Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden Vergadering van 28/04/1999
Interpellatie van de heer Leo Cannaerts tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de instelling van openbaar nut Vlamingen in de Wereld
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Cannaerts tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de instelling van openbaar nut Vlamingen in de Wereld.
De heer Cannaerts heeft het woord.
De heer Leo Cannaerts : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte leden, de problematiek van de instelling van openbaar nut Vlamingen in de Wereld werd reeds herhaaldelijk besproken in deze commissie. Ik verwijs naar de hoorzitting terzake in februari 1998, het bezoek van 8 juni 1998 en de daaruit voortvloeiende interpellatie op 6 juli 1998. Hieruit bleek overduidelijk dat zowel deze commissie als de minister-president belang hechten aan de werking van deze instelling en de rol die ze kan en moet spelen.
Dit alles resulteerde in een succes : na de interpellatie werd het contract verlengd. Ook de uitbetaling van de toelagen, die toch een van de grote problemen vormde, kon uiteindelijk vrij vlot verlopen. Zo kreeg de instelling opnieuw ademruimte. Het jaarbudget van deze instelling bedraagt ongeveer 7,7 miljoen frank, een som die inderdaad grotendeels te danken is aan de financiële ondersteuning door de Vlaamse Gemeenschap. Vorig jaar werd een subsidie van 6,2 miljoen frank verstrekt.
Nu blijkt echter dat de financiële armslag die deze instelling momenteel heeft, niet volstaat om een efficiënt beleid te voeren, dat is aangepast aan de moderne communicatie- en informaticatechnieken en aan de nieuwe rol die ze heeft te spelen in deze veranderende maatschappij. Deze instelling bevindt zich momenteel dus in een overgangsfase. Ook in deze commissie werd herhaaldelijk beklemtoond dat ze dringend aan een nieuwe aanpak toe is, aangepast aan de huidige noden en mogelijkheden. Ook binnen de instelling zelf horen we dit geluid en wordt de dringende nood aan een andere aanpak ingezien.
Wil deze instelling op korte termijn overleven, dan moeten er nieuwe stappen worden gezet. Dit kan echter niet zonder bijkomende financiële middelen. Daardoor moet ze orde op zaken kunnen stellen in de huidige toestand en de nodige maatregelen kunnen nemen om die overgang binnen de organisatie te realiseren. Dan denk ik zowel aan de personeelsomvang als aan de logistieke uitrusting.
Vandaar mijn concrete vraag : is de Vlaamse regering bereid om mee te werken aan deze nieuwe start? Daar de volgende maanden een regeringswissel plaatsvindt, is het gevaar niet denkbeeldig dat de instelling in een vacuüm terechtkomt. Om dat te vermijden wil ik vandaag met enkele leden een met redenen omklede motie indienen, waarin we een aantal maatregelen voorstellen. Zo vragen we om de bestaande overeenkomst, die telkens tot augustus loopt, te verlengen tot het einde van dit kalenderjaar. Zo zullen we vernoemd vacuüm kunnen vermijden. In de toekomst zou men dan per kalenderjaar werken. Dit zou ons enkele maanden voorsprong geven.
Verder vragen we of het mogelijk is een bedrag van 5 miljoen frank vrij te maken binnen de bestaande budgetten, als eenmalige tegemoetkoming. Zo kan het tekort aan bedrijfskapitaal worden overbrugd, dat is ontstaan door periodes in het verleden waarin geen sprake was van dekking via subsidies. Dit tekort wordt geraamd op 3 miljoen frank. De overige 2 miljoen frank zou de instelling de mogelijkheid geven nieuw personeel in dienst te nemen, en de noodzakelijke infrastructuur aan te schaffen om een eigentijdse en efficiënte aanpak mogelijk te maken. Ik weet niet of er binnen de basisallocatie 30.02 nog mogelijkheden bestaan om hier werk van te maken.
De instelling leeft telkens van jaar tot jaar, op basis van de contracten zoals er nu zijn afgesloten. Is er geen meerjarencontract met de Vlaamse Gemeenschap mogelijk, waarin de rol van beide partijen duidelijk wordt omschreven, net als de kwaliteitseisen die de Vlaamse Gemeenschap terecht aan deze instelling mag opleggen?
De voorzitter : Mijnheer de minister-president, ik wil me even aansluiten bij de woorden van de heer Cannaerts. Uit de hoorzitting van enkele maanden geleden in de commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden bleek zeer duidelijk dat de mensen van ´Vlamingen in de Wereld´ zeer nuttig werk verrichten. Ik geloof dat in deze commissie een consensus bestond dat we er absoluut voor moeten zorgen dat deze werking kan worden voortgezet. Ik kan me niet uitspreken over de financiële vertaling ervan, maar omwille van de consensus in deze commissie moeten we ervoor zorgen dat de instelling Vlamingen in de Wereld optimaal kan blijven werken.
Voor het overige sluit ik me aan bij de heer Cannaerts, die het dossier wellicht grondig heeft bestudeerd.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Mijnheer de voorzitter, mijn fractie sluit zich aan bij wat reeds werd gezegd. De overheid heeft weinig vat op de structuur en organisatie van de instelling, maar toch is het gros van de middelen van de overheid afkomstig, en dat vormt een probleem.
Welke formele of informele informatiekanalen bestaan er tussen het bestuur van de instelling en de overheid? Het is immers noodzakelijk dat wordt gezorgd voor een vlotte overgang tot na 13 juni, en voor een permanente en efficiënte structuur waardoor de instelling over de nodige slagkracht beschikt om de Vlamingen in de wereld op een moderne manier te bereiken en politiek te organiseren. De instelling moet tevens optreden als economisch ambassadeur van Vlaanderen.
