Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 21/10/1999
Vraag om uitleg van mevrouw Ria Van Den Heuvel tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over het garanderen van de veiligheid aan oversteekplaatsen op gewestwegen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van Den Heuvel tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over het garanderen van de veiligheid aan oversteekplaatsen op gewestwegen.
Mevrouw van Den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil het hebben over de garantie van de veiligheid aan oversteekplaatsen op gewestwegen. Ik zal daarvoor een specifiek voorbeeld gebruiken : een kruispunt op de N10 op de grens Mortsel-Boechout, op de Provinciesteenweg-Oude Steenweg. Op woensdag 29 september raakte daar een twaalfjarig meisje levensgevaarlijk gewond toen ze daar de weg overstak via de oversteekplaats voor fietsers. Ze was net als vele andere studenten op weg naar school. Op 6 oktober is ze gestorven. Dit jaar gebeurden op die plaats al vijf ongevallen. Op 20 oktober hebben 900 scholieren petitielijsten afgegeven aan het gemeentebestuur van Mortsel. Ze hebben op nauwelijks een week tijd 17.600 handtekeningen verzameld. Ze vragen veilige en comfortabele fietsroutes naar hun school. Deze vraag is natuurlijk niet nieuw, dat weet ik.
Om tot mijn vraag te komen, is het belangrijk dat ik de plaats van het ongeval beschrijf. Deze oversteekplaats voor fietsers en voetgangers op de N10, net buiten de bebouwde kom van Mortsel, wordt niet aangekondigd. De auto´s mogen daar in dubbele rijvakken 70 kilometer per uur rijden. Enkele tientallen meters verderop mag men zelfs 90 kilometer per uur rijden. Zelfs voor welwillende automobilisten is het geen sinecure om zich te houden aan de opgelegde snelheidsbeperkingen. Men moet zeer attent zijn om die wisselende snelheidsbegrenzingen te volgen.
De politie van Mortsel, die de vaststellingen deed bij het ongeval op 29 september, stelde vast dat de chauffeur die betrokken was bij het ongeval, niet kon worden beschuldigd van overdreven snelheid. De toegelaten snelheid bedroeg 70 kilometer per uur. Diezelfde politie stelde bij herhaalde snelheidscontroles wel vast dat de gemiddelde snelheid daar veel te hoog ligt, en noteerde al geregeld zware overtredingen in de bebouwde kom. De oversteekplaats waarover ik het heb, ligt daar net buiten. Door de weginrichting met de twee rijstroken en heel de infrastructuur hebben automobilisten de neiging hun snelheid te verhogen, en ze doen dit juist op de plaats van die oversteekplaats. De N 10 maakt daar bovendien een flauwe bocht, waardoor de zichtbaarheid nog afneemt.
Men heeft precies op deze plek, waarschijnlijk met goede bedoelingen waar ik me in kan vinden, aanplantingen gedaan om een poorteffect voor de bebouwde kom te creëren. Die aanplantingen doen het overigens schitterend en zijn bijzonder weelderig. Het gevolg is dat de zichtbaarheid herleid wordt tot enkele tientallen meters aan de ene zijde van de weg en tot bijna nul meter aan de andere zijde. Ik overdrijf niet.
Er zijn verschillende mogelijkheden om oversteekplaatsen veiliger te maken : de weg kan worden versmald tot één rijvak ; de oversteekplaats kan worden verhoogd ; de oversteekplaats kan worden aangekondigd met wegmarkeringen of knipperlichten ; er kunnen verkeerslichten worden geplaatst ; men kan - en misschien klinkt dit eigenaardig - de veiligheid verhogen door de oversteekplaats af te schaffen en de hele verkeersafwikkeling te herzien. Ik denk dat u het met me eens bent dat een zeer belangrijk principe steeds moet worden gevolgd, namelijk dat men de gehele weg en de hele verkeerssituatie moet bekijken.
