Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 17/02/2000
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden, over de toekenning van renovatieleningen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden, over de toekenning van renovatieleningen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : De rechtstreekse aanleiding van deze vraag is een krantenartikel. Ik ben zeker niet de persoon die altijd even zwaar tilt aan krantenberichten, maar ditmaal wil ik er toch wat aandacht aan besteden. Het gaat om een krantenbericht dat de journalist van dienst als het ware door een stadsbestuur is ingefluisterd. Ik citeer : 'Velen stellen zich bovendien de vraag hoe het mogelijk is dat Kempense volksvertegenwoordigers in het Vlaams Parlement dergelijke flaters niet hebben opgemerkt'. Als we zoiets lezen, dan worden ikzelf en mijn Kempense collega's snel wakker. Er zitten tenslotte wel wat Kempense volksvertegenwoordigers in dit parlement, zij het dat er steeds minder leden van de CVP bij zijn. Laat het alleszins duidelijk zijn dat wij hier niet slapen.
Waarover gaat nu mijn vraag? Mijn aandacht werd getrokken door de titel 'Geen renovatieleningen voor de Kempen'. Laat ik duidelijk zijn : ik wil niet ingaan op het onderwerp van renovatieleningen zoals dat door de minister werd gelanceerd en in deze commissie reeds aan de orde kwam. Ik wil het ook niet hebben over de vraag welke steden al dan niet op welke lijst staan. Ik ga ervan uit dat het opstellen van de lijsten gebeurt met de nodige objectiviteit en deskundigheid.
Als er echter twijfel bestaat over de vraag of die lijsten zijn opgesteld op basis van objectieve normen, is dit toch wel een reden om vragen te stellen. Het stadsbestuur van Turnhout beklaagt zich erover wel te zijn opgenomen in de lijst van de centrumsteden, maar niet in die van de kernsteden. Als er een accuraat stedenbeleid moet worden gevoerd inzake verkrotting en leegstand en een stad niet tot de beoogde steden behoort, vind ik in de eerste plaats dat die stad blij moet zijn dat daar op dat vlak geen problemen rijzen. Maar als er vragen rijzen over de objectiviteit van de opgestelde lijst, dan moeten we hierover vragen stellen. Naar aanleiding van dit alles heb ik mijn oor eens te luisteren gelegd. Mijnheer de minister, er circuleren twee lijsten : een lijst met kernsteden, waarvan u gebruik maakt voor uw stedenbeleid, en een lijst met centrumsteden, verbonden aan het RSV. Een bepaald stadsbestuur beschuldigt de Vlaamse overheid ervan hierbij discriminerend tewerk te gaan.
Mijn verbazing was groot toen ik vaststelde dat de kernstedenlijst die u hanteert, het resultaat is van een besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999. De lijst dateert dus van ruim één maand voor de verkiezingen van het Vlaams Parlement. Ik denk dus niet dat de huidige regering terzake enige verantwoordelijkheid draagt. Mijnheer de minister, waarom hanteert u de lijst van het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999?
Hebt u garanties dat deze lijst werd vastgelegd op basis van objectieve criteria? Als dat zo is, dan heb ik daar ook geen enkel probleem mee : laat dat duidelijk zijn. Indien er terzake toch twijfels bestaan, bent u dan van plan deze lijst te blijven hanteren? Zo neen, welke criteria wilt u dan naar voren schuiven om tot een doelgerichte, adequate lijst te komen? Zo kan iedereen krijgen waar hij recht op heeft.
De voorzitter : De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark Van der Poorten : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, ik sluit me aan bij deze vraag. Het lijkt me de moeite dat men de hefboom van de renovatieleningen in stand blijft houden en zelfs activeert.
Ik wil de heer Van Dijck zelfs nog een tip geven. Kan de regering niet overwegen om, vanuit het oogpunt van een inclusief beleid en gekoppeld aan het RSV, niet enkel de kernsteden maar ook de stedelijke afbakeningsgebieden in aanmerking te nemen? Op dit moment is het immers perfect mogelijk dat een stad uit een van beide lijsten uit een aantal deelgemeenten bestaat, waarvan er één landelijk gesitueerd is en behoort tot het buitengebied, terwijl de andere tot het stedelijk gebied behoort. We moeten evolueren naar een verfijning van de gebieden. Zo zijn er tal van voorbeelden. Ik ken het best de voorbeelden uit mijn regio, maar dit is zeker geen pleidooi pro domo. Als we een beleid willen maken om de stads- en dorpskernen te vernieuwen en te herwaarderen en leegstand tegen te gaan, kan dit een nuttige tip zijn.
De voorzitter : Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux : Mijnheer Van Dijck, uw vraag is terecht. Op dit ogenblik zijn er inderdaad twee afbakeningen : er is de omschrijving van het RSV en de omschrijving uit het besluit van de Vlaamse regering van mei 1999. Ik kon in mijn eigen kabinet vaststellen dat men bij Huisvesting en Cultuur verschillende omschrijvingen hanteerde, terwijl men bij Stedelijk Beleid onderzocht of een combinatie van beide niet de beste oplossing was.
Er zijn zeker argumenten om bepaalde steden als centrumsteden te beschouwen, zoals dat begrip in het RSV wordt bepaald. Het begrip van de kernsteden is in feite gebaseerd op de kansarmoedeatlas van professor Kesteloot. Daar zijn sociologische argumenten voor. Het verschil tussen beide lijsten is niet zo groot. Turnhout wordt niet als een kernstad en wel als een centrumstad beschouwd, terwijl Dendermonde en Boom wel als kernstad en niet als centrumstad worden beschouwd.
Ik moet en zal heel snel de knoop doorhakken. De volgende dagen zal ik dus onderzoeken of er geen gegronde redenen zijn om de criteria te verfijnen, zowel voor het stedelijk beleid als voor deze renteloze renovatielening. Ik zal bekijken of dit niet op elkaar kan en moet worden afgestemd. Ik zal grondig laten onderzoeken of het niet vanzelfsprekend is dat men voor deze renteloze renovatieleningen de criteria van het RSV en van de kernsteden in combinatie hanteert. In functie van dat onderzoek zal ik mijn besluit inzake deze leningen al dan niet aanpassen. Vandaag kan ik hierover nog geen uitsluitsel geven, maar ik zal dat binnenkort doen.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Ik ben tevreden met dit antwoord. Ik wil gewoon weten wat de criteria zijn. Als de krijtlijnen vastliggen op basis van objectieve gegevens, dan zullen we de laatsten zijn om daar opmerkingen over te maken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.