Commissie voor Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer Vergadering van 29/04/1999
Interpellatie van de heer Ludo Sannen tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de wijziging van het gewestplan Roeselare-Tielt van 15 december 1998 en het Floralux-dossier
Interpellatie van de heer Jacques Devolder tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de wijziging van het gewestplan Roeselare-Tielt van 15 december 1998 en het Floralux-dossier
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Sannen en van de heer Devolder tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de wijziging van het gewestplan Roeselare-Tielt van 15 december 1998 en het Floralux-dossier.
De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet ingaan op de lopende juridische procedures omtrent Floralux. Ik zal evenmin ingaan op het al dan niet verantwoord zijn van de inplanting van Floralux. Ons standpunt is duidelijk : we hebben er mee voor gezorgd dat een procedure werd gestart bij de Raad van State om het BPA nietig te laten verklaren. De auditeur geeft de klagers gelijk, het is een BPA à la carte, dat afwijkt van het gewestplan. Ik zal ook niet ingaan op mogelijk politiek gelobby, dat in een bepaalde pers waarschijnlijk terecht gesjoemel werd genoemd. VLD, SP, CVP en Volksunie zouden daarbij betrokken zijn. Wat me interesseert is uw rol in dit dossier, mijnheer de minister. De andere elementen kunnen op een ander moment aan bod komen.
Het BPA dat u op 26 maart hebt ingetrokken, dateerde van 24 juli 1991. Het kwam tot stand ondanks een negatief advies van de administratie. Men is naar de Raad van State gestapt, maar tot op heden is hierover geen uitspraak, enkel een verslag van de auditeur. Op basis daarvan trekt u het BPA in. Het verbaast me dat een verslag van een auditeur voldoende grond biedt voor uw beslissing. Zal er eigenlijk nog een uitspraak van de Raad van State volgen, vermits het BPA werd ingetrokken?
Waar blijft de rechtszekerheid als een BPA in 1991 wordt goedgekeurd en in 1999 door een ministerieel besluit kan worden ingetrokken? Waarom hebt u niet gewacht op de vernietiging door de Raad van State? Dat zou een definitieve oplossing zijn.
Loopt u nu niet het risico van planschade? Floralux kreeg een exploitatievergunning op basis van een bestemmingsplan dat u acht jaar later intrekt. Uw argumentatie daarvoor klopt natuurlijk wel : dit plan had nooit tot stand mogen komen. Ik ben het daar absoluut mee eens. U doorkruist echter een juridische procedure en ondergraaft die daardoor.
Ik begrijp ook niet dat u beweert dat dit BPA nooit had mogen totstandkomen, terwijl u een voorstel tot gewestplanwijziging hebt ingediend dat werd goedgekeurd door de regering op 19 december 1998. Die goedkeuring is gebaseerd op een vroegere, voorlopige vaststelling van het gewestplan op 19 december 1997, op voorstel van hetzelfde kabinet en dezelfde administratie. Dat heeft de gewone procedure doorlopen en werd eind vorig jaar door u definitief vastgelegd. Tijdens de procedure van de gewestplanwijziging werden nogmaals bezwaren aangehaald, bezwaren die tevens melding maken van een procedure bij de Raad van State.
Uit het besluit in het Staatsblad blijkt dat u op de hoogte was van die lopende procedure. Ik kan begrijpen dat u niet het hele dossier of de hele samenvatting leest, maar ik kan niet begrijpen dat u het besluit niet leest. Het besluit verwijst naar de bezwaren en de lopende procedure bij de Raad van State. Ik begrijp dan ook niet dat u achteraf zegt dat u van niets wist.
Trouwens, ik denk dat u het wel wist en dat dit een beleid is met twee maten en gewichten. In het verleden zei u duidelijk dat een BPA voor een particulier geval onmogelijk is. Hier gaat u zelfs over tot een gewestplanwijziging voor een particulier geval. Dat gebeurt niet eens binnen een geheel, maar in een afzonderlijk besluit. Dit lijkt me vrij tweeslachtig.
