Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 15/02/2001
Interpellatie van de heer Filip Dewinter tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de campagne Veilig Genieten
Vraag om uitleg van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het discriminatiegevoel van leerlingen TSO en BSO naar aanleiding van de campagne Veilig Genieten
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Becq tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de campagne Veilig Genieten
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Dewinter tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de campagne Veilig Genieten met daaraan toegevoegd de samengevoegde vragen om uitleg van mevrouw Van Cleuvenbergen tot minister Vogels, over het discriminatiegevoel van leerlingen TSO en BSO naar aanleiding van de campagne Veilig Genieten en van mevrouw Becq tot minister Vogels, over de campagne Veilig Genieten.
De heer Dewinter heeft het woord.
De heer Filip Dewinter : Mevrouw de minister, ik heb u twee weken geleden tijdens het vragenuurtje van de plenaire zitting al als eerste over dit onderwerp ondervraagd. Ik zal mijn politieke argumenten van toen hier niet herhalen. Ik heb trouwens gemerkt dat ik met die argumentatie niet alleen sta. U bent de laatste weken zelf het mikpunt van heel wat kritiek geweest. De omstreden campagne is niet enkel in de media en in het onderwijs bekritiseerd, maar ook binnen uw eigen partij.
Mevrouw de minister, de argumentatie is u bekend. Men zegt dat de campagne een belediging is voor de betrokken jongeren. De campagnemakers gaan er blijkbaar vanuit dat zij enkel in deze taal met elkaar communiceren. Men zegt dat de campagne niet voorlicht, maar enkel shockeert. Men zegt dat creativiteit hier met vulgariteit wordt verward. Men zegt dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft.
Ik zou even wat dieper willen ingaan op dit laatste punt van kritiek. Deze opmerking is het meest gemaakt door mensen in het onderwijs. Heel wat directeurs en leerkrachten hebben zich de laatste weken in allerlei kranten en televisieprogramma's over de campagne uitgelaten. Zij stellen terecht dat het hun taak is om de jongeren een correct taalgebruik aan te leren en om hen op een correcte wijze op te voeden. Met deze campagne veegt uitgerekend de overheid al deze inspanningen van de tafel. De minister belichaamt de overheid en vervult een ontzettend belangrijke voorbeeldfunctie voor het onderwijs en voor de ouders. Heel wat ouderverenigingen hebben zich dan ook vragen gesteld bij deze schokkende campagne.
Dat de campagne effectief shockeert, blijkt niet enkel uit de taal die op de affiches is gebruikt, maar ook uit de spinoff van de affichecampagne. Gisteren heb ik me in een jongerencafé een aantal postkaarten laten overhandigen.
De gaten in deze postkaart staan voor de doorsneden van een gemiddeld mannelijk lid. De mogelijkheden zijn achtereenvolgens 17 mm, 24 mm, 31 mm en 38 mm en gaan vergezeld van de stichtende slogan : 'Wie niet praat voor hij sekst, is een dikke lul'. (Gelach van minister Mieke Vogels)
Mevrouw de minister, u vindt dit blijkbaar grappig. Toen ik 10 jaar oud was, vond ik dergelijke zaken ook grappig. Ik vind echter niet dat het de taak is van de overheid om dergelijke dingen in cafés te verspreiden.
De andere kant van dezelfde postkaart is niet grappig maar puur schokkend. Hier luidt de slogan : 'Doe je mond open voor je sekst'. Vergezeld van deze illustratieve openingen is dit verre van grappig. Als ik dergelijke zaken wil zien, kan ik in Antwerpen altijd naar de talrijke pornografische winkels in het Schipperskwartier trekken. Mijns inziens moet de overheid zich niet met dergelijke bedenkelijke spielereien bezighouden.
Ik weet niet wat er nog zal volgen. Ik houd alleszins nu al mijn hart vast. Met een zekere verwondering maak ik kennis met de verschillende onderdelen van de campagne. Deze postkaart, die sinds enkele dagen in cafés wordt verspreid, slaat alleszins alles. Dit eenvoudige voorbeeld is een bevestiging van de kritiek die ik al heb geleverd. Dit onderwerp is in de media trouwens al uitvoerig aan bod gekomen. Ik zou dan ook even dieper willen ingaan op de vraag naar de reactie van de voornaamste doelgroep die de campagne wenst te bereiken, de jongeren zelf.
Mevrouw de minister, u hebt daar tot op heden nog niet veel informatie over gegeven. Ik hoop dat u dat vandaag wel zult doen. Het optimale kanaal om de jongeren te bereiken is alleszins het onderwijs. In Het Laatste Nieuws van 9 februari 2001, een krant die de regering toch niet volledig slechtgezind is, heb ik gelezen dat het katholiek onderwijs haast unaniem weigert om aan de campagne mee te werken. De redactie beweert tientallen schooldirecties te hebben bereikt die weigeren mee te werken. Blijkbaar wijst het katholiek onderwijs de campagne uitdrukkelijk af.