Het is tevens belangrijk om even te wijzen op de berichtgeving die nu wordt gelanceerd bij de wet van 1996 die voetgangers voorrang geeft op zebrapaden. Mensen die een ongeluk hebben gehad op deze oversteekplaatsen terwijl ze reglementair aan het oversteken waren, ondervinden moeilijkheden met verzekeringsmaatschappijen. Die zeggen dat deze verkeerssituaties aanleiding geven tot dergelijke ongevallen en dat ze processen zullen starten om een uitspraak te krijgen.
Graag wil ik van u weten hoe u die verkeerssituaties evalueert, hoe de veiligheid op die oversteekplaatsen wordt gegarandeerd, welke criteria daarvoor gelden, op welke wijze er wordt beslist om wel of geen verkeerslichten te plaatsen en op welke wijze de snelheid op die plaatsen op een afdoende wijze wordt gecontroleerd. Ik wil van u ook bijzonder graag weten of u vindt dat de oversteekplaats in dit specifiek geval voldoende is gegarandeerd en wat er eventueel aan kan worden gedaan.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik wil het pleidooi van mevrouw Van Den Heuvel ondersteunen. In het regeerakkoord staat dat de Vlaamse regering het aantal verkeersslachtoffers wil halveren. Dat is één van de topprioriteiten en dat kan alleen maar worden toegejuicht. Tegelijkertijd blijkt uit recente statistieken dat 20 percent van de ongevallen bij voetgangers gebeuren op zebrapaden.
Gisteren heeft de heer Jos Ansoms in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een pleidooi gehouden om in meer oversteekplaatsen van verkeerslichten te voorzien of ze in ondergrondse tunnels te brengen. Merkwaardig genoeg vindt federaal vice-premier Durant van Ecolo deze maatregel te duur. Tezelfdertijd zegt ze dat veel problemen te maken hebben met toenemende verkeersagressie en mobiliteit.
Hoofdzakelijk gaat het over viervaksbanen. Mevrouw Van Den Heuvel pleit ervoor om de viervaksbanen tot één vak te brengen. Ik weet niet of de verkeersproblematiek en de hele doorstroming dan blijft kloppen. Ik denk dat men eerder moet streven naar het goed aankondigen van zebrapaden, ook ´s avonds. Er zijn bijvoorbeeld experimenten in Waregem met felle belichting. Men kan ook honderd meter op voorhand in oneffenheden voorzien.
Het gaat hier over een van de topprioriteiten van de Vlaamse regering. Welke concrete maatregelen zal de minister binnen zijn bevoegdheidsdomein nemen om die problematiek daadwerkelijk aan te pakken?
De voorzitter : De heer Penris heeft het woord.
De heer Jan Penris : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw Van Den Heuvel heeft naar aanleiding van een zeer concreet dossier een aantal algemene vragen gesteld. Ze heeft op een aantal concrete punten een antwoord van u gevraagd. Ik sluit me daarbij aan.
De schepen die in Mortsel bevoegd is voor de verkeersveiligheid, verklaart vandaag immers in de krant dat een van de oorzaken van de penibele verkeerssituatie het feit is dat het overleg terzake tussen zijn gemeentelijke administratie en uw gewestelijke administratie te traag en te moeilijk verloopt. Mijnheer de minister, ik zou van u willen weten of dat zo is. Vond er in dit concrete verkeersveiligheidsdossier overleg plaats tussen de beide administraties? Waarom zijn deze gesprekken zo moeilijk en traag verlopen?
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, om deze problematiek opnieuw te situeren in de context van heel Vlaanderen, wil ik een ander voorbeeld aanhalen, namelijk dat van de kustbaan, de N34. Iedereen kent dit dossier. Er zijn bijkomende moeilijkheden door de spoorverbinding. Een van de recente maatregelen bestaat erin dat alle voetgangersoversteekplaatsen zullen worden gescreend. Ik heb daarover een schriftelijke vraag gesteld. Dit is een zeer moeilijke zaak.
