Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 25/01/2000
Interpellatie van de heer Carl Decaluwe tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, en tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de overstromingsproblematiek en de waterbeheersing
Interpellatie van de heer Didier Ramoudt tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de overstromingsproblematiek in het Ijzerbekken
Interpellatie van de heer André Denys tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de noodzaak van dringende herstellingswerken aan de Leieoevers
Interpellatie van mevrouw Isabel Vertriest tot de heer Patrick Dewael, minister president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, en tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de overstromingsproblematiek en de waterbeheersing
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Decaluwe tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, en tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de overstromingsproblematiek en de waterbeheersing, van de heer Ramoudt tot minister Stevaert, over de overstromingsproblematiek in het IJzerbekken, van de heer Denys tot minister Stevaert, over de noodzaak van dringende herstellingswerken aan de Leieoevers, van mevrouw Vertriest tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, tot minister Stevaert en tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, en tot minister Dua, over de overstromingsproblematiek en de waterbeheersing.
Minister Dua en minister Stevaert zullen op deze interpellaties antwoorden.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de minister, geachte collega's, de overstromingsproblemen zijn op dit moment achter de rug. Ik zal met enkele krantentitels beginnen om het onderwerp in te leiden. Een aantal weken geleden stonden in de media een aantal krantenkoppen : 'Water breekt door dijken', 'Gouverneur Balthazar kondigde gisterenmorgen rampenplan fase III aan voor de gehele provincie', 'Alarm langs Leie, Schelde en Demer', 'Het water spatte tot boven de dakgoot', 'Het Leopoldkanaal op recordpeil', 'Weg Gent-Eeklo afgesloten'. Ik zou nog andere krantenkoppen kunnen citeren. Gelijkaardige titels kon men ook een jaar geleden lezen. Het is belangrijk dat te benadrukken.
Mijnheer de minister, u zei tijdens de begrotingsbespreking voor het jaar 2000 dat 'de rechtstreekse gevolgen van de recente problemen in het waterbeheer onder de bevolking en maatschappelijke groeperingen een zeker draagvlak hebben doen ontstaan voor een nieuwe aanpak van het waterbeleid en -beheer in Vlaanderen'. U zei ook : 'Het geheugen is kort. Daarom mag de overheid niet te lang talmen vooraleer te reageren op de aanwezigheid van dit draagvlak'. Mevrouw de voorzitter, minister Stevaert deed deze uitspraken nog geen maand geleden.
De reactie van de minister en van de hele regering is inderdaad accuraat. Ten opzichte van de middelen van de begroting 1999, inclusief de begrotingscontrole, zien we echter dat het budget voor overstromingswerken verminderd is met 600 miljoen frank. We stellen hetzelfde vast voor het budget van minister Dua. De begroting van Leefmilieu voor het waterbeheer in 2000 ligt 26 miljoen frank lager dan die van 1999. De heer Coens heeft dit trouwens in de commissie voor Leefmilieu uitvoerig uitgelegd. Voor de overstromingsellende trekt de regering ten opzichte van eind 1998-1999 626 miljoen frank minder uit om de problemen op te lossen.
Mijnheer de minister, u profileert zich bij het gros van de bevolking als iemand die alles gratis geeft. De hele regering neemt die slogan stilaan over : gratis vervoer, gratis elektriciteit, gratis renteloze leningen. De mensen in de overstromingsgebieden hebben ook gratis - hoewel ongewild - water gekregen. De problemen zijn bijzonder ernstig, maar deze regering pakt ze niet ernstig aan.
Naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen 2000 had ik enigszins mijn hoop gesteld op de beleidsnota van de minister van Leefmilieu en die van Openbare Werken over die problematiek. Mijnheer de minister, in uw 124 pagina's tellende beleidsnota staan welgeteld 11 regeltjes over dit thema. Op pagina 22 en 23 wordt gesproken over het organiseren van het multifunctioneel gebruik van de waterlopen. Over beschermingsmaatregelen staat er echter niets. Inzake het huidige waterpeilbeheer opteert men niet langer voor bescherming tegen een bepaalde waterstand, maar voor bescherming tegen schade. Dat is alles wat uw beleidsnota vermeldt over de bescherming van de burger tegen overstromingen. De beleidsnota van minister Dua is in dat opzicht iets uitgebreider, maar dan wel meer gericht op de problematiek van natuurontwikkeling en leefmilieu.
Ondanks alle problemen doet de regering in 2000 geen enkele budgettaire inspanning. Misschien heeft de minister erop gespeculeerd dat het dit jaar niet veel zou regenen en wilde hij andere populaire maatregelen treffen waarmee hij meer mensen een plezier zou doen in plaats van een aantal accurate en voorspelbare problemen aan te pakken. Tijdens de begrotingsbesprekingen in december heb ik voorspeld dat we bij nieuwe regenval opnieuw in de problemen zouden komen. Mijn woorden waren nog niet koud en het was zover. Bovendien heeft de minister tijdens de begrotingsbesprekingen van eind 1998 gezegd dat de inventaris van de overstromingsgebieden bijna was op punt stond. Eind 1999 was dit echter nog steeds niet gebeurd. Ik stel dan ook vast dat dit probleem nog steeds geen prioriteit is voor deze regering.
Nochtans heeft de heer Maes in oktober 1999 nog een uiteenzetting gegeven over de problematiek van de waterpeilbeheersing in het Blankaartbekken. Hij pleitte ervoor de waterpeilafspraken effectief na te leven. Wie heeft nu echter de moed om dit te herhalen voor de mensen die met overstromingsproblemen worden geconfronteerd?
Onze fractie heeft één prioriteit in deze strijd tegen het overstromingsgevaar, met name de bescherming en de veiligheid van de burgers in die probleemgebieden. Ik zie de minister knikken, hoewel ik dit punt nergens terugvind in zijn beleidsnota. Men kan zich dan ook afvragen wat er moet gebeuren. In eerste instantie moeten we rekening houden met fouten uit het verleden. Een ondoordachte ruimtelijke ordening is één van de oorzaken van de huidige problemen. Dat geef ik grif toe. Dat probleem is echter eigen aan alle politieke families die bij een gemeentebeleid zijn betrokken. Mensen krijgen vaak probleemloos bouwvergunningen in laaggelegen overstromingszones. Van deze gebieden moet dan ook dringend een inventarisatie worden opgemaakt.
Andere oorzaken zijn de verharding van de bodem en de rechttrekking van beken en stromen. Deze zaken zijn nu eenmaal gebeurd. Dat moet ons uitgangspunt zijn. Ook het probleem van de toenemende neerslag speelt een niet te onderschatten rol. Globaal gezien valt er nog steeds evenveel regen, maar dat gebeurt steeds meer met piekmomenten. Bovendien is het KMI er nog steeds niet uit of het al dan niet gaat om een ramp. Mijns inziens moet worden nagegaan in welke mate de KMI-normen moeten worden bijgestuurd opdat de getroffenen toch een financiële vergoeding kunnen krijgen.
We moeten werken aan integraal waterbeheer dat moet worden gericht op de risico's om waterlast te verminderen en niet langer alleen op de afvoer van het oppervlakte- en hemelwater. We moeten ook zoeken naar een verantwoord evenwicht tussen economie en ecologie, met als absolute prioriteit de veiligheid van de burgers.
Uit de begroting en uit contacten met uw administratie, heb ik vastgesteld dat u de voorbije 2 jaren ernstig hebt bespaard op onderhoudswerken, en meer in het bijzonder op baggerwerken. Daardoor slibben rivieren en stromen sneller dicht zodat de afvoersystemen aan draagkracht verliezen. De overstromingsproblemen waarmee de stad Gent onlangs werd geconfronteerd, zijn onder meer te wijten aan onvoldoende baggerwerken. Dit kan dan een handige besparingsmaatregel zijn, maar de gevolgen blijven niet uit. In plaats van stroomafwaarts aan syndroombestrijding te doen, moet men stroomopwaarts de oorzaken van wateroverlast aanpakken. Waar mogelijk moeten rivierbeddingen overstroombaar worden gemaakt, maar het zou ook goed zijn te onderzoeken wat de invloed is van de gescheiden rioleringsstelsels. Wetenschappers beweren dat dit ook kan bijdragen aan de oplossing van de problematiek.
De overstromingen zullen hoe dan ook frequenter worden - dit hebben we de afgelopen tien jaar al kunnen vaststellen - en we moeten ons daarop voorbereiden. Voormalig minister Kelchtermans heeft al inspanningen gedaan door er onder meer voor te pleiten de aanpak te versnellen. Er moet een meerjarenplan komen dat voorziet in een groei van investeringen, met zorg voor ecologie en natuur, maar in de eerste plaats voor de mensen die wonen op plaatsen die potentieel gevaar voor overstroming lopen. In de investeringskredieten heeft deze regering daar weinig of geen aandacht aan besteed.
Het water komt bovendien vaak van over de grens. Een van de problemen van de Leie en de Schelde komt uit Frankrijk. Bij mijn weten - en ik heb dit weekend nog contacten gehad met mensen van de Franse overheid - zijn er op beleidsvlak, tussen minister en minister of tussen topambtenaar en topambtenaar, de jongste jaren geen contacten geweest met Frankrijk over deze problematiek. Nochtans is geweten dat er ook daar problemen zijn, maar niemand neemt contact op om de zaak grensoverschrijdend aan te pakken.
Ik wil nog eens in herinnering brengen dat het Vlaams Parlement in 1998 een resolutie heeft goedgekeurd met een meerderheid van CVP, SP en VLD. Daarin werd aan de regering gevraagd werk te maken van een optimale coördinatie tussen de verschillende beleidsniveaus die zijn betrokken bij het beheer van de waterlopen.
Welke maatregelen heeft de Vlaamse regering getroffen naar aanleiding van de recente waterellende? Beschikt de Vlaamse regering over een overzicht van potentiële overstromingsgebieden? Hoeveel middelen zijn er nodig om in Vlaanderen alle dijken op voldoende sterkte en hoogte te brengen en in welke mate is het Sigmaplan reeds gerealiseerd? Ik heb gelezen dat men denkt aan bijsturing op een aantal punten omdat men over onvoldoende middelen beschikt. In welke mate kan het regelmatig baggeren van beken en rivieren aan de waterellende verhelpen en in welke mate bestaat hieromtrent een planmatige aanpak? In welke mate kunnen gemeenten en provincies worden aangemoedigd om dit eveneens te doen? In functie van de categorisering van de waterwegen heeft immers elk zijn verantwoordelijkheid. In welke mate is er overleg met de diverse overheden gepland? Welke invloed hebben gescheiden rioleringsstelsels op de recente waterellende? In welke mate is er overleg gepland met de Waalse en Franse overheid omtrent de Maas, de Schelde en de Leie om grensoverschrijdend tot een gecoördineerde actie te komen?
De voorzitter : De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik heb mijn interpellatie in twee delen opgesplitst. Oorspronkelijk was voorzien dat ik zou interpelleren over de Leieoevers. Aangezien dit debat wordt geplaatst binnen de bredere context van de algemene overstromingsproblematiek, wens ik er een tweede deel aan toe te voegen dat de problematiek algemener benadert. Ik dank u, mevrouw de voorzitter, dat u me toestaat om naar aanleiding van deze interpellatie een visuele voorstelling te geven ter inleiding. In de discussie over de Leieoevers zijn de beelden krachtiger dan mijn woorden.
Op 16 november 1999 heb ik minister Stevaert een schriftelijke vraag gesteld met betrekking tot het dreigend gevaar van inkalvingen langs de oevers van de rechtgetrokken Leie. Deze inkalvingen zijn vooral merkbaar op de Leiegrens tussen West en Oost-Vlaanderen, tussen Harelbeke en Deinze. De oevers van de Leie, bekeken vanuit kikvorsperspectief, lijken steeds meer op een maanlandschap met open kraters dan op een stevig beveiligde afzooming van een druk bevaarde rivier.
De gevolgen van deze zware oeveraantasting krijgen een bijkomende dimensie door de bijzondere hoge waterstand gedurende de laatste week van december van 1999. Overstromingsgevaar is niet denkbeeldig en wordt sterk bedreigend. Op sommige plaatsen reiken de oevers tot minder dan twee meter van de weg. Ik mag er niet aan denken dat het nog enkele dagen meer zou hebben geregend, want dan zou de rivier zeker buiten haar oevers zijn getreden.
Ik ben het eens met de oorzaken die u geeft in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, maar ik ben het totaal oneens met de conclusie die u hebt geformuleerd. De oorzaak van een en ander is de techniek van de oeverbeveiliging die men heeft gebruikt bij het rechtrekken van de Leie in de jaren zestig. De oeververdediging bestaat uit betonnen platen die steun vinden in een constructie met houten palen. Die zijn op hun beurt ingebouwd in een grondbanket onder water. Deze techniek is echter niet bestand gebleken tegen de sterke stroming die wordt veroorzaakt door de grote bevaarbaarheid van de Leie. Steeds grotere schepen en een grotere intensiteit van de scheepvaart spoelden het onderbanket weg, met als gevolg dat de betonnen platen alle steun verloren, in stukken braken en op sommige plaatsen zelfs volledig instortten.
Door het verdwijnen van de bescherming van de betonnen platen werd de onbeschermde oever, die meestal uit een talud van zandgrond bestaat, op veel plaatsen zeer zwaar aangetast. Duizenden tonnen zandgrond zijn intussen in de Leie weggespoeld. Er is reeds veel slibvorming in deze rivier, maar de weggespoelde oevergrond verhoogt dit slibgehalte uiteraard aanzienlijk. De kosten die daaruit voorspruiten, moeten mee in overweging worden genomen als wordt gesproken over de kosten die zijn verbonden aan het herstellen van deze zwaar verkankerde en aangetaste oevers. Verrassend, mijnheer de minister, was dan ook uw antwoord over de maatregelen die zullen worden genomen inzake het herstel. Uw administratie zal de zwaarst aangetaste plaatsen goed in het oog houden om eventuele drama's te vermijden, maar voor een structureel herstel moet worden gewacht op een studie. De toverdoos van de studies wordt bovengehaald om niets te moeten doen of om het probleem op de lange baan te schuiven. Dit jaar zal een studie worden besteld om alles te kaderen binnen een algemeen project van rivierherstel. Met dit antwoord word ik met een kluitje in het symbolische Leieriet gestuurd. Mijnheer de minister, bespaar ons alstublieft een nieuwe studie. Er is er reeds een uitgevoerd in 1995, en er bestaat een concreet plan om oevers te herstellen tussen Harelbeke en Deinze. Men weet perfect op welke plaatsen dat moet gebeuren en welke techniek daarvoor moet worden gebruikt. Ten titel van proef werden zelfs tijdens de voorbije jaren deze nieuwe technieken gebruikt.