De voorzitter : De heer Van Grembergen heeft het woord.
De heer Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, ik ben het eens met de opmerking over de doelstellingen. Als de instelling Vlamingen in de Wereld levenskrachtig wil blijven en ook in de toekomst een belangrijk en goed apparaat wil zijn, zal ze steeds meer officiële middelen nodig hebben. De instelling zal niet kunnen blijven functioneren door zuiver privé-initiatief.
De verantwoordelijkheid van de overheid begint natuurlijk op het moment dat ze geld ter beschikking stelt. Een verantwoordings- en coördinatieproces zal noodzakelijk zijn. Dit aspect moeten we bespreken. We hebben veel vertrouwen in de mensen van de instelling, maar ook zij zijn niet steeds meester van het apparaat dat ze in leven houden. Bij conflicten of moeilijkheden, zouden het parlement en de regering kunnen worden verweten niet efficiënt te hebben gehandeld. Het parlement draagt immers de verantwoordelijkheid, en de regering staat in voor de uitvoering van onze beslissingen.
Ik sta dus achter het instrument, de doelstellingen en de motie, die we trouwens mee hebben ondertekend. Het aspect van de verantwoordelijkheid moet wel worden verduidelijkt. Het ter beschikking stellen van middelen en de verantwoordelijkheid moeten aan elkaar worden gekoppeld. Een blanco cheque is onaanvaardbaar : we moeten als goede zaakvoerders handelen.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande : Mijnheer de voorzitter, het is niet de eerste keer dat dit thema hier wordt besproken. Dit getuigt van de grote interesse die alle fracties hebben voor de instelling Vlamingen in de Wereld. De afgelopen jaren hebben we de subsidies voor de instelling gevoelig verhoogd, wat niet altijd even eenvoudig was. We zijn er allemaal van overtuigd dat deze organisatie belangrijk is.
Ik deel de mening van de heer Cannaerts en van anderen dat Vlamingen in de Wereld zich op twee vlakken in een relatief moeilijke positie bevindt. Op financieel-budgettair vlak zijn er moeilijkheden met de omvang van het budget en de financieringsbronnen. De organisatie kampt ook met problemen bij het uitstippelen van het beleid op middellange en lange termijn. Deze twee soorten problemen versterken elkaar, waardoor VIW in een vicieuze cirkel terechtkomt.
We zijn het eens over het belang van de instelling, maar nog niet over de manier waarop de instelling zich moet organiseren en met welke middelen. Als er meer overheidsmiddelen ter beschikking worden gesteld, moet de betrokkenheid van de overheid vanzelfsprekend ook groter worden. We voelen echter aan dat we van VIW geen overheidsinstelling mogen maken. De instelling bestaat immers uit een groep gemotiveerde mensen, die een groot stuk van hun tijd en wilskracht in de organisatie willen stoppen. Ze willen de organisatie zelf maken.
Er is dus geen eenduidig antwoord. We moeten trachten om een evenwichtige oplossing te vinden. VIW is hoofdzakelijk van overheidsfinanciering afhankelijk, wat de organisatie ook financieel kwetsbaar maakt. Omwille van de vroeger gemaakte overwegingen en de krachtige aansporing van dit parlement hebben we de administratie Buitenlands Beleid gevraagd om een volledige doorlichting van deze instelling van openbaar nut te organiseren. Dit behelst een budgettaire, bestuurlijke en doelmatigheidsanalyse. Er zullen passende aanbevelingen worden geformuleerd over het dienstbetoon, in positieve zin, aan de Vlamingen in het buitenland. Daarnaast zal aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van het imago van Vlaanderen en Brussel bij Vlamingen in het buitenland, en zal het aantal Vlamingen in het buitenland worden geïnventariseerd.
Bij de toelichting over het buitenlands beleid heb ik bij herhaling gezegd dat we wel over de nodige overheidsinstrumenten beschikken, maar dat het ook erg belangrijk is dat een organisatie zich met dit gegeven bezighoudt, een netwerk vormt, en versterkt wat er op professioneel vlak gebeurt. Het is met andere woorden van groot belang dat een kern van Vlamingen in de Wereld naar aanleiding van, onder andere, een economische zending of bedrijfscontacten, een culturele manifestatie inricht en ontvangsten begeleidt. Het is noodzakelijk om te onderzoeken in welke mate Vlamingen, die dikwijls jarenlang uit Vlaanderen weg zijn, nog met Vlaanderen verbonden zijn, en hoe het dienstbetoon wordt georganiseerd.
Ik heb beslist om hiervoor 2 miljoen frank te reserveren. In uitvoering van de wet op de openbare aanbestedingen werden vijf externe bureaus aangeschreven. Ik ben er immers van overtuigd dat we de basis moeten leggen voor een duurzame organisatie van de instelling. De administratie Buitenlands Beleid is bezig met de toewijzingsprocedure voor de doorlichting. De opdracht zal eerstdaags worden gegeven. De resultaten zullen tegen de laatste week van de maand mei beschikbaar zijn. Voor een extern en objectief onderzoek moet een redelijke periode worden uitgetrokken, maar die hoeft geen maanden te duren. Het extern bureau zal daarom over één maand beschikken om de nodige analyses te maken en een aantal voorstellen te formuleren. Het rapport van de doorlichting zal de basis vormen van de toekