Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 08/11/2000
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Aers tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de uitspraak van de heer Karel De Gucht dat de leerkrachten met de afschaffing van het kijk- en luistergeld ook een loonsverhoging krijgen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Aers tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de uitspraak van de heer De Gucht dat de leerkrachten met de afschaffing van het kijk- en luistergeld ook een loonsverhoging krijgen.
De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen : Mijnheer de voorzitter, u had het daarstraks over gestrengheid. Ik was verbaasd over uw gestrengheid bij het selecteren van de vragen die aan bod komen. Een lid van de vergadering stelt aan een ander lid van de vergadering een vraag en vraagt de mening daarover aan de al dan niet bevoegde minister. Op die manier kunnen we op elk persbericht, ook van de voorzitter van deze commissie, reageren en interpellaties of vragen om uitleg indienen. Dat is toch niet de bedoeling.
De voorzitter : Ik was van oordeel dat men het standpunt van de minister kan vragen over uitspraken van leden van het Vlaams Parlement. Het gaat bovendien om zaken die niet onbelangrijk zijn qua beleidsbepaling. Ik heb de vraag daarom ontvankelijk verklaard.
De heer Aers heeft het woord.
De heer Wilfried Aers : Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor uw soepelheid.
Mevrouw de minister, u hebt reeds tal van initiatieven genomen die de rechten van ouders en leerlingen moeten bevorderen. Het zal u niet onbekend zijn dat de leerkrachten zelf zich steeds minder gewaardeerd voelen. Ze zijn niet alleen eisende partij voor een beter werkcomfort, maar willen ook de maatschappelijke waardering bevestigd zien via een loonaanpassing. De heer De Gucht stelt dat de leerkrachten met de afschaffing van het kijk- en luistergeld ook een loonsverhoging krijgen omdat ze toch ook een tv hebben.
De verontwaardiging en de ontmoediging bij de leerkrachten is zeer groot. Mijn collega's en ik hebben een aantal telefoontjes gekregen van leerkrachten die na deze uitspraak de moed hadden verloren. In het onderwijs staan betekent voor veel mensen nog een roeping. Dit is vooral in het basisonderwijs het geval. Men vindt daar nog veel idealisme. In Vlaanderen zijn er nog directeurs die tijdens de vakantie hun school zelf schilderen. Ze engageren zich ook voor de mosselfestijnen, en in die zaken kruipt heel wat tijd. Als ze voor hun vorming ergens naartoe moeten, dan betalen ze zelf de brandstof. Het is dan ook begrijpelijk dat die mensen na een ondoordachte uitspraak van de heer De Gucht misnoegd zijn.
Mevrouw de minister, men praat over de herwaardering van het lerarenambt. Kunt u in het licht daarvan akkoord gaan met deze uitspraak? Vindt u nu dat alle CAO-onderhandelingen in alle sectoren meteen zijn opgelost, aangezien niet alleen de leerkrachten bij de afschaffing van het kijk- en luistergeld voordeel zullen hebben? Of durft men zo een uitspraak enkel te doen tegenover brave onderwijzers en niet tegen vrachtwagenchauffeurs? Bent u van plan aan de leerkrachten mee te delen dat u de beledigende uitspraak van de heer De Gucht afkeurt? Zult u hem verzoeken excuses aan te bieden aan de leerkrachten?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, in CAO V staat duidelijk wat mijn houding en die van de Vlaamse regering is. De tekst is goedgekeurd door de Vlaamse regering en mee ondertekend door minister Sauwens en minister-president Dewael.
Twee punten daarin handelen over de waardering van de leerkrachten. Bij punt III 5.9 staat : 'Bij de bespreking van de CAO VI voor 2001-2002 zal het accent liggen op de vermindering van de taakbelasting, het comfort, de kwaliteit en de herwaardering van het lerarenberoep. Hierbij zal vooral aandacht gaan naar de bestemming van vrijgekomen uren door de opheffing van de beperking van de aanwending van de reglementaire lestijden-lesuren in alle onderwijsniveaus en -soorten'. Deze onderhandelingen zijn zeer ver gevorderd. De leerkrachten zullen tevreden zijn over de resultaten.
In punt III 3.1 staat : 'Het debat over een loonsverhoging, ongeacht de aard ervan, zal voor het onderwijs aangevat worden in september 2000. Dit debat wordt gefinaliseerd in 2001 als er politieke duidelijkheid bestaat over de middelen die Vlaanderen, in het kader van de nagestreefde herziening van de financieringswet, in de toekomst bijkomend ter beschikking kan stellen voor zijn onderwijs'.
In CAO V is dus duidelijk opgenomen dat de kern van CAO VI moet handelen over twee punten, namelijk enerzijds het comfort van de leerkracht op zich, de manier waarop hij met een klas kan omgaan en dergelijke meer, en anderzijds de loonproblematiek in de brede zin. Mijnheer Aers, dit toont duidelijk aan wat het standpunt is van de Vlaamse regering over de herwaardering van het lerarenberoep. Via de media hebt u zonder twijfel vernomen dat de onderhandelingen maandag jongstleden werden opgeschort. Men was vrij ver gevorderd voor het eerste deel.
In het tweede deel was er een financieel probleem. Door de akkoorden over de financieringswet komen de besprekingen in een stroomversnelling. Men wacht nu op een duidelijk standpunt van de Vlaamse regering omtrent een mogelijke loonsverhoging in het kader van deze CAO. Het gaat hierbij niet om de loonsverhoging op zich, maar wel om het prijskaartje dat daaraan hangt. Ik breng dit punt aanstaande vrijdag ter discussie bij de Vlaamse regering. Nadien ontmoet ik opnieuw de vakbonden. Op uitspraken van mijn collega's wens ik niet dieper in te gaan. Opmerkingen daarover kunt u beter rechtstreeks maken aan de betrokkenen.
De voorzitter : De heer Aers heeft het woord.
De heer Wilfried Aers : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat het voor u moeilijk is om in die omstandigheden uw collega en partijvoorzitter af te vallen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.