Het zijn milieuvriendelijke, betaalbare technieken. De oeverwand wordt niet meer afgezet met lelijke betonnen platen die nadien wegspoelen, maar er wordt voorzien in een vooroeververdediging en een plasberm. Er is nog steeds ruimte voor de scheepvaart. Er is bovendien een vooroever met stenen aangebracht op het onderwatertalud, die de achterliggende oever tegen het water verdedigt. De oever zelf wordt niet vastgelegd, zodat de natuur zich vrij kan ontwikkelen in de plasberm tussen de vooroever en de eigenlijke oever. Deze techniek is dus milieuvriendelijk en betaalbaar, en de voordelen ervan zijn meervoudig. Er is een efficiënte oeverbeveiliging, maar er is ook een nieuwe kans voor milieuontwikkeling.
Door de aanleg van de vooroever wordt de golfbelasting opgevangen in het diepe stuk van het onderwatertalud en wordt de erosie van de eigenlijke oever uitgesloten. Tussen de vooroever en de eigenlijke oever ontstaat er tevens een plasdraszone, een zogenaamde plasberm. Deze tussenliggende zone geeft een nieuwe kans tot de groei van oeverplanten en het zich vestigen van oeverlevensgemeenschappen. De oeverplanten creëren niet alleen een waardevolle natuur, maar verstevigen het oevertalud. Plantensoorten zoals riet en de grote lisdodde hebben een stevig wortelstelsel. Ook allerlei watervogels krijgen een kans om te overwinteren en te broeden. Er zijn meerdere kolonies van oeverzwaluwen, maar ook de meerkoet en de wilde eend zijn er al terug te vinden.
Mijnheer de minister, ik weet dat niet alles tezelfdertijd kan worden uitgevoerd, maar in dit dossier kan men zich niet achter studies verstoppen. De Leieoevers moeten dringend worden hersteld. Het gevaar voor overstroming is er te groot. U geeft zich graag uit voor groen-rode minister, hier krijgt u de kans om dat te bewijzen.
Ik wil tevens een tweede deel breien aan mijn interpellatie omdat dit wordt gekaderd binnen het algemeen debat over de overstromingen. Wat gebeurd is rond Kerstmis, is niet te wijten aan overdreven langdurige waterval. Alle meteorologische diensten wijzen erop dat de regenval in de maand december vrij normaal was, met uitzondering van de piek rond Kerstdag. Met andere woorden, we rond Kerstmis hebben meegemaakt, kunnen we in de toekomst nog verwachten.
Onze fractie vindt dat men in dit debat iets te weinig het onderscheid maakt tussen de oorzaken en de gevolgen. De oorzaken liggen dieper, en de gevolgen moeten meer zijn dan louter een symptoombestrijding. Het herstellen van de oorzaken en het bestrijden van de gevolgen worden te veel door elkaar gehaspeld. Wat zijn de oorzaken? Het water heeft geen tijd meer om in de grond te dringen. Dit is een gevolg van beslissingen uit het verleden : het rechttrekken van de rivieren, de ruilverkavelingen, de overdreven betonnering en bestrating, en de bebouwing in risicogebieden. Deze vier elementen hebben tot gevolg dat het water geen tijd meer heeft om in de grond te dringen.
Uiteraard kunnen we niet alles herstellen wat in het verleden fout is gegaan. We moeten dit probleem op twee manieren aanpakken. Ten eerste moeten we een aantal fundamentele oplossingen vinden en ten tweede moeten we een aantal onmiddellijke gevolgen bestrijden. Wat zijn de fundamentele oplossingen?
We moeten opnieuw gaan in de richting van het creëren van overstromingsgebieden. Het bouwen van dijken alleen biedt immers geen oplossing. Ik verwijs naar de vallei van de Leie. Veertig of vijftig jaar geleden was die voortdurend overstroomd. We moeten dus nagaan op welke plaatsen we opnieuw overstromingsgebieden kunnen creëren. Ik weet wel dat er hier een discussie is tussen milieu en landbouw, maar we moeten die discussie zeker voeren. Als men niet te radicaal optreedt, zal er zeker wel een aanvaardbare oplossing worden gevonden.
Het meanderkarakter van bepaalde rivieren moet worden hersteld. Ik verwijs weer naar de Leie. Waarom zou men al die oude Leie-armen niet opnieuw verbinden met elkaar en met de rechtgetrokken Leie? Op die manier kan men de problematiek op een structureel-fundamentele wijze aanpakken.
Ik kom nu bij het bestrijden van de gevolgen. De discussie over de coördinatie van het waterbeheer en het integraal waterbeleid is een discussie die al zeer lang aan de gang is. Ondanks het feit dat de vorige regering dit als prioritair punt aankondigde in het regeringsbeleid, werd dit in de vorige legislatuur niet opgelost. Ik wil de vorige regering echter zeker niet met de vinger wijzen.
Ik wil er enkel op wijzen dat het integrale waterbeleid nodig is op twee niveaus. Ten eerste is er het centrale niveau van de Vlaamse regering zelf. Minister Stevaert is verantwoordelijk voor het algemeen waterbeleid. Minister Dua is verantwoordelijk voor de riolering. Minister Van Mechelen is verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening. Een integrale aanpak is dus zeker en vast noodzakelijk. Meer dan in het verleden zou de huidige Vlaamse regering hierin moeten slagen.
Daarnaast is er uiteraard ook de verticale samenwerking. Als ik me niet vergis, zijn er verschillende niveaus. Zo is er Polders en Wateringen. Vervolgens is er het Vlaams Gewest, dat verantwoordelijk is voor de onbevaarbare waterlopen van categorie 1. Er is ook Aquafin, die verantwoordelijk is voor de rioleringen en sommige waterlopen. Er zijn de gemeenten en de provincies. Ten slotte is er ook de administratie Waterwegen en Zeewezen, die verantwoordelijk is voor de getijdenrivieren en het Sigmaplan.
Ik heb de indruk dat het dossier in het verleden te lang is blijven stilstaan omdat de nadruk te veel werd gelegd op een getouwtrek inzake bevoegdheden. Men had het te druk met het herschikken van de bevoegdheden. De besturen Polders en Wateringen hebben te veel schrik om bevoegdheden af te moeten geven. Er zijn natuurlijk wel verenigingen van Polders en Wateringen die goed werk leveren en bereid zijn om samen te werken. Ze zijn bereid om engagementen te nemen in het beheerscontract en de beheersplannen van het bekkencomité. Ik wil voorstellen om te proberen voor een doorbraak te zorgen. Men moet dus meer aandacht hebben voor de samenwerking en de coördinatie binnen de bekkencomités en binnen de beheersplannen. Veel meer dan een getouwtrek rond posities lijkt het me interessant om daar aandacht aan te besteden.
De voorzitter : De heer Ramoudt heeft het woord.
De heer Didier Ramoudt : Mevrouw de voorzitter, geachte leden van de regering, collega's, wanneer het druppelt in Brussel regent het in Hasselt en verzuipt men in de Westhoek. De neerslagmetingen tussen 12 en 28 december 1999 leren ons dat er best niet te veel water uit de lucht valt in de Westhoek als men niet tot aan de knieën in het water wil staan. Als er meer dan 7,3 liter per vierkante meter per dag valt, ziet de IJzer op korte tijd haar waterpeil verhogen tot boven haar maximumpeil. Dat heeft tot gevolg dat de IJzer zich niet langer houdt aan haar natuurlijke loop, met het gekende gevolg.
Als we de metingen bekijken, stellen we het volgende vast. Als er 20 liter per vierkante meter regen valt op 24 uur, stijgt het peil van de IJzer met 60 centimeter. Valt de dag erop nog eens 7 liter per vierkante meter, dan komt er nog eens 30 centimeter bij. In een tijdsbestek van 48 uren, met een neerslag van 27 liter per vierkante meter, stijgt het waterpeil van de IJzer met 90 centimeter. Het normale peil van de IJzer bedraagt 3,2 meter, en ze begint over te lopen vanaf 4 meter. Het moet dus niet veel regenen om problemen te krijgen. Men kan zich voorstellen wat er gebeurt als er, zoals in het Limburgse Maasbekken, tussen 50 en 70 liter regen per vierkante meter zou vallen. De totale oppervlakte van de onder water gelopen gebieden zou verdrievoudigen. De schade aan gebouwen en landbouwbedrijven zou niet meer te overzien zijn.
Het probleem is nochtans niet nieuw. U kent het probleem. Tussen 12 en 28 december 1999 is er 117 liter regen gevallen, of een gemiddelde van 7,3 liter per dag. Het waterpeil van de IJzer is gestegen van 3,12 meter tot 4,68 meter. Er zijn blijkbaar geen lessen getrokken uit de overstromingen van 1993 en 1995. De IJzer heeft een te kleine afvoercapaciteit. Het is juist dat het Blankaartbekken de eerste problemen van het overlopen van de IJzer opvangt. U weet echter ook dat het hooggehouden waterpeil van dat bekken de opvangmogelijkheden aanzienlijk reduceert. Het water zoekt daarom al vlug zijn weg naar de omliggende landbouwgebieden.
Er zijn ondertussen al heel wat werken uitgevoerd. Ik weet echter niet of die wel in de goede volgorde is gebeurd. De oevers van de IJzer zijn tussen Diksmuide en Nieuwpoort hersteld en versterkt, maar daarmee vergroot men niet de afvoercapaciteit. Men baggert de Lovaart uit, maar de Lovaart is eigenlijk een bypass. Men maakt een zijarm vrij, maar de hoofdader - de IJzer - blijft verstopt.
Een pittig bijkomend detail is het feit dat de baggerspecie met grote laadschepen een heel eind verderop wordt geloosd. Waren er echt geen gronden in de buurt waarop men die specie kon lozen? Dat had de kostprijs van het baggeren gedrukt en financiële ruimte gecreëerd voor het grote werk : het uitbaggeren van de IJzer. Bovendien zouden er problemen zijn met de kwaliteit van de baggerspecie.
De onbevaarbare Handzamevaart is ook uitgebaggerd. Dat is betaald door minister Dua. Deze specie is afgevoerd naar Zwijndrecht om er te worden bewerkt ; nadien is de specie terug naar de streek van herkomst vervoerd. Het uitbaggeren van de Handzamevaart heeft haar verval - en dus ook haar debiet - vergroot. De IJzer krijgt dus nog meer water te verwerken, zonder dat haar afvoercapaciteit verhoogt. Er is weliswaar aan de Stenensluisvaart een nieuw pompgemaal in gebruik genomen. De capaciteit van het nieuwe pompgemaal is echter dezelfde als die van het oude. Daarover is in het verleden heel wat gediscussieerd. Hoe dan ook : die capaciteit blijkt vandaag te klein in geval van zware regenval. Er zijn nog andere werken die weliswaar wat probleempjes uit de wereld helpen, maar die laten het hoofdprobleem onaangeroerd laten, namelijk de vergroting van de waterafvoercapaciteit van de IJzer.
Als men de statistieken van de hoogste waterstanden van de IJzer te Lo-Fintele bekijkt voor de periode 1971 tot 1999, dan stelt men vast dat het maximumpeil steeds meer wordt bereikt. Het baggeren van een stroom behoort tot de normale onderhoudswerken, zoals het onderhoud van de oevers. Dat geldt zeker voor een bevaarbare stroom. We weten dat in Diksmuide het oppervlaktewater van een gebied van 71.000 hectaren samenvloeit. Daarbij komt nog het water afkomstig van 40.000 hectaren Frans-Vlaamse gronden. Dat is duidelijk : de afvoercapaciteit van de IJzer moet toenemen. De IJzer is immers niet onderhouden zoals het hoort, en het sluizencomplex van Nieuwpoort is geklasseerd, waardoor men er de afvoercapaciteit niet onmiddellijk kan verhogen.
Ik heb enkele vragen voor de minister. Sedert de overstromingen van 1993 is aan de uitbaggering van de meest kwetsbare plekken van de IJzer nog niets gedaan. Hoe komt dat? Zou het kunnen dat de prijs van het baggeren en het bewerken van het slib te hoog is? Wat wilt u doen met het sluizen van Nieuwpoort? Die sluizen kunnen in het beste geval slechts 11 uur per dag water naar de zee stuwen. Acht u het plaatsen van een reuzenvijzel een valabele noodoplossing? Zo zou men zowel bij hoog als bij laag tij kunnen lozen. Is er tussen Diksmuide en Nieuwpoort gepeild naar de diepgang van de IJzer? En zo ja : hoeveel kubieke meter specie moet er worden uitgebaggerd? Het is mogelijk dat er in de IJzer, in de streek van Nieuwpoort, nog oorlogsmateriaal ligt. Is dat een reden om de werken uit te stellen? Mijn laatste, cruciale vraag is de volgende : wanneer zult u de opdracht geven om de IJzer tussen Diksmuide en Nieuwpoort uit te baggeren? Enkel op die manier kan men de problemen vermijden die zich in december 1999 hebben voorgedaan.
De voorzitter : Mevrouw Vertriest heeft het woord.
Mevrouw Isabel Vertriest : Mevrouw de voorzitter, mijnheer en mevrouw de minister, het betoog van de heer Denys heeft me enigszins het gras voor de voeten weggemaaid. Mijn bekommernis situeert zich op diverse vlakken. Een eerste vraag is hoe we internationaal moeten omgaan met het feit dat Gent onderloopt door de zware regenval in Frankrijk. Men kan dit immers niet opvangen vanaf de grens : de oorzaken van de problematiek liggen ook over de grens. Ook zien we dat de overstromingen regelmatig terugkeren. Ik verneem hier dat er de laatste tien jaar meer overstromingen waren. Dat komt niet omdat er meer regen is, maar omdat ons systeem minder veerkracht heeft om al die regen op te vangen. Het gaat dus over meer dan het ontbreken van een sluis hier of daar, of een zwakke plek in de dijk. De heer Denys had het reeds over een onderscheid tussen oorzaken en symptomen. Dijkbreuk is een symptoom. Daaraan moet ook worden gewerkt, maar tot nu toe heeft men veeleer getracht iets te doen aan de symptomen dan aan de dieper liggende oorzaken. Ik wil even dieper ingaan op die oorzaken.
Voor diverse doelen van landbouw tot scheepvaart werden honderden dijken, sluizen en stuwmeren gebouwd, en werden duizenden hectaren grond op het water heroverd. Al die afzonderlijke ingrepen hadden positieve gevolgen voor de betrokken sectoren. De landbouw is daar een mooi voorbeeld van. Maar onze rivieren kenden vele ecologisch negatieve effecten. Lang vormde dit geen probleem, maar nu bevinden we ons op de grens. De huidige overbelasting resulteert in de afname van de gebruiksmogelijkheden en dus een toename van de kosten om hetzelfde gebruik nog veilig te stellen. Ook economisch gezien bevindt men zich dus op een keerpunt, waarbij de negatieve economische effecten de positieve zullen overvleugelen.
