal wachtenden, volgens sommigen zouden dat er 300 zijn. Dat wijst erop dat er nog heel wat behoeften zijn.
Uit dit overzicht kunt u afleiden dat er reeds ernstige inspanningen werden geleverd om de problematiek op te vangen, maar dat die nog niet van de baan is.
Ook los van het signaal dat het Mechels stadsbestuur recent heeft willen geven met de inschrijvingsstop van anderstalige nieuwkomers, werd in samenwerking met mijn medewerkers onderzocht of en waar nog voorzien moest worden in de nodige opvangcapaciteit.
De vraag die de heer Van Dijck stelde, handelde vooral over de Antwerpse situatie. Het is inderdaad zo dat de Antwerpse schepen van Onderwijs, mevrouw Lindekens, recent het initiatief lanceerde om een voortraject te organiseren om anderstalige nieuwkomers voor te bereiden op de instroom in het regulier onderwijs. Dit initiatief wordt gemotiveerd door de vaststelling dat een 300-tal kinderen en jongeren momenteel niet opgevangen worden binnen het onderwijs en door de problematiek van het vinden van de nodige leerkrachten om dit onderwijsaanbod te realiseren.
De schepen wenst ook inspanningen te doen om extra taalcursussen aan te bieden tijdens vakantieperiodes. Wat dit laatste betreft heb ik geen bedenkingen, wel met betrekking tot het voortraject van enkele maanden tot een jaar dat de schepen in overleg met de onderwijsnetten wenst te organiseren. Een fundamentele bedenking hierbij is dat alle minderjarigen van zes tot achttien jaar vanaf de zestigste dag dat ze zich op ons grondgebied bevinden, onderworpen zijn aan de leerplicht. Een aantal onderwijs- en vormingsmogelijkheden die zich niet in een schoolse context situeren, zijn erkend als opleidingen waarmee aan de leerplicht kan worden voldaan. Het voortraject waarvan sprake valt hier niet onder.
Bovendien rijst nog een andere, meer fundamentele vraag : is het wel verantwoord kinderen en jongeren af te schermen van het gewone onderwijsaanbod en gedurende lange periode enkel te confronteren met een taalaanbod? Op het niveau van het lager onderwijs wordt binnen het onthaalonderwijs geopteerd voor zowel een aantal lesuren taalklas als een integratie in het gewone klasgebeuren. Dit laatste is bedoeld om de zeer belangrijke sociale integratie te bevorderen. Ook op deze wijze wordt immers een taal geleerd, niet alleen via specifieke taallessen.
Omwille van de complexiteit valt het onthaalonderwijs op secundair niveau wel voor het grootste gedeelte van de lestijden samen met een 'taalbad', dat in een gewone school doorgaat.
Om al deze redenen werd dus tot nog toe gekozen voor de organisatie van onthaalonderwijs in de scholen volgens de principes die vervat zitten in de regelgeving voor basis- en secundair onderwijs.
Op 23 april zal ik met de schepen van Onderwijs, haar medewerkers en de andere onderwijsverstrekkers van de stad Antwerpen rond de tafel gaan zitten om een aantal grootstedelijke thema´s aan te kaarten. Het zal gaan over de visie op gelijke kansen, maar ook over de opvang van anderstalige nieuwkomers en de samenwerking tussen de verschillende onderwijsnetten.
De taalbadklassen binnen het onthaalonderwijs zijn allemaal georganiseerd volgens dezelfde regelgeving en met de extra middelen die de Vlaamse Gemeenschap ter beschikking stelt. De pedagogische inhoud van de lessen verschilt van school tot school omdat ook de doelgroep zeer verschillend is. Men kan zowel een nog niet-geschoolde en analfabetische leerling ingeschreven hebben als een goed geschoolde leerling. Ook de psychosociale achtergronden verschillen zeer sterk en vragen in de meeste gevallen om erg veel aandacht.
Er is inderdaad ook een vraag gesteld door federaal minister Vande Lanotte met betrekking tot anderstalige nieuwkomers binnen open instellingen. Deze vraag wordt momenteel onderzocht. Er werden medewerkers aangeduid om hierover met de medewerkers van minister Vande Lanotte te onderhandelen. Hij stelt zich de vraag of het niet zinvoller is om leerlingen, vooraleer hun dossier afgehandeld werd, op te vangen binnen het centrum en hen in de eerste plaats te onderrichten in het Engels en het Nederlands, omdat nog niet vaststaat dat ze hier zullen blijven.
Ik vertel hiermee enkel welke voorstellen op tafel liggen. Er werd nog geen discussie ten gronde gevoerd en bijgevolg werd evenmin al een oplossing in het vooruitzicht gesteld.
De voorzitter : Mevrouw de minister, ik kan u reeds meedelen dat ik over het laatste thema een vraag om uitleg aan u heb gericht, die volgende week aan bod zal komen.
De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik ben het met u eens dat het belangrijk is om de inspanningen voor de opvang van anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs te verhogen. U noemt het cijfer 364, wat reeds een behoorlijk aantal is.
Ik ben ook blij met de andere oplossingen die u naar voren schuift, zoals het onthaal van kleuters, het enveloppesysteem voor het secundair onderwijs en de samenwerking met onthaalbureaus. Al deze voorstellen kunnen het probleem een stuk kleiner maken.
Ik deel ook uw bezorgdheid over de sociale integratie. Ik stel me echter een paar vragen bij de aparte taallessen. In vele gevallen worden leerlingen uit de klassen gehaald op momenten dat andere interessante lessen worden gegeven. Ik ben dan ook blij dat u van plan bent om de bestaande werkwijze grondig te bestuderen en te evalueren. Openheid is een heel goede zaak.
U hebt een heel duidelijk antwoord gegeven op mijn vraag wat een stadsbestuur wel of niet kan : een stadsbestuur kan geen leerlingen weigeren.
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mijnheer de voorzitter, ook ik dank de minister voor haar antwoord. Ik wil nog opmerken dat de problematiek inzake anderstalige nieuwkomers en het proces van inburgering en integratie in Nederland beter is uitgebalanceerd dan bij ons. Misschien kunnen we hierop later eens terugkomen.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de minister, over het laatste punt van uw antwoord kan en moet nog een grondige discussie worden gevoerd. Omwille van het aantal anderstalige nieuwkomers, het federale beleid inzake snellere procedures en het percentage asielzoekers die een kans krijgen om hier te blijven, moeten we ons de vraag stellen of het wel opportuun is om onze scholen extra te belasten. Veel kinderen verblijven hier immers maar tijdelijk. We moeten ons ook afvragen of geen andere structuren nodig zijn, want volgens de wet is men na 60 dagen leerplichtig. Moeten geen mogelijkheden worden gecreëerd waardoor de zaak, mijn basisstellingen indachtig, op een degelijke manier verloopt zonder de reguliere instellingen extra te belasten? Ik wik mijn woorden, maar ik weet dat u mij allen voldoende goed kent om ze in de juiste dimensie te plaatsten.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, we moeten grondig nadenken over de manier waarop we het probleem benaderen. Ik hoop in elk geval dat de oplossing identiek dezelfde zal zijn in de Vlaamse als in de Franse Gemeenschap.
De voorzitter : Het incident is gesloten.