Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 30/03/2000
Vraag om uitleg van de heer Ludwig Caluwé tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de verlenging van tramlijn 3 te Antwerpen-Merksem
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de verlenging van tramlijn 3 te Antwerpen Merksem
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Caluwé en de heer Huybrechts tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de verlenging van tramlijn 3 te Antwerpen-Merksem.
De heer Caluwé heeft het woord.
De heer Ludwig Caluwé : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, het verlengen van de tramlijnen in Antwerpen is een belangrijk element in het uitbouwen van het openbaar vervoer van en naar de stad. Dergelijke tramlijnen kunnen uiteraard pas concurreren met het autoverkeer indien ze een voldoende hoge commerciële snelheid kunnen halen. De Lijn vraagt dan ook terecht dat de bevoegde overheden doorgangsmaatregelen nemen op hun wegen.
Om die eis wat meer kracht bij te zetten weigerde De Lijn haar deel van de investeringen uit te voeren voor de uitbouw van tramlijn 3 te Merksem. De Inspectie van Financiën zou De Lijn adviseren om zo te handelen. Nochtans is de wegbeheerder van de Bredabaan, waarover het hier gaat, het Vlaams Gewest zelf. Het gevolg is deze kafkaiaanse situatie : De Lijn, onder het toezicht van de minister, vraagt het stadsbestuur maatregelen te nemen met betrekking tot een weg waarvoor het Vlaams Gewest bevoegd is.
Daarom dringen zich de volgende vragen op. Klopt het dat de overeenkomst over de verlenging van tramlijn 3 in Antwerpen op losse schroeven staat? Hoe verklaart de minister dat de stad Antwerpen doorstromingsmaatregelen moet nemen voor een gewestweg waarvoor de stad niet bevoegd is, alvorens de minister het fiat geeft voor de verlenging van de tramlijn? Of gaat het over zijstraten en kruispunten waarover de stad geheel of gedeeltelijk wegbeheerder is? Heeft de stad ondertussen maatregelen klaar die tegemoetkomen aan de wensen van De Lijn?
De voorzitter : De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag is quasi identiek aan die van de heer Caluwé. Tussen De Lijn, het Antwerpse stadsbestuur en de Vlaamse Gemeenschap bestaat een overeenkomst over de verlenging van tramlijn 3 Antwerpen-Merksem.
Die overeenkomst staat momenteel echter onder druk. De Lijn vindt de miljoeneninvestering die nodig is voor de verlenging zinloos zolang de stad Antwerpen niet zorgt voor een vlotte verkeersdoorstroming door het centrum van Merksem, door middel van een aparte trambedding op de Bredabaan, en weigert dus haar deel van de investeringen bij te dragen. Zo houdt de maatschappij het dossier geblokkeerd. Mijnheer de minister, daar de Bredabaan in Merksem een gewestweg is, bent u bevoegd voor het nemen van de beslissing over de heraanleg van de Bredabaan. Welke initiatieven hebt u reeds genomen inzake de trambedding in Merksem?
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mijnheer de minister, voor zover ik weet, heeft het Vlaams Gewest de stad gevraagd of ze achter het aanleggen van die vrije trambaan staat. Soms is er wat onduidelijkheid over de opinie van de bestuursmeerderheid. Er is terzake echter geen discussie mogelijk. In de oriëntatienota staat zeer duidelijk dat men voor deze vrije trambaan kiest. Het antwoord van de stad lijkt me dus duidelijk. De bevoegdheid berust inderdaad bij het gewest.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitter, collega's, reeds bij de goedkeuring van het definitieve ontwerp van de tramlijnverlenging vanaf het Roosensplein tot het kruispunt met de Hortsebaan werd door de Inspectie van Financiën opgemerkt dat met dit dossier een unieke, maar tevens laatste gelegenheid werd geboden om daadwerkelijk te kiezen voor het openbaar vervoer en voor een duurzame mobiliteit in de stad Antwerpen. Dit veronderstelt een eigen bedding over het hele traject van lijn 3.
Verder stelde men dat het akkoord van de stad Antwerpen met betrekking tot een eigen trambedding in de doortocht van Merksem een conditio sine qua non is om een gunstig advies te verlenen bij het voorstel. Dat lijkt me een zeer verstandige opmerking van de Inspectie van Financiën.
De doortocht van Merksem blijft het grote knelpunt op deze lijn. De wegbeheerder in kwestie is AWV Antwerpen, maar ook de stad Antwerpen is medefinancier van dit deelproject, en moet terzake eveneens advies verstrekken. Dit is gebonden aan het convenant. In deze tijd wil ik niet teruggaan naar de oude manier van omgaan met steden en gemeenten, zeker niet met Antwerpen, de grootste stad van Vlaanderen. We willen toch duidelijk weten wat de mening van deze stad is bij een aantal aangelegenheden.
Met uitzondering van een verklaring in de oriëntatienota voor de mobiliteitsproblemen in de stad Antwerpen, die door alle betrokken besturen is goedgekeurd, heeft de stad Antwerpen zich nog niet uitgesproken over de doortocht van Merksem, noch over een vrije trambaan over de volledige lengte ervan. Daar de doortocht van Merksem bepalend is voor de rendabiliteit van de hele lijn 3, is een duidelijke stellingname ten gunste van het openbaar vervoer, in casu een tram in eigen bedding, voor alle betrokken besturen een noodzaak om de geplande verlenging met een voldoende rendement te kunnen uitvoeren.
Inmiddels werd door AWV-Antwerpen met medefinanciering door De Lijn een verkeersplanologische studie opgedragen aan het studiebureau Tijdelijke Vereniging Iris Consulting-Langzaam Verkeer en A+D Milieu met betrekking tot de herinrichting van de Bredabaan, waarbij een eigen tram- en busbaan wordt geïntegreerd.
De voorzitter : De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts : Mijnheer de minister, wat vindt de Vlaamse Gemeenschap van die trambedding? Bent u er een voorstander of een tegenstander van?
Minister Steve Stevaert : Het lijkt me duidelijk dat ik daar een voorstander van ben. Ik zou echter ook wel eens willen weten wat Antwerpen daarover denkt, want de meningen lopen daar blijkbaar uiteen, wat het me moeilijk maakt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.