Naast de symptoombestrijding moeten we dus tijd en ruimte creëren voor water. De heer Denys ging reeds in op het aspect van de tijd, maar ook de ruimte lijkt me belangrijk. Tot nu toe hebben we grond afgenomen van het water. Nu is het echter tijd om grond terug te geven aan het water. Zo eenvoudig is het. Onze strategie is steeds geweest om de afvoer van het water te versnellen. We bevinden ons daar nu op een grens. We moeten de aanvoer van het water verminderen. Natuurlijk kan de regenval niet worden verminderd, maar men kan wel zo hoog mogelijk, waar de beken ontspringen, ruimte creëren om het water te laten staan. Tot nu toe hebben we teveel gewerkt waar de problemen ontstaan, namelijk op die plaats waar de snelheid van het water vermindert. Waarom overstroomde Diest twee jaar geleden en Gent onlangs, en niet de hoger gelegen gebieden? Omdat op die plaatsen de watersnelheid afneemt en het water botst tegen de muur van de zee. Men zal dit deels kunnen opvangen met slib en sluizen, maar ook de aanvoer van het water naar het rivierenstelsel moet worden verminderd. De nadruk moet vooral liggen op het scheppen van ruimte in de hoger gelegen delen van de stroomgebieden. Men moet dus planmatig te werk gaan, bijvoorbeeld in de brongebieden van Schelde en Leie, en zo stilaan afdalen naar de lager gelegen delen van het stroomgebied.
Belangrijke aspecten hierin zijn de urbanisatie en de vegetatie. Waar beton ligt, kan het water niet indringen in de grond. Dat heeft mogelijk een dubbel gevolg : overstromingen en verdroging. Maar ook het soort terrein is van belang. Zo kent braakliggende naakte grond een veel lagere infiltratie dan grond bedekt met vegetatie. Daarom kampen we meestal in de winter met overstromingen. Ook het soort vegetatie zorgt voor een groot verschil : heide en graslanden hebben een lagere infiltratiegraad dan bossen. Wie dus een optimale infiltratie van het regenwater wenst, moet iets doen aan de bebossing in de hogere delen van de stroomgebieden.
Ik kan u de brongebieden van de Zwarte Beek tonen : dit jaar is die niet overstroomd, maar ik kan u duidelijk het ontregelende effect tonen van een aantal kampeerterreinen en weekendhuisjes op het watersysteem van de Nete en de Zwarte Beek. Dit probleem begint aan de oorsprong en kan niet meer worden opgevangen in de rest van het stroomgebied. Vooral de hogere delen zijn dus zeer kwetsbaar, zowel voor verdroging als voor overstromingen. In die gebieden zelf zal men nooit overstromingen hebben, maar zij veroorzaken mee de overstromingen. Die systematiek moet in aanmerking worden genomen bij het herstel van ons rivierensysteem.
Een ander belangrijk element is dat veel geürbaniseerde gronden in hoger gelegen delen en brongebieden liggen. Daardoor zal de onmiddellijke afvoer naar de rivier worden vergroot. Niet alleen de massa maar ook de kracht van het water neemt dus toe. Hierdoor neemt de stabiliteit van de oevers dan weer af, want de kracht waarmee het water tegen de oevers beukt, wordt groter. Die erosieve kracht van het water maakt meestal eerst de vegetatie kapot. De dia's van de heer Denys daarnet waren duidelijk : op plaatsen met bomen was de oever er nog wel, terwijl die weg was op plaatsen met grasland. Dit bewijst dat de oevers beter kunnen worden verstevigd met aangepaste vegetatie dan met beton. Beton moet immers steeds ergens op kunnen rusten, en dat is precies zijn zwakke plek. Gelukkig is de natuurlijktechnische milieubouw ondertussen sterker ontwikkeld, iets waarvan de heer Denys reeds enkele voorbeelden heeft gegeven.
Een belangrijk gegeven is dat de kracht en de massa van het water ook leiden tot slibverhoging, wat bij overstromingen en de daaruit voortvloeiende afkalvingen van de oevers bijzonder sterk zichtbaar wordt. Maar eigenlijk is dit een constant verschijnsel dat voor een groot deel te wijten is aan ons onoordeelkundig omgaan met de brongebieden. Een verhoogde slibtoevoer betekent tegelijkertijd een verminderde waterberging in de rivier zelf, zodat we met een goede aanpak van deze problematiek maar liefst twee vliegen in één klap kunnen slaan.
Het grootste gevaar kan bestaan in een fragmentarische aanpak, bijvoorbeeld beginnen in Harelbeke en eindigen in Deinze. De goede aanpak bestaat erin bovenaan te beginnen. Daarom sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Denys om een integratie tussen de verschillende ministers die in dit dossier een bevoegdheid dragen.
Een opmerkelijk gegeven bij de overstromingen in het Gentse was dat het waterpeil in het natuurgebied Bourgoyen-Ossemeersen eigenlijk niet noemenswaardig hoog was. Men had dus gebruik kunnen maken van dat natuurgebied om het overtollig water op te vangen, wat echter niet werd gedaan.
Met betrekking tot de interpellatie van de heer Ramoudt had ik willen verwijzen naar de berisping die België een tiental jaren geleden vanwege de Europese Commissie opliep wegens het niet-naleven van de Europese Vogelrichtlijn, meer bepaald inzake het waterpeil dat van belang is voor het behoud van de vogelstand. België werd er toen toe aangemaand om de geleidelijke drooglegging van het gebied rond de Blankaart te beletten. De Europese Commissie wees erop dat nationale voorschriften of de nalatigheid van een orgaan zoals het Polderbestuur geen rechtvaardiging vormen voor het niet-nakomen van de verplichtingen die door het Europees recht werden opgelegd. Dit laat mij toe wat tegenwind te bieden tegenover de Blankaart. We moeten de aanvoer naar dit natuurgebied beter proberen te regelen. De afvoer naar de zee zal zo al moeilijk genoeg blijven.
Er is hier ook reeds kritiek geuit aan het adres van Polders en Wateringen. Zo blijft de samenstelling ervan gelijk, net alsof er nooit nieuwe eigenaars of sectoren aantreden. Ikzelf wens die mensen geen steen toe te gooien, want ik ben één van de eersten om hun belangrijke ervaring te erkennen. We kunnen voortbouwen op de bestaande structuur, mits evenwel een heraanpak of een herdefiniëring die moet uitmonden in een soort landschapsgroepen die een volledig deel van een stroomgebied bekijken en daar alle aspecten bij betrekken.
Graag had ik tot besluit de volgende concrete vragen willen stellen. In hoeverre wordt de problematiek van de waterbergingscapaciteit in de hogere delen van de rivierbekkens opgenomen in de ruimtelijke planning? Aangezien de bronnen van deze bekkens in Frankrijk liggen, kan het probleem slechts grondig worden aangepakt als ook de Franse overheid bereid is het probleem mee aan te pakken. Welke initiatieven zal de minister-president nemen om die bereidheid te bewerkstelligen? Op welke manier zal de minister van Openbare Werken zich inschakelen in de integrale aanpak van de waterbeheersingsproblematiek? Welke initiatieven zal de Vlaamse regering nemen om de invloed van de stijging van de zeespiegel op de waterhuishouding tijdig in te schatten en de nodige maatregelen te nemen?
Tot slot wil ik het hebben over het specifieke geval van de IJzer. De IJzerbroeken stroomopwaarts van Diksmuide zijn gelegen in de overstroombare delen van de IJzervallei waarvan de natuurwaarden en het belang als waterrijke zone door federale, nationale en internationale wettelijke bepalingen worden beschermd. De Vlaamse overheid moet consequent handelen naar haar eigen beleidsvisie. Zij heeft door de aanduiding van de IJzervallei als Ecologisch Impulsgebied haar intenties kenbaar gemaakt om de natuur in de IJzervallei nieuwe kansen te geven. Een ecologisch verantwoord waterpeil is hiervoor een bepalende factor. Op welk manier zal dat worden gegarandeerd?
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de minister, ik heb nog een concrete vraag over het Sigmaplan.
Tot nu toe ging men ervan uit dat er drie facetten aan het plan waren verbonden : de dijkversterkingen, de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden en de stormvloedkeringen. De vraag naar stormvloedkeringen werd onder meer gesteld door een aantal dijkgraven. Half 1998 informeerde ik bij voormalig minister Baldewijns naar de stand van zaken. Hij antwoordde dat een studie over de noodzaak van een nieuwe stormvloedkering bezig was. De bouw hiervan is immers een erg dure aangelegenheid. De minister was van mening dat de complexe studie pas af zou zijn tegen het eind van de vorige zittingsperiode. Wat is de stand van zaken?
De voorzitter : Mevrouw Tyberghien heeft het woord.
Mevrouw Maria Tyberghien-Vandenbussche :Mevrouw de voorzitter, ik ben blij dat heel wat mensen de prachtige IJzervallei kennen. Het is bijzonder jammer dat zij niet ter plekke waren tijdens de overstroming. Omdat het vogelrichtlijngebied deel uitmaakt van mijn gemeente, was ik daar toen elke dag aanwezig. Ik heb enorm veel over vogels geleerd, en wel van de landbouwers. Samen met hen heb ik rondgevaren in de buurt. De boeren hebben me getoond welke grote problemen de reigers kennen. Normaal vinden ze immers vis aan de boorden van het Blankaartbekken en de Blankaartput, en aan de IJzer. Door de overstroming waren de vogels echt op de dool. De boeren toonden me ook de plaatsen waar ze eten gaven aan de hazen en konijnen. Ze wezen me op de vele soorten ganzen en eenden van de streek. Veel natuurvrienden zullen zich erover verbazen, maar in die streek zijn de landbouwers echt vergroeid met de natuur. Ik wou u dit toch vertellen als inleiding. In de periode van de overstromingen heb ik immers heel veel bijgeleerd over natuurwaarden. De boeren kunnen er met enthousiasme en met enorm veel kennis over vertellen.
Het valt me op dat de gestelde vragen dezelfde zijn als die van vele jaren geleden. De studie van het mathematisch model is wel nieuw. De werken die reeds zijn uitgevoerd aan de hand van het model, hebben echter niet steeds het gewenste gevolg. Ter geruststelling van de aanwezigen wil ik erop wijzen dat de mensen die in de streek van het Blankaartbekken leven, zich ervan bewust zijn dat ze in een bufferzone wonen. Ze beschouwen het als normaal dat de weiden onder water lopen.
Het buffergebied heeft echter grenzen. We ontvangen het water in een gebied met een oppervlakte van 2500 tot 3000 hectare. De bufferzone maakt deel uit van het bedrijfsbeleid van de streek, en ook de boeren aanvaarden de overstromingen. De grens van de zone ligt bij de bedrijven - die er trouwens al een heel lange tijd staan. Voor deze bedrijven eist men bescherming op. Sommige bedrijfseigenaars hebben reeds zelf een dam laten opwerpen. Een dijk rond het gebied plaatsen kan immers niet omdat het grondwater terug omhoog komt, wat schade voor de gebouwen tot gevolg heeft.
Eén zaak was erg pijnlijk. Toen we zagen dat de overstroming opnieuw uit de hand liep en de normale capaciteit werd overstegen, heb ik samen met twee andere burgemeesters uit de streek een telegram gestuurd aan de minister van Landbouw en de minister van Ruimtelijke Ordening. In dat telegram vroegen we om te worden gehoord. We hadden immers een voorstel over pompen, want we hadden een afspraak gemaakt met de firma De Nul uit Nieuwpoort. We wilden de zaak met de ministers bespreken. In het telegram hebben we om hulp gevraagd.
De heer Ramoudt heeft gelijk : de vernieuwde pompen hebben slechts een capaciteit van 2 kubieke liter per seconde en er is nood aan pompen van minstens 6,6 kubieke liter per seconde. De nieuwe pompen werken dus onvoldoende. In de Noordwatering heeft men wel goede pompen : 5 pompen kunnen samen 25.000 liter per seconde lozen. We vroegen om hulp aan de ministers omdat het water op een bedrijf terechtkwam.
Men zoekt altijd een schuldige in plaats van een oplossing. Dat is pijnlijk. Ofwel treft de bedrijven schuld - ze moesten zich maar elders gevestigd hebben -, ofwel treft de gemeente schuld - ze moest maar geen bouwvergunning hebben verleend. Aan deze aantijgingen hebben we op zo een moment niets, want we staan machteloos : we kunnen de mensen niet beschermen, al hebben we mee gezocht naar oplossingen. We hebben van geen enkele minister ook maar de minste reactie gekregen, en dat is bijzonder jammer. Het telegram werd op 28 december 1999 verstuurd, dus het moet ergens op uw kabinet liggen. We zijn bijzonder ontgoocheld. Als men ons daar vragen over stelt, moeten we dat vermelden op de gemeenteraad. De discussie over het waterpeil werd jammer genoeg pas opnieuw gestart toen het te laat was. Men zet vaak sectoren tegen elkaar op. Daarmee helpt men de streek niet. Ik zou ten minste begrip willen voor de bewoners.
Kunnen we niets doen tegen de wateroverlast? Kan men geen extra pompen plaatsen in Nieuwpoort? De vogelrichtlijn is enorm belangrijk. We willen dienst doen als buffer, maar we willen voor de mensen minstens het behoud van hun inkomen. Ze zitten nu al maanden zonder geld en vooruitzicht op een vergoeding. Dat is de derde keer in korte tijd. Deze mensen kunnen dat niet meer aan. De discussie over het peil moet worden gevoerd.
De voorzitter : De heer Maes heeft het woord.
De heer Jacky Maes : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, voor het waterbeheer in het IJzerbekken hebben wij twee uitgangspunten : de winterbedfunctie van de IJzer broeken moet behouden blijven en waar mensen wonen en bedrijven zetelen, moet een structurele oplossing komen. Sommigen misbruiken de recente watersnood om te beweren dat er de afgelopen jaren niets werd gedaan. Ik zet daarom enkele zaken op een rijtje.
Tijdens de watersnood van 1993 waren ter hoogte van Middelkerke ernstige problemen met de rechteroever van de IJzer. De civiele bescherming, de brandweer en de Seakinghelikopter waren dagenlang in het getouw. Langs het traject Diksmuide-Middelkerke-Nieuwpoort werden de jongste twee jaar op de kritieke plaatsen ecologische oevers aangelegd. Het Vlaams Gewest investeerde daarin 250 miljoen frank. Daar deden zich nu geen problemen voor.
Over de uitbaggering van de IJzer werd gedurende twintig jaar gepraat. Sinds vijf maanden is ze effectief gestart, in 1999 werd 120 miljoen frank geïnvesteerd, in 2000 wordt dat 150 miljoen frank. Voor het baggeren van de Handzamevaart geldt hetzelfde. De werken startten vijf maanden geleden. Het Vlaams Gewest trok daar 400 miljoen frank voor uit. De selectieve winterdijken in Kortemark en Handzame en een slibvang op de Handzamevaart zijn al meer dan een jaar afgewerkt, dat kostte 40 miljoen frank. Zes jaar terug liepen hier nog verschillende woningen onder water, nu gebeurt dat niet meer. De pompen op de Stenensluisvaart en de afwateringsluizen van het Blankaartbekken zijn volledig vernieuwd. Ze werken al meer dan een jaar, en kostten 20 miljoen frank.
