Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 27/04/2000
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over het Openbaar Onderzoek Mobiliteitsplan Metropool Rijsel en het overleg met het Vlaams Gewest
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Decaluwe tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over het Openbaar Onderzoek Mobiliteitsplan Metropool Rijsel en het overleg met het Vlaams Gewest.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is niet de eerste keer dat ik u ondervraag over een grensoverschrijdende problematiek. Tijdens de vorige regeerperiode ging het over de ruimtelijke ordening, tijdens deze regeerperiode was mobiliteit al enkele keren het onderwerp. Nu speelt er zich opnieuw een belangrijk grensoverschrijdend feit af, waarbij Vlaanderen niet afzijdig kan blijven.
Momenteel, van 5 april tot 5 mei 2000, loopt er in de regio Rijsel een openbaar onderzoek met betrekking tot het Plan de Déplacement Urbain de Lille Métropole. Dat plan bestaat uit verschillende onderdelen, waarvan ik er enkele heb meegebracht, bijvoorbeeld het charter van de bus, het Chartre Piétons et Vélo, het Chartre Modération de la Vitesse, het charter over de grensoverschrijdende infrastructuur, enzovoort. Het is allemaal zeer goed uitgewerkt, en het openbaar onderzoek loopt nu volop.
Het is van belang dat de metropool Rijsel behoort tot het grensoverschrijdend stedelijk netwerk. Ik heb reeds verwezen naar de problematiek van de gewijzigde bewegwijzering van en naar Parijs in de regio Rijsel. U hebt al toegegeven dat dat een effect heeft op de mobiliteit van de Zuid-West-Vlaamse regio.
Ondertussen stellen we ook vast dat tal van grensoverschrijdende projecten reeds werden goedgekeurd, bijvoorbeeld fietspaden en -routes. Het mobiliteitsplan dat momenteel in de metropool Rijsel in onderzoek is, zal hoe dan ook een invloed hebben op de mobiliteit en ruimtelijke ordening in Zuid-West-Vlaanderen.
Met grote tevredenheid stel ik vast dat Lille Métropole dat ook beseft. In hoofde van vice-president Astier van de Communauté Urbaine, werd een brief geschreven om alle burgemeesters van Zuid-West-Vlaanderen en het midden van West-Vlaanderen uit te nodigen om hun visie op het mobiliteitsplan weer te geven. Er zou wat betreft zowel de bereikbaarheid van de metropool als de mobiliteit van zijn bewoners, rekening moeten worden gehouden met de grensoverschrijdende realiteit. De integratie van die realiteit moet ons in staat stelen om dit ontwerp te optimaliseren. Het is positief dat men hierop een reactie vraagt van de steden en gemeenten.
Ik zou echter nog een stap verder willen gaan. Er zijn een aantal belangrijke grensoverschrijdende infrastructuurelementen, die ook op Vlaams niveau zijn ingedeeld in de hiërarchie van de wegen. Het is belangrijk dat het Vlaams Gewest daarover contact zou opnemen met de Franse overheid, het liefst formeel, om een bijdrage te leveren in functie van het grensoverschrijdend stedelijke netwerk.
Ik heb deze week een interessante vergadering bijgewoond over de ontsluiting van de N336 in Menen, een geval dat gelijkaardig is aan dat van de A17 twintig jaar geleden. De weg stopt aan de Franse grens, en loopt over de Leie verder op Frans grondgebied. Er ontbreekt alleen nog een brug, die zou moeten worden gefinancierd door het Vlaams Gewest en de Franse overheid, en die een belangrijke invloed zou hebben op de mobiliteit. Vooral het zwaar verkeer zou uit het centrum van Menen kunnen worden geweerd. Dat is dan ook opgenomen in het genoemde plan. Zo zijn er tal van voorbeelden.
Bent u als minister van Mobiliteit en Openbare Werken op de hoogte van de evoluties op het vlak van mobiliteit in de metropool Rijsel? In hoeverre is er hier een grensoverschrijdende samenwerking noodzakelijk en welke structuren kunnen hiervoor worden ingeschakeld, ook aan Vlaamse kant? In hoeverre kan het Vlaams Gewest nog worden betrokken bij het openbaar onderzoek van het Plan de Déplacement Urbain de Lille Métropole?
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitter, collega's, we zijn in het bezit van het Projet de Plan de Déplacement Urbain - of Ontwerp Stedelijk Vervoersplan - van Lille Métropole Communauté Urbaine. We zijn dus op de hoogte van de plannen van de Metropool Rijsel op het gebied van de mobiliteit.
Er is mobiliteitsoverleg nodig over de inschakeling van de N58 in de ring rond Rijsel en over de verbinding A25-A19 via de N38. Daarnaast is er op het gebied van mobiliteit overleg in het grootstadsproject Kortrijk-Lille en de Euregio Nord-Pas de Calais-Vlaanderen.
Het Vlaams Gewest is door Lille Métropole Communauté Urbain uitgenodigd om schriftelijk haar commentaar te geven op het Ontwerp Stedelijk Vervoersplan. De reactietermijn voor het openbaar onderzoek omtrent dit plan loopt van 5 april tot 5 mei 2000.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de minister, uw antwoord stemt me tevreden. Het zou me echter ook interesseren te weten welke bekommernissen het Vlaams Gewest hieromtrent uit. Het is belangrijk dat u in uw functie van minister van Openbare Werken en Mobiliteit over de problematiek van de grens-Leie op hoog niveau vriendschappelijk contact opneemt met uw Franse collega om de knelpunten te inventariseren en te zoeken naar oplossingen. Ik heb daar al op gewezen. Minister-president Dewael is al een paar keer in de streek geweest voor het algemene grensoverschrijdende werk. Er zijn echter zoveel vakproblemen dat het ook belangrijk is dat een vakminister het initiatief neemt om met zijn Franse collega van gedachten te wisselen.
Minister Steve Stevaert : We zullen op uw suggestie ingaan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.