Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 11/05/2000
Vraag om uitleg van mevrouw Ingrid van Kessel tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over drugpreventie in Vlaanderen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw van Kessel tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over drugpreventie in Vlaanderen.
Mevrouw van Kessel heeft het woord.
Mevrouw Ingrid van Kessel : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, het thema drugpreventie was gisteren nog aan de orde in de plenaire vergadering. Drugpreventie is een belangrijk gegeven. De coördinatie hiervan en de initiatieven terzake in Vlaanderen liggen in handen van de VAD.
De wanverhouding tussen de preventiewerkers van de VAD en de rijkswachters die op het vlak van preventie actief zijn, blijft me echter opvallen. De minister zei gisteren nog dat men in het kader van drugpreventie geen vermanende vinger mag heffen en dat men niet mag zeggen dat bepaalde producten verboden zijn. Het is zeer belangrijk dat we ons vanuit eigen inzichten met deze problematiek bezighouden.
Er zijn momenteel tien provinciale preventiewerkers op het veld actief. Ze worden door de VAD ondersteund en gecoördineerd. Er zijn uiteraard nog andere organisaties actief op hetzelfde vlak. Ik denk hierbij in de eerste plaats aan de federale preventiewerkers en aan de straathoekwerkers. Wat de rijkswacht betreft, valt vooral het grote aantal preventiewerkers op. Zo werken maar liefst 250 rijkswachters vanuit een Donnaproject aan drugpreventie. Deze rijkswachters geven evenwel geen uiteenzettingen aan jongeren. Ze richten zich in de eerste plaats op ouderen.
Ik heb hier al eerder gevraagd naar de concrete invulling van het cruciale overleg tussen beide niveaus. De preventieactiviteiten mogen niet worden versnipperd. Er moet samenspraak en overleg zijn. Ik zou dan ook graag enkele concrete vragen stellen.
Ik heb vernomen dat de provincie Oost-Vlaanderen nog geen convenant met de Vlaamse overheid heeft afgesloten. De convenants op provinciaal niveau vormen nochtans een belangrijke scharnier, die de coördinatie van de bestaande initiatieven mogelijk moet maken. Het zou een spijtige zaak zijn, mocht een provincie, om welke reden dan ook, geen convenant wensen af te sluiten. Dit zou een precedent kunnen vormen. Ik kan enkel hopen dat dit hier niet het geval is. Ik zou graag van de minister horen of ik goed geïnformeerd ben en welke redenen de provincie Oost-Vlaanderen heeft om geen convenant af te sluiten. Ik zou eveneens graag horen in welke mate er overleg bestaat tussen de rijkswacht en de Vlaamse overheid. Zijn er, wat drugpreventie betreft, afspraken inzake taakverdeling, visie en benadering? Welke rol speelt de VAD in dit overleg en welke rol kan de VAD in de toekomst hierbij spelen? Overweegt de minister om het aantal Vlaamse preventiewerkers op te trekken?
Naar aanleiding van een recent persartikel over Euro 2000 zou ik tevens een bijkomende vraag willen stellen betreffende een mogelijke gezamenlijke campagne die de Nederlandse en Belgische overheid blijkbaar willen opzetten om de drugpreventie tijdens deze voetbalmanifestatie te coördineren. Het artikel stelt dat er meningsverschillen zijn omtrent de aanpak van deze campagne. Mijn vraag luidt of deze meningsverschillen werkelijk bestaan en, indien dit zo is, of Vlaanderen een aparte campagne wil opzetten. Hoewel mijn eerste vragen van een iets algemener aard waren, meen ik dat deze bijkomende vraag er toch nauw bij aansluit.
De voorzitter : De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx : Mevrouw de minister, ik heb onmiddellijk na uw gezamenlijke persconferentie met minister Vanderpoorten een interpellatieverzoek betreffende uw drugpreventiebeleid ingediend. Die interpellatie is mij toen niet toegestaan. Als reden is toen opgegeven dat ik dit onderwerp bij de bespreking van de beleidsnota ter sprake had moeten brengen. Als men ervan uitgaat dat alles in beleidsnota's aan de orde moet komen, is het uiteraard mogelijk om gedurende een hele legislatuur elke interpellatie te verhinderen. Ik heb dit interpellatieverzoek niet in een vraag om uitleg of in een actuele vraag willen omzetten. Ik vind namelijk dat het drugpreventiebeleid beter verdient dan een korte afhaspeling in de plenaire zitting of in een commissie. Het drugpreventiebeleid verdient mijns inziens een ernstig debat.