Waarom hebben sommige burgemeesters en de Boerenbond het slibstort voor de Handzamevaart - op het ogenblik dat alles klaar was - en de baggering van de Handzamevaart met maanden vertraagd? (Opmerkingen van mevrouw Maria Tyberghien- Vandenbussche) (Gemompel)
Het Vlaams Gewest maakte een uitvoeringsplan op om in het Blankaartbekken selectieve winterdijken rond de bedrijven aan te leggen. Het Vlaams Gewest zou alles bekostigen en uitvoeren. In december 1996 keurden de Boerenbond en het ABS, samen met de betrokken landbouwers en vertegenwoordigers van de gemeentebesturen van Houthulst en Diksmuide, dit plan volledig af.
Mevrouw Maria Tyberghien-Vandenbussche :We hebben dat plan nooit gezien!
De heer Jacky Maes : Ik heb naar u geluisterd en u zult nu naar mij luisteren! (Gelach)
De voorzitter : Mijnheer Maes, u mag dat iets vriendelijker zeggen. U hebt nog enkele minuutjes.
De heer Jacky Maes : Waarom zijn de gemeentebesturen niet ingegaan op het aanbod van het Vlaams Gewest om de voornaamste wegen in het Blankaartbekken te verhogen en zo de bereikbaarheid van huizen en boerderijen te waarborgen? De versterking van de rechteroever van de IJzer tussen Diksmuide en Nieuwpoort was een van de prioriteiten van het urgentieplan voor het Ijzerbekken. Waarom organiseerde men het verzet tegen deze ecologische oevers? Waarom lag men maanden dwars inzake het slibstort van de IJzer? Wie gaf de vergunningen voor het bouwen van nieuwe stallen in overstroombaar gebied zonder te eisen dat die werden gebouwd op een terp?
De voorzitter : Mijnheer Maes, u geeft ten dele al het antwoord van de minister.
De heer Jacky Maes : Dat is niet waar. Mevrouw de voorzitter, wat men hier zegt, stemt klaarblijkelijk niet overeen met wat men zegt in de Westhoek. Daarom wil ik dit hier duidelijk stellen.
Mijnheer de minister, de tweede fase van de baggering van de IJzer moet vlugger gebeuren. Aan minister Dua zou ik willen zeggen dat men eindelijk werk moet maken van de aanleg van de selectieve winterdijken. De modernisering van het sluizencomplex in Nieuwpoort en het verhogen van enkele wegen in het Blankaartbekken zouden de problemen mee kunnen verhelpen.
Mevrouw Tyberghien, het zou beter zijn mochten we in de toekomst dezelfde doelstellingen voor ogen hebben. Men helpt de mensen niet door kippen te vangen op het moment dat er overstromingen zijn.
De voorzitter : Mevrouw Tyberghien heeft het woord voor een persoonlijk feit.
Mevrouw Maria Tyberghien-Vandenbussche :Mevrouw de voorzitter, de heer Maes zegt dan wel dat hij me niet persoonlijk heeft vernoemd, maar ik ben hier de enige burgemeester uit de Westhoek. In mijn streek heb ik duidelijk geantwoord. Ik heb de SP niet aangeschreven, ik heb me gericht tot de minister. In de tekst stond niets over die zaken. (Opmerkingen van de heer André Denys)
Indien men op deze wijze de democratie met voeten treedt in de commissie, dan wens ik niet verder te antwoorden. Ik zal het artikel sturen waarin ik heb geantwoord op dezelfde beschuldiging.
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mijnheer Denys, dit dossier toont aan dat we de fouten uit het verleden niet mogen herhalen.
De heer André Denys : Ik heb niets gezegd over het IJzerbekken. Ik heb er wel iets op tegen dat men een lokale discussie voert in het Vlaams Parlement.
De voorzitter : Mijnheer Denys, de plaatselijke politiek werd niet ingebracht door mevrouw Tyberghien.
De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : In het verleden werden fouten begaan, en er werd gebouwd op plaatsen waar dat eigenlijk niet kon. In het IJzerbekken hebben we de kans om niet opnieuw dezelfde vergissingen te begaan. Iedereen, ook mevrouw Tyberghien, is het erover eens dat men dit idyllisch gebied niet mag verkwanselen door bepaalde ingrepen. We wensen in dat gebied geen autosnelweg aan te leggen. De streek wordt in het gewestplan beschouwd als een natuurgebied. Het is een reservaatgebied met wetenschappelijke waarde. Het valleigebied is bovendien een ecologisch impulsgebied. (Rumoer)
Ik wens dat niet in de discussie te betrekken. De CVP is het daarover intern niet eens. Het is ook een Ramsar- en Vogelrichtlijngebied. In de grondbenadering ten opzichte van het IJzerbekken mag men de natuurfactor niet uit het oog verliezen. Mijnheer de minister, na het bezoek van de federale minister van Landbouw heeft de streek er een verdediger bij gekregen. Niet gestoord door enige kennis van zaken pleit hij voor het indijken van het hele overstromingsgebied. Nochtans heeft hij zeer lang gezeteld in het Vlaams Parlement en zou hij beter moeten weten. Ook de provincie West-Vlaanderen houdt voet bij stuk door een brede dijk te willen bouwen.
Zoals mevrouw Tyberghien reeds heeft gezegd, werd er een mathematisch model uitgewerkt. In een nota van uw diensten suggereert men om op basis van het model een simulatie uit te voeren in het overstromingsgebied. Het moet mogelijk zijn na te gaan wat de effecten zouden zijn van een bijkomende bedijking van het hele domein. Terecht heeft men gezegd dat de landbouwers met de overstromingsproblemen worden geconfronteerd. Overstromingen zijn in dat gebied geen uitzondering. Als het veel regent, staat men met de voeten in het water. Dat vormt echter net de aantrekkelijkheid van dit gebied. Een overstroming is daar een normale situatie. Het is al eeuwenlang zo.
Door menselijke ingrepen en door het verlenen van bouwvergunningen werd het evenwicht verstoord. De problemen zouden zich enkel voordoen bij twee boerderijen. De televisie heeft net van daaruit beelden getoond over kuikentjes. Eén van die boerderijen stond al jarenlang leeg. Het gebouw werd dan opgekocht door een Limburger, die de situatie niet kende. (Gelach)
De mercantiele geest van de West Vlaming staat voor niets. Nietsvermoedend is hij slachtoffer geworden. Hij heeft duizenden kippetjes aangevoerd. Bij de minste overstroming ontstaan er dan ook problemen.
Als remedie stelt men voor dijken te plaatsen rond deze hoeves. Dat is niet mogelijk. Het grondwater welt in die mate op dat dit geen oplossing biedt. Een andere mogelijkheid is het onteigenen van de gronden. Daar zal men een uitspraak over moeten doen. In het andere geval zal men elk jaar dezelfde beelden voorgeschoteld krijgen over de kippetjes die dreigen te verzuipen. Blijkbaar is dat erger dan beelden over mensen die in hoge nood zitten.
De boerenfamilie die al gedurende drie generaties de gronden bezit, vond het normaal dat de weg onbereidbaar was. Het gebouw stond echter op een terp. De boer vertelde hoe zijn vader en grootvader in die periode met een bootje op de vaste oevers moesten geraken.
De voorzitter : De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, geachte collega's, zoals ik al vreesde, bepaalt de casuïstiek van de overstroming het debat. in Vlaanderen worden niet enkel veroorzaakt door het regenwater, maar ook door het zeewater. De clash tussen beide zorgt voor een groot probleem.
Ik zal waarschijnlijk dezelfde plaat afdraaien als die na de discussies over de overstroming van 14 september 1998. Los van alle maatregelen waarvoor toen is gepleit, moet men op zeer korte termijn zoveel mogelijk ruimte geven aan water door het creëren van overstromingsgebieden. Ik pleit er nog steeds voor de woongebieden beter te beveiligen en het water te laten aan alle andere gebieden. Tijdens de overstromingen van vorig jaar konden we vaststellen dat het water in de Nete bijvoorbeeld even hoog stond als op de dijken. Dit betekent dat de dijken niet naar behoren hebben gefunctioneerd en dat ze moeten worden verlegd. Op korte termijn betekent dit eveneens een betere bescherming van de woongebieden en meer ruimte voor het water door middel van een nieuw bedijkingsplan.
Een probleem dat vandaag onvoldoende aan bod komt, is de overstromingsdreiging door het opkomende zeewater. Het Sigmaplan uit 1978 moest daarop een antwoord geven. Op korte termijn moet er duidelijkheid komen over de uitvoering die de regering wil geven aan dat Sigmaplan. De dijken en de hoogte ervan, alsook het creëren van overstromingsgebieden vormen op zich geen probleem. Dit is echter niet het geval voor de discussie over de stormvloedkering. Voor dit idee bestonden zelfs concrete plannen. Men geloofde destijds, op het einde van de jaren zeventig, dat voor elk probleem een technische oplossing bestond. Men wilde een stormvloedkering bouwen in Oosterweel. Dit plan is echter onbetaalbaar. De kostprijs werd toen geraamd op 20 miljard frank en is inmiddels ongeveer verdubbeld.
Bovendien rijzen ook vragen over de technische uitvoerbaarheid van dat plan. De jonge ingenieurs van toen die nog geloofden dat de techniek voor alles een oplossing had, doen dat vandaag niet meer. Geen enkele ingenieur met een beetje verantwoordelijkheidzin binnen een administratie is er nog van overtuigd dat die stormvloedkering ook zal functioneren. De Schelde is immers zeer sterk getijdengebonden met een verschil van 6 meter tussen hoog- en laagwater. Bovendien zou een stormvloedkering een ecologische ramp betekenen voor de Schelde. Zelfs als de stormvloedkering maar eens om de zoveel jaren wordt gesloten, zullen de muren een zeer grote invloed hebben op de getijdenwerking. Het gevolg daarvan is dat het ecologisch herstel van de Schelde sterk zal verminderen.
Ik pleit er dan ook voor dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over het Sigmaplan en de positie van de stormvloedkering daarin. Als er geen stormvloedkering wordt gebouwd - en daar pleit ik ook voor - wat is dan wel de oplossing? Moeten we geen variant overwegen waarbij zoveel mogelijk gecontroleerde overstromingsgebieden stroomopwaarts in de Schelde worden gecreëerd? De voorkeur gaan natuurlijk uit naar ecologische overstromingsgebieden omdat dit het ecologische herstel van de Schelde zal versterken en via bijvoorbeeld rietaanplantingen een enorm effect zal hebben op de CO2-reductie.
Verder stel ik vast dat iedereen het ondertussen eens is geworden over het principe dat het water meer ruimte moet krijgen. Als het echter een concreet dossier betreft, wordt nog al te vaak overgestapt op een heel platte dorpspolitiek die hier ook vandaag hoogstwaarschijnlijk zal worden gevoerd.
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, een van de belangrijke conclusies van de discussie die we een jaar geleden hieromtrent reeds hebben gevoerd, was dat er meer gecoördineerd moest worden opgetreden. Dat is ook gebeurd, en daardoor zijn een aantal problemen opgelost. Tijdens de voorbije begrotingsbesprekingen heb ik nog gewezen op de coördinatieproblemen tussen de afdeling Natuur van Aminal en de AWZ. De nodige stappen zijn dan ook gezet. Wat echter nog ontbreekt, is de kroon op het werk, met name een decreet inzake integraal waterbeheer. We hebben nood aan een soort octopusakkoord tussen alle waterdiensten. Ik heb het dan niet alleen over Aminal en de AWZ, maar ook over de VMM, Aquafin, de provincies en de gemeenten. Er moet een geïntegreerd beleid worden gevoerd, niet alleen over de kwantiteit, maar ook over de kwaliteit van het water. We zullen het tijdens de komende weken ongetwijfeld nog hebben over de kwaliteitsdoelstellingen van Aquafin die niet worden gehaald en waarvoor Europa ons op de vingers heeft getikt. Ook vorig jaar is het probleem gerezen van de snelle afvoer van het water - de waterautostrades - door het indijken van rivieren en door het inbuizen van afvalwater en regenwater. Ook bij de zuivering van het water bestaat er een snelle afvoer en wordt het water ingebuisd, met alle gevolgen van dien. We moeten dan ook een aantal alternatieve remedies gaan toepassen. Zo moet er een maximale keuze zijn voor infiltratie van regenwater in de ondergrond. In de concrete doelstellingen en criteria die worden gesteld ten aanzien van Aquafin voor de grootschaligere investeringen is ook een duidelijke trendbreuk aanwezig. Een jaar geleden had men de mond vol van gescheiden rioleringen. Reeds 85 percent van de nieuw ingediende dossiers voor 1999 zijn gescheiden. Dat is indrukwekkend. We verschuiven steeds meer van gemengde naar gescheiden en semi-gescheiden rioleringen. Dit zijn natuurlijk de nieuwe dossiers. Maar hoever staat het met het totaal aantal rioleringsprojecten? Als men de Aquafin-logica gaat toepassen en twee grote betonnen buizen naast elkaar aanlegt, dan zal de kostprijs enorm worden opgedreven. De VMM heeft daar al voor gewaarschuwd. Het is de bedoeling niet alleen te scheiden, maar ook een ander soort van collectering van riolering toe te passen met bijvoorbeeld meer infiltratiemogelijkheden. Ook daar moet een duidelijke planning worden opgesteld.
Het allerbelangrijkste op korte termijn lijkt me een decreet inzake integraal waterbeleid. Er moeten duidelijke waterplannen worden opgesteld. Op die manier kunnen alle maatregelen beter op elkaar worden afgestemd.
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, geachte collega's, wat de voorgaande sprekers hebben gezegd, is volgens mij grotendeels de logica zelve. Onze beleidsvoerders moeten niet al te lang meer nadenken. Ik heb twee opmerkingen bij de interpellatie van de heer Denys. Voor de versterking van de oevers is het overduidelijk dat er tot concrete politieke actie moet worden overgegaan. Ik begrijp niet dat de minister nog eerst een studie wil laten uitvoeren. We beleven de laatste tijd een inflatie van het modeverschijnsel studies. Hier zou een studie zuivere tijd- en geldverspilling zijn.
Mijn tweede opmerking gaat over wat de natuur eeuwenlang zeer goed zelf heeft geregeld. Mevrouw Vertriest verduidelijkte terecht dat er meer ruimte aan het water moet worden gegeven, en wees op het belang van de doorsijpeling van water in de grond en de duurtijd van het waterafvoer. Waar de natuur eeuwenlang goed heeft gefunctioneerd, moeten de politieke verantwoordelijken hun handen van af houden. Ze moeten daar eens ernstig over nadenken, en lering trekken uit wat hier duidelijk werd gezegd.
