Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 03/04/2000
Interpellatie van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het taalgebruik bij de dienst 100 en de gevolgen voor het welzijn van de Vlaamse taalgrensbewoners
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het taalgebruik bij de dienst 100 en de gevolgen voor het welzijn van de Vlaamse taalgrensbewoners.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de taalperikelen in de Vlaamse Rand en langs de taalgrens genieten niet ieders belangstelling. Er zijn ook mensen die van oordeel zijn dat de Vlamingen aldaar maar vrede moeten nemen met het feit dat er hulpdiensten zijn om hen uit de nood te helpen, en dat het, bijvoorbeeld in Voeren, belangrijker is dat een brand wordt geblust dan dat de brandweerlui Nederlands verstaan, laat staan spreken.
Het is echter niet alleen vernederend dat we er anno 2000 nog steeds niet voor kunnen zorgen dat de zorgverstrekking in Vlaanderen principieel door Nederlandstaligen gebeurt, een en ander heeft ook rechtstreeks te maken met het welzijn van de bevolking. Men kan niet zomaar wegwuiven dat de hulpdiensten tijd verliezen omdat ze het adres niet goed hebben begrepen, of dat dokters niet in staat zijn om de klachten of aanwijzingen van patiënten te verstaan.
Mevrouw de minister, ik moet toegeven dat u dat probleem niet hebt weggewuifd toen ik er op 9 november 1999 een vraag om uitleg over stelde. De vraag handelde over het taalgebruik bij de dienst 100 in de Vlaams-Brabantse Gordel. Uit de reacties van een aantal collega's bleek dat deze problemen zich niet alleen daar voordoen, maar ook in andere taalgrensgebieden. U antwoordde dat samen met de federale overheid moet worden onderzocht hoe het probleem van eentalig Franstalige interventieploegen en 100-centrales die door eentalig Franstaligen worden bemand, zou kunnen worden geregeld door middel van de regelgeving of een protocol.
Uw antwoord bleef niet onopgemerkt. Ik citeer uit Spoorslag, het orgaan van de meeste Vlaamse verenigingen uit de druivenstreek van Overijse en Hoeilaart : 'Minister Vogels begrijpt niet waarom de afgesproken bepaling niet voorkomt in het definitief KB, maar belooft wel om de kwestie opnieuw aan te kaarten op het federale vlak. Voor ons, inwoners van de druivenstreek, betekent dit dus dat we nog altijd het risico lopen om in Vlaams-Brabant te worden geconfronteerd met een interventieteam dat het Nederlands niet machtig is, om maar te zwijgen van het onthaal in het ziekenhuis, zoals bijvoorbeeld Saint-Luc. Ook hier mag je een gat in de lucht springen als je maar één woord Nederlands te horen krijgt.'
Er waren klachten van het Verbond van Vlaams Overheidspersoneel tegen de academische ziekenhuizen van de ULB en de UCL over het feit dat niet al hun medische urgentiediensten tweetalig zijn. Daarom heeft de Vaste Commissie voor Taaltoezicht gesteld dat de diensten zo moeten worden ingericht dat de artsen en verplegers die het contact leggen met de patiënten of hun familieleden hen in elk geval in het Nederlands te woord moeten staan.
Mevrouw de minister, op 1 februari heb ik u een schriftelijke vraag gesteld over de stand van zaken in het overleg waar u in november gewag van maakte. Nu stelt u ineens dat er via regelgeving geen oplossing mogelijk is. Ik citeer uit uw antwoord : 'De federale wetgever kan de meertaligheid als erkenningsnorm niet opleggen, omdat de wetgeving heel België bestrijkt. Het probleem stelt zich dan welke talen waar moeten worden gesproken.'