Mijnheer de minister, in eerste instantie beweerde u dat er informatie werd achtergehouden door de provinciale diensten en de administratie. Als ik daarvan uit moet gaan, dan hoop ik dat u reeds de vereiste sanctiemaatregelen hebt genomen. Dit zou immers grof zijn. Intussen weten we allemaal dat dit niet is gebeurd. De informatie is wel bij u terechtgekomen. Die informatie verwees duidelijk naar een lopende procedure bij de Raad van State. Ik mag er dan ook van uitgaan dat u op de hoogte was van de inhoud van het besluit. Mocht dat niet het geval zijn, dan moet ik dat als een vorm van onbehoorlijk bestuur beschouwen. Ik kan me immers niet inbeelden dat een minister een besluit waarvan hij de inhoud niet kent, bij de regering zou indienen.
Wat me in dit dossier het meest stoorde, was de manier waarop u uw verantwoordelijkheid probeert recht te zetten door de schuld af te wentelen op andere diensten, in eerste instantie op de administratie en de provincie. Ik had van u iets meer rechtlijnigheid in uw beleid verwacht. Mocht u het gewestplan toch op deze manier hebben herzien omwille van bepaalde druk of bepaald lobbywerk of omwille van een andere reden, dan had ik van u voldoende moed verwacht om dat toe te geven en het zwakke in dit besluit te aanvaarden. Ik vind het ontzettend erg dat u in eerste instantie hebt getracht de zwarte piet naar anderen door te schuiven.
Als reactie beweerde u dat u het BPA onmiddellijk zou intrekken. U hebt dat gedaan. In een eerste reactie zei u zelfs dat u reeds besloten had een besluit op te stellen om dit BPA in te trekken. Iets dergelijks kan natuurlijk niet worden gecontroleerd, maar we kunnen wel controleren dat uw ministerieel besluit dateert van 26 maart 1999. Dat is duidelijk daarna. In dat ministerieel besluit trekt u dat BPA natuurlijk in.
Wat verandert dat aan de juridische procedure en aan de juridische situatie? Het gewestplan werd herzien. Daar wordt een dienstenzone gecreëerd waardoor het functioneren van Floralux mogelijk wordt. Floralux heeft zelfs een beetje uitgebreid op basis van de gewestplanherziening. U kunt niet beweren dat er een BPA nodig is vooraleer Floralux operationeel kan worden. Floralux heeft zelfs uitgebreid op basis van de inkleuring in het gewestplan zonder een BPA. Blijkbaar was dat allemaal mogelijk.
De intrekking van het BPA verandert niets aan de feitelijke juridische situatie. Het is misschien een doekje voor het bloeden dat u creëert om te tonen dat u er wel wat aan wilt doen, maar aan de feiten verandert niets. Alles blijft bij het oude. Floralux is juridisch in orde. Van een gewestplanwijziging, of een voorstel tot gewestplanwijziging of een voorlopige aanvaarding binnen de regering voor een nieuw gewestplan voor dit gebied heb ik tot heden nog niets gemerkt.
We kunnen deze interpellatie pas vandaag houden. Nochtans werd het interpellatieverzoek al lang geleden ingediend. Twee maanden later heeft de regering blijkbaar nog geen enkel initiatief genomen om dit gewestplan opnieuw in herziening te stellen.
Mijnheer de minister, u beseft ook wel dat het aanleiding zou geven tot ernstige planschade voor de Vlaamse Gemeenschap indien dit gewestplan opnieuw zou worden herzien en dit gebied opnieuw als agrarisch gebied zou worden ingekleurd.
De voorzitter : Mijnheer Sannen, ik vraag u af te ronden. Uw spreektijd is reeds voorbij.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, ik zal overgaan tot mijn concrete vragen.
Mijnheer de minister, welke overwegingen maakte u om het gewestplan te wijzigen in het voordeel van Floralux?
Was u op de hoogte van de juridische procedures die in verband met dit dossier hangende waren bij de Raad van State? Zo ja, waarom hebt daar geen rekening mee gehouden in uw overwegingen? Waarom bent u toch afgeweken van de vroegere stelling ´geen bestemmingsplanwijziging voor een particulier geval´? Zo niet, kunt u daarvoor een verklaring geven?