De voorzitter : De heer Lachaert heeft het woord.
De heer Patrick Lachaert : Ik vraag de nodige aandacht voor het deficit van het programma voor de uitvoering van de baggerwerken. Ik ga niet aan gemeentepolitiek doen, maar het wordt tijd om prioriteiten te leggen als op belangrijke waterwegen de schepen ongeveer 30 centimeter door het slijk moeten ploeteren en zelfs niet meer onder de bruggen geraken.
Ik heb een vraag aan minister Dua. Als we met regelmaat potpolders aanleggen en overstromingsgebieden creëren, zullen we dan op termijn geen historische vervuiling scheppen, met naweeën voor de gronden? Als we dan over tien jaar grondstalen zullen ontleden, zullen we dan niet vaststellen dat we kortzichtig zijn geweest?
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitster, geachte collega's, ik zal eerst algemeen op alle betogen antwoorden. Later zal ik op de verschillende punten ingaan.
De heer Moreau sprak over logica. Ik begin een en ander te begrijpen op basis van de anekdotes die hier naar voren zijn gebracht. De Limburgse boer die zich heeft gevestigd in het verre West-Vlaanderen, kreeg bezoek van de minister uit Limburg. Ze kenden elkaar blijkbaar. Ze gingen het probleem zonder voorafgaande studie oplossen en gewoon een dijk leggen. Ik pleit er echter voor om wel studies te maken waar nodig, en dat de ministers op hun bevoegdheidsdomein blijven. Dit is een Vlaamse en geen federale bevoegdheid.
Het KMI is een federale instantie en ik zal er dan ook geen uitspraken over doen. Of er nu al dan niet een overdreven waterval is geweest, is een te eenvoudige invalshoek. Het probleem heeft niet alleen te maken met het hemelwater van bij ons, maar ook met de situatie in Noord-Frankrijk. Als we dat mee bekijken, komen we tot een heel andere analyse. We hebben te maken gehad met ernstige en relatief extreme omstandigheden. Men mag het probleem echter niet enkel op de plek van het onheil bekijken maar in zijn totaliteit, tot en met Noord-Frankrijk en de Zwarte Beek in Limburg, waar mevrouw Vertriest het over had.
Willen we komen tot een oplossing, dan moeten we het warm water niet opnieuw willen uitvinden. Er zijn al overlegcomités, er zijn al tal van organen gecreëerd en het denken in dit dossier is op korte tijd vrij snel geëvolueerd. We zijn het tot nu toe bijna allemaal eens, maar ik ben niet zeker of dat nog het geval zal zijn als we tot concrete besluiten zullen komen. Dan zullen we harde conclusies moeten trekken en die zullen op weerstand botsen.
Wat is de essentie? We moeten evolueren naar een decreet inzake integraal waterbeheer. Er is al heel veel voorbereidend werk gedaan en er zijn al veel inzichten geformuleerd en documenten geproduceerd.
We moeten het engagement aangaan dat het decreet er komt. We moeten niet vanaf nul beginnen. De visie van waaruit we moeten vertrekken maakt opgang in tal van beleidsdomeinen, namelijk de "onthaasting". Tot nu toe hadden we een systeem van baggeren en dijken verhogen. Het gevolg was dat alle randverschijnselen, zoals een bepaalde vorm van urbanisatie en landbouw, werden versneld. Men kreeg echter altijd op een andere plek een zwak punt. In de toekomst moet het water vloeien zoals ik spreek, namelijk traag. Vanuit deze visie moeten we vertrekken. We zullen gigantisch veel ruimte moeten geven aan het water, en zullen we de dijken niet meer zo dicht mogelijk bij het water moeten plaatsen, maar relatief ver ervan af. Dan komen we tot knelpunten en menselijke drama's, want het enige mogelijke instrument is soms onteigening. Als er een of andere infrastructuur staat op een plaats die niet verantwoord is, is dit niet altijd de fout van de eigenaar, maar het kan ook een fout van de overheid zijn. Dan moet die zijn verantwoordelijkheid nemen. Als iemand echter zonder vergunning heeft gebouwd, is het zijn fout en moet hij zijn verantwoordelijkheid nemen.
Er is werk op tal van vlakken en er moeten op diverse domeinen afspraken worden gemaakt. Mijnheer Denys, ik kan u wat geruststellen : u hebt gelijk dat er geen studie nodig is om de inkalvingen van de Leie te herstellen. Dat kan men met de gewone onderhoudskredieten doen en die opdracht is overigens gegeven. Ik wil echter dat men dit niet alleen herstelt, maar dat men tegelijk een totale visie ontwikkelt om het probleem voor eens en voor altijd aan te pakken.
Ik ben vrij goed vertrouwd met die problematiek. Tien jaar geleden was ik in het provinciebestuur bevoegd voor de onbevaarbare waterlopen. We kregen enorm veel tegenstand over de problematiek van de Maas, want men vond het onzinnig dat we geen waterlopen meer wilden rechttrekken en immoreel en onverstandig dat we geen dijken meer wilden aanleggen. Nu zijn we een visie aan het ontwikkelen omtrent de Grensmaas waarin we terug ruimte willen geven aan het water.
Ik geef de heer Decaluwe op één punt volledig gelijk : veiligheid gaat boven alles. Met de veiligheid als uitgangspunt kunnen we ecologisch en economisch verantwoorde oplossingen vinden. Daarvoor moet iedereen wel zijn vastgeroeste stellingen loslaten, en ik verwijs dan niet naar een of andere partij. We zullen de middelen verhogen om ze te investeren op een duurzame en zinvolle manier. Dat betekent niet dat we ze zullen investeren in projecten waarvan al lastenboeken bestaan. Dat lost niets op, zo verplaatsen we alleen het probleem.
Ik doe niet mee aan het credo dat er geen studies nodig zijn. In deze sector is een wetenschappelijke onderbouwing nodig. Ik ben bereid een deel van mijn bevoegdheden af te staan of om afspraken te maken met de andere ministers, want dit probleem moet prioritair worden opgelost. Iedereen moet wel in dit programma meegaan. Ik dank ook de heer Malcorps voor een aantal harde interpellaties uit het verleden, want die hebben tot resultaten geleid.
Ik kom nu bij de concrete vragen. De heer Decaluwe heeft zes vragen gesteld, waar ik uitvoerig op zal antwoorden. Hij vroeg welke maatregelen de Vlaamse regering heeft getroffen naar aanleiding van de recente waterellende. Na de overlast in het najaar 1998 heeft de administratie Waterwegen en Zeewezen herstellingen uitgevoerd aan de beschadigde dijken, zodat weer een aanvaardbaar veiligheidsniveau werd gerealiseerd. Deze herstellingswerken zijn nu voltooid. Ondertussen wordt het lopende investeringsprogramma verdergezet.
De projecten worden evenwel voorafgaandelijk getoetst aan de principes van het integraal waterbeleid en waar mogelijk bijgestuurd. De Vlaamse regering neemt zich immers voor om in de toekomst, bij wateroverlast, niet het absoluut vermijden van overstromingen na te streven - wat bij uitzonderlijke weersomstandigheden toch onmogelijk is - maar wel te streven naar een maximale veiligheid. Met dat doel zullen overstromingen moeten worden gecontroleerd : we laten het overstromen op plaatsen die we zelf kiezen, waar de schade zo gering mogelijk is.
Daarvoor zijn momenteel twee reeksen projecten in uitvoering. Er is de uitbouw van het hydrologisch informatiecentrum (HIC), waar op basis van de weersvoorspellingen de overstromingsrisico's on line zullen worden berekend. Hiervoor worden thans wiskundige modellen ontwikkeld en terreinmodellen opgemaakt.
Ten tweede is er de oprichting van het crisis- en communicatiecentrum RIS Vlaanderen. RIS is een internationaal aanvaarde afkorting voor River Information Services. Van hieruit zullen in crisissituaties de acties van de verschillende waterwegbeheerders op elkaar worden afgestemd. Door computerberekeningen on line van het HIC zal men op elk ogenblik kunnen voorspellen hoe de toestand zal evolueren, en meer nog, wat het gevolg zal zijn van bepaalde handelingen. Stel dat we op plaats X een bepaald gebied gecontroleerd laten overstromen, wat zullen dan de gevolgen zijn in de rest van het stroomgebied? Of kunnen we beter op plaats Y een bijkomende pomp installeren? Of misschien moeten we ter plaatse van stuw Z meer water doorlaten? Door elektronische kaarten kunnen de gevolgen van elke mogelijke interventie op het overstromingsverloop worden gesimuleerd, en kunnen de crisisbeheerders de gevolgen van hun beslissingen vooraf beter inschatten. Het RIS zal zelf over een crisisvergaderzaal beschikken, maar de gegevens van het RIS zullen ook in alle andere crisiscentra die over een internetaansluiting beschikken, on line kunnen worden geraadpleegd. Deze beide initiatieven passen in de visie op het integraal waterbeheer, waar het Vlaams Integraal Wateroverlegcomité of het VIWC, onder voorzitterschap van secretaris-generaal Desmyter van LIN, en de elf Vlaamse bekkencomités een cruciale rol in spelen.
Het RIS omvat ook nog andere opdrachten, onder andere op het vlak van opvolging en sturing van de binnenvaart, maar deze zijn hier thans niet aan de orde. Het RIS is officieel opgericht te Evergem in mei 1999. Het is de bedoeling dat het in de loop van 2000 operationeel wordt voor de gemakkelijkst te realiseren functies, en volledig operationeel tegen 2003.
De heer Decaluwe vroeg ook of de Vlaamse regering over een overzicht van potentiële overstromingsgebieden beschikt. Voor wat de bevaarbare waterwegen betreft, beschikt de regering over zo een overzicht dat voor de meeste rivieren vrij recent is. Zo zijn bijvoorbeeld de Broeken van het IJzerbekken vastgelegd als overstromingsgebied. Ook de uiterwaarden van de Maas - dit is het buitendijksgebied, ook het winterbed genoemd - zijn vastgelegd als het waterbergend gedeelte van de Maas. Deze uiterwaarden omvatten circa 2000 hectare.
Met betrekking tot het Zeescheldebekken werden bij het opstellen van het Sigmaplan in 1977 een aantal beschikbare ruimtes voor gecontroleerde overstromingsgebieden opgegeven. Na studie door het Waterbouwkundig Laboratorium werden om hydraulische redenen 13 gebieden weerhouden. Tevens werd de mogelijkheid behouden om langs de Zeeschelde ook de polders van Bornem-Hingene in te richten als gecontroleerd overstromingsgebied.
De AWZ onderzoekt momenteel een aangepaste visie op de beveiliging van het Zeescheldebekken tegen stormvloeden, waarbij rekening wordt gehouden met het integraal waterbeheer. Hierbij gaat de aandacht vooral naar de noodzaak aan ruimte voor de rivier, waarbij het accent wordt gelegd op de uitbouw van bijkomende gecontroleerde overstromingsgebieden. Die zijn afgebakend, en momenteel wordt de invloed ervan op de beveiliging van het Zeescheldebekken onderzocht.
Dan was er nog een vraag over hoeveel middelen er nodig zijn om in Vlaanderen alle dijken op voldoende sterkte en hoogte te brengen en in welke mate het Sigmaplan is gerealiseerd. Voor het op hoogte brengen van de dijken van de bevaarbare rivieren in het Vlaams Gewest volgens de klassieke methode van dijkverhoging, is er - zonder rekening te houden met het Sigmaplan - slechts een beperkt krediet nodig van circa 300 miljoen frank. Mijnheer Decaluwe, op het vlak van de waterbeheersing is er ondertussen een nieuwe visie ontstaan, waarbij wordt uitgegaan van integraal waterbeheer en waarbij meer ruimte aan de rivier wordt gegeven door het aanleggen van overstromingsgebieden. Hiertoe zullen - uiteraard op plaatsen waar dit verantwoord is - dijken worden afgegraven om de rivier opnieuw in haar winterbedding te laten stromen. De totale kostprijs van deze nieuwe visie werd nog niet in detail begroot. De nodige studies hiervoor zijn in uitvoering.
Verdere afwerking van dijken en overstromingsgebieden in het kader van het Sigmaplan kunnen worden geraamd op circa 10 miljard frank. Wat de afwerking van het Sigmaplan betreft, kan ik u melden dat inmiddels ruim 75 percent van de verhogings- en verzwaringswerken aan de dijken is uitgevoerd. Van de in deze fase geplande gecontroleerde overstromingsgebieden zijn er reeds 12 van de 13 gerealiseerd. Het dertiende overstromingsgebied is dit van Kruibeke-Bazel-Rupelmonde. In 1985 besloot de toenmalig minister van Openbare Werken om de bouw van de stormstuw omwille van budgettaire redenen uit te stellen. Daarenboven zijn er indicaties dat de voordelen van een stormstuw wellicht klein zijn in verhouding tot de enorme kosten voor de realisatie en het onderhoud. Als mogelijke vervanging van deze stormstuw wordt bijgevolg momenteel ook het alternatief van de aanleg van een belangrijk aantal bijkomende overstromingsgebieden bestudeerd, eventueel in combinatie met de realisatie van een aantal kleinere stuwen op de bovenrivieren.
Dan vroeg de heer Decaluwe in welke mate het regelmatig baggeren van beken en rivieren aan de waterellende kan verhelpen en in welke mate hieromtrent een planmatige aanpak bestaat. Hij vroeg tevens of gemeenten en provincies kunnen worden aangemoedigd om dit eveneens te doen en in welke mate er overleg is met diverse overheden. Wat de bevaarbare waterwegen betreft, kan algemeen worden gesteld dat regelmatig baggeren van beken en rivieren zowel positieve als negatieve invloed kan hebben op waterhuishouding en -afvoer. Enerzijds vergroot het baggeren het bergingsvermogen en de afvoersnelheid van de beek of de rivier waardoor deze minder snel buiten haar oevers zal treden. Anderzijds wordt door het baggeren de waterafvoer juist vergemakkelijkt en versneld, wat bij hoogtij in het Zeescheldebekken opnieuw aanleiding kan geven tot het buiten haar oevers treden van de aanvoerende rivier of beek, aangezien het aangevoerde water niet kan worden geloosd.
Vooraleer tot baggeren kan worden overgegaan, dient derhalve eerst een grondige studie te worden uitgevoerd over een zo breed mogelijk gebied. Door de strengere milieuwetgeving is onder andere het vinden van geschikte bergingslocaties voor de baggerspecie een zeer moeilijke opgave. Bovendien vergt het baggeren, het eventueel behandelen en ten slotte het bergen van de specie de inzet van zeer belangrijke budgetten. Zo kan ik u als voorbeeld melden dat voor de baggerwerken op de Leie en de Bovenschelde meer dan 800 miljoen frank nodig zal zijn. Hieraan dient eerst een oplossing te worden gegeven vooraleer een planmatige aanpak mogelijk is.
In concreto kan verder worden gemeld dat de baggerwerken in het IJzerbekken geprogrammeerd en in volle uitvoering zijn. In een eerste fase wordt vooral in het Lokanaal gebaggerd en in de tweede fase in de IJzer zelf. De eerste fase zal dit jaar voltooid worden. De tweede fase is aanbesteed en zal eerstdaags starten. De derde fase betreft het kanaal Ieper-IJzer, waarvoor de aanbestedingsdocumenten worden opgemaakt. Voor de Grensmaas kan regelmatig baggeren de waterellende niet verhelpen, omdat de Grensmaas een zuivere regenrivier is met een debiet tussen de 10.000 en 30.000 kubieke meter per seconde, met een relatief groot verval van 20 meter op 50 kilometer rivierlengte. Daar moeten we waterkracht proberen te winnen. De sedimentatie vindt plaats in het winterbed van de rivier.
In het kader van de bekkencomités wordt overleg gepleegd tussen alle waterweg- en waterloopbeheerders, zijnde het Vlaams Gewest voor de bevaarbare waterwegen in beheer bij AWZ en de onbevaarbare waterlopen van eerste categorie in beheer bij Aminal, de provinciebesturen, de gemeentebesturen en de Polders en Wateringen.
Ik kom dan bij de vraag welke invloed gescheiden rioleringsstelsels hebben op de recente waterellende voor en na aanleg. Voor de bevaarbare waterwegen is de invloed van gescheiden rioleringsstelsels op de waterellende enkel marginaal. Bij niet-gescheiden rioleringsstelsels treedt bij hevige neerslag de overloop in werking. Dit heeft hetzelfde effect - althans op kwantitatief vlak - als de regenwaterafvoer bij een gescheiden stelsel.
De aanleg van gescheiden rioleringsstelsels is veeleer van belang vanuit ecologische overwegingen in verband met het zuiveren van het afvalwater. In combinatie met een aantal andere maatregelen, zoals het herstel van het grachtenstelsel, zijn er natuurlijk wel positieve gevolgen op het vlak van waterberging. Soelaas verwachten van een gescheiden riolering is hoe dan ook een foute benadering. Met de vorige regering hebben we een initiatief genomen inzake het verplichten van regenwaterputten. Dat geeft wel soelaas.
De volgende vraag was in welke mate er overleg is met de Waalse en de Franse overheid om voor Maas, Schelde en Leie tot gecoördineerde acties te komen. Over de Schelde, de Leie en de IJzer is er overleg op ambtelijk niveau. In het kader van een Interreg II-programma komen Franse, Vlaamse en Waalse ambtenaren geregeld samen om gegevens uit te wisselen en hun acties op elkaar af te stemmen. Over de gemeenschappelijke Maas vindt er eveneens periodiek overleg plaats tussen de waterwegbeheerders, met name Wallonië, Vlaanderen en de Rijkswaterstaat Nederland, afdeling Limburg.
Ik zal dan nu antwoorden op de interpellatie van de heer Ramoudt over de overstromingsproblematiek in het IJzerbekken. Zijn eerste vraag was hoe het komt dat de minister sedert de overstromingen van 1993 de uitbaggering van de IJzer niet heeft laten aanvatten. Zou het kunnen, zo vraagt hij, dat de prijs voor het baggeren en de bewerking van het slib te hoog oploopt?
De eerste fase van de baggerwerken met betrekking tot het vak IJzer stroomopwaarts Fintele, Lo-kanaal, kanaal Nieuwpoort-Duinkerke stroomafwaarts de sluis te Veurne, is gestart op 26 april 1999. In totaal moet in deze eerste fase 148.500 kubieke meter worden gebaggerd. Op het einde van 1999 was hiervan reeds 60.000 kubieke meter uitgevoerd. Deze baggerwerken zullen dit jaar worden voltooid. De totale kostprijs voor deze baggerwerken bedraagt 150 miljoen frank.
De tweede fase van de baggerwerken betreft het vak IJzer tussen Fintele en het spaarbekken te Nieuwpoort. In deze tweede fase moet 80.000 kubieke meter worden gebaggerd. Ook deze baggerwerken zijn reeds aanbesteed en met de uitvoering wordt eerstdaags gestart. De kostprijs van deze werken bedraagt 72 miljoen frank.
Wat zal ik aanvangen met de sluizen te Nieuwpoort, die in het beste geval slechts elf uur per dag water zeewaarts kunnen lozen? Acht ik het plaatsen van een reuzenvijzel opportuun als een gedeeltelijke oplossing, zodat zowel bij hoog- als laagtij zou kunnen worden geloosd? Zoals terecht wordt opgemerkt, kan hier enkel sprake zijn van reuzenvijzels als men enig effect wil hebben stroomopwaarts Diksmuide. De huidige gemiddelde waterafvoer over 24 uur tijdens een wasperiode bedraagt immers circa 50 kubieke meter per seconde. Na het maximaal lozen gedurende een volledige ebperiode is het waterpeil in de IJzer ter hoogte van Nieuwpoort tot 1,5 meter onder het normale peil gedaald. Deze daling in Nieuwpoort laat zich slechts in beperkte mate voelen tot in Diksmuide, waar nog een verlaging van circa 30 centimeter wordt vastgesteld. Het verder geforceerd lozen door middel van reuzenvijzels gedurende de vloedperiode mag het waterpeil in elk geval niet verder doen dalen. Anders komt de stabiliteit van de infrastructuur ter plaatse in gevaar. Het effect van het plaatsen van dergelijke reuzenvijzels wordt momenteel onderzocht door middel van het mathematisch model van de IJzer.
De derde vraag is of er peilingen zijn gebeurd van de diepgang op de IJzer tussen Diksmuide en Nieuwpoort en - in voorkomend geval - hoeveel kubieke meter slib er nog moet worden gebaggerd. Het vermelde vak tussen Diksmuide en Nieuwpoort bevindt zich in de zone IJzer tussen Fintele en het spaarbekken te Nieuwpoort, waarvoor de totale hoeveelheid te baggeren specie op basis van peilingen is vastgesteld op 80.000 kubieke meter. Zoals reeds vermeld, zullen deze werken zeer spoedig starten.
De vierde vraag is of het zou kunnen dat er zich nog oorlogsmunitie in de IJzer bevindt en dat dit een reden van uitstel zou zijn. Zoals hiervoor vermeld, zijn de baggerwerken in uitvoering of zullen ze spoedig worden aangevat. Van enig uitstel is er dus geen sprake. Tot op heden hebben zich geen incidenten voorgedaan bij het opruimen van springstoffen.
De vijfde vraag is wanneer ik opdracht zal geven om opnieuw te baggeren in de IJzer tussen Diksmuide en Nieuwpoort. De opdracht om de IJzer tussen Diksmuide en Nieuwpoort te baggeren is - zoals hiervoor al werd vermeld - reeds gegeven. De werken zullen eerstdaags starten.
Ik kom dan nu bij mijn antwoord op de interpellatie van de heer Denys over de noodzaak van dringende herstellingswerken aan de Leieoevers. We hebben de indrukwekkende foto's daarvan gezien. Zo is op dit ogenblik een herstelling van de oever aan de gang te Machelen - op de rechteroever - ter hoogte van de Vaartstraat. Dit gebeurt over een lengte van 150 meter. In deze zone bedreigden de inkalvingen de weg en een gasleiding die in de berm aan de kant van de Leie aanwezig is.
Het structurele en definitieve herstel van de oevers van de Leie moet kaderen in een project van volledig herstel van de rivier. In dat project is de nieuwe visie verwoord. Dat project bevindt zich in de opstartfase. Men wil de negatieve gevolgen van de in de jaren zestig uitgevoerde rechttrekking van de Leie tussen Kortrijk en Deinze wegwerken. Er is vooral sprake van een verlies aan overstromingsgebied en verlies aan natuurwaarden.
Het project 'rivierherstel Leie' wil aan de hand van een langetermijnvisie maatregelen uitwerken om de Leie aan te passen aan de basisbeginselen van een integraal waterbeheer en de rivier herstellen tot een duurzaam watersysteem. De basisbeginselen zijn onder meer : een maximaal respect van de natuurlijke processen van de watersystemen ; het behoud of opnieuw ontwikkelen van de biologische diversiteit in en rond de watersystemen ; de watersystemen, als onderdeel van het fysisch systeem, moeten een ordenend principe vormen in de ruimtelijke ordening. Voor de Leie betekent dit dat, waar mogelijk, de rivier de ruimte krijgt om te overstromen en te meanderen volgens een zo natuurlijk mogelijk patroon. De rivier zal haar winterbed en meanders terugkrijgen.
Wellicht zal de studiefase en het uitwerken van een visie op het project 'rivierherstel Leie' een tot twee jaren in beslag nemen. Pas daarna kan men beginnen met het structurele herstel van de ingekalfde oevers van de Leie. De oevers worden hersteld als ze een gevaar voor mens of dier vormen. We kunnen dat echter niet op uniforme, lineaire wijze doen. Dat zou - terecht - tot interpellaties in dit parlement leiden. Maar op de plaatsen waar het echt gevaarlijk is, zal men ingrijpen met de middelen die ter beschikking staan voor onderhoud.
Mevrouw Vertriest vraagt in hoeverre de problematiek van de waterbergingscapaciteit in de hogere gedeelten van de rivierbekkens in de ruimtelijke planning is geïntegreerd. Voor de bevaarbare waterwegen moet de waterbergingscapaciteit in de riviervalleien in de ruimtelijke planning worden geïntegreerd. Voor de Schelde en de tijgebonden rivieren wordt een studie uitgevoerd om het Sigmaplan te wijzigen. We willen immers het aantal gecontroleerde overstromingsgebieden aanzienlijk uitbreiden. Als de lijst is vastgelegd, zal er een voorstel van ruimtelijk structuurplan worden opgelegd om deze gebieden als overstromingsgebied te reserveren. Dat zal in afspraak met minister Van Mechelen gebeuren. Dezelfde aanpak wordt gevolgd voor de zogenaamde 'regenrivieren' die door de AWZ worden beheerd. De overstromingsgebieden van de IJzer zijn al vastgelegd.
In antwoord op de tweede vraag moet men er rekening mee houden dat de bronnen van deze bekkens in Frankrijk liggen. Het probleem kan dus slechts grondig worden aangepakt als ook de Franse overheid meewerkt en het integraal waterbeheer toepast op de bovenlopen. Welke initiatieven zal minister president Dewael nemen? Ik lees hier zijn antwoord voor.
"De wijze waarop Frankrijk de waterbeheersing voor de waterlopen Schelde, Leie en Ijzer organiseert, interesseert Vlaanderen ten zeerste. Er moeten structurele contacten worden gelegd om zowel de problemen van het te veel als van het te weinig water aan te pakken.
Op dit ogenblik wordt er intens overlegd tussen Franse ambtenaren en Vlaamse ambtenaren van het departement Leefmilieu en Infrastructuur, afdeling Bovenschelde, over de Schelde en de Leie, en tussen Franse ambtenaren en Vlaamse ambtenaren van de afdeling Waterwegen Kust over de IJzer. Dat overleg gebeurt regelmatig, en verloopt vlot. Het wordt echter gehinderd door de grote versnippering van de bevoegdheden aan Franse kant. De verregaande decentralisatie van het Franse waterbeleid leidt ertoe dat vele centrale, regionale en departementale Franse overheden daarbij zijn betrokken.
Voor het IJzerbekken zijn er Frans-Belgische projecten uitgewerkt, in het kader van het Europese programma Interrreg II. Frankrijk plaatst bijkomende peilmeters in de bovenloop van de IJzer. De informatie zal ook vanuit Vlaanderen opvraagbaar zijn. Zo zal men sneller en beter kunnen optreden. Verder zullen een reeks kleinere opvangbekkens in Frankrijk de wateraanvoer afremmen.
In 1995 sloten de drie Belgische gewesten, Frankrijk en Nederland een verdrag over de bescherming van de Schelde. Dat staat toe om voor deze rivier en haar bijrivieren, en dus ook voor het Leie-en Scheldebekken, het probleem van de waterkwaliteit te bespreken in het kader van het goed nabuurschap. Daartoe is de Internationale Commissie ter Bescherming van de Schelde opgericht, met zetel in Antwerpen. Vlaanderen en Nederland pleiten ervoor om in dit kader ook de problemen van waterbeheersing en waterkwantiteit te bespreken. Maar Wallonië en Frankrijk willen dat niet. Dat is het gevolg van de bevoegdheidsspreiding in Frankrijk. Dit verdrag is dus geen goed werkinstrument om het probleem van de waterkwantiteit op te lossen.
Het intensifiëren van de grensoverschrijdende samenwerking met de regio Nord-Pas-de-Calais is een van de prioriteiten van mijn buitenlands beleid. Ik wil de politieke en ambtelijke contacten met de centrale, regionale en departementale verantwoordelijken van Frankrijk opvoeren om de relaties te verstevigen, de samenwerking te stroomlijnen en problemen als de waterbeheersing globaal te kunnen aanpakken. Ik zal zeer binnenkort contact opnemen met de bevoegde Franse minister. Verder zal ik tijdens gesprekken met verantwoordelijken van de regio Nord-Pas-de-Calais aan de waterkwestie de nodige aandacht schenken."
U vroeg me op welke wijze ik de integrale aanpak van de waterbeheersingsproblematiek zal bevorderen. Als minister van Openbare Werken bepleit ik de integrale aanpak. Die aanpak gebeurt reeds geruime tijd in overleg met de betrokken waterwegbeheerder en de betrokken sectoren. In de bekkencomités zetelen alle belanghebbende partijen, en wordt rekening gehouden met alle functies van de waterweg. In concreto kan ik verwijzen naar het initiatief van de afdeling Waterwegen Kust en het IJzerbekkencomité om met alle betrokken partijen de hoge waterstanden te evalueren.
Inzake het Sigmaplan kan ik u meedelen dat op dit ogenblik wordt onderzocht of de stormvloedkering stroomafwaarts van Antwerpen kan worden vervangen door bijkomende overstromingsgebieden. In combinatie met een beperkt aantal kleinere stuwen op de bovenrivieren kan dat een veiligheidsgarantie opleveren die vergelijkbaar is met deze van het Sigmaplan. Ook voor de 'regenrivieren' die worden beheerd door de administratie Waterwegen en Zeewezen, worden op dit ogenblik studies uitgevoerd. Daarbij wordt onderzocht in welke mate het winterbed van de rivier aan de rivier kan worden teruggegeven. Dat zou toestaan om bij wasdebieten de rivier meer bergingscapaciteit te geven. Dat wordt al bestudeerd voor de Demer ; de studie voor de Nete zal weldra beginnen.