Het drugpreventiebeleid bewandelt momenteel een gevaarlijke weg. De minister is het blijkbaar eens met de groeiende tendens om een onderscheid te maken tussen geïntegreerd en niet-geïntegreerd en tussen problematisch en niet-problematisch druggebruik. Ik heb toevallig gisteren nog een interview gelezen met de werknemers van De Spiegel, een therapeutische gemeenschap in Lovenjoel. Die mensen hebben 20 jaar ervaring en weten waarover ze spreken. Volgens hen is de gemiddelde leeftijd waarop jongeren met drugs beginnen nu al tot 14,5 jaar gezakt. Het gaat hierbij meestal om cannabis. De overstap naar andere drugs volgt echter snel. Cannabis is duidelijk een instap- en een opstapdrug. Het gebruik van cannabis mag met andere woorden niet worden gebagatelliseerd.
Ik ben niet gelukkig met de manier waarop de VAD de drugpreventie benadert. Hun prioriteit is, zoals hun naam al laat uitschijnen, de preventie van alcoholmisbruik. Ik wil uiteraard niet beweren dat er op dit vlak geen behoeften zijn. De VAD hangt echter een algemene tendens aan om het drugdebat te verdrinken in een groot debat over alle genotsmiddelen. Dit stoort me wel. Men gooit alle genotsmiddelen gewoon op een hoopje en behandelt tegelijkertijd cannabis, cocaïne, alcohol, sigaretten, aspirine, enzovoort. Trouwens, als het van pater Versteylen afhangt, mag men aan dit lijstje nog producten als chocolade, chips en Coca-Cola toevoegen. Een dergelijk debat verdrinkt de vis in de zee. Men moet immers weten waarmee men bezig is. Men moet prioriteiten stellen. Ik ga akkoord met tabakspreventie en met alcoholmisbruikpreventie. Men mag al deze producten echter niet op een hoopje gooien en er één enkel debat van maken. Het gaat telkens om totaal verschillende problematieken. Mensen beginnen om totaal verschillende beweegredenen deze verschillende middelen te gebruiken.
Ik wil nog even terugkomen op de essentie van de door mevrouw van Kessel geformuleerde vragen. De versnippering in het drugpreventiebeleid is een groot probleem. Ik heb dit enkele jaren geleden al in deze commissie aangekaart. Het is mijns inziens van het grootste belang om alle neuzen in dezelfde richting te laten wijzen, wat momenteel niet lijkt te lukken.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Het Vlaamse preventielandschap is gebaseerd op een systeem van convenants. Wij voorzien in de begroting in een bedrag van ongeveer 103,6 miljoen frank voor drugbestrijding. Het grootste deel van dit bedrag, namelijk 77,6 miljoen frank, gaat naar de VAD. De naam van deze verenigingen laat misschien vermoeden dat zij zich voornamelijk op alcoholmisbruik concentreren, maar dit klopt niet. In tegenstelling tot de heer Strackx, ben ik alleszins wel tevreden over de aanpak van de VAD en over de manier waarop zij de convenants uitvoeren.
Het Vlaams preventiebeleid wordt bovendien mee gedragen door de provincies. Deze krijgen hiervoor een bedrag van 15 miljoen frank. De centra voor geestelijke gezondheidszorg beschikken over een aparte convenant. Zij ontvangen hiervoor 21 miljoen frank. Verder ontplooit ook de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest binnen haar bevoegdheden enkele initiatieven.
De provincies zijn het voorbije jaar uitgenodigd om de inhoud van die convenants te bespreken. Zij zijn op een uniforme wijze opgesteld en ter ondertekening aan de convenanthouders voorgelegd. Met uitzondering van Oost-Vlaanderen, hebben alle provincies een convenant met de Vlaamse overheid ondertekend. De provincie Oost-Vlaanderen heeft het convenant nog niet willen ondertekenen en heeft het bedrag waarop ze normaal gezien recht had, namelijk 2,5 miljoen frank per jaar gedurende een periode van drie jaar, nog niet ontvangen. De provincie Oost-Vlaanderen heeft nog geen duidelijke inhoudelijke stelling ingenomen. Ik heb de indruk dat het provinciebestuur het gewoon niet eens is met de wijze van samenwerking tussen de provincies en de Vlaamse overheid. Het zou alleszins meer om formele dan om inhoudelijke redenen gaan. Het bewijs hiervan is dat de provinciale coördinator voor Oost-Vlaanderen loyaal de door de VAD geleide coördinatievergaderingen blijft bijwonen. De provincie heeft alleszins nog geen reden opgegeven waarom ze het convenant niet wensen te ondertekenen. Ik blijf dan ook hopen dat dit alsnog kan gebeuren.
Iedereen weet uiteraard dat we ons momenteel op de vooravond van de verkiezingen van de provincieraden bevinden. Indien dit politiek moeilijk ligt, moeten we misschien even wachten en de provincie het convenant na de verkiezingen opnieuw voorleggen.