De regering is de inrichtende macht van het gemeenschapsonderwijs. Daar is wat meer schroom om een standpunt in te nemen. Dat ligt voor de hand : wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Maar ook daar vindt men dat dit niet kan. Daar worden de campagne en de affiches naar de lerarenkamer verbannen of, in het beste geval, naar het lokaal zedenleer.
Ik neem aan dat de minister druk bezig is met na te gaan in welke mate deze campagne wordt gebruikt. Hoe zit het daarmee? Hoeveel scholen wijzen de campagne gewoonweg af? Kunt u daar percentages op plakken, en een vergelijking maken tussen de toestand in het gemeenschapsonderwijs en deze in het katholiek onderwijs? Hoeveel percent van de jeugdcentra heeft laten weten dat ze er niet wensen aan mee te werken? De minister gebruikt overheidsgelden ; ik neem dus aan dat ze een duidelijk zicht heeft op de impact van de campagne en van het bestede geld. Hoeveel kost de campagne?
U zegt dat men 'jongeren' het voorstel heeft voorgelegd, en dat ze het allemaal fantastisch vonden. Hoeveel jongeren hebben het voorstel beoordeeld? Welke steekproef heeft men genomen? Is het voorstel voorgelegd aan de onderwijswereld? Het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO) zegt het voorstel nooit te hebben gezien. Het VSKO is nooit om advies gevraagd. Sommige directies zijn boos. Ze stellen dat men voor vanalles en nog wat advies vraagt, maar als het er echt toe doet, vraagt men helemaal niets. Hebt u met de onderwijsinstanties gepraat? Is daarover overlegd met minister Vanderpoorten en haar kabinetsmedewerkers? Volgens persberichten heeft de onderwijssector de campagne vrijwel unaniem afgewezen. Voorafgaand overleg had u kunnen behoeden voor onaangename verrassingen.
Ik heb nog enkele vragen over de uitwerking van de campagne zelf. Lagen er alternatieven op tafel, en zo ja, welke? Daarover doen nogal wat geruchten de ronde. Welke voorstellen kwamen niet in aanmerking, en waarom niet? De hamvraag ligt voor de hand. Wanneer en op basis van welke criteria zult u eventueel beslissen dat het geen zin meer heeft om de campagne nog verder te zetten? Hoeveel protest moet er nog komen vooraleer u erkent dat u een fout hebt gemaakt, en de campagne intrekt omdat ze haar doel voorbijschiet? Mijn fractie en ikzelf zijn geen tegenstander van een campagne om jongeren te sensibiliseren voor het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Maar vandaag shockeert men alleen maar. Men bereikt het tegenovergestelde effect. Ik wil daarom van u vernemen hoe u het effect van de campagne meet. Hoe meet u de mate waarin jongeren worden gesensibiliseerd? Doet u dat op basis van de reacties van jongeren zelf? Welke reacties krijgen u en de betrokken instanties van jongeren op de campagne?
Ik wil besluiten met een vraag die tezelfdertijd een opmerking en een conclusie is. Ik ben geen voorstander van deze campagne, en blijkbaar delen velen mijn mening. Als objectieve waarnemer ben ik van oordeel dat u langzaam maar zeker zou moeten besluiten om de campagne stop te zetten. Ik weet niet wat u zult antwoorden. Ik zal eerst naar dat antwoord luisteren vooraleer besluiten te trekken.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, mijn vraag om uitleg gaat over het discriminatiegevoel van leerlingen van het technisch secundair onderwijs (TSO) en het beroeps secundair onderwijs (BSO) naar aanleiding van de campagne Veilig Genieten, die eind januari is begonnen. De minister wil een laagdrempelige, motiverende campagne voeren waarin het belang van relatievorming en aidspreventie aan bod komen. Uit het verslag van de hoorzitting heb ik onthouden dat de campagne wordt gericht op jongeren van 15 en 16 jaar met een laag opleidingsniveau, en dat holebi's zich in de campagne moeten herkennen.
Het doet er niet toe of men zo'n campagne Veilig Genieten noemt ; dat is om het even. Ik ga grotendeels akkoord met de doelstellingen van de campagne. Ik ben een voorstander van een campagne over genieten in een seksuele relatie, en hoe men dat veilig moet doen. Maar ik was geschokt toen u bij de voorstelling van de campagne voortdurend sprak over leerlingen van het beroepssecundair en het technisch secundair onderwijs. Deze leerlingen hebben het niet gemakkelijk. In de commissie voor Onderwijs wordt vaak gezegd dat er vooroordelen leven over deze onderwijsrichtingen. Ze worden voorgesteld als minderwaardig, en hun leerlingen als een bron van problemen. Met deze campagne versterkt de Vlaamse overheid dit vooroordeel.
