Commissie voor Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Ambtenarenzaken Vergadering van 29/03/2001
Vraag om uitleg van de heer Johan De Roo aan de heer Johan Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, over werkgelegenheidsmaatregelen ten aanzien van 50-plussers bij de Vlaamse overheid
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Roo aan de heer Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, over werkgelegenheidsmaatregelen ten aanzien van 50-plussers bij de Vlaamse overheid.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn betoog sluit enigszins aan bij de interpellatie van mevrouw Van Cleuvenbergen. Ook de oudere werknemers worden immers gediscrimineerd.
Hoewel de economie floreert en de welvaart alsmaar toeneemt, zijn verschillende grote bedrijven, al dan niet verbonden met de overheid, bezig met herstructureringen. Belgacom plant 4000 afvloeiingen, Sabena 700, De Post 9000, Electrabel 1700, Janssens Pharmaceutica 245 enzovoort. Allemaal banen weg en mensen aan de deur. Al deze bedrijven stellen dat er geen enkel probleem is : het gaat om natuurlijke afvloeiingen, er zullen geen mensen worden ontslagen. Zo'n natuurlijke afvloeiing schakelt men dan gelijk met een opstapregeling, brugpensioenen en andere maatregelen die misschien sociaal lijken, maar waarvan een al te kwistig gebruik onvermijdelijk tot problemen zal leiden op lange termijn.
De harde concurrentie die voortvloeit uit de liberalisering, die in de catechismus van Europa staat, eist inderdaad haar tol. Slanke bedrijven zijn wendbaar, maken winst en zijn aantrekkelijk voor de aandeelhouders. Het adagium van de manager luidt dan ook : het mes erin, zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Hun argumentatie is dat ze hun bedrijf klaarmaken voor de slag om de consument, die schrijft, spoort, vliegt, belt, verwarmt en licht aansteekt. De bedrijven worden gemoderniseerd en voorbereid op de toekomst.
Ondanks een uitzonderlijke conjunctuur slagen we er niet in om onze arbeidsmarkt beter te organiseren, zo stelde de gouverneur van de Nationale Bank onlangs. Nochtans hebben de Vlaamse en de federale regeringen een prioriteit gemaakt van de actieve welvaartsstaat. Wat opvalt in alle dossiers is de groep werknemers die men hierbij op het oog heeft. Het zijn meestal de 50-plussers die in het vizier komen, en die men uit de arbeidsmarkt wil laten verdwijnen. Het lijkt wel alsof ze jobs in beslag nemen terwijl ze eigenlijk overtollig, onnuttig of uit de tijd zijn. Onder meer daardoor dreigt de activiteitsgraad van de 50 plussers in ons land één van de laagste van Europa te worden. De eerste minister keerde terug van de Europese top met een belangrijke opdracht : hij zou zorgen voor een sterke stijging van de activiteitsgraad van de oudere werknemers.
De overheid zou in het kader van de actieve welvaartsstaat moeten optreden tegen de zachte verwijdering van oudere werknemers. Het begrip 'actieve welvaartsstaat' houdt toch in dat iedereen zo actief mogelijk meewerkt aan onze samenleving. De overheid betaalt echter graag deze prijs als ze daarmee sociale onrust kan vermijden. Bovendien maakt ze zelf gretig gebruik van dit systeem om haar eigen ambtenarenapparaat op een nieuwe leest te schoeien. De heer Cortebeeck, voorzitter van het ACV, maakte gisteren bekend dat van de 1,6 miljoen mensen tussen 50 en 64 jaar, 37 percent aan het werk is. Onder de niet-werkenden is er een grote groep gepensioneerden uit overheidsdienst, namelijk 20 percent. De heer Cortebeeck stelde dat de overheid beter eerst in eigen boezem zou kijken als ze het heeft over de verhoging van de werkgelegenheidsgraad bij ouderen. De 20 percent gepensioneerden uit overheidsdienst konden genieten van bijzondere regelingen en beëindigden hun carrière tussen 50 en 55 jaar. (Opmerking van minister Sauwens)
Men aanvaardt vaak brugpensioenregelingen waar een herstructurering aan voorafging. De privé-sector gaat sinds 1976 vaak op die manier tewerk.
Mijnheer de minister, zal de Vlaamse regering in het kader van de hervorming van het Vlaamse ambtenarenapparaat 50-plussers op brugpensioen sturen? Zo neen, kunt u dan de toekomstige werkgelegenheidsmaatregelen inzake de herstructurering van de Vlaamse Gemeenschap verduidelijken? Welke maatregelen zult u met de Vlaamse regering nemen om 50-plussers te herscholen zodat zij actief kunnen blijven binnen de overheid en binnen bedrijven?
De voorzitter : Minister Sauwens heeft het woord.
Minister Johan Sauwens : Mijnheer De Roo, ik zou bijzonder kort kunnen antwoorden op uw vraag. Ingevolge artikel 21 van het APKB van 22 december 2000 kan niemand zijn hoedanigheid van ambtenaar verliezen voor de normale leeftijd van inruststelling, behalve in de gevallen bepaald door de pensioenwetgeving of het APKB. Noch de pensioenwetgeving, noch het APKB voorzien in de mogelijkheid om ambtenaren verplicht met brugpensioen te sturen. De herstructurering van de Vlaamse administratie kan er dan ook niet toe leiden dat 50-plussers verplicht met brugpensioen worden gestuurd. De voorbeelden die u aanhaalde, betreffen vooral bedrijven die met de federale overheid zijn verbonden.