Eerlijk gezegd geloof ik dit wel niet. U moet me dit ook niet laten geloven. Ik durf het woord bijna niet te gebruiken, maar ik zou dat op dat ogenblik bijna een vorm van ministeriële onbekwaamheid vinden. Ik wil het wel nog beperken tot dat ogenblik. Wie zou er dan wel verantwoordelijk zijn geweest voor deze nalatigheid die aanleiding heeft gegeven tot dit onbehoorlijk bestuur? Hebt u de nodige maatregelen genomen om die verantwoordelijke op de een of andere manier te sanctioneren? Dit betreft ook uw kabinet, want uw kabinetschef was al in 1991 bij dit dossier betrokken. Hij was dus duidelijk op de hoogte. Of bent u misschien zelf verantwoordelijk? Ik hoop dat u die persoonlijke verantwoordelijkheid in dat geval op u neemt.
Hebt u reeds initiatieven genomen om het betreffende gewestplan Roeselare-Tielt opnieuw in herziening te stellen om de omzetting naar agrarisch gebied te realiseren? Bent u zich dan ook bewust van de mogelijke planschade die dat met zich meebrengt?
De voorzitter : Mijnheer Sannen, uw interpellatieverzoek werd in het Bureau op 22 maart behandeld. De commissie heeft zelf afgesproken om de daaropvolgende week volledig te besteden aan het ontwerp van decreet over de ruimtelijke ordening.
De heer Devolder heeft het woord.
De heer Jacques Devolder : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, ook ik heb mijn bedenkingen bij het feit dat u vorige maand de vermoorde onschuld speelde met betrekking tot de wijziging van het gewestplan voor Roeselare-Tielt op het grondgebied van de gemeente Moorslede. Uw voorganger Baldewijns en uzelf werden volgens u onder meer door de stoute West-Vlamingen van de regionale commissie in het ootje genomen. Bij de geviseerden horen dan de heren Decaluwé en Bril. Ook een partijgenoot van u hoort erbij.
We worden dus verweten dat we u op het verkeerde been hebben gezet. U hebt zeker in de beginfase te snel op de bal willen spelen. De persverklaringen bewijzen dat. U hebt zware maar onterechte aantijgingen geuit. Men zou u zogenaamd cruciale informatie hebben achtergehouden over de lopende procedure, de gerechtelijke klachten en de bezwaren inzake het dossier Floralux. Mede door het achterhouden van deze informatie zouden u en uw voorganger de wijziging van het gewestplan, waarbij het betwiste BPA van lager plan rechtskracht krijgt als hoger plan, hebben goedgekeurd.
Dit is een flagrante leugen. Wie de publicatie in het Belgisch Staatsblad van 5 februari 1999 op bladzijde 3.489 en 3.490 naleest, ziet dat het besluit van de Vlaamse regering van 15 december met betrekking tot de definitieve vaststelling van het plan tot gedeeltelijke wijziging van het gewestplan voor deze gemeente integraal de overwegingen van de regionale commissie overneemt. Daarin wordt ook melding gemaakt van de vijf ingediende bezwaren en van de procedure bij de Raad van State en de rechtbank.
Mijnheer de minister, op dat vlak werd u door de regionale commissie volledig geïnformeerd. Het advies van de regionale commissie werd op de zitting van 25 september 1998 onmiddellijk overgemaakt aan de Vlaamse regering. In West-Vlaanderen laat men dergelijke zaken niet slingeren. Het dossier lag zeer snel op uw bureau. U had ruim de tijd om indien nodig, vóór de beslissing van 15 december 1998 opnieuw alle informatie in te winnen.
Minister Baldewijns lag aan de basis van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997. Het BPA-Kezelberg van het Floralux-dossier werd als lager plan voorlopig opgenomen in een hoger plan, namelijk het gewestplan. Het besluit dat werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 5 februari 1999, legde definitief een regeling vast. Dat is toch merkwaardig. Er was een vermoeden dat op administratief vlak iets kon gebeuren en men heeft het in een apart besluit opgenomen.