U hebt verklaard dat u specifiek deze leerlingencategorieën wil bereiken, en dat deze groepen zich door dat taalgebruik sterk aangesproken voelen. Bij een gedeelte van de jeugd roept dat taaltje negatieve reacties op. We hebben met veel aandacht de tv uitzending bekeken waarin leerlingen hun commentaar op de campagne gaven. Ik heb onthouden dat een leerling erg voor was, sommigen waren erg tegen, anderen vonden dat zo'n campagne moet kunnen maar dat dit woordgebruik niet door de beugel kan. Lezersbrieven in de pers bevestigen dit. De minister zelf heeft wel succes gehad, maar de campagne niet.
Wij hebben het moeilijk om over seksualiteit te praten. Dat is zeker moeilijk voor jongeren. We helpen hen niet met dat soort van schuttingwoorden. Ik refereer aan een interview met mevrouw Leona Detiège over het tvprogramma ´Mannen aan de rand van een zenuwinzinking´. Men vroeg vrouwen hoe thuis de gesprekken met kinderen over seksualiteit verlopen. Zijn mannen daarover te openhartig, maken ze er te snel grappen over, of houden ze te veel hun mond? Volgens mevrouw Detiège maken mannen er te snel grappen over. Mannen zijn daar niet goed in : ofwel doen ze stoer, ofwel maken ze grappen. Ze hebben moeite met een ernstig gesprek.
U richt zich tot een categorie leerlingen die het moeilijk heeft om dit onderwerp met de juiste woorden te bespreken. We vragen ons dan af of u wel de juiste campagne hebt opgezet. Daarover is al veel gezegd ; ik zal het daarbij laten. Ik wil alleen weten waarom de minister de campagne voortdurend rechtvaardigt met een verwijzing naar de beperkingen van leerlingen van het beroeps- en technisch secundair onderwijs. Steunt u op wetenschappelijk onderzoek of op de mening van ervaringsdeskundigen? Moeten we a posteriori uw uitspraken, in het licht van uw verantwoordelijkheden inzake gelijke kansen, niet ongelukkig noemen?
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Aansluitend bij wat mevrouw Van Cleuvenbergen heeft gezegd, wil ik benadrukken dat ik een voorstander ben van een campagne over veilig genieten. Het is de vraag op welke manier dat moet gebeuren. In elk geval heeft de campagne stof doen opwaaien. We mogen echter niet uit het oog verliezen wat de algemene doelstelling van de campagne is. Dat is niet duidelijk. U zegt dat iedereen het lege tekstballonnetje zelf mag invullen. Iedereen denkt er het zijne van. Wat is uw algemene doelstelling, en op welke wijze zult u het effect van de campagne meten? Wilt u dat bijvoorbeeld doen aan de hand van het aantal abortussen?
De campagne is uitsluitend op jongeren gericht. Volgens mij moet iedereen die op een of andere wijze met veilig vrijen heeft te maken of daartoe een bijdrage kan leveren, daarbij worden betrokken. Ik geef een voorbeeld. U zegt dat de campagne effect heeft. Ik denk dat het veeleer gaat om een gebrek aan strategische planning. Het nummer van de Aidstelefoon staat op de affiches. Vandaag krijgt de Aidstelefoon veel telefoontjes. Er zijn niet genoeg vrijwilligers, en men kan de oproepen niet aan. U moet ervoor zorgen dat de gevolgen van de campagne worden opgevangen.
De rol van ouders komt niet genoeg aan bod. Ik wil hun rol niet overroepen ; ouders hebben het niet gemakkelijk om daarover te praten. Moeders doen dat iets gemakkelijker dan vaders. Het taalgebruik van de campagne bevordert hun inbreng niet. U hebt de kans gemist om ouders iets aan te bieden dat hen zou helpen om een rol te spelen. Minister Vanderpoorten heeft lessen getrokken uit het fiasco van de federale drugscampagne. Ze wil samenwerken met ´Klasse voor leerkrachten´, leerlingen en ouders. Dat missen we hier.
Men kan zich beperken tot de 15- en 16-jarigen, en daarmee is alles opgelost, ofwel heeft men een algemene doelstelling waaraan liefst zoveel mogelijk mensen en groepen kunnen meewerken. Ik vind dat de ouders hier ook een zeer belangrijke groep vormen. Men had beter een congruente strategie uitgewerkt waarin nog andere groepen betrokken werden, zoals ´Klasse voor ouders´ en ´Brieven aan ouders van tieners´ van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen. Ook aan hen moest materiaal aangereikt worden om te helpen bij het taalgebruik dat zo moeilijk ligt.
