Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 08/11/2000
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de planning inzake onderhoudsbaggerwerken
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Huybrechts tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de planning inzake onderhoudsbaggerwerken.
De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in Vlaanderen zijn er ongeveer duizend kilometer bevaarbare waterwegen van verschillende grootte en klasse. Het merendeel van deze waterwegen maakt deel uit van het Europese Waterwegennetwerk, waardoor deze waterwegen, overeenkomstig de Europese maatregelen en afspraken, minstens van klasse vier moeten zijn.
Cijfers uit de knelpuntennota 2000 wijzen op een dringende baggerbehoefte van zo maar eventjes 3,5 miljoen kubieke meter voor onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie en bevaarbare waterlopen. De onderhoudsbaggerwerken voor beide soorten waterlopen bedragen 6,5 miljoen kubieke meter. De kostprijs van het baggeren en de berging wordt geraamd op bijna 10 miljard frank. Het grootste probleem is echter dat het teveel aan slib momenteel zorgt voor nautische en hydraulische problemen in de bevaarbare waterwegen. Vermits men verwacht dat het transport over de waterwegen jaarlijks met ongeveer 2,5 percent zal stijgen, moet het teveel aan slib dringend verwijderd worden.
Daarom stel ik de volgende logische vragen. Welke maatregelen zullen er worden genomen om de dringende baggerbehoeften en de onderhoudsbaggeringen te realiseren? Op welke termijn zal dat gebeuren, wat zal dat kosten, is dat haalbaar? Op welke wijze zal deze baggerspecie, die dikwijls sterk verontreinigd is en voor milieuhygiënische problemen zorgt, op een betaalbare manier verwerkt worden?
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, ik ga een zeer lang antwoord geven, en proberen om aan de hand van deze vraag de hele problematiek eens te schetsen. Om het baggerprobleem op de bevaarbare waterwegen op een duurzame wijze te kunnen oplossen moet resoluut gekozen worden voor een preventief beleid. Daarbij moeten maatregelen worden uitgewerkt, enerzijds ter voorkoming van erosie van de oevers en de landbouwgronden waarbij dus ingespeeld wordt op de kwantiteit van de specie, en anderzijds maatregelen voor het verbeteren van de waterkwaliteit van onze rivieren en waterwegen waarbij ingespeeld wordt op de kwaliteit van de onderwaterbodems. Dit kan slechts op langere termijn gerealiseerd worden.
Ik vind dat we tot nu toe baggeren altijd veel te eng hebben bekeken : we zouden dat veel ruimer moeten beschouwen en heel de problematiek die er nu in Engeland is erbij betrekken.
Op dit ogenblik moet er echter op verschillende plaatsen zeer dringend gebaggerd worden, enerzijds om nautische redenen waarbij een minimum waterdiepte wordt gegarandeerd ten behoeve van de scheepvaart, en anderzijds om redenen van waterbeheersing waarbij het waterbergend vermogen van de waterweg moet worden verhoogd om overstromingsrisico´s te verminderen. Hierbij moet men toch ook wel de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen, want baggerwerken zijn niet altijd het meest aangewezen middel om dat doel te bereiken.
Indien mogelijk zal, uiteraard in functie van de aard en de kwaliteit van de baggerspecie, steeds getracht worden zoveel mogelijk baggerspecie te hergebruiken, bijvoorbeeld voor het opzetten van waterkeringsdijken of het aanleggen van gecontroleerde overstromingsgebieden in het kader van het Sigmaplan tegen overstromingen in het Zeescheldebekken. De herbruikbare specie moet dan wel voldoen aan de voorwaarden voor het hergebruik van deze specie als niet-vormgegeven bouwstof. De vergunning hiervoor wordt afgeleverd door OVAM. Het is evident dat slechts een beperkt deel van de baggerspecie voor hergebruik in waterbouwkundige werken als dusdanig in aanmerking komt.
Indien het werkelijk slib betreft, wat meestal het geval is bij onderhoudsbaggerwerken, kan de specie meestal niet hergebruikt worden en dient ze in principe verwijderd en afgevoerd te worden naar een bergingsplaats die hetzij op het land gelegen is, hetzij in een overdiepte van de waterweg zelf. Het vinden van een dergelijke bergingslocatie is, gelet op de vigerende wetgevingen terzake, geen eenvoudige zaak. Reeds meerdere jaren wordt door de waterwegbeheerders koortsachtig gezocht naar mogelijke locaties waar dergelijke baggerspecie kan worden geborgen. Om economische en ecologische redenen wordt gezocht naar bergingslocaties die zo dicht mogelijk bij de te baggeren waterweg gelegen zijn. Voor deze bergingslocaties moeten eveneens de nodige bouwvergunningen en milieuvergunningen bekomen worden en moet de specie eventueel vooraf behandeld worden.
Door het ontbreken van deze bergingslocaties kon in verschillende bevaarbare waterwegen gedurende geruime tijd niet meer gebaggerd worden. Het gevolg hiervan was dat op verschillende plaatsen een beperking van diepgang voor de scheepvaart moest worden ingesteld. Vermits het hier meestal gaat over economisch belangrijke vaarassen, werd als noodmaatregel op verschillende plaatsen het systeem van agitatiebaggerwerk toegepast. Door middel van een ploeg die achter een sleepboot wordt voortgetrokken, wordt de specie omgewoeld en door de stroming meegevoerd. Door het regelmatig herhalen van deze agitatiebaggerwerken kan plaatselijk de nodige waterdiepte voor de scheepvaart gegarandeerd worden. Zo kon het probleem tijdelijk opgelost worden, in afwachting van een definitieve oplossing, namelijk het verwijderen van de baggerspecie en het deponeren ervan in speciaal daartoe ingerichte bergingslocaties, nadat de specie omwille van de mogelijke vervuiling al dan niet eerst werd behandeld.
Ondertussen kan worden vastgesteld dat de toestand in verband met mogelijke bergingslocaties gunstig evolueert. Zo konden in concreto onder meer reeds volgende initiatieven worden genomen of gerealiseerd. Voor het stroomgebied van de Bovenschelde werd voor het ter beschikking stellen van bergingslocaties een beroep gedaan op de privé-sector. Op 25 mei 1999 besliste de Vlaamse regering immers een onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking uit te schrijven voor de berging en verwerking van de onderhoudsbaggerspecie van de Bovenschelde, in een eerste fase voor de jaren 2000, 2001 en 2002 en in een tweede fase na 2002.
Voor de eerste fase is de onderhandelingsprocedure ondertussen voltooid en zal het dossier binnenkort ter goedkeuring aan de Vlaamse regering worden voorgelegd. Hierdoor moet het mogelijk worden om in de periode van 2000 tot en met 2002 in totaal 550.000 kubieke meter baggerspecie uit de Bovenschelde te verwijderen. De totale kostprijs voor het verwerken en bergen van de specie kan worden geraamd op ongeveer 1 miljard frank, te spreiden over drie begrotingsjaren.
Voor het stroomgebied van de Leie werd kort geleden de Callemoeievijver in Nazareth aangekocht. Op deze locatie zal vanaf het jaar 2003 per jaar 150.000 kubieke meter specie kunnen worden geborgen. De Callemoeievijver kan in totaal ongeveer 1.500.000 kubieke meter bergen. Daarnaast wordt ook het stort te Sint-Joris-Beernem operationeel gemaakt, zodat vanaf 2001 jaarlijks ongeveer 100.000 kubieke meter kan worden geborgen. Met deze twee stortplaatsen kan de behoefte aan bergingscapaciteit van de Leie verzekerd worden voor de periode 2001 tot 2010.