Ik heb de zaak nog even nagegaan in mijn dossier. Ik zetel reeds lang in deze regionale commissie van West-Vlaanderen. De eerste keer dat we met dit dossier werden geconfronteerd, was op 15 juni 1990 toen dit BPA als voorontwerp een voorwaardelijk gunstig advies kreeg. In de vergadering van 19 oktober 1990 lag het voor als een ontwerp van BPA.
De pers heeft een aantal verkeerde conclusies getrokken. In artikels stond dat er heel wat politieke lobbying aan te pas was gekomen. Ik heb me de moeite getroost de zaak na te gaan. De regionale commissie van West-Vlaanderen telt 22 leden. Op de bewuste vergadering, waarbij voor de eerste maal over het ontwerp moest worden beslist, waren zes leden afwezig. Het ontwerp van BPA werd slechts goedgekeurd met tien stemmen voor en drie stemmen tegen bij drie onthoudingen. Het klein aantal aanwezigen duidt toch aan dat er niet werd gelobbyd.
De kabinetschef werkte toen al op het ministerie van Ruimtelijke Ordening en kan dus niet beweren dat men toen niet op de hoogte was. De negen moeilijkheden werden toen reeds in het dossier opgesomd.
Mijnheer de minister, in het licht van de geschiedenis van deze zaak is het duidelijk dat u verkeerd hebt gehandeld door de schuld te geven aan een andere administratie of zelfs aan een bestendige deputatie. Dat u deze laatste beschuldigt, zou me trouwens erg verwonderen, want tot de West-Vlaamse deputatie behoren ook twee leden van uw partij. Mijn conclusie luidt dan ook : eigen schuld, dikke bult.
Mijnheer de minister, kunt u nog beleidsverantwoordelijkheden dragen nadat u uw verantwoordelijkheid in andermans schoenen hebt pogen te schuiven? U zult waarschijnlijk sowieso niet veel langer voor dit beleid moeten instaan.
Hebt u reeds rekening gehouden met de potentiële zware schadeclaims voor het geval u het gewestplan Roeselare-Tielt zou herzien? In 1995 heeft de West-Vlaamse deputatie, waarin zoals gezegd ook uw partij is vertegenwoordigd, een overeenkomst van openbaar nut afgesloten met het bedrijf Floralux. Het ging om de aanleg van een rond punt ten bedrage van 8 miljoen frank. Het privé-bedrijf zou daarbij maximum 4 miljoen frank inbrengen. In de overeenkomst werden echter voorwaarden opgenomen. Als u voortgaat zoals u bezig bent, dient u voor dit dossier rekening te houden met zware schadeclaims, want ook de provinciale overheid is betrokken partij.
In 1990 waren de meningen over dit dossier in West-Vlaanderen duidelijk verdeeld. Ik betreur dat de administratieve rechtsprocedures zo lang aanslepen, want daardoor wordt de bedrijfstoestand onzeker. Ik heb deelgenomen aan de discussie over de gewestplanwijziging in West-Vlaanderen, en deze keer was er een veel grotere meerderheid te vinden voor de wijziging dan in 1990. Men heeft immers ingezien dat de juridische procedures veel te lang aanslepen.
De voorzitter : De heer Decaluwé heeft het woord.
De heer Carl Decaluwé : Mijnheer de voorzitter, mijnheer Sannen, het is niet mijn gewoonte om het voor de minister op te nemen, maar we moeten toch eerlijk toegeven dat de procedure voor de gewestplanwijziging Roeselare-Tielt bijna was afgerond toen de minister aantrad. Het heeft trouwens bloed, zweet en tranen gekost om dit dossier, dat slechts één van de moeilijke punten van de procedure vormde, af te ronden. Het zou al te makkelijk zijn om een nieuwe minister de hele procedure te laten overdoen.
Mijnheer Sannen, er kan inderdaad moeilijk worden ontkend dat rond dit dossier duw- en trekwerk is verricht. Dat Agalev veeleer heeft getrokken dan geduwd, kan juist zijn. Uw partij heeft trouwens geen verkozenen in onze regio. Bij een gelijkaardig dossier over de zaak-Melchior, maakt Agalev echter wel deel uit van het gemeentebestuur en onderneemt het pogingen om een regularisatie te bekomen. In het Floralux-dossier bestond een vorm van georganiseerde chaos op het vlak van ruimtelijke ordening. De aanpak van het dossier is inderdaad niet goed te praten, maar er moet ook rekening worden gehouden met de realiteit.
