Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 15/02/2001
Vraag om uitleg van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de psychiaters in de centra geestelijke gezondheidszorg
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van Cleuvenbergen tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de psychiaters in de centra geestelijke gezondheidszorg.
Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat ik het heb over de problematiek van de psychiaters. Meestal ging het over kinderpsychiaters, nu gaat het over psychiaters in het algemeen, omdat zij in de huidige ontwikkelingen binnen de psychiatrische ziekenhuizen en de centra geestelijke gezondheidszorg soms vergeten worden.
Ik herinner me nog zeer goed dat ik er u tijdens uw eerste begrotingsbesprekingen als minister in 2000 op gewezen heb dat de problematiek van de psychiaters op een degelijke manier aangepakt moest worden, omdat er voor hen in het goedgekeurde decreet niets voorzien was. Er was een lacune. Er is toen alleen gezegd dat we eventueel iets konden doen aan de verloning van de psychiaters door de centra geestelijke gezondheidszorg de bijdragen van de patiënten te laten houden. U vond echter dat we de mensen daar toch niet voor konden laten betalen. Als u de sector beter kende, zou u weten dat dat de meest haalbare kaart was. Nu worden vele psychiaters geconfronteerd met een aantal problemen, vooral in de centra geestelijke gezondheidszorg.
Een psychiater is in de eerste plaats een arts met een medische verantwoordelijkheid. In de nieuwe centra geestelijke gezondheidszorg is het voor de psychiaters niet altijd even duidelijk of zij hierin een beleidsplaats krijgen, hoewel ze medisch verantwoordelijk zijn. De oprichting van een medische raad bijvoorbeeld, gebeurt niet in alle centra op dezelfde manier. Daarom hebben de psychiaters een petitie gehouden, die ze aan u overhandigd hebben. Ze maken zich in de eerste plaats zorgen over de medische verantwoordelijkheid die ze dragen maar waarvoor ze onvoldoende garanties krijgen om die altijd te kunnen opnemen.
Op de tweede plaats worden ze geconfronteerd met de weddebarema's. Ze vinden dat ze hetzelfde barema zouden moeten krijgen als op vergelijkbare werkplaatsen. Vermits ze werken voor een Vlaamse dienst, zouden ze moeten vallen onder het barema van arts-specialist, barema 27 van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Als je een wedde aan iets koppelt moet het ook mogelijk zijn daaraan verplichtingen te koppelen. In de praktijk is het momenteel immers zo dat psychiaters een aantal uren minder werken als compensatie voor het geleden loonverlies. Dat is echter een te simpele redenering, zeker als je weet dat de wachtlijsten bij de centra geestelijke gezondheidszorg steeds groeien.
Verder vragen de psychiaters dat u het gesprek zou aangaan met de federale minister, om na te gaan hoe het zit met de verloningen en met de prestatiegerichte activiteiten. Als hun loon afhangt van de prestaties die ze leveren, weet u ook dat dat leidt tot een prestatiegeneeskunde, en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Zeker in de sector van de geestelijke gezondheidszorg zouden we de prestatiegerichte geneeskunde moeten kunnen achterlaten en vanuit een ander vertrekpunt moeten kunnen handelen, vooral omdat die prestatiegerichte activiteiten, de zogenaamde nomenclaturen, altijd vasthangen aan akten die materieel te meten zijn. Heel wat activiteiten die te maken hebben met psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg, waarbij men verwacht dat in team gewerkt wordt, zijn niet te meten in Riziv-nomenclatuur. Hier stelt zich toch een heel groot probleem. Als deze problematiek niet opgelost raakt, zullen de psychiaters die in de centra geestelijke gezondheidszorg werken, de sector verlaten en kiezen voor andere tewerkstellingsplaatsen. Als dat gebeurt, zitten we helemaal in de problemen, zeker nu iedereen ervan overtuigd is dat niet alleen onze genen bepalend zijn voor onze gezondheid maar ook onze leefomstandigheden. De aandacht voor het psychisch welbehagen zal dus steeds groter worden, daarom mogen we de problemen die er zijn zeker niet laten aanslepen. Noch de ambulante, noch de residentiële psychiatrische gezondheidszorg mogen verwaarloosd worden. Daarom wil ik u vragen naar de huidige stand van zaken en de mogelijke verbeteringen aan het statuut en de verloning van de psychiaters, vooral dan in de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Ik weet wel dat hierover ook federaal onderhandeld moet worden, maar ook dan bent u de meest aangewezen persoon om hier aan te beginnen.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Ik erken samen met mevrouw Van Cleuvenbergen het belang van de psychiatrische gezondheidszorg en zeker van de ambulante psychiatrische gezondheidszorg. Ik weet dat er lange wachtlijsten zijn en dat het moeilijk is om psychiaters en vooral kinderpsychiaters te vinden en te houden. Die hoogopgeleide artsen trekken immers massaal naar Nederland. Het probleem beperkt zich echter niet tot de centra geestelijke gezondheidszorg. We worden er ook mee geconfronteerd in verband met de numerus clausus voor de opleiding geneeskunde. Hierover is trouwens een debat aan de gang in de commissie Onderwijs.