De bedenking die ik maak voor de ouders geldt ook voor de leerkrachten. Het is een beetje laat om nu met die pakketten te komen aandraven. De leerkrachten zouden eigenlijk voorbereid moeten zijn, maar ze hebben gelukkig de nodige knowhow om dit aan te pakken. Vele door mij gecontacteerde scholen zeggen dat ze de seksuele opvoeding geïntegreerd hebben in hun lessenpakket, maar dat ze niet meedoen aan deze campagne. Ze blijven gewoon verder werken zoals ze bezig waren. Als lespakketten pas achteraf aangevraagd moeten worden, vind ik dat u te laat komt. Een leerkracht moet gewapend zijn op het moment dat de vragen gesteld worden. Wat nu gebeurt, is dat jongeren hun leerkrachten wel aanspreken over de campagne, ook al omdat ze zo een uurtje les missen, maar dat hun leerkracht niet voorbereid is. De leerkracht zou moeten weten wat de bedoeling van de campagne is, om het gesprek zo te kunnen oriënteren dat de boodschap en de doelstelling die u zou willen bereiken, effectief ter sprake komen.
Hetzelfde geldt ook voor andere opvoeders in de ruime betekenis van het woord, bijvoorbeeld voor jeugdwerkers, opvoeders in instellingen, enzovoort. Ook zij zeggen dat ze over de problematiek proberen te spreken in gewone bewoordingen, hoewel dat zowel bij jongeren als volwassenen nog steeds moeilijk ligt. Wat ik mis, is een globale strategie waarin deze campagne haar plaats heeft. Daarom stel ik me de vraag wie er allemaal betrokken was bij de opzet, uitwerking en implementatie van deze campagne, waarvan wij vinden dat u daarin bent tekortgeschoten.
De voorzitter : Mevrouw Van Den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Ik zou nog iets willen inbrengen voor de volledigheid van het debat, omdat dat toch belangrijk is. De centra Algemeen Welzijnswerk, die de werking van Jongerenadviescentra, centra Levens- en Gezinsvragen en centra Geboorteregeling en Seksuele opvoeding bundelen, hebben ook gereageerd op de campagne. Deze centra beweren dat de campagne een succes is omdat er een pleidooi gehouden wordt voor preventie, en dat het in de campagne helemaal niet gaat om de strijd om het morele gelijk tussen voor- en tegenstanders ervan. Ze zeggen dat de slogans er alleszins in geslaagd zijn jongeren aan te spreken en te bereiken, en dat wie dat verbindt met allerlei morele en andere oordelen ofwel te kwader trouw is, ofwel totaal vervreemd van de huidige jongerencultuur, die gelukkig evenveel diversiteit vertoont als de zo bezorgde volwassenwereld. Voor de volledigheid van het debat wil ik dus zeggen dat er nog andere meningen zijn dan deze die we hier tot nog toe gehoord hebben.
Ik wil hier nog iets aan toevoegen over een advertentie uit Knack. De slogan ervan luidt 'lijntje speed?'. Dat is een eyecatcher, een blikvanger. Maakt men nu reclame voor speed? Nee, men trekt de aandacht op en maakt reclame voor een internetverbinding. Ik wil dit maar even inbrengen. Voor mij is het belangrijk dat je jongeren bereikt. Om in deze gemediatiseerde wereld mensen en jongeren te bereiken moet je een beetje durven te forceren, shockeren is wat te veel gezegd. Op deze manier heb ik ook de campagne bekeken, en alle mogelijke reacties erop tonen aan dat het op die manier werkt. Ik ben ervan overtuigd dat er, net zoals bij volwassen koppels, ook bij jongeren een eigen taalgebruik ontstaat wanneer men het heeft over seksualiteit, vrijen en genieten. In hun relatievorming zullen jongeren op zoek gaan naar hun eigen taalgebruik, en niet noodzakelijk de taal overnemen die in de campagne als blikvanger gebruikt wordt. Dat zou soms het geval kunnen zijn, maar dat hoeft niet.
Ik vond de Valentijnsboodschappen in de krant gisteren ook zeer grappig. Men vindt hier een keur van het woordgebruik dat ook in de volwassenenwereld gebruikt wordt om die zaken duidelijk te maken. Ik vermeld dat hier om een duidelijk onderscheid te maken tussen wat je met een campagne wilt doen en wat het uiteindelijke effect ervan op jongeren is. Ik merk dat deze campagne, door de manier waarop ze gevoerd wordt, bij jongeren gespreksstof is en aanleiding kan geven tot het voeren van verdere gesprekken over de boodschap die meegegeven werd. Spreek samen af hoe je dat doet.
Ik denk dat deze campagne, los van het taalgebruik, haar doel heeft bereikt. Ze heeft slechts 8 miljoen frank gekost. Ik zou graag nog eens een campagne zien die zo weinig kost en zo efficiënt is.
Als het de bedoeling is om via een campagne een specifieke doelgroep aan te spreken, moet dat ook worden gezegd. Ik ondervind immers dat bepaalde jongeren uit het BSO en het TSO zich afvragen of ze nu werkelijk zoveel erger zijn dan de rest.