Uit de personeelsplannen die reeds werden of nog worden opgesteld zal blijken of er in bepaalde entiteiten al dan niet teveel personeel is. Indien dit het geval is, zal een beroep worden gedaan op de Loopbaancel voor de Vlaamse overheid, die aan de personeelsleden die hun functie verliezen de mogelijkheid biedt zich te heroriënteren naar functies en omgevingen waarin zij het best tot ontplooiing kunnen komen. In dit geval spreekt men doorgaans van inplacement-begeleiding.
Op 5 oktober 1999 keurde de Vlaamse regering een besluit goed betreffende de toekenning van een verlof dat voorafgaat aan de pensionering voor bepaalde categorieën van ambtenaren van de diensten van de Vlaamse regering. Deze zogenaamde uitstapregeling is evenwel gekoppeld aan de personeelsplannen en staat dus los van de geplande herstructurering van de Vlaamse administratie.
Voor sommige VOI's werd op 7 juli 2000 een gelijkaardige regeling uitgewerkt. Door deze uitstapregelingen wordt aan de ambtenaren die tussen 56 en 59 jaar oud zijn de mogelijkheid geboden uit te stappen in het jaar dat volgt op de datum van definitieve goedkeuring van het personeelsplan voor de entiteit waar deze ambtenaren werken. Als er op 1 januari 2003 geen goedgekeurd personeelsplan is, gaat de termijn van één jaar op die dag in. Deze uitstapregelingen leiden echter niet tot een gedwongen vroegtijdige pensionering, aangezien de ambtenaren zelf kiezen of zij er al dan niet gebruik van wensen te maken.
Om de uitstapregeling in goede banen te leiden wordt een begeleidingsplan opgesteld. Dit plan bepaalt onder meer voor welke personeelscategorieën het een recht of een gunst is, welke personeelsleden om functionele redenen worden uitgesloten, of voor welke personeelscategorieën beperkende maatregelen nodig zijn.
Ten gronde is de problematiek van de tewerkstelling van de oudere werknemers niet verschillend van deze van andere leeftijdsgroepen. We moeten er in het algemeen voor zorgen dat werken voor iedereen een aantrekkelijke keuze blijft, ook als het materieel niet meer nodig is. Iedereen moet op elk ogenblik in staat zijn om reële toegevoegde waarde te leveren in een arbeidsproces. Dat geldt zeker ook voor oudere werknemers. Mijns inziens is het heel belangrijk dat we de ervaring van oudere werknemers verzilveren. Ze kunnen bijvoorbeeld een heel waardevolle bijdrage leveren aan de inwerking van nieuwe collega's. Ik zal erop toezien dat zij ook daadwerkelijk bij dergelijke initiatieven worden betrokken.
Momenteel hebben we te maken met een aantal maatregelen die deels op vraag van onder meer het ACV werden uitgewerkt om de overheid een voortrekkersrol te laten spelen in de strijd tegen de werkloosheid. Men heeft een zeer actief werkgelegenheidsbeleid gevoerd met behulp van de middelen die ter beschikking stonden, namelijk de overheidstewerkstelling.
Door loopbaanonderbreking en -halvering, vervroegde uittreding, enzovoort, bood men personeelsleden de kans hun baan vroeger dan gedacht vaarwel te zeggen, en zo ruimte vrij te maken voor nieuwe werknemers.
De krapte op de arbeidsmarkt werd al jaren geleden voorspeld. Dat neemt echter niet weg dat bovengenoemde maatregelen, waartoe 3 à 4 jaar geleden de aanzet werd gegeven, nu van kracht worden. Ze komen jammer genoeg op een ongelegen moment. Het nieuwe adagium luidt net dat de werkgelegenheidsgraad moet worden verhoogd. Het klopt dat Vlaanderen op dat vlak slecht scoort. We zullen in ieder geval geen nieuwe maatregelen om uitstappen te bevorderen, inschrijven in onze sectorale akkoorden. Hopelijk zijn de sociale partners het daarmee eens. Ik weet niet of we de bestaande regelingen zullen kunnen afbouwen, maar volgens mij moeten we dat in ieder geval durven bespreken. Alleen op die manier kunnen we vermijden dat waardevolle mensen te vroeg hun werkkring verlaten en daar zelfs toe worden aangezet.
Ook in de privé-sector is dat het geval. De opbouw van de weddebarema's werkt soms de uitstoot van mensen uit het arbeidsproces in de hand. Verder wordt er over het algemeen geklaagd over het feit dat de instroom niet altijd het kwaliteitsverlies ten gevolge van de uitstroom opvangt. Dit is een belangrijk probleem. De overheid zal veel proactiever moeten optreden op de arbeidsmarkt om dat soort van zaken, met inbegrip van de problematiek van de knelpuntberoepen, aan te pakken. Een bijkomend probleem is dat beslissingen inzake personeelsbeleid pas na drie of vier jaar hun effect doen gevoelen. We proberen nu om te rationaliseren in het aantal overlegmomenten, om sneller te kunnen inspelen op de situaties op de arbeidsmarkt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.