Mijnheer Sannen, u hebt zelf gezegd dat het bedrijf Floralux juridisch in orde is omdat het over de vereiste vergunning beschikt. Agalev pleit nu voor het ongedaan maken van een deel van de gewestplanwijziging en wil alles weer in oorspronkelijke staat laten herstellen. Ik heb geen zin om uw voorstel te steunen, want enkel de belastingbetaler zou daaronder lijden.
Mijnheer de minister, in welke mate hebt u reeds rekening gehouden met schadeclaims? Het gaat immers over een bedrijf met een enorme omzet. We praten nu wel over claims van 10 à 20 miljoen frank, maar volgens mij kunnen die ook 100 miljoen tot 1 miljard frank bedragen.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, ik vind de opmerkingen van de heer Decaluwé nogal kras. In het begin van mijn interpellatie heb ik duidelijk gezegd dat ik het niet over de wenselijkheid van de inplanting van Floralux wil hebben. Dat debat moeten we op een ander ogenblik voeren.
De heer Carl Decaluwé : U bent toch tegen de inplanting van het bedrijf?
De heer Ludo Sannen : Ja, inderdaad. Daarvoor hebben we de juridische procedures gevolgd. De uitspraak van de Raad van State afwachten was waarschijnlijk de beste procedure, want dat zou tot geen enkele schadeclaim hebben geleid. Niemand was vragende partij om het gewestplan te herzien. Nu is de situatie anders.
Het verbaast me vooral dat de minister zelf het gewestplan in herziening wilde stellen. Hij is begonnen met het intrekken van het BPA. U moet de vraag over mogelijke schadeclaims niet aan mij, maar aan de minister stellen. De meerderheid moet de consequenties dragen van de beleidsbeslissingen van deze regering.
De voorzitter : Ik wil de heer Sannen niet verdedigen, dat kan hij zelf wel. Mijnheer Decaluwé, bij het opstellen van het gewestplan Maasland is uitdrukkelijk gestipuleerd dat de constructies die er staan, moeten worden geregeld door een BPA dat werd opgesteld door de gemeente. Men draagt in het gewestplan die opdracht aan de gemeenten op.
De heer Lauwers heeft het woord.
De heer Herman Lauwers : Mijnheer de minister, ik wil even reageren op de heer Decaluwé. Hij geeft toe dat dit dossier niet op de meest orthodoxe manier is behandeld, maar hij stelt dat aangezien er nu planschade is, we dat beter zo zouden laten. Die houding is totaal verkeerd. Op die manier kunnen we elk dossier goedpraten.
Mijnheer de minister, dit dossier heeft me verbaasd, en vooral uw reactie. Er is juridisch gesproken eigenlijk niets aan de toestand gewijzigd. Integendeel, door het BPA in te trekken, vervalt natuurlijk ook de grond waarop de Raad van State eventueel een uitspraak zou moeten doen. We zullen dus nooit een uitspraak ten gronde krijgen over de inhoud van het BPA en de mate waarin het beantwoordt aan de filosofie van onze ruimtelijke ordening.
Als het BPA had blijven bestaan en er zou een uitspraak van de Raad van State zijn gekomen met een mogelijke vernietiging van het BPA, dan zou dat impliciet iets hebben gezegd over de wijziging van het gewestplan. Het stoort me vooral dat dit een wijziging van het gewestplan is op maat van een bedrijf.