Die opmerking is verbijsterend. Er is wel degelijk een wetgeving van openbare orde, die duidelijk bepaalt waar welke taal moet worden gesproken. Dat wordt ook bevestigd door een uitspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
De wetgeving bepaalt niet dat op heel het territorium van het land voor de dienst 100 mensen moeten worden ingezet die het Nederlands machtig zijn, zoals u in uw antwoord insinueert : 'Het is onmogelijk om overal mensen die het Nederlands, en/of het Frans en/of het Duits machtig zijn, te laten werken in de gezondheidssector, en meer bepaald in de dienst 100.'
Ik heb u nooit gevraagd om met de federale overheid te overleggen over het meertalig maken van alle hulpdiensten in België. Ik heb u wel gevraagd, ten bate van het welzijn en de veiligheid van de bevolking in Vlaanderen, bij de federale overheid aan te dringen op de naleving van de taalwetgeving.
Ik heb echter de indruk dat u geen weet hebt van het bestaan van de taalwetgeving. Dat blijkt ook waar u stelt : 'De taal van de patiënt opleggen, is ook geen oplossing, omdat we bijvoorbeeld in Vlaanderen niet kunnen vragen aan alle diensten om de taal van de patiënt te spreken.'
U voegt eraan toe om welke talen het gaat : Frans, Duits en Engels. Dat is natuurlijk juist, maar u vergeet dat er wel is opgelegd dat de gangbare talen in Vlaanderen het Nederlands, en in Brussel het Frans en het Nederlands zijn. In uw redenering zou een beklaagde in Vlaamse rechtbanken niet langer kunnen eisen dat zijn zaak in het Nederlands verloopt. Dat doet denken aan negentiende-eeuwse toestanden.
Mevrouw de minister, u zegt bovendien in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag dat u rekent op wat hoffelijkheid en op een mentaliteitswijziging. Hoe u dat zult afdwingen laat u in het midden. U geeft impliciet toe dat we niet moeten hopen op de naleving van de taalwetgeving. Ik betwijfel of u het bestaan van die wetgeving kent, laat staan dat u de inhoud ervan zou kennen.
We staan dus ver af van een overleg met de andere gemeenschappen en de federale overheid, hoewel u dat in november hebt vooropgesteld. Dat overleg zou tot doel hebben het KB van 10 augustus 1998 alsnog aan het oorspronkelijke ontwerp aan te passen. Ik breng het bewuste artikel uit dat ontwerp in herinnering : 'Bij elke interventiezone van de MUG functie dient tenminste één van de leden van het interventieteam de taal of talen van het taalgebied, bedoeld in artikelen 2 tot 6 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, waarin de interventie plaatsvindt, te beheersen.' Dat is al minimaal, want volgens mij is het een uitzondering op de taalwetgeving. Het werd echter niet verwerkt in de definitieve versie van het Koninklijk Besluit.
Mevrouw de minister, nu maakt u van dat overleg, waarvan in november nog sprake was, helemaal geen gewag meer, ofschoon ik in mijn schriftelijke vraag in februari naar een stand van zaken heb gevraagd. Is dat omdat het overleg werd geweigerd, en u niet wenst aan te dringen? Is het omdat het u niet interesseert? Of is het omdat er wel een overleg is geweest, waar u echter nul op het rekest hebt gekregen? In dat geval had ik graag vernomen met wie is overlegd, en van wie u nul op het rekest hebt gekregen.
Mevrouw de minister, u bent belast met het welzijn van de Vlamingen, waar die zich ook bevinden in Vlaanderen. Ik ben van oordeel dat u uw gewicht in de schaal moet gooien om ervoor te zorgen dat, 170 jaar na het ontstaan van België, Vlamingen in noodsituaties meer krijgen dan de zorgverlening die volgens de dierengeneeskunde gangbaar is.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, er is wel degelijk overleg geweest, en ik heb daar helemaal niet nul op het rekest gekregen. Ik heb er zelfs medestanders gevonden, zoals mijn collega van de Duitstalige Gemeenschap. Die minister kampt met gelijkaardige problemen over het gebruik van het Duits en het Frans in de Oostkantons.