De affiches en de kaarten die we hier hebben gezien, zijn slechts een onderdeel van de campagne. Er komt dus nog een vervolg. Hoe zal de campagne verder verlopen?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Ik zal alles nog eens even op een rijtje zetten.
De campagne komt voort uit de vaststelling dat het aantal tienerzwangerschappen en het aantal abortussen bij meisjes jonger dan negentien toeneemt. Vorig jaar waren er 2200 abortussen bij meisjes jonger dan negentien en 1300 uitgedragen tienerzwangerschappen. Dat is een toename die ons zorgen baart.
Er is ook een toename van het aantal HIV-besmettingen per maand. Er wordt dus steeds slordiger omgesprongen met het gebruik van voorbehoedsmiddelen, zowel door jongeren als door ouderen.
Wie slechts 8 miljoen frank heeft om een campagne te voeren, richt zich tot een bepaalde doelgroep. Ik zal niet beweren dat oudere doelgroepen geen campagne nodig hebben. Het grootst aantal HIV besmettingen komt immers voor bij personen tussen 25 en 35 jaar en niet zozeer bij jongeren. Omdat we echter beperkte middelen ter beschikking hadden, hebben we beslist de campagne te richten op 15- tot 19-jarigen, met specifieke aandacht voor de jongeren uit het TSO en het BSO. We bouwen hiermee voort op de resultaten van een aantal studies die aantonen dat jongeren uit het TSO en het BSO sneller tot seksueel verkeer overgaan. Wat de oorzaak daarvan is, weet ik niet. 70 percent van de meisjes die bij het Collectief Anticonceptie aanklopten voor abortus, kwam uit het TSO en het BSO. Het merendeel van die meisjes wist niet dat er zoiets als een morning-afterpil bestaat.
In Antwerpen is er een studie uitgevoerd over chlamydia, een minder bedreigende seksueel overdraagbare aandoening. Daaruit bleek dat meisjes uit het TSO het meest geïnfecteerd waren. Het risicogedrag is in die doelgroep dus groter dan het risicogedrag in het ASO.
Moeten we in dit verband dan spreken over probleemjongeren? Neen, de leeftijd waarop men seksueel verkeer heeft, moet niet worden gedefinieerd in termen van eventueel probleemgedrag. Het gaat over het feit of men al dan niet klaar is voor dat seksueel verkeer en of men het al dan niet op een veilige manier heeft. Zo zijn we tot de campagne Veilig Genieten gekomen. Elk van de twee woorden is even belangrijk. Seksueel verkeer mag immers niet gebeuren uit prestatiedrang en moet verbonden zijn met tederheid en innigheid. Het komt er dan ook op aan vooral meisjes te leren zeggen dat ze er nog niet klaar voor zijn. Genieten moet bovendien veilig gebeuren.
Die boodschap hebben we aan het Centrum Gezinsplanning en Seksuele Opvoeding (CGSO) en aan Sensoa meegegeven, met de vraag een campagne te ontwikkelen voor jongeren tussen 15 en 19 jaar. Deze organisaties hebben een stuurgroep opgericht en hebben een offerte uitgeschreven om een voorstel in te dienen voor de campagne Veilig Genieten. Zeven bureaus hebben een voorstel ingediend : VVL/BBDO ; Gruppo Due ; De Kie Communications ; Libens, Gheury & Fauconnier ; In Casu nv ; Leo Burnett Worldwide en McCann-Erickson. Het CGSO heeft dan aan Toon De Bock gevraagd om een vooronderzoek te organiseren. Toon De Bock is tweede-licentiestudent medisch-sociale wetenschappen. Hij volgt de richting gezondheidsvoorlichting bij professor Ann Buysse, en maakt een eindverhandeling over seksualiteitsvoorlichting.
Hij heeft die zeven campagnes voorgelegd aan vier jongerengroepen - jongens en meisjes - uit het TSO, het BSO, het ASO en ook aan een groep uit het hoger onderwijs. Die zeven campagnes gebruikten de volgende middelen : affiches, de Boomerangcards die u bijhebt, posters voor jongerencafés, posters voor scholen, een aantal printadvertenties, radiospots en een website.
Die vier jongerengroepen hebben allemaal de huidige campagne gekozen als de beste, de duidelijkste en meest aansprekende. Het is grappig dat die groepen tot ongeveer dezelfde conclusies komen en er telkens tussen haakjes bijzetten dat zij beseffen dat dit misschien provocerend kan overkomen, vooral voor katholieke scholen. De andere campagnes gebruikten soms een nog grovere taal.
Die bureaus zijn geen schunnige bureaus, het zijn grote reclamebureaus. Zij proberen zich in te leven in de taal van de doelgroep, die in dit geval vrij direct is. De taal die deze bureaus gebruiken om huisvrouwen te benaderen die een strijkijzer moeten kopen, is minder shockerend, maar soms even infantiel. Ik erger me daar wel aan, hoewel ik een potentiële strijkijzerkoopster ben.