Aan gemeentebesturen wordt opgelegd om voor het minste een sectoraal BPA op te maken. Ik vind dat goed. Gemeentebesturen kunnen dat soort dingen niet regelen op maat van een bedrijf, wat ook goed is. De overheid vraagt daartoe structuurplannen, studies, enzovoort. Ik vind dan wel dat de Vlaamse overheid dezelfde weg moet volgen voor haar eigen bevoegdheden. Planschade kan in geen geval een argument zijn. Wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten. Dat geldt ook voor de Vlaamse overheid.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mijnheer de voorzitter, de heer Devolder heeft het verhaal correct geschetst. Dit BPA werd in 1991 door de Vlaamse regering, op voorstel van minister Waltniel, goedgekeurd. Daarna heeft het zeer lang bij de Raad van State gerust. Daarna is er een verslag gekomen van de auditeur van de Raad van State.
Ondertussen heeft de Vlaamse regering een inherzieningsstelling van het gewestplan goedgekeurd. Die procedure kende een normaal verloop. Er werden adviezen uitgebracht. De afhandeling van de adviezen en bezwaarschriften is een bevoegdheid van de regionale commissie, waarvan de heer Devolder ondervoorzitter is. De regionale commissie heeft gunstig geadviseerd. De bestendige deputatie heeft gunstig geadviseerd en de regering heeft het licht op groen gezet voor de inherzieningsstelling. Op dat moment kwam dat dossier op mijn bureau terecht.
Op dat moment stond in het dossier dat er een procedure bij de Raad van State liep. Als er geen gewestplannen meer zouden kunnen worden goedgekeurd omdat er een procedure bij de Raad van State loopt, zouden er niet veel worden goedgekeurd. Iedereen heeft me in de commissie met aandrang gevraagd om zelfs verdere stappen te zetten, zoals geen rekening te houden met een PV of een vonnis. Over de procedure bij de Raad van State is in het verslag maar een regeltje opgenomen. De regionale commissie is daar bevoegd voor, en mag dat voorstellen zoals zij dat wenst. Ik zal haar daar niets verwijten.
Maar na de goedkeuring van het gewestplan door de Vlaamse regering, lag daar ondertussen het verslag van de auditeur van de Raad van State. De regering was daar dus toen niet van op de hoogte.
Er is bovendien nog een bijkomend element, waarover ik het nog nooit heb gehad en waaromtrent ik me steeds terughoudend heb opgesteld. Ik heb het over de strafrechtelijke procedure, waar nog niet naar verwezen werd.
Het eerste gegeven is dus dat het gewestplan is goedgekeurd. Het tweede gegeven is dat ik heb gezegd dat ik het BPA zou intrekken. De opdracht daartoe heb ik nog voor al die mediaheisa gegeven. De welles-nietesdiscussie daaromtrent wens ik niet te voeren. De intrekkingsopdracht en het gevolg ervan zijn ondertussen gepubliceerd.
Ik koppel een dossier niet graag aan een ander, maar het moet mij van het hart dat de fractie van de heer Lauwers in een ander dossier uitdrukkelijk heeft gevraagd die methodiek van de intrekking toe te passen. Het betreft een Limburgs dossier, waarin de voormalige voor monumenten bevoegde minister mij herhaaldelijk heeft verzocht om de toepassing van deze methode.
We hebben in dit dossier gebruik gemaakt van de methodiek van intrekking, rekening houdend met de tijd die de Raad van State nodig heeft gehad om tot een verslag van de auditeur te komen. Ook daartegen is beroep mogelijk, en de betrokkene zal naar alle waarschijnlijkheid beroep aantekenen. We zullen wel zien welk gevolg daaraan zal worden gegeven.
Bij intrekking wordt voorzien in procedures binnen de zestig dagen. Als om bepaalde redenen zou blijken dat de intrekking ten onrechte gebeurd is, dan tellen de inhoudelijke argumenten. Maar als zou blijken dat de intrekking terecht is gebeurd, dan zullen we op grond daarvan de volgende stappen zetten.
Sta mij toe het nu even te hebben over het gewestplan zelf. Dit komt natuurlijk in een heel ander licht te staan indien blijkt dat de intrekking van het BPA niet terecht is gebeurd. Ook andere betrokkenen zouden schadevergoeding kunnen vragen, wat bij mij de indruk wekt dat men een aantal zaken expliciet aan het verwarren is.
