Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 01/04/1999
Vraag om uitleg van de heer Peter Vanvelthoven tot de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over de participatie van Limburgse jongeren aan het universitair onderwijs
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vanvelthoven tot de heer Baldewijns, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over de participatie van Limburgse jongeren aan het universitair onderwijs.
De heer Vanvelthoven heeft het woord.
De heer Peter Vanvelthoven : Mijnheer de minister, u kent dit probleem zeer goed. De participatie van Limburgse jongeren aan het universitair onderwijs begint enigszins zorgwekkende proporties aan te nemen. In het begin van de jaren tachtig bedroeg de achterstand ten opzichte van de rest van Vlaanderen ongeveer 2 percent. Aan het eind van de jaren tachtig was dit 4 percent. In 1992, na de integratie van de Economische Hogeschool Limburg in het LUC, was de achterstand bijna volledig weggewerkt. Hij bedroeg nog 1 percent.
In 1995 zagen we de participatiegraad van Limburgse studenten aan universitaire instellingen weliswaar toenemen, maar de achterstand ten opzichte van de rest van Vlaanderen bleef stelselmatig vergroten. Vandaag bedraagt de achterstand opnieuw bijna 4 percent. Dit is nagenoeg een verdubbeling ten opzichte van vijf jaar geleden. De participatiegraad aan universitaire instellingen bedraagt voor Vlaanderen 18 percent en voor Limburg 14,5 percent. Bovendien daalt de participatiegraad in Limburg de laatste drie jaar.
Het LUC werd destijds opgericht om de participatie van Limburgse studenten aan het universitair onderwijs op te tillen tot het gemiddelde Vlaams niveau. Voor richtingen die aan het LUC worden gedoceerd, scoort Limburg inderdaad even goed of zelfs beter dan de rest van Vlaanderen. De laatste jaren is de belangstelling voor economie overal in Vlaanderen verminderd. Het LUC scoorde juist zeer goed voor deze richting.
Maar de Limburgse achterstand groeit dus opnieuw. Deze achterstand is vooral te wijten aan het beperkte pakket studierichtingen aan het LUC : economie en de kandidaturen wetenschappen en geneeskunde. Het aanbod aan zachtere richtingen, die vandaag goed in de markt liggen, is aan het LUC zeer beperkt.
Ik heb enkele jaren geleden minister Van den Bossche geïnterpelleerd over deze problematiek. Hij toonde begrip voor de situatie en stelde zelfs voor om enig onderzoek te laten verrichten naar de lage participatiegraad van Limburgers aan het universitair en ander hoger onderwijs. Het LUC heeft daar positief op gereageerd. Er zou ook een onderzoeksvoorstel zijn uitgewerkt. Het probleem is echter de financiering van deze onderzoeken.
Mijnheer de minister, deelt u deze bezorgdheid? Vindt u het nuttig om dit probleem te laten onderzoeken en hiervoor ook de nodige middelen uit te trekken? Welke maatregelen wilt u op relatief korte termijn nemen om deze achterstand effectief weg te werken? U zou een onafhankelijke erkenningscommissie oprichten voor de uitbreiding van het aanbod aan de universiteiten. Kan deze commissie een oplossing bieden voor dit probleem?
De voorzitter : Minister Baldewijns heeft het woord.
Minister Eddy Baldewijns : Uiteraard deel ik de bezorgdheid van mijn voorganger Van den Bossche over de lagere participatiegraad van de Limburgse jongeren aan het universitair onderwijs in vergelijking met de rest van Vlaanderen.
Uit de cijfers van het Limburgs Universitair Centrum blijkt dat de participatiegraad van de Limburgse jongeren ten opzichte van de Vlaamse jongeren in de periode van 1992 tot 1998 licht afneemt, namelijk met 0,88 percent. Er is vooral een relatieve achteruitgang van de deelname van de Limburgse meisjes. Het verschil is vooral significant in de universitaire opleidingen die het LUC niet aanbiedt. De Limburgse participatiegraad ligt daarentegen wel op het Vlaamse niveau of zelfs hoger in de wetenschappen en de toegepaste economische wetenschappen. De studie zegt niets over de participatiegraad van de Limburgse jongeren aan het hoger onderwijs in het algemeen.
De vraag is natuurlijk of er een causaal verband bestaat tussen de lagere participatiegraad en het beperkte universitaire onderwijsaanbod in Limburg. Er lijkt inderdaad wel een correlatie te zijn. Een andere vraag is of de participatiegraad alleen kan worden verhoogd door een verruiming van het universitaire onderwijsaanbod in Limburg. De kwestie van de relatie tussen onderwijsaanbod en participatiegraad zou voor heel Vlaanderen moeten worden onderzocht, dus ook met betrekking tot de participatiegraad van de West-Vlaamse jongeren en van de Antwerpse jongeren in vergelijking tot de Vlaamse jongeren in het algemeen of tot de Oost-Vlaamse of Vlaams-Brabantse jongeren in het bijzonder.
Op basis daarvan kan dan worden gepeild naar de dieperliggende motieven van de studiekeuze van de Limburgse jongeren. Concreet betekent dit dat men moet nagaan waarom men wel of niet deelneemt aan het universitair of hoger onderwijs. Het verklarende model van het besluitvormingsproces inzake participatie aan het universitair onderwijs en van het keuzeproces van jongeren is een complex model met veel correlerende elementen.
In internationaal verband lopen er onderzoeken naar het verband tussen de universiteiten en de regio waarin ze zijn gevestigd. Ik verwijs naar de CRE-studie ´The dialogue of universities with their stakeholders : comparisons between different regions in Europe´, naar ´A report to the Centre for Educational Research and Innovation´s Programme on Institutional Management in Higher Education´ vanwege het CERI-IMHE en naar de Finse studie ´Towards the Responsive University : the Regional Role of Eastern Finland Universities´. Hoewel deze talrijke studies in eerste instantie oog hebben voor de economische en sociale ontwikkeling van de regio´s en de rol van de universiteiten daarin, komt de deelname aan het hoger onderwijs ook ter sprake. Het is onze bedoeling deze studies nader te analyseren en te bekijken of er raakpunten zijn met het thema van de voorliggende vraag om uitleg over de correlatie tussen participatie en het universitair onderwijsaanbod in Limburg.
Er werden nog geen specifieke maatregelen genomen om de achterstand inzake participatie weg te werken. Eerst moet er een inzicht zijn in het veldmodel van de deelname aan het hoger onderwijs. Ik verwacht dan ook dat het verder uitbouwen en versterken van de samenwerking van het LUC met de Universiteit van Maastricht een middel kan zijn om deze participatiegraad te verhogen. Zoals ik reeds eerder in deze commissie heb betoogd, wil ik dit dossier verder afwerken. Ook mijn nieuwe Nederlandse ambtgenoot Hermans wil dat dit veelbelovende maar complexe traject tot een goed einde wordt gebracht. Voorts moet er worden bekeken welke ruimte er kan worden gecreëerd voor een ontwikkeling van het onderwijsaanbod van het LUC in het kader van de optimalisatieoperatie van bijzonder commissaris en ere-rector Dillemans. We verwachten in dat verband enkele duidelijke signalen, niet alleen voor Limburg, maar ook voor de andere regio´s.
Mijnheer Vanvelthoven, wij geloven wel degelijk in het principe van de erkenningscommissie, maar vinden het nuttig een verdere vordering van de heer Dillemans af te wachten alvorens we deze commissie echt van start laten gaan. We hebben terzake reeds gekeken hoe dit in Nederland gebeurt. De erkenningscommissie kan er trouwens enkel komen als we daarin een zeer hoge graad van objectieve beoordeling kunnen hanteren en tegelijk een hoge graad van deskundigheid kunnen garanderen. Maar tot op heden is er nog geen initiatief genomen om deze erkenningscommissie, die een decretale onderbouw zal moeten krijgen, daadwerkelijk op te richten.
Ik besluit. Ten eerste deel ik uw bezorgdheid omtrent de universitaire participatiegraad van de Limburgse jongeren. Ten tweede pleit ik voor een verdere verfijning van het onderzoek met opname van de resultaten van de internationale studies. Bij mijn Nederlandse collega en mezelf is duidelijk de wil aanwezig om voort te werken aan de uitbouw van één transnationale universiteit, waarvan ik een positieve weerslag verwacht op de participatiegraad van de Limburgse jongeren. De ontwikkeling van het onderwijsaanbod van het LUC is een belangrijk onderwerp in het proces van de optimalisering van het universitair onderwijsaanbod in Vlaanderen. In de beleidsagenda van de volgende regering zal deze kwestie ongetwijfeld aan de orde komen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.