Ik meen te hebben begrepen dat men enkel die oversteekplaatsen wil behouden waar er veel voetgangers zijn. De kustbaan is echter een weg waar men overal oversteekt. De hele kust is jammer genoeg immers volledig bebouwd. Voetgangers zullen niet bereid zijn een halve kilometer af te leggen om een oversteekplaats te vinden. Zo ontstaat de lastige situatie dat oversteekplaatsen worden uitgeschakeld omdat die niet genoeg worden gebruikt, terwijl de mensen zullen blijven oversteken, vaak met kinder- en gehandicaptenwagens, over die afschuwelijke keien en tramsporen. Dit vergt een bijzondere aandacht en misschien een bijzondere aanpak.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitter, collega´s, voor ik inga op de vragen, wil ik een aantal bedenkingen maken. Ik werk uiteraard binnen mijn Vlaamse bevoegdheid. Een aantal aspecten behoren niet tot mijn bevoegdheid, hoewel ze wel voorwerp uitmaken van mijn bekommernis.
Wat de opmerking van de heer Penris betreft : ik ben niet op de hoogte van de uitlatingen van de schepen. Ik zal laten onderzoeken of wat hij beweert al dan niet zo is. In repliek op de heer Loones wil ik een bedenking van de heer Ansoms herhalen, om de achtergrond van de hele problematiek te belichten : soms geven zebrapaden een vals gevoel van veiligheid. We moeten daar bijzonder goed mee oppassen. Het is niet zo dat men niet mag oversteken als er geen zebrapad is, maar men heeft op dat ogenblik dan wel geen voorrang. Daarom is de discussie zo moeilijk.
Dan ga ik in op de vraag van mevrouw Van Den Heuvel. Er bestaat geen kantenklare werkwijze om de veiligheid van een oversteekplaats of een andere infrastructuur te controleren. Een eerste test is een algemeen nazicht ter plaatse door iemand die een deskundig oog heeft voor de elementen die onveiligheid in de hand kunnen werken. De objectieve onveiligheid van de verkeersinfrastructuur wordt in het algemeen in kaart gebracht aan de hand van ongevallen die door politie of rijkswacht worden geregistreerd.
Indien er op basis van het aantal ongevallen wordt vastgesteld dat er sprake is van een knelpunt, dan worden de ongevallen individueel geanalyseerd om de oorzaak ervan te achterhalen. Vanzelfsprekend wordt hierbij voorrang gegeven aan de zwarte punten en zwarte zones. Pas als de oorzaak van de ongevallen bekend is, kunnen er concrete maatregelen worden voorgesteld.
Hiervoor is maatwerk noodzakelijk. Daarom werd er in de loop van 1994 in elke provincie een provinciale commissie voor verkeersveiligheid opgericht om de veiligheidsproblematiek van de lokale knelpunten te bespreken. In deze commissie zetelen vertegenwoordigers van de administratie Wegen en Verkeer, de gemeenten, de plaatselijke politie en rijkswacht, het federale ministerie van Verkeer en Infrastructuur en het Belgische Instituut voor Verkeersveiligheid. Deze commissie vergadert regelmatig.
In verband met de oversteekplaats op de gewestweg N10 aan het kruispunt op de grens tussen Mortsel en Boechout is er vandaag een vergadering gepland. Op de agenda staat de bespreking van de situatie en eventuele voorstellen ter verbetering. Mevrouw Van Den Heuvel, wat die weelderige plantengroei betreft bent u reeds tussenbeide gekomen. Ik neem aan dat men naar aanleiding daarvan heeft gesnoeid.
De plaatsing van de verkeerslichten wordt geregeld door een dienstorder van 1991. Op basis van een aantal objectieve en meetbare parameters wordt beslist of de plaatsing van de verkeerslichten al dan niet aangewezen is. Deze parameters zijn gebaseerd op de ervaring die in binnen- en buitenland is opgedaan. Het onderzoek en de eventuele beslissing tot het plaatsen van verkeerslichten of tot andere maatregelen wordt uitgevoerd binnen de voornoemde provinciale commissie voor verkeersveiligheid. U suggereert om plateaus aan te leggen, maar er zijn ook andere mogelijkheden. Plateaus zijn op een dergelijke weg immers niet toegelaten. Dit is dus een vrij complex probleem.
De controle van de toegelaten snelheid is een taak van politie en rijkswacht. Het gewest heeft op dit vlak geen enkele bevoegdheid. Politie- en rijkswachtdiensten bepalen in onderling overleg wie wat waar controleert, in het kader van her IPZ-overleg.