De specie uit het zeekanaal Gent-Terneuzen en de dokken van de haven van Gent wordt momenteel geborgen op de stortplaats Callemansputte te Zelzate. Jaarlijks wordt uit dit zeekanaal ongeveer 350.000 kubieke meter specie gebaggerd. Vermits de capaciteit van deze stortplaats tegen 2002 volledig zal zijn opgebruikt, wordt het nodige gedaan om een uitbreiding van deze bergingsplaats te bekomen, zowel in hoogte als in oppervlakte.
Ook op andere plaatsen worden door de beheerders van de bevaarbare waterlopen de nodige initiatieven genomen voor het aanleggen van de mogelijke stortplaatsen en het bekomen van de nodige milieuvergunningen en technische bouwvergunningen. De specie die in deze bergingslocatie wordt gedeponeerd moet uiteraard voldoen aan milieutechnische normen die worden opgelegd door de milieuwetgeving. Indien deze specie hier niet aan voldoet, dient ze eerst te worden behandeld. Deze behandeling gebeurt uiteraard in functie van de vervuiling en verschilt dus van geval tot geval. Baggerspecie die ook na behandeling niet kan worden gedeponeerd in de aangeduide bergingssite wordt afgevoerd naar speciale stortlocaties, waarvoor de vereiste vergunningen werden gegeven.
Een vermindering van de waterdiepte door de aanslibbing van de bevaarbare waterwegen is niet alleen economisch nefast, het overstromingsrisico neemt er ook door toe. Om dit zo spoedig mogelijk op te lossen heb ik besloten hiervoor de nodige financiële middelen ter beschikking te stellen. Voor het realiseren van deze dringende baggerwerken werden de beschikbare kredieten dit jaar gevoelig verhoogd. Voor het begrotingsjaar 2000 is voor de baggerwerken op de binnenwateren, met uitzondering van de verdieping van de Westerschelde, voorzien in een kleine 600 miljoen frank. Voor het begrotingsjaar 2001 zal in eenzelfde bedrag worden voorzien voor deze baggerwerken.
Dan is er de slibverwijdering en -verwerking in de Antwerpse regio. Met het oog op de beheersing van de slibproblematiek in de Benedenzeeschelde en de Antwerpse havendokken stelde de administratie in de periode 1995-1996 een beleidsplan 'Sanering waterbodem Benedenzeeschelde' op. Hierin werd enerzijds een situatiebeschrijving opgenomen van de stand van de slibafzetting in de Benedenzeeschelde en de Antwerpse havendokken. Anderzijds werden de nodige ingrepen en maatregelen aangegeven voor een sanering van de toestand op korte termijn, en voor de bestendiging van de gesaneerde toestand op langere termijn. Het beleidsplan werd voorgelegd aan de Vlaamse regering, die het op 19 december 1996 goedkeurde. Bij deze gelegenheid heeft de Vlaamse regering opdracht gegeven aan de bevoegde minister om een projectgroep op te richten die moest instaan voor de implementatie van de voorstellen die in het beleidsplan zijn opgenomen.
De projectgroep werd opgericht in februari 1997 en heeft sindsdien de nodige initiatieven genomen om de voorstellen van het beleidsplan te realiseren op het terrein. De gemiddelde verontreinigingsgraad van de slibspecie uit de Benedenzeeschelde en de Antwerpse havendokken is laag tot matig. De kwaliteit ervan voldoet grotendeels aan de voorwaarden van het Vlarea voor gebruik als bodem in de haven- en industriegebieden. Dan hebben we het over het bestemmingstype V.