De IJzerbroeken stroomopwaarts van Diksmuide liggen in de overstroombare delen van de IJzervallei, waarvan de natuurwaarde en het belang als waterrijke zone door federale, nationale en internationale wettelijke bepalingen worden beschermd. De Vlaamse overheid moet haar eigen beleidsvisie consequent uitvoeren. Ze heeft de IJzervallei omschreven als een ecologisch impulsgebied en wil de natuur in de IJzervallei nieuwe kansen te geven. Een ecologisch verantwoord waterpeil is hiervoor een bepalende factor. Op welke wijze zal ik die garanderen? Het ecologisch verantwoord waterpeil van de IJzerbroeken is het zogenaamd gegarandeerd waterpeil van 2,8 meter. Dat is in de schoot van het IJzerbekkencomité afgesproken. De instandhouding van dit waterpeil is een bevoegdheid van de minister van Leefmilieu.
Welke initiatieven zal de Vlaamse regering nemen om de invloed van de stijging van de zeespiegel op de waterhuishouding tijdig in te schatten en de nodige maatregelen te nemen? De stijging van de zeespiegel heeft slechts een onrechtstreekse en eigenlijk zuiver theoretische invloed op de waterhuishouding van de binnenwateren. Theoretisch kan men stellen dat de stijging van de zeespiegel de lozingstijd in zee vermindert. Dit effect is evenwel verwaarloosbaar ten opzichte van de relatief frequent voorkomende tijdelijke zeewaterspiegelrijzingen tijdens stormperioden, die tot 1 meter kunnen bedragen. De stijging van de zeespiegel heeft enkel een gevolg op de kustverdediging en de tijgebonden rivieren. In het oorspronkelijk Sigmaplan van 1977 werd rekening gehouden met een zeewaterspiegelrijzing van 0,5 meter. Omdat de inzichten zijn geëvolueerd, en men nu van mening is dat men zich moeilijk kan beschermen tegen ultieme waterhoogten, wordt in de herwerkte versie van het Sigmaplan minder rekening gehouden met de waterhoogten. Men streeft er veeleer naar om de schade ten gevolge van overstromingen te beperken. Die schade moet uiteraard worden beperkt tot een maatschappelijk aanvaardbaar minimum. De zeespiegelrijzing zal worden ingecalculeerd in een aanvaarbare schadebeoordeling.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mevrouw de voorzitter, collega's, aangezien minister Stevaert reeds uitgebreid antwoordde op vele vragen en ik ook uitgenodigd ben in de commissie voor Leefmilieu, zal mijn antwoord bondig zijn.
Diverse leden stelden me de vraag hoe we kunnen komen tot een integraal waterbeheer. Momenteel is er inderdaad een versnippering van bevoegdheden terzake. Diverse beleidsdomeinen hebben immers een invloed op dit waterbeheer. Ik vind dus ook dat er zo vlug mogelijk een decreet inzake integraal waterbeheer moet komen. Momenteel zijn we terzake overgeschakeld naar een hogere versnelling. Hoewel ik dat graag zou willen, ga ik me echter niet vastpinnen op een datum. Anders verschijnt die op de website van de CVP en zal men me daar trachten op te pakken, maar ik verzeker u dat we daar werk van maken. De vraag waarover we ons nog moeten uitspreken is of we op zeer korte termijn een basisdecreet zullen maken dat vooral te maken heeft met het vastleggen van vaak reeds bestaande structuren, en er dan een groot decreet komt over alle aspecten van het integraal waterbeheer.
De heer Carl Decaluwe : Dat eerste wordt toch al aangekondigd in uw beleidsnota?
Minister Vera Dua : Toch nog niet zo expliciet, dacht ik. Dat is dus een discussiepunt dat ik gerust met het parlement wil bespreken, maar misschien staat het er affirmatiever in dan ik bedoelde.
De heer Carl Decaluwe : Ik citeer : 'In afwachting van deze globale operatie zullen we in overleg met andere betrokken ministers reeds een basisdecreet voorleggen.'
Minister Vera Dua : Voorleggen, dus : we zullen dit voorleggen aan de regering. Dat is een mogelijke optie. Waarschijnlijk is het aangewezen om met een basisdecreet te beginnen, en daarna voor aanvullingen te zorgen. Ik hoop alleszins dat er op relatief korte termijn een decreet inzake integraal waterbeheer kan komen. We zullen daar in elk geval de nodige inspanningen voor doen.
Ook het opmaken van een bekkenbeheersplan op het niveau van de bekkens is een absolute noodzaak en sluit daarbij aan. In een aantal bekkens zou daarmee bij hoogdringendheid moeten worden begonnen. In dit plan zal men de prioritair te nemen maatregelen per bekken kunnen opnemen. Dat sluit aan bij de bekommernis van mevrouw Vertriest dat men deze zaak integraal zou bekijken, van aan de bron tot aan de benedenloop.
Wat het overstromingsprobleem betreft kampen we inderdaad met een historische erfenis. Ondertussen is gelukkig iedereen tot andere inzichten gekomen. Maar toen in de kerstperiode die overstromingen plaatsvonden, verwees de burgemeester van Sint-Martens-Latem naar de ruimtelijke ordening. In gebieden die normaal overstroomd waren, zijn nu sociale woningen gebouwd. Zijn woorden kwamen erop neer dat als men goedkoop wilde wonen in zijn gemeente, men dit er maar bij moest nemen.
De heer Jan Loones : Sint-Martens-Latem mag men natuurlijk niet vergelijken met de rest van Vlaanderen.
Minister Vera Dua : Neen, maar het zegt iets over de mentaliteit van bepaalde lokale besturen, die vroeger ook door andere besturen werd gedeeld. Men bouwde er maar op los omdat het niet veel kostte, en nu zit men met de gebakken peren.
In het verleden heeft men te weinig rekening gehouden met het feit dat water een natuurelement is. De mens heeft soms de neiging te vergeten wat daarvan de gevolgen kunnen zijn. Nu kampen we met die gevolgen. We moeten afstappen van het denkbeeld dat we alle waterlopen in alle omstandigheden in een keurslijf van dijken kunnen persen. Het is de uitdaging voor de toekomst om ruimte te vinden voor dit water. Als ik echter het concrete geval van Kruibeke bekijk, dat straks aan de orde zal komen in deze commissie, dan stel ik vast dat dit niet eenvoudig is. Als het goed wordt uitgelegd aan de bevolking, dan kan die daarmee instemmen, maar lokale besturen nemen op dat vlak soms een zeer dubbelzinnige houding in. Lokale politici soms ook, mijnheer De Meyer.
De heer Jos De Meyer : Ik hoop dat u straks nog aanwezig zult zijn, mevrouw de minister, zodat we het daar samen over kunnen hebben. Zeker als u daar nu reeds allusie op maakt, zou ik het bijzonder op prijs stellen mocht u aanwezig blijven, en mocht u, in plaats van alleen partijvergaderingen bij te wonen, er ook met de parlementsleden over willen discussiëren.
Minister Vera Dua : Zoals ik reeds zei, ben ik elders uitgenodigd. Ik wil alleen het volgende zeggen : als men dergelijke overstromingsgebieden reserveert en aanlegt, is het niet gemakkelijk om dit te verdedigen tegenover de mensen ter plaatse.
Men moet dan inderdaad zoeken naar een oplossing voor de problemen, bijvoorbeeld in verband met de landbouw. Ik denk, mijnheer De Meyer, dat we wat de landbouw betreft in Kruibeke een goede oplossing hebben gevonden. De landbouwers zijn het ermee eens. We hebben er uitgebreid met hen over gesproken. Met een ruil van gronden en via de Grondbank, waar de VLM zich trouwens volledig voor inzet, hebben we mijns inziens voor dergelijke gebieden de oplossing gevonden. Ik ben ervan overtuigd dat we dit ook moeten toepassen op andere domeinen waar er een conflict bestaat tussen landbouw en milieu, tussen landbouw en overstromingsgebieden. Het kan immers niet dat landbouwers de dupe zijn van een bepaalde lokale situatie.
Er werd gevraagd of de aanwezigheid van slib in onbevaarbare waterlopen de lokale wateroverlast al dan niet erger maakt. Het intensief ruimen van slib uit de bovenlopen, wat vooral door provincies en gemeenten gebeurt, kan wel lokale problemen verhelpen. Het zal echter alleen maar de wateroverlastproblemen verschuiven naar benedenstroomse riviervlakken. Dat sluit enigszins aan bij het verhaal van mevrouw Vertriest. Systematische slibruimingen vormen dus zeker geen duurzame oplossing voor het probleem. Men kan dit vergelijken met het trachten op te lossen van het fileprobleem door het ondoordacht vergroten van de capaciteit van de wegen. Dit komt min of meer op hetzelfde neer : het leidt alleen tot een snellere doorgang.
Er wordt dus beter gewerkt aan het uitbouwen van meer brongerichte remmende maatregelen. Waar er acuut gevaar voor wateroverlast dreigt, moeten waterlopen natuurlijk op sommige plaatsen worden geruimd. Momenteel wordt er overleg gevoerd tussen alle betrokken overheden over de baggeren ruimingsproblematiek, mee in relatie tot de kwaliteitsproblemen van het slib. Dat laatste is immers een bijkomend probleem, waar reeds naar werd verwezen. Gisteren nog kregen we een vraag over de Barbierbeek in de buurt van Kruibeke. Er bestaat discussie over wat men gaat doen met het slib als dit vervuild blijkt te zijn. Het overleg terzake vindt plaats in de werkgroep Baggerspecie, die in 1999 werd opgenomen in de structuur van het Vlaams Integraal Wateroverlegcomité.
Dan is er nog de invloed van gescheiden rioolstelsels. In de eerste plaats is dat een ecologisch probleem, waarover ik het nu niet ga hebben. Ik bedoel dan de effecten op de waterzuivering. We hebben geen overzicht van het eventuele effect van de aanleg van een gescheiden rioolstelsel op het overstromingsgevaar. Op die vraag kan ik dus niet echt concreet antwoorden. Maar persoonlijk meen ik dat dit een van de oplossingen is om overstromingsgevaar tegen te gaan. De aanleg van een gescheiden stelsel zal ervoor zorgen dat het regenwater vertraagd wordt afgevoerd in een grachtenstelsel of via een andere wijze van buffering, in plaats van in riolen versneld af te stromen naar de overstorten en zo problemen te veroorzaken in de waterlopen. Essentieel daarbij is natuurlijk de herwaardering van het grachtenstelsel. Dat moet in de eerste plaats gebeuren. Het is dus zeker niet te bedoeling dat er, zoals de heer Malcorps opwierp, twee buizensystemen naast elkaar komen. De grachten moeten terug worden opengelegd en geherwaardeerd. Daar is een zeer specifieke taak voor de gemeenten weggelegd. Zoals u weet, worden er momenteel subsidies verleend indien de gemeente werk maakt van de scheiding van afvalwater en hemelwater. De uiteindelijke doelstelling is dat het hemelwater maximaal de kans moet krijgen om te infiltreren in die stroomopwaartse gebieden. Dat is trouwens niet alleen een oplossing voor eventueel overstromingsgevaar, maar ook voor de verdroging. Daarnaast zijn er latent immers ook nog de verdrogingsverschijnselen die eigenlijk net dezelfde oorzaken hebben als de overstromingen.
Ter attentie van de heer Malcorps kan ik ook zeggen dat het onze bedoeling is om op zeer korte termijn gesprekken aan te knopen met Aquafin om het waterzuiveringsbeleid opnieuw onder de loep te nemen. Ik herhaal dienaangaande nogmaals dat het niet de bedoeling is om parallelle buizen aan te leggen.
Het IJzerbekken vormt niet alleen in de Westhoek zelf, maar ook hier een zeer delicaat en moeilijk onderwerp. Door de ambtenarenwerkgroep van het IJzerbekken zal binnenkort een evaluatieverslag worden opgesteld van de voorbije overstromingen. In Frankrijk, dat zelf met zware overstromingen te kampen had, zijn begrijpelijkerwijs ingrepen gebeurd die daar een invloed op hebben gehad. Onze contacten met Frankrijk verlopen vooral via het Bekkencomité of op het niveau van de verschillende betrokken afdelingen van het Vlaams Gewest. In ieder geval worden zowel Vlaanderen als Frankrijk met dezelfde problematiek geconfronteerd en beide gebieden hebben nood aan waterberging en aan een coherent systeem van waterafvoer. Hierbij is het aspect ruimtelijke ordening van zeer groot belang. Daarom zullen we onze collega's van ruimtelijke ordening zeker bij deze problematiek betrekken. Zij dienen ons te ondersteunen door het aanduiden van overstromings- en waterbergingsgebieden.
De vierde vraag van mevrouw Vertriest had betrekking op de IJzerbroeken. Iedereen weet dat die een bijzonder grote ecologische waarde hebben. Daarom werd het overgrote deel ervan aangeduid en beschermd als Ramsar- en Vogelrichtlijngebied. Op het gewestplan staan die gebieden trouwens ingeschreven als valleigebied, dus als ecologisch waardevol agrarisch gebied, én als natuurgebied rond de Blankaartvijver. Precies omwille van hun internationale bescherming gelden volgens de Vlaamse wetgeving voor deze gebieden bepaalde beschermingsmaatregelen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de verplichte opstelling van een MER indien men wil overgaan tot bepaalde ingrepen die van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding en op het waterregime.
Reeds in 1992 werd een rondschrijven gericht aan de besturen van Polders en Wateringen waarin hen werd gewezen op de bindende beleidsdoelstellingen van onder meer de Vogelrichtlijn. Daardoor moeten deze besturen bij de uitoefening van hun wettelijke opdracht rekening houden met de integratie van de natuurbehoudsdoelstellingen in hun beleid. Door de provincie West-Vlaanderen werd dienaangaande een project gelanceerd dat op de steun kan rekenen van federaal minister Gabriels, die echter veeleer uit sympathie heeft gehandeld. Dat project bestaat uit de aanleg van een grootschalige dijk en zal honderden hectaren Vogelrichtlijngebied aantasten. Ik denk te kunnen stellen dat wij allen tegen een dergelijk project gekant zijn.
Dit gezegd zijnde kunnen we dit project als politiek afgevoerd beschouwen.
Het waterpeil in de IJzer vormt meestal geen probleem. Het grootste deel van de IJzer met diverse zijkanalen is ingedeeld bij de bevaarbare waterwegen. Hierbij wordt een constant waterpeil nagestreefd. Door de afdeling Natuur is een aankoopprogramma opgestart om grote delen van de IJzerbroeken aan te kopen. In het Blankaartbekken gebeurt dit door een natuurvereniging. Op de linkeroever van de IJzer stroomopwaarts van Fintele is de VLM in het kader van het landinrichtingsproject de Westhoek koper voor de afdeling Natuur. Los van de IJzer wordt in bepaalde delen van de IJzerbroeken een afzonderlijke waterbeheersing toegepast via de Zuidijzerpolder.