De voorzitter : Mevrouw Van Den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Ik dank de minister uiteraard voor zijn antwoord. Ik ben me ervan bewust dat het een algemeen antwoord is op mijn algemene vragen. Wel stel ik vast dat hij een deel van zijn verantwoordelijkheid doorschuift naar de lokale overheid. Als de lokale overheid dan niet snel werkt of zich niet helemaal bewust is van het dringende karakter van de situatie, dan kan het zijn dat de onveiligheid blijft bestaan, hoewel u daarvoor verantwoordelijk bent.
Ik vind dus dat er een leemte is in het nemen van de verantwoordelijkheid. Mij lijkt het belangrijk dat u op een of andere manier moet kunnen ingrijpen, mocht blijken dat er bij lokale overheden sprake is van traagheid of niet volledig doordrongen zijn van de ernst van de situatie.
De lijst van zwarte punten en zwarte zones zal natuurlijk groot zijn en zich bevinden op diverse assen, maar in deze instantie kan men toch wel gewagen van een zwarte zone.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Binnenkort vindt er een evaluatie van de mobiliteitsconvenants plaats. Via deze convenants zou wellicht aandacht kunnen worden gevestigd op schoolomgevingen. Zou dat niet eveneens kunnen gelden voor de inventarisatie van gevaarlijke viervaksbanen met zwarte punten? Zou men in het kader van de mobiliteitsconvenants daar ook geen aandacht voor kunnen vragen?
Een uniforme oplossing voor heel Vlaanderen bestaat niet, maar men kan zo bewerkstelligen dat de lokale overheid op dat vlak eventuele maatregelen neemt, die dan op een of andere wijze wordt ondersteund door het Vlaams Gewest. Er is immers ook sprake van gemeentelijke en provinciale wegen. Aan die problematiek kan dan aandacht worden besteed door de mobiliteitsconvenants.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Ik noteer de suggestie van de heer Decaluwe, maar ik ben het volstrekt oneens met de opmerkingen van mevrouw Van Den Heuvel. Ik schuif mijn verantwoordelijkheid niet door, maar ik werk samen met de lokale besturen. In Vlaanderen bestaat daar een begrip voor : subsidiariteit. Dat lijkt me een goed principe.
Het is belangrijk dat deze zaak in de juiste context wordt geplaatst. In Vlaanderen kan in deze problematiek 80 percent worden behaald door de aanpassing van het rijgedrag. Helaas behoort dat niet tot mijn bevoegdheid. 5 percent kan worden behaald door het verbeteren van de voertuigen. Samen is dat 85 percent. De resterende 15 percent kan worden behaald via de aanpassing van de infrastructuur. Dat is het absolute maximum.
De bevoegdheid hiervoor strekt zich uit over diverse niveaus, zoals de heer Decaluwe terecht stelt. Zelfs wanneer het over een gewestweg gaat en dit dus behoort tot onze bevoegdheid, wordt die bevoegdheid nog gedeeld. Het zou immers misplaatst zijn mocht een minister ervan uitgaan dat hij de wijsheid in pacht heeft. Hij moet terzake overleggen met de lokale overheid, die vaak een zeer goed inzicht heeft in de problemen die ter plaatse rijzen. 85 percent heeft echter te maken met een domein waarop ik geen bevoegdheden heb, en ik betreur dat ik die niet heb.
De voorzitter : Mevrouw Van Den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Mijnheer de minister, ik ben het met u eens dat er aan het rijgedrag moet worden gewerkt. 15 percent van de verkeersongevallen is echter te wijten aan een falende infrastructuur. Als het Vlaams Gewest een oversteekplaats aanlegt op een onaangepaste plaats, dan geeft dit problemen. Bovendien hebt u zelf gezegd dat een zebrapad vaak een vals gevoel van veiligheid geeft. Ik ben het daar mee eens. We moeten daarom overwegen op bepaalde plaatsen geen zebrapaden aan te leggen en daar op een andere wijze mee om te gaan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.