De rijkswacht en de VAD overleggen geregeld. Dit overleg is echter informatief. Men wisselt programma's en informatie uit. Dit is geen formeel overleg. De rijkswacht participeert wel aan Ginger, de registratie van preventieactiviteiten. Ginger bevond zich in 1999 nog in een pilootfase. Nu, in 2000, is dit project volledig actief en worden alle preventieprojecten geregistreerd. De rijkswacht werkt hier constructief aan mee, maar niemand kan op voorhand zeggen welke initiatieven zullen worden genomen. Deze registratie gebeurt dan ook post factum.
De ongeveer 150 preventiewerkers in Vlaanderen van het drugpreventienetwerk van de Rijkswacht richten zich vooral op ouders en opvoeders. De 120 Donna-rijkswachters - die volgens mij in heel België actief zijn - richten zich met een pakket op de basisscholen. Ook bepaalde gemeentelijke politiekorpsen richten zich op deze basisscholen. Ik beweer niet dat dit nooit voor de nodige problemen zorgt. Er moeten bindende afspraken worden gemaakt waarbij de rol van de politie en van de rijkswacht op het vlak van de drugpreventie duidelijk wordt vastgelegd.
U weet dat op het federale niveau de hele drugpreventie pas voor het najaar op het programma staat. Bovendien werd de materie weggehaald bij Justitie en overgeplaatst naar Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken. Wij vragen in elk geval om daarbij betrokken te worden. Dat geldt trouwens voor het hele veiligheidsbeleid. Eén van de punten die we aankaarten, zullen in elk geval de acties zijn van de Donna-rijkswachters in de lagere scholen. Dat is immers een vorm van campagne die jongeren ervan moet weerhouden drugs te gaan gebruiken via allerlei verschrikkelijke beelden. Er is helemaal niet bewezen dat dit de goede manier van werken is. Wij hebben het daar niet gemakkelijk mee.
Wat is de rol van de VAD in de toekomst? Willen we het aantal Vlaamse preventiewerkers optrekken? Op dit moment is daar geen sprake van. De uitwerking van de convenant loopt voor drie jaar en het loopt goed. Er is een regelmatige evaluatie. Als op federaal niveau het standpunt duidelijk wordt, moeten we nagaan welke taken federaal en welke taken Vlaams zullen worden ingevuld. Indien nodig, zullen bijkomende Vlaamse preventiewerkers aangeworven worden. Op dit moment is dat niet het geval.
Uw vraag over voetbal is inderdaad later binnengekomen. Ik ben er niet van op de hoogte. Er is een overleg tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken van België en Nederland. Er is mij niet gevraagd wat ik ervan dacht. Ik kan u alleen zeggen dat er geen overleg was en dat ik geen plannen heb om een eigen Vlaamse campagne te gaan voeren voor Euro 2000. Soms zouden we vergeten dat het gaat over voetbal en niet over drugs. Wat er vooral wordt misbruikt, is alcohol.
De voorzitter : Mevrouw Van Kessel heeft het woord.
Mevrouw Ingrid Van Kessel : Het is misschien geen drugfeestje, maar het mag er ook geen worden. De actie ging vooral over de preventieaanpak en als er iets wordt georganiseerd, moet het Vlaamse niveau er toch bij betrokken worden.
Ik ben het in heel grote mate met u eens voor de rest van de punten. Voor drugpreventie moeten we echt vragende partij zijn. Dit is een Vlaamse bevoegdheid en we hebben onze eigen inzichten daarin. We vinden het belangrijk om zo veel mogelijk overleg te plegen met het federale niveau. Meer overleg was één van de belangrijkste aanbevelingen van de federale drugwerkgroep van de vorige zittingsperiode. Wij hebben toen zelfs gepleit voor het installeren van een beleidscel drugs die coördinatie mogelijk moet maken. Socialisten, liberalen en Agalev waren het ermee eens. Formeel overleg is nodig. Een beleidscel moet dit continu opvolgen, zeker op een domein waarin het accent op preventie ligt en niet op repressie. Dat lijkt mij cruciaal bij een goede preventie. U zei het zelf al, voor de kinderen is het gesprek met de ouders heel belangrijk. Als ze iemand zien met een kepi, belast dat dikwijls het gesprek al bij voorbaat. Ik geef toe dat in sommige omstandigheden een kepi nodig is, maar zeker niet altijd. De ouders zullen veelal niet meer op een redelijke manier met hun kinderen spreken als ze die voorlichting hebben gekregen.
Ik zeg niet dat de rijkswacht nooit goed aan productinformatie doet. In sommige omstandigheden verloopt dit zeer positief. Ik ben echter al op een paar voorlichtingsavonden geweest waarbij ik eraan twijfelde of ouders nog een goed, rustig gesprek met hun kinderen kunnen voeren. Ik vraag me af of die invloed bevorderlijk is. Formeel overleg ten aanzien van visie en aanpak is heel erg wenselijk. Ik hoop dat we hierop nog eens kunnen terugkomen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.