Er wordt verwacht dat een verdere verbetering van de kwaliteit in het Scheldebekken zal leiden tot de beheersbaarheid van de specieproblematiek in de onderwaterbodems, zowel ruimtelijk, technisch als budgettair. Derhalve kon voor de behandeling en verwerking van het slib dat van de bodem van de rivier- en kanaaldokken wordt verwijderd worden gekozen voor een procédé dat geen voorafgaande reiniging noodzaakt. Het voorgestelde procédé behelst een versnelde ontwatering van de gebaggerde specie in laguneringsvelden, gevolgd door een definitieve berging van de ontwaterde specie in de geschikte bergingszone. Ik verwijs in dit kader naar enkele elementen uit de beslissing van de Vlaamse regering van 19 mei 2000 over de evolutie van de leefbaarheid van de woonkernen in Doel in de gefaseerde ontwikkeling van het havengebied in het Linkerscheldeoevergebied. Punt 5 gelast de Vlaamse minister, bevoegd voor Openbare Werken, inzake sliblagunering en buffering de nodige initiatieven te nemen met het oog op de verwerving van de laguneringsvelden in de Waaslandhaven, uitgezonderd de woonkern van Doel en met respect voor de tijdelijke beschikbaarheid van de landbouwgronden. Verder werd beslist dat de specie na lagunering prioritair moet worden aangewend voor de fysische bouw van volumebuffers die de harde grenzen van het havengebied op de Linkerscheldeoever vastleggen.
Om de toepassing van dit procédé mogelijk te maken zijn er ondertussen, in nauwe samenwerking tussen de administratie Waterwegen en Zeewezen en het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, een aantal acties ondernomen, zowel voor de behandeling van de specie uit de Benedenzeeschelde als voor de verwerking van de specie uit de Antwerpse havendokken. Voor de behandeling van de specie uit de Benedenzeeschelde zijn er milieu-effectrapporten opgesteld, zowel met betrekking tot de aanleg van laguneringsvelden in de Waaslandhaven als met betrekking tot de realisatie van de definitieve bergingszones voor de ontwaterde specie. De procedures voor de aanvraag van de milieuvergunningen voor het ten uitvoer brengen van de verschillende stappen in de slibbehandeling en verwerking worden binnenkort opgestart.
Voor de verwerking van de baggerspecie uit de Antwerpse havendokken dient het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen eveneens de nodige initiatieven te nemen. Het Havenbedrijf heeft recent een proefproject uitgeschreven om de technische mogelijkheden te onderzoeken van de mechanische slibontwatering. Hierbij zal een kostprijsvergelijking worden gemaakt tussen ontwatering en laguneringsvelden enerzijds en mechanische ontwatering anderzijds.
Ik kom tot mijn besluit. De initiatieven die zijn genomen voor de slibbeheersing in de Benedenzeeschelde en de Antwerpse havendokken zijn reeds in die mate ten uitvoer gebracht dat binnen afzienbare tijd effectief zal kunnen worden begonnen met een systematische en continue verwijdering en verwerking van de aanwezige slibhoeveelheden.
De voorzitter : De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts : Is het mogelijk de baggerbehoeften te realiseren die nodig zijn voor het waterwegentransport, zowel financieel als materieel, binnen een aanvaardbare termijn?
Minister Steve Stevaert :Ja.
De heer Pieter Huybrechts : Normaliter vormt dit dus geen probleem?
Minister Steve Stevaert : We kampten met een achterstand inzake baggerwerken. Dat is tijdelijk verholpen door middel van agitatiebaggerwerken, maar dit is niet de wenselijke techniek. Het probleem had te maken met geld en met capaciteiten. Het geldprobleem zijn we aan het oplossen. Met het capaciteitsprobleem blijven we geconfronteerd, hoewel er technologische ontwikkelingen zijn die op dit vlak wat soelaas bieden. De aankoop van de Callemoeievijver en dergelijke meer geeft ons echter mogelijkheden. Ook het opnieuw gebruiken van specie op bepaalde manieren geeft ons mogelijkheden. Dat moet het mogelijk maken dat de achterstand wordt ingehaald.
Het allerbelangrijkste is echter dat we toch eens moeten nagaan wat er in de omgeving gebeurt van onze waterwegen, hoe het slib ontstaat. Misschien kan ook op dat vlak invloed worden uitgeoefend, niet alleen wat de kwantiteit, maar ook wat de kwaliteit van de specie betreft. Als we immers specie krijgen die voldoet aan een bepaalde kwaliteitsnorm, dan vormt de bergingscapaciteit geen probleem.
De voorzitter : Het incident is gesloten.