Mijnheer Devolder, u mag contact opnemen met de gedeputeerde bevoegd voor ruimtelijke ordening. Ik beschuldig jullie er niet van stoute jongens te zijn, en neem aan dat de bestendige deputatie van West Vlaanderen terecht gunstig advies heeft verleend. Ik kijk niet naar de samenstelling van de bestendige deputatie. Als ik steeds zou kijken wie al dan niet in het schepencollege zit, zou ik mijn werk niet naar behoren uitvoeren.
De voorzitter heeft reeds verwezen naar het gewestplan Maasland, meer bepaald naar de gemeente Lanaken. Daar maakt mijn partij deel uit van de meerderheid, samen met Agalev en de VLD. Ik ben blij dat de voorzitter dit voorbeeld aangehaald heeft, want dat stelt mij in de gelegenheid een misvatting definitief uit de wereld te helpen. Het gaat daar immers om een verfijning, via een BPA, van een legaal gebouw. Het is dus nooit de bedoeling geweest iets illegaals recht te trekken.
Ook in het dossier Floralux wil ik een grote misvatting uit de wereld helpen. Men beweert dat dit een BPA en gewestplan op maat van één bedrijf is. Mijnheer Devolder, ik kan u verzekeren dat dit niet mijn bedoeling was. Als dat wel zo was, zou ik het trouwens niet op die manier doen : het omzetten in KMO-zone is voor dat bedrijf geen ideale oplossing. Dit vergt een heel ander soort gewestplan. Ik heb er het raden naar waarom de levende West-Vlaamse krachten dat zo hebben gedaan.
In dit dossier vergeet men wel eens dat Floralux over alle bouwvergunningen beschikt.
De discussie gaat over de activiteiten die Floralux in dat gebouw ontwikkelt, niet over de vraag of Floralux al dan niet moet worden afgebroken. Het belangrijkste punt in dit dossier is de vraag over het productengamma, die samenhangt met de sociaal-economische vergunning. Dit is geen Vlaamse, maar een federale bevoegdheid. Door deze gewestplanswijziging bevindt Floralux zich in een KMO-gebied.
Mijnheer Devolder, mijnheer Sannen, toen ik moest beslissen over dit dossier, was het een dossier zoals er zovele zijn. Op basis van dit dossier kon ik niet op de hoogte zijn van deze gerechtelijke zaken, alleen van een procedure bij de Raad van State. Dit is perfect te controleren. Bovendien is het voorbarig om nu al over planschade te spreken.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, de minister heeft wel een aantal terechte opmerkingen gemaakt, maar hij heeft niet geantwoord op de gestelde vragen. Uit het feit dat hij daarop niet heeft geantwoord, probeer ik bepaalde conclusies te trekken.
Mijnheer de minister, het klopt niet dat u niet op de hoogte was van een procedure bij de Raad van State, zoals u in uw eerste antwoord op de radio zei. Nu geeft u toe dat u op de hoogte was van de procedure, maar u zegt dat u niet beschikte over het verslag van de auditeur. Dit is iets anders. U had dus wel de kans om te weten waarover de procedure ging.
Ik kan me inbeelden dat u gewestplanwijzigingen mag doorvoeren voor gebieden waarover een procedure bij de Raad van State loopt. U moet inderdaad niet wachten op de uitspraak van de Raad van State. Voor u het gewestplan in herziening stelt, moet u wel weten waarover het dossier bij de Raad van State gaat. Dit lijkt me een vorm van behoorlijk bestuur. U had hiervan op de hoogte kunnen zijn. Als beleidsverantwoordelijke moet u dan uw verantwoordelijkheid opnemen.
U moet echter niet doen alsof u wel wist dat er een procedure liep, maar niet waarover die procedure ging. U maakte toen duidelijk dat men dit voor u had verzwegen. Als u niet beschikte over het verslag van de auditeur, dan beschikten ook de provinciale diensten er niet over. U hebt wel naar de provinciale diensten verwezen om uzelf goed te praten.
U spreekt over het intrekken van een BPA. Soms is het goed dat de regering niet wacht en een BPA dat nooit tot stand had mogen komen, intrekt. We hebben dat trouwens ook gevraagd voor het klooster van Opgrimbie. Er was toen ook een verslag van de auditeur. Op bepaalde momenten is dat geen slechte methode.