Volgens de jongeren is dit de beste campagne. Ik ben geen jongere, ik behoor niet tot de doelgroep, en ik ben ook wel even geshockeerd geweest. Ik vroeg me af of we als Vlaamse overheid zo'n campagne konden lanceren, maar uiteindelijk moeten we keuzes maken. Als aan het einde van het traject blijkt dat dit de beste campagne is om de doelgroep te bereiken, wie ben ik dan om dat af te keuren?
Dit alles is gebeurd in overleg met de Vlaamse minister van Media, die een van de drie radiospotjes niet heeft aangenomen omdat er te plat Antwerps in werd gesproken. Verder kan men stellen dat de procedure correct gebeurd is, en dat de campagne dus moet kunnen.
De campagne is nu drie weken bezig. Er wordt onwaarschijnlijk veel over gepraat, in negatieve maar ook en vooral in positieve zin. Ik lees ook de kranten en de negatieve lezersbrieven, maar ik krijg via e mail kopieën van lezersbrieven die de campagne steunen, en die zeggen dat de brieven werden opgestuurd naar Het Laatste Nieuws. Ik heb die echter nog niet gezien. Ik wil daarmee niets insinueren, misschien zullen ze nog verschijnen.
Ik krijg ongelooflijk veel positieve reacties van jeugdbewegingen en van jongeren die niet alleen de affiches vragen, maar een volledig sensibiliseringspakket voor een relatievormingssessie naar aanleiding van Valentijn. Ik merk ook dat er in de scholen veel over gepraat wordt. De informatiepakketten zijn, samen met de 'bla, bla, bla, dan pas boem, boem, boem-affiche' die voor de scholen bedoeld is, naar de leerkrachten gestuurd. De affiches met de gewraakte woorden kut en lul waren vanaf het begin bedoeld voor de jongerencafés en zijn nooit naar de scholen gestuurd. Ik was dan ook verbaasd leerkrachten of directies in de media te horen zeggen dat ze die affiches in de vuilnisbak hebben gegooid.
Voor de verschillende doelgroepen zijn er verschillende affiches gebruikt. De verguisde affiches zijn naar de jongerencafés gestuurd, de 'bla, bla, bla, dan pas boem, boem, boem-affiches' en de infopakketten naar de scholen. De radiospots zijn in een behoorlijke taal opgesteld zonder dat de verguisde woorden werden gebruikt.
Ik heb de indruk dat alles een beetje uit de context is getrokken. Vanmorgen was ik in een school in de buurt van Aalst die de affiches absoluut niet wilde uithangen. Een van de leerkrachten had aan de directie voorgesteld om de minister zelf uit te nodigen. Er waren negatieve reacties van de leerkrachten en de leerlingen. Ik waagde me dus in het hol van de leeuw.
Eerst was er tijdens het klassenuur Leefsleutels een debat over het nieuwe federale drugsbeleid en over de campagne Veilig Genieten met jongeren van 14 jaar. Daar kwamen boeiende vragen. Daarna was er een officieel gebeuren met een aantal jongeren uit de leerlingenraad, ouders en leerkrachten. Het was een spervuur van negatieve zaken. De directie had zelf de regionale media uitgenodigd. Na 50 minuten tegenkanting vroeg de aanwezige journalist of niemand de campagne goed vond. Een jongere stak zijn vinger op en meer dan de helft van de zaal volgde. Op de vraag waarom ze niet eerder reageerden, werd geantwoord dat de directrice vooraan zat. Daarmee wil ik aantonen dat een en ander relatief is. Het is niet omdat de directies de campagne negatief vinden dat alle leerlingen dat ook vinden.
In elk geval wordt er over de campagne gepraat, zelfs in de scholen waar de campagne wordt verguisd. Dat gaat niet enkel over het taalgebruik, maar ook over de boodschap erachter. Scholen geven nu toe dat er meer over seksualiteit moet worden gepraat. Ze vinden mijn manier verkeerd, maar ze zullen het wel doen. Naar aanleiding van de campagne vragen leerlingen aan hun leerkrachten of er niet in de klas kan worden gepraat over seksualiteit en voorbehoedmiddelen.
Momenteel zijn we aan de derde druk van het materiaal toe. Het aantal bezoekers op de website is groot. Er zijn ook heel veel meldingen dat leerlingen thuis met hun ouders niet over seksualiteit kunnen praten. Dertig jaar geleden toen ik jong was, was over seks praten taboe. Ik dacht dat we in de eenentwintigste eeuw verder stonden, maar dat blijkt niet zo.
We hebben wel degelijk een parallelcampagne gevolgd voor de ouders. Die moet verder worden doorgetrokken. In het nummer van ´Klasse voor ouders´ van deze week staan twee artikels. Het ene gaat over de gegevens van dokter Geeraert over seksueel gedrag bij jongeren. Het tweede gaat over hoe er het beste met jongeren over seksualiteit wordt gepraat.