In het Blankaartbekken bestaat er een akkoord tussen de VLM, de afdeling Water die deel uitmaakt van Aminal en dus onder mijn bevoegdheid valt en de Zuidijzerpolder om tijdens de zomermaanden een minimumwaterpeil te behouden van +2,60 TAW ter hoogte van de bestaande schotbalken. Dit is tevens het peil dat in de periode 1993-1995 gedurende de baggering van de Blankaartvijver werd aangehouden. Prioritair zullen door de afdeling Natuur of door de VZW Natuurreservaten de laagste gronden van het Blankaartbekken worden opgekocht. Pas als dit gebeurd is, kunnen opnieuw gesprekken worden gevoerd over hogere waterpeilen in het Blankaartbekken. Over de waterpeilen in andere seizoenen worden nog gesprekken gevoerd.
Voor de natuurwaarde zijn vooral de jaarlijkse, langdurige overstromingen van de laagst gelegen gronden van belang, en niet de kortstondige hoge overstromingen die te wijten zijn aan piekdebieten van de IJzer. De grote waterpeilschommelingen die zich momenteel voordoen door een snelle watertoevoer, gevolgd door een snelle afvoer, moeten echter worden afgevlakt. Een snelle waterafvoer is uiteraard wel aangewezen in perioden van extreme neerslaghoeveelheden met het oog op het handhaven van de veiligheid, en moet juist beperkt worden tot de afvoer van deze extreem hoge watervolumes zodat overstromingen in de laagste delen van de broeken mogelijk blijven en zelfs terug bevorderd worden. Om de watertoevoer te vertragen, zijn veel ingrijpendere maatregelen gewenst.
In 1995 werd door de afdeling Natuur in het kader van het Ecologisch Impulsgebied voorgesteld om rond de probleembedrijven een plaatselijke winterdijk aan te leggen en enkele toegangswegen te verhogen voor de laagst gelegen plaatsen. Om redenen die mij onbekend zijn, werd dit voorstel toen echter door de betrokkenen verworpen. Omwille van de ontstane polemiek heeft de technische dienst van de provincie West-Vlaanderen toen het voorstel voor de aanleg van die grootschalige dijk uitgewerkt. Volgens dit voorstel zouden 510 hectare, waarvan 350 hectare in de winter van 1993-1994 onder water stonden, worden ingedijkt. Deze 510 hectare liggen op de overgangszone tussen de eigenlijke broeken en het hoger gelegen zandleemgebied. Door de aanwezigheid van kwel, stuwwater en bodemgradiënten is deze zone potentieel bijzonder interessant voor de natuur, maar zijn de natuurwaarden door een intensieve landbouw sterk gereduceerd. Toch kunnen een aantal graslanden langs de Kleibeek, die een eenheid vormen met de hooilanden rond de Blankaart, en enkele lager gelegen graslanden dicht tegen het waterproductiecentrum belangrijk zijn als foerageergebied voor kolganzen, smienten en meerkoeten. De ruwe schatting van de kostprijs voor de aanleg van de dijk bedraagt nu reeds 100 miljoen frank, maar zal wellicht hoger oplopen. Bovendien kunnen door de aanleg ervan elders problemen worden veroorzaakt.
Ik pleit derhalve voor het zoeken naar alternatieven die bovendien goedkoper kunnen uitvallen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de ophoging van de laagst gelegen toegangswegen zodat de meeste landbouwbedrijven toegankelijk blijven, aan de te overwegen onteigening of verplaatsing van de twee bedrijven die bij overstroming een structureel probleem opleveren, aan het nemen van bovenstroomse maatregelen zodat het water minder snel benedenstrooms terechtkomt en de aanleg van plaatselijke dammen waarnaar bij voorkeur moet worden gestreefd.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de voorzitter, vooral van minister Stevaert kregen we een enorm gedetailleerde uitleg, maar toch zijn een aantal zaken nog niet voor 100 percent duidelijk. Ik verwacht geen antwoord, ik stel enkel vast. Ten eerste heb ik een vraag gesteld over de invloed van de gescheiden rioleringsstelsels. Een aantal professoren, onder wie professor Berlamont, hebben gesteld dat er wel degelijk een invloed is. Ik onderschrijf de woorden van de minister dat studies meer dan ooit noodzakelijk zijn.
Mijnheer de minister, u zegt dat de overheid haar verantwoordelijkheid zal nemen. Dat is logisch. U zegt ook dat de middelen zullen worden verhoogd. U hebt het ook over het decreet inzake integraal waterbeheer. Ik hoor echter niet, noch van u, noch van minister Dua, wat de conclusies van de regering zijn. Waarvoor zullen de middelen worden gebruikt? Er werd gezegd dat 10 miljard frank zal worden gebruikt voor het Sigmaplan en 300 miljoen frank voor een aantal dijken.
Het is echter belangrijk om te weten wat de conclusies zijn. In de beleidsnota's vinden we die niet terug. Na drie jaar Baldewijns en twee jaar Stevaert kennen we nog steeds geen besluiten van het departement. Er komen wel steeds nieuwe studies bij. Ik neem aan dat die nodig zijn, want de wetenschap blijft evolueren, maar toch wordt het tijd om conclusies te trekken. Daarbij moet in de eerste plaats worden nagedacht over de veiligheid van de burgers. Wat zijn de prioriteiten? Voor welke investeringen zullen de middelen worden ingezet?
Ten tweede heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag over het baggeren. Ik besef ook dat de problemen in vele gevallen worden verplaatst door baggerwerken. Toch is het meer dan noodzakelijk dat een integraal plan wordt uitgewerkt voor het onderhoud van stromen en rivieren. Dit plan moet worden uitgewerkt voor zowel de kleinste beek als voor de grootste stroom. Bijgevolg moet er ook een volledige coördinatie ontstaan tussen het gemeentelijk, het provinciaal, het Vlaams en het internationaal niveau.
Mijnheer de minister, u zegt dat men met de zaak bezig is op ambtelijk niveau. Ik vind dit antwoord nogal pover. Ik vraag uitdrukkelijk dat op het hoogste politiek vlak wordt overlegd. De ministers moeten afspreken hoe de problemen op een grensoverschrijdende wijze kunnen worden opgelost. Mevrouw Vertriest pleitte daarnet voor stroomopwaartse bebossing. Dat is allemaal goed en wel, maar voor ons betekent stroomopwaarts in Frankrijk. Het is onvoldoende dat de ambtenaren hiermee bezig zijn. Eerst moeten de ministers een visie ontwikkelen, daarna kunnen de ambtenaren die concreet vertalen.
Ik kreeg evenmin een afdoend antwoord op mijn vraag over de inventarisatie van de zones. De woonzones en de stedelijke gebieden worden afgebakend. Het is toch van groot belang dat bij die afbakening met deze problematiek rekening wordt gehouden. Het kan niet dat opnieuw in woonuitbreidingsgebieden wordt voorzien die in gebieden liggen waar overstromingsgevaar dreigt. Daaraan moet een einde worden gemaakt.
Mevrouw de minister, u hebt gezegd dat desnoods dijken worden verplaatst en dat kan worden onteigend. Ik kan me daar niet over uitspreken. Dat zal dossier per dossier moeten worden behandeld. Onze fractie is van mening dat het eigendomsrecht in ere moet worden gehouden. U beseft toch ook dat er terdege rekening moet worden gehouden met de mensen. Mevrouw Tyberghien had het daarnet over de vergoedingen voor de landbouwers. Daarover moet goed worden nagedacht. Zij beschikken momenteel immers niet over een inkomen. Hoe zullen ze worden vergoed?
Minister Vera Dua : Waarom hebben die mensen geen inkomen meer?
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de minister, als de dieren of de gewassen van een landbouwbedrijf worden getroffen, dan kan de boer de zaak niet zomaar herstellen.
Ik heb nog een laatste opmerking. Wij proberen een preventief beleid te voeren, maar de problemen met uitbetalingen situeren zich op het federale niveau. De Vlaamse en gemeentelijke overheden dragen de verantwoordelijkheid. Het zou dan ook goed zijn om te onderzoeken hoe het Rampenfonds kan worden geregionaliseerd. Misschien is het wel mogelijk om een eigen Vlaams rampenfonds te installeren zodat we de getroffen Vlaamse bevolking kunnen helpen.
Het belangrijkste voor een klein land als Vlaanderen is echter dat er grensoverschrijdend en op topniveau wordt onderhandeld over een duidelijke visie.
De voorzitter : Mevrouw Tyberghien heeft het woord.
Mevrouw Maria Tyberghien-Vandenbussche : Ik wil wijzen op een groot communicatieprobleem. De gemeente Houthulst ligt in een gebied dat valt onder het actiepunt 'verhogen van wegen'. De gemeente heeft één gewone brief ontvangen waarin werd gevraagd wat ze denkt over de verhoging van wegen. Op dat ogenblik had de gemeente, die slechts 800.000 inwoners telt, net 15 miljoen frank geïnvesteerd in de herstelling van de wegen na de overstroming. We hebben de brief beantwoord met de vraag waarom deze vraag ons niet zes maanden eerder werd gesteld, vóór de herstellingswerken. Daarna hebben we niets meer vernomen. Men mag dan ook niet beweren dat de gemeente flagrant heeft geweigerd.
Minister Vera Dua : Mevrouw Tyberghien, dit voorbeeld maakt duidelijk dat er moet worden samengewerkt met de lokale besturen. Bij het aanleggen van een nieuwe weg zou het goed zijn om direct contact op te nemen met de afdeling Water en andere diensten. De gemeente moet beseffen dat het logisch is dat de wegen worden verhoogd. In mijn streek merk ik ook dat alleen de echte boerderijen niet overstromen. De boeren bouwen immers op een terp.
Mevrouw Maria Tyberghien-Vandenbussche :Mevrouw de minister, u hebt gelijk, maar dit geldt ook in de andere richting. Geen enkele afdeling heeft men ons contact opgenomen, terwijl de herstellingswerken nochtans werden aangekondigd en gepubliceerd.
Mevrouw de minister, u moet absoluut op bezoek komen in de streek. Zelfs de overheid heeft niet beseft dat het gebied zo laag gelegen is. De waterzuiveringsinstelling de Blankaart wordt steeds opnieuw bedreigd met overstromingen. De vorige keer moest de instelling zelfs met zandzakjes worden versterkt. De Blankaart werd dus evenmin op een terp gebouwd.
Er wordt gezegd dat er een MER nodig is. Mijnheer Maes, in mijn gemeente ligt een slibstort van 30 hectare groot. Het stort ligt tegen de Blankaart in een waterzuiverings- en waterwingebied ligt. Op onze klachten over de uitbating van het stort wordt niet gereageerd. Het stort kwam er als tijdelijk stort, maar ondertussen werden een aantal landbouwers onteigend en is er sprake van een echt stort. Op dit punt kan de gemeente niets worden verweten. De waarheid heeft ook haar recht. Het deel van de West Oostbroekstraat dat onder water loopt, wordt door de stad Diksmuide verhoogd. De aanbesteding werd al uitgeschreven. De overheid is ondoordacht te werk gegaan toen ze die enorme installatie zo laag liet bouwen. Men moet de gemeente en de bewoners niet zwart maken.
Minister Vera Dua : De heer Decaluwe vroeg waar het baggerplan blijft. Ik stel tot mijn verbazing vast dat we zelfs nog geen inventaris van de kwaliteit van de baggerspecie hebben. We zijn pas nu gestart met de inventarisatie van de verontreinigingsgraad.
De heer Carl Decaluwe : Er bestaan wel inventarissen. Onder meer de RUG onderzoekt de kwaliteit van de waterloopbodems.
Minister Vera Dua : Ik heb het over de onbevaarbare bekkens, mijnheer Decaluwe. Over de Barbierbeek bijvoorbeeld bestaan geen gegevens. We zullen het dossier opvragen bij de provincie. Blijkbaar baggert men nog altijd zonder de speciekwaliteit te kennen. Uw telegram, mevrouw Tyberghien, heb ik echt niet ontvangen. Er moet iets misgelopen zijn. Ik wil me toch verontschuldigen omdat ik niet geantwoord heb.
Mevrouw Maria Tyberghien-Vandenbussche : Ik pleit in elk geval voor constante communicatie tussen de gemeentes en de administratie bij overstromingen. Er moet een permanentie zijn. Ik heb dit niet politiek uitgebuit.
De heer Jacky Maes : U hebt dit wel in uw streek politiek misbruikt. (Opmerkingen van mevrouw Maria Tyberghien-Vandenbussche)
De voorzitter : De heer Ramoudt heeft het woord.
De heer Didier Ramoudt : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, ik wil reageren op de woorden van mevrouw Vertriest, die jammer genoeg de vergadering heeft verlaten. Ik heb op geen enkel ogenblik de hoogte van het waterpeil van het Blankaartbekken in vraag gesteld. Ik heb enkel gezegd dat het aangehouden peil van het bekken de opvangcapaciteit heeft verkleind. Ik heb niet beweerd dat de broeken geen natuurlijk opvangbekken zijn. Ik heb evenmin gezegd dat indien er 50 of 70 liter water per vierkante meter zou vallen, de industrieterreinen, de 35 kritieke bedrijven en een deel van het stadscentrum zouden onderlopen.
Ik heb wel van de regering gehoord dat ze bekommerd is. We zullen natuurlijk moeten afwachten wat er gebeurt bij de eerstvolgende zware regenval. We zijn blij dat de werken van start gaan.
De voorzitter : De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen : In tegenstelling tot de CVP, ben ik wel tevreden met de gegeven antwoorden. Er komt op korte termijn een decreet inzake het integraal waterbeheer, dat zal worden uitgevoerd. Het principe 'ruimte geven aan water' zal resulteren in concrete dossiers. Er wordt werk gemaakt van preventieve maatregelen inzake ruimtelijke ordening.
De repliek van de CVP is weer typisch. Men wil eieren eten zonder schalen te breken. Men eist veiligheid en men wil dat bereiken door ruimte te geven aan het water. Men schermt in verschillende dossiers echter met eigendomsrechten en dergelijke om de concrete uitvoering tegen te houden. De CVP moet eindelijk eens consequent worden.
De heer Carl Decaluwe : Als ik het heb over eigendomsrecht en onteigeningen, mijnheer Stassen, vraag ik een degelijke vergoeding. Ook inzake de stadsrandbossen vraag ik voor de getroffen landbouwers een normale schadevergoeding, zowel voor hun patrimonium als voor hun inkomen. Als dat in orde is, ga ik akkoord, maar daarover hebt u het nooit.
De heer Jos Stassen : Ik ben zelf de eerste om daarvoor te pleiten. U eist echter maatregelen en als die er komen, probeert u ze te vertragen.
Nog een woord over het baggeren. Als men de natuur haar gang laat gaan, krijgt men door erosie en verslibbing een verplaatsing van de rivierbedding. Als men dijken plaatst, kan de rivier zich natuurlijk niet meer verplaatsen en dan wordt baggeren een constante noodzaak. Dat moet dan zeer overdacht gebeuren.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door mevrouw Vertriest, de heren Denys, Loones en Maes en door de heer Decaluwe werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.