Ik denk dat die numerus clausus verantwoord is. We moeten hem echter niet bij het begin van de opleiding opleggen, maar wel op het ogenblik dat er voor specialisatie moet worden gekozen. Artsen in opleiding kiezen immers voor populaire specialisatierichtingen en psychiatrie hoort daar niet bij. Huisarts hoort daar trouwens ook niet bij. We krijgen zo specifieke tekorten in bepaalde specialisatierichtingen. Het gaat dus om een algemeen probleem dat niet louter binnen de geestelijke gezondheidszorg kan worden opgelost.
Het was de bedoeling van het decreet van 18 mei 1999 om voor de centra geestelijke gezondheidszorg af te stappen van de heel specifieke erkennings- en subsidiëringsbesluiten en te kiezen voor deregulering en responsabilisering van de voorzieningen. Dat betekent dat we niet langer financieren op basis van heel gedetailleerde en strikt genormeerde personeelskosten, maar wel via een enveloppensysteem op basis van resultaten en prestaties. De resultaten en prestaties vallen onder de verantwoordelijkheid van het management van de centra. Daarom zitten er in die enveloppe managementstoelagen en daarom ging de schaalvergroting gepaard met het in het leven roepen van een aantal managementsfuncties om het eigen beheer aan te kunnen.
Een belangrijk gevolg van die keuze is dat ook personeelsaangelegenheden onder de verantwoordelijkheid van het management en de inrichtende macht vallen. Wij spelen niet langer de rol van sociaal secretariaat, zoals vroeger. De overheid heeft enkel de minimumbarema's bepaald. Er is een barema voor personeelsleden met een universitair diploma, een barema voor personeelsleden met een diploma hoger onderwijs en een barema voor logistieke functies. Een hogere verloning is zeker mogelijk en kan worden onderhandeld tussen de inrichtende macht en het personeel. Wij zijn echter geen partner meer in die onderhandelingen.
Deze verloning die voor de goedkeuring van het decreet werd toegekend, zit nu in een enveloppe die werd opgewaardeerd met de managementsfuncties. Ook de inkomsten van de Riziv-prestaties worden in de enveloppe opgenomen, terwijl die vroeger werden afgetrokken. Dit zou ruimte moeten creëren voor onderhandelingen tussen de betrokken partijen. Het is erg moeilijk om als overheid, op basis van het decreet, tussenbeide te komen omdat de verschillende psychiaters van de verschillende centra op een andere manier worden vergoed.
Mevrouw Van Cleuvenbergen, uw zorg is dus terecht, maar we hebben in dit parlement gekozen voor een responsabilisering van de sector en het is nu dus erg moeilijk om ons daarmee te bemoeien. Uw laatste vraag ging over een betere vergoeding van de psychiaters via de Riziv-prestaties. In de interministeriële conferentie over gezondheid is er een aparte werkgroep voor psychiatrie, die zich specifiek bezighoudt met K-bedden en kinderpsychiatrie maar die zich wat later ook zal buigen over de vraag hoe men de psychiatrie in Vlaanderen meer kansen kan geven. Dat is immers dringend nodig.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : De problematiek is inderdaad complexer en de instroom in de universiteit wordt inderdaad afgeremd door die numerus clausus bij het begin van de opleiding. Op 14 december 2000 waren er 439 hoofdinschrijvingen en 363 generatiestudenten. Ik heb ook de cijfers voor de kinderpsychiatrie. Op jaarbasis krijgen in Vlaanderen slechts acht mensen toegang tot de opleiding tot kinderpsychiater. Er is immers een tekort aan stageplaatsen. Bovendien moet een psychiater die een stagiair aanneemt daar tijd voor uittrekken, waardoor hij minder Riziv-prestaties kan leveren. Dat is dus niet zo evident en zorgt voor een vicieuze cirkel.
Tot op heden hebben de voorzieningen nog steeds geen gedetailleerde beschrijving van de enveloppe ontvangen. Men heeft wel een bedrag gekregen, maar men weet niet waar het allemaal voor moet dienen. Volgens mij is de verloning van de psychiater niet in die enveloppe opgenomen. Kunt u dat even nakijken?
U zegt terecht dat het management en het bestuur de kwestie moeten regelen. Toch kan het u niet onberoerd laten dat psychiaters naar Nederland blijven gaan of dat ze vluchten naar de K-voorzieningen, waar de normering zeer goed is. Men heeft daar immers per dertig bedden een kinderpsychiater, daar waar dat in de klassieke psychiatrie een psychiater per zestig bedden is. De ambulante sector komt zo onder druk te staan. Psychologen kunnen die druk voor een deel opvangen, maar het gaat hier toch om medische aangelegenheden die onder de verantwoordelijkheid van een psychiater vallen. U moet de zaak dus iets intensiever opvolgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.