De voorbije drie weken zijn niet de meest rustige uit mijn carrière geweest, maar ik ben er meer dan ooit van overtuigd dat dit een goede campagne is. Ze blijft bij volwassenen vaak in de krop steken door het woordgebruik, maar bij jongeren gaat dat veel verder. Er is een evaluatie gepland over het effect ervan. We willen kijken of ze, net als de 'zet-hem-op-campagne' destijds, een gedragsverandering kan veroorzaken. Dat zou moeten worden weerspiegeld in een afname van het aantal ongewilde tienerzwangerschappen en een afname van de HIV-besmetting, hoewel het niet gemakkelijk is om dat te bereiken. Deze campagne is in elk geval geslaagd omdat er opnieuw over seksualiteit wordt gepraat en dat was dringend nodig.
De voorzitter : De heer Dewinter heeft het woord.
De heer Filip Dewinter : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik blijf een beetje op mijn honger zitten. U hebt niet geantwoord op een aantal concrete vragen. Ik had gevraagd naar de totstandkoming van de campagne. U hebt een aantal dingen verteld die ik al wist. Ik had ook graag geweten hoeveel scholen de campagne daadwerkelijk zullen voeren. In de pers lees ik dat de katholieke scholen bijna unaniem de campagne weigeren. Hoe zullen de jongeren worden bereikt als het materiaal netjes in uw kabinet of elders blijft opgestapeld?
Minister Mieke Vogels : We zijn al aan de derde druk toe.
De heer Filip Dewinter : Waar gaat dat dan allemaal naartoe? Klopt het dat de helft van de gemeenschapsscholen de campagne weigert?
Minister Mieke Vogels : Directies willen de posters niet ophangen omdat ze niet passen in de school. Het infopakket ligt wel ter beschikking in de leraarskamer. De leerkrachten die het willen gebrui- ken, kunnen dat. Mijn campagne is niet geslaagd als in 90 percent van de scholen de affiche ophangt. Mijn campagne is wel geslaagd als in 90 percent van de scholen wordt gepraat over seksualiteit. Mijns inziens is de campagne geslaagd. Het gaat me tenslotte niet om het uithangen van affiches.
De voorzitter : De heer Dewinter heeft het woord.
De heer Filip Dewinter : Mevrouw de minister, ik neem akte van uw criteria. Als mijn partij affiches laat drukken, heb ik graag dat ze ook worden opgehangen. U hebt duidelijk een andere benadering.
Een zaak stoort me echter enorm. Deze campagne is eigenlijk een gemiste kans. Zoals wellicht iedereen ben ik voorstander van een betere voorlichting en een betere communicatie over aidspreventie en voorbehoedsmiddelen. Dit is echter een gemiste kans.
Mevrouw de minister, u denkt dat uw campagne een succes is omdat u een polemiek hebt kunnen opstarten. U vergist zich echter schromelijk. De polemiek draait om de slogans, de schuttingtaal en een aantal uiterlijkheden van de campagne. Ik betwijfel echter of uw campagne de jongeren rond de eigenlijke inhoud sensibiliseert. De polemiek draait immers niet om de inhoud van de campagne. We hebben het hier niet over het grote morele gelijk of ongelijk. We hebben het hier over de communicatiemethodes van de overheid.
Men mag dit niet vergelijken met de advertenties van privé-organisaties of bedrijven in tijdschriften. De bedrijven doen met hun advertenties wat ze willen. Indien we ons daar niet in kunnen terugvinden, kopen we hun producten gewoonweg niet.
De overheid heeft evenwel een belangrijke voorbeeldfunctie te vervullen. Volgens hulpverleners, leerkrachten en directies met een belangrijke hulpverlenende functie geeft de overheid momenteel een totaal tegenovergesteld signaal. Bij het ontwikkelen van de campagne had men hier ook oog voor moeten hebben.
Dit is ook de oorzaak van onze kritiek. Uit het antwoord van de minister blijkt dat er geen overleg is geweest. Waarom is er vooraf geen overleg met de onderwijssector en met de andere betrokken sectoren geweest? De minister heeft de campagne voorgelegd aan een kleine groep jongeren die moesten beslissen over de definitieve vorm van de campagne. Deze jongeren hebben gewoon voor de meest spectaculaire campagne gekozen. (Opmerkingen van minister Mieke Vogels)
De aanwezige jongeren vonden deze campagne alleszins spectaculair genoeg. Een beter overleg, een betere voorbereiding en een betere communicatie met de betrokken sectoren hadden uiteindelijk een beter resultaat opgeleverd.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Ik zou even iets willen rechtzetten. De minister verwart de reacties op de campagne Veilig Genieten blijkbaar met de reacties van het katholiek onderwijs op de federale drugsnota. Leefsleutels is immers een project dat zich met drugs bezighoudt.