Die vergadering heeft begin februari plaatsgevonden, en werd voorbereid door juristen van de kabinetten. Zij stellen dat er maar één mogelijkheid bestaat om het taalprobleem op te lossen : aparte diensten 100 uitbouwen, aan weerszijden van de taalgrens. Brussel blijft ook dan nog altijd een probleem.
Op dit ogenblik wordt de hele sector van de spoedzorgverstrekking geherstructureerd. De vorige federale minister van Volksgezondheid heeft nieuwe normen vastgelegd om een zeventigtal spoeddiensten in het hele land te installeren. Er zijn echter zoveel achterpoortjes aan die regeling dat er op dit ogenblik 165 gespecialiseerde spoeddiensten bestaan. We proberen die wildgroei onder controle te krijgen, en daardoor is het probleem van het taalgebruik wat op de achtergrond geraakt. Er zal overigens nog veel moeten gebeuren voor de ULB het verbod krijgt opgelegd om patiënten van buiten de Rand met de spoeddienst op te halen. Daarom zie ik niet in hoe ik, als Vlaams minister van Volksgezondheid, via regelgeving een en ander kan opleggen. Ik kan niet veel meer doen dan enige hoffelijkheid vragen.
Men mag een rechtsonderhorige die zich moet verdedigen voor de rechtbank niet vergelijken met iemand die een beroep moet doen op een dienst 100. In dat laatste geval is een snelle technische tussenkomst van beslissend belang. De persoon in kwestie is in dat geval dikwijls bewusteloos. Ik weet natuurlijk ook dat de familie dat niet is en ook opvang nodig heeft, maar aan dat laatste kan met enige hoffelijkheid tegemoet worden gekomen. De toestand van een patiënt verschilt dus van die van een rechtsonderhorige die zich in zijn eigen taal moet kunnen verdedigen.
Ik heb op dit ogenblik dus geen oplossing. Ik weet wel dat mijn collega in de Oostkantons met hetzelfde probleem kampt. De MUG's worden geherstructureerd. Er wordt overwogen om in de Oostkantons en in het Maasland interventiediensten uit te bouwen die langs weerszijden van de taalgrens zijn ingeplant. Dat maakt het allemaal nog wat ingewikkelder.
Het taalprobleem is dus een zaak, de organisatie van een snelle, efficiënte en betaalbare dienstverlening is een andere. Ik kan u dus geen sluitende oplossing voorleggen, maar u mag wel altijd suggesties doen.
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : U ontgoochelt me, mevrouw de minister. Het probleem doet zich overigens niet enkel voor bij de dienst 100, maar ook bij de opvang in de ziekenhuizen. Ik kan u verzekeren dat het een traumatische ervaring is als men als Nederlandstalige in nood wordt geconfronteerd met artsen en verplegers die geen Nederlands spreken. Het is onaanvaardbaar dat dit vandaag nog altijd kan. U zegt dat we geduld moeten hebben.
Minister Mieke Vogels : Als u het over de opvang in ziekenhuizen hebt, dan gaat het over de toestand in Brussel, is het niet?
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Het gaat meestal over patiënten in de Vlaams-Brabantse gordel die naar Brusselse ziekenhuizen worden gevoerd waar men geen Nederlands spreekt.
Mevrouw de minister, u zegt dat dit niet kan worden verholpen. U hebt het over een objectief bondgenootschap met de Duitstalige Gemeenschap. Als eentalig Nederlandstalige diensten het zouden aandurven om in Waals-Brabant aan de slag te gaan en hun patiënten naar Nederlandstalige ziekenhuizen zouden vervoeren, dan zou het geen maand duren vooraleer een oplossing zou worden gevonden. De omgekeerde situatie sleept echter al jaren aan, en u zegt me eigenlijk dat dit wellicht nog ettelijke jaren zal duren. Ik kan daar geen genoegen mee nemen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Van Nieuwenhuysen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering. Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.