Plenaire Vergadering van 23/03/1999
Actuele vraag van de heer Jacques Devolder tot de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de eventuele invloed van opbrengsten uit benefietacties op de OCMW-tegemoetkoming voor ziekenhuiskosten
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer Devolder tot de heer Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de eventuele invloed van opbrengsten uit benefietacties op de OCMW-tegemoetkoming voor ziekenhuiskosten.
De heer Devolder heeft het woord.
De heer Jacques Devolder (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, het verheugt me dat Vlaanderen zich solidair opstelt tegenover gezinnen die worden geconfronteerd met bepaalde onvoorziene omstandigheden en niet in staat zijn daar financieel op te reageren. Anderzijds kan de overheid op bepaalde noden nog steeds niet onmiddellijk inspelen, via het Riziv noch het OCMW. Bovendien blijkt dat bepaalde OCMW´s in geval van benefietacties voor bijvoorbeeld de terugbetaling van geneesmiddelen tegen kanker of de huidziekte ´epidermolysisch bulosa´ overwegen hun tegemoetkoming in de hospitalisatiekosten terug te vorderen. Mijn vraag is geïnspireerd op een concreet geval, maar er zijn in Vlaanderen nog heel wat soortgelijke gevallen. Is zoiets mogelijk?
In dergelijke situaties blijft in de eerste plaats het Riziv, meer bepaald het Bijzonder Fonds voor Solidariteit, in gebreke. Bovendien is het onverantwoord dat een OCMW voor de kosten moet opdraaien omdat een overheidsinstelling haar verplichting niet of te laat nakomt.
De voorzitter : Minister Martens heeft het woord.
Minister Luc Martens (Op de tribune) : De heer Devolder stelt terecht een kritische vraag bij de wijze waarop sommige OCMW´s de wet op het bestaansminimum en de regelgeving op de al of niet aanvullende maatschappelijke dienstverlening interpreteren. De wet op het bestaansminimum bepaalt onder welke voorwaarden een bestaansminimum kan worden uitgekeerd. Wanneer blijkt dat dit bestaansminimum niet volstaat, kan het OCMW bijkomende financiële steun verlenen.
Wanneer een persoon echter giften ontvangt die niet afkomstig zijn van personen met wie hij samenwoont of die tegenover hem een onderhoudsplicht hebben, dan mogen deze niet mee worden verrekend. Dat lijkt me heel duidelijk. De omzendbrief van 15 mei 1995 is op dit punt ondubbelzinnig. Hij is niets meer dan een explicitering van artikel 5, paragraaf 2, punt d van de wet van 7 augustus 1974. Benefietopbrengsten of giften uit benefietopbrengsten ten gunste van iemand mogen ook niet worden meegerekend om niet te moeten tussenkomen als het gaat om al dan niet aanvullende maatschappelijke dienstverlening.
Zoals u aanhaalt, schiet het federale niveau inderdaad weleens tekort door niet uit te betalen of laattijdig uit te betalen. Het mag hoe dan ook in deze pijnlijke omstandigheden geen excuus zijn opdat OCMW´s zouden recupereren wat vrijwillige en caritatieve doelstellingen realiseren. Naar aanleiding van een concreet en pijnlijk geval van een kindje in Zedelgem schortte het OCMW op een bepaald ogenblik zijn aanvullende bijdrage van 500 frank per dag op omdat een biljartclub aan benefiet deed. Dat kan niet. We moeten ruimte laten voor deze benefietinspanningen van mensen. De OCMW´s moeten hun volle verantwoordelijkheid blijven opnemen. Ik reken erop dat ook de federale overheid haar werk op een correcte manier doet.
De voorzitter : De heer Devolder heeft het woord.
De heer Jacques Devolder : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. In verband met het concreet geval dat u aanhaalt, heb ik in mijn hoedanigheid van gemeenschapssenator vorige week de federale minister van Sociale Zaken geïnterpelleerd. Het is ongehoord dat een federale instelling die reeds meer dan een jaar op de hoogte is van het dossier, durft te beweren dat het de plaatselijke instanties zijn die in gebreke zijn gebleven. Ik heb de federale minister daar zelfs volledig over ingelicht.
Daar is nog een ander belangrijk financieel aspect aan verbonden. Als deze inkomsten moeten dienen voor bestaansuitkeringen aan de betrokken familie, duidt dat er ook op dat de federale overheid, die voor 50 percent verantwoordelijk is voor dat bestaansminimum, kosten afwentelt op de Vlaamse Gemeenschap die we niet zouden mogen aanvaarden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.