De intrekking van het BPA betekent echter niet dat ook de juridische situatie is veranderd. Floralux heeft dit BPA niet meer nodig vanwege de gewestplansherziening. U spreekt over een KMO-zone, die in het gewestplan is aangeduid als een dienstenzone waar handelsactiviteiten kunnen plaatsvinden. Er kunnen vragen worden gesteld over welke producten men er kan verkopen. In Floralux staan bepaalde goederen, die men in de toekomst niet meer aan de man wil brengen, in uitverkoop. Men wil orde op zaken stellen in het aanbod. Floralux moet dit beleid voeren om in orde te zijn met de juridische gevolgen voor de verkoop en distributie.
Uw eerste reactie was om eerst het BPA in te trekken en daarna het gewestplan in herziening te stellen. Daar is nu geen sprake meer van. Er werd u gevraagd of u het gewestplan in herziening wilde stellen om die zaak ongedaan te maken. U hebt hierop geen antwoord gegeven. Ik besluit daaruit dat er geen herziening van het gewestplan komt en dat Flora Lux, rekening houdend met de wetgeving op distributie en verkoop, rustig haar activiteiten voort kan zetten op basis van het gewestplan.
De voorzitter : De heer Devolder heeft het woord.
De heer Jacques Devolder : Mijnheer de voorzitter, ik stel vast dat de minister een strategische, elastische terugtocht doet. Er werd een verwijt gemaakt aan het adres van de provinciale structuren, zowel de regionale commissie als de administratie. De minister geeft nu toe dat hij te voortvarend is geweest.
Mijnheer de minister, u zei dat er geen sprake is van planschade. De procedure om een BPA in te trekken is louter een partijtje schaduwboksen geweest, zodat u uw imago kon oppoetsen. Ik heb ook begrepen dat er geen herziening van het gewestplan komt, wat mij overigens niet ongelukkig maakt.
Ik heb niet beweerd dat de aanwezigheid van uw partijgenoten in deze instellingen slecht of goed zou zijn. Als u echter dacht dat u te weinig informatie had, konden deze bronnen u zeer goed informeren.
Ik ben duidelijk geweest. U en uw kabinetschef hadden alle middelen om correct en volledige geïnformeerd te zijn. Zo kon u ook beschikken over de archieven van de regionale commissie.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Ik zal nogmaals proberen kort en duidelijk te antwoorden op de vragen van de heren Devolder en Sannen. Ze proberen immers opnieuw conclusies te trekken uit zaken die ik niet heb gezegd.
Ik herhaal nogmaals, mijnheer Devolder, dat u niet op de hoogte was van het verslag van de auditeur van de Raad van State. Ik heb u dus in geen geval de zwarte piet willen doorsturen. Ik kan natuurlijk alleen voor mezelf spreken. Er bestond echter geen enkele reden voor de regionale commissie om de minister niet op een aantal zaken te wijzen, noch om een ongunstig advies te geven. Ze heeft echter een oorverdovend gunstig advies gegeven. Ik heb dan ook rekening gehouden met dit advies, alsook met dat van de bestendige deputatie.
Het is niet mijn gewoonte, tot grote ergernis van mijn partij overigens, om de mensen naar hun stemgedrag te vragen. Ik houd enkel rekening met de officiële organen. Als iedereen over heel de lijn akkoord gaat, moet de regering niet meer terugkomen op een bepaald punt. Op die manier kan men geen continuïteit van bestuur krijgen. Als de regering een gewestplan herziet, dan geeft ze daarmee een duidelijk signaal. Als alle procedures gunstig worden doorlopen, is het toch normaal dat de zaak wordt goedgekeurd. Komt er toch een negatief verslag van de auditeur van de Raad van State, dan kan men overleggen of de zaak moet worden ingetrokken. We zullen nu zien of deze intrekking wordt gevolgd. In bevestigend geval zullen we de volgende stap zetten. Men besluit nu reeds dat er geen volgende stappen komen, maar voorbarig.
De voorzitter : Het incident is gesloten.