Minister Mieke Vogels : Dat is niet waar. Het project Leefsleutels draait om levensvaardigheden. Ook weerbaarheid en seksualiteit komen hierbij aan bod. In de school die ik deze ochtend heb bezocht, zal het project Leefsleutels tijdens het laatste trimester van het lopende schooljaar rond seksualiteit worden opgebouwd.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, u hebt daarnet duidelijk toegelicht hoe de campagne tot stand is gekomen en hoe een aantal voorzorgen zijn ingebouwd.
U hebt de opvoeders die met jongeren werken echter een stap te laat ingelicht. Op het ogenblik dat u op televisie een verklaring aflegde en de campagne aan het grote publiek voorstelde, hadden de scholen nog niets ontvangen. De volgende dag stonden in de meeste kranten reeds foto's van de affiches. De scholen hebben echter pas enkele dagen later de volledige pakketten ontvangen. Ook voor de ouders is het te laat. Deze mensen hebben niet de kans gekregen om op een gepaste manier te reageren. Deze campagne had nochtans veel mensen kunnen helpen. Praten over seks is nooit makkelijk, zeker niet tussen mensen van verschillende generaties.
Mevrouw de minister, ik heb trouwens gemerkt dat u mijn essentiële vraag niet hebt beantwoord. Zijn de campagneslogans, rekening houdend met het geheel van het gelijkekansenbeleid, niet ongelukkig gekozen?
Minister Mieke Vogels : Ik wil hier nog even op inpikken. Tijdens de oorspronkelijke voorstelling van de campagne heeft het Centrum Gezinsplanning en Seksuele Opvoeding een duidelijk overzicht van de doelgroep gegeven. Het campagnebureau dat deze campagne heeft ontwikkeld, heeft tijdens diezelfde voorstelling gesteld dat deze campagne goed aansluit bij de leerlingen van het BSO en het TSO. Ik heb zelf nooit het verband gelegd tussen de taal in de campagne en het feit dat de doelgroep technisch en beroepsonderwijs volgt. Aangezien de kranten dit steeds hebben beweerd, heb ik dit ondertussen al vaak moeten weerleggen.
De campagnetaal is niet gekozen op grond van de onderwijstypes in kwestie. De mogelijke campagnes zijn allemaal aan groepen leerlingen uit het BSO, het TSO, het ASO en het hoger onderwijs voorgelegd. Alle groepen hebben voor deze campagne gekozen.
Ik heb wel gezegd dat het probleem in het TSO en het BSO groter is omdat die jongeren sneller seksueel contact hebben en blijkbaar minder zijn voorgelicht of minder van veilig vrijen afweten. Deze realiteit wordt deze week ook in ´Klasse voor ouders´ toegelicht. Er is dus wel een zekere parallellie.
We hebben het campagnebureau nooit gevraagd om een campagne te maken in de taal van de zogenaamde lomperikken van het BSO en het TSO. Een aantal kranten heeft de campagne zo omschreven. Een aantal directies van BSO- en TSO-scholen zijn hier graag op ingegaan en hebben me verweten dat ik het BSO en het TSO wil discrimineren. Deze verwijten waren voor hen enkel een schaamlap om niet over de schuttingtaal te moeten spreken. Die scholen beweren nog steeds dat ik tegen het BSO en het TSO ben gekant. Dit is echter niet waar.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen, ik zou u willen vragen om af te ronden.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, ik denk dat u de kranten eens moet nalezen.
Minister Mieke Vogels : Het is niet omdat een krant schrijft dat ik iets heb gezegd, dat ik dat ook heb gezegd.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, de dag na uw voorstelling van de campagne stonden de reacties van enkele leerlingen in Het Belang van Limburg. Ik heb die reacties ook gelezen, maar het is mogelijk dat ik ze anders interpreteer dan u.
Ik wil hier nog iets over het BSO en het TSO zeggen. Indien de jongeren van 15 en 16 jaar de doelgroep van deze campagne vormen, dan komt de campagne te laat. Hoewel ze zeker behulpzaam kunnen zijn, is dit geen opdracht van de scholen. Het gaat hier om de ouders. Ouders moeten via andere kanalen bereikt worden, niet alleen via Klasse, maar ook via opvoedingsondersteuning. Daarom wou ik nog eens aandringen op het bij voorrang steunen van projecten daarrond. Tegenwoordig worden klassieke verenigingen daar niet meer voor gesubsidieerd, en dat is toch wel een probleem.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Ik zou toch nog willen zeggen dat de begeleidende groepen te laat verwittigd werden. De kinderen vragen nu wel aan hun leerkrachten wat ze van de slogan vinden, maar hebben het niet over de boodschap die erachter zit. Als men op voorhand het materiaal gehad had, had men hier op een andere manier over kunnen spreken.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Dewinter en door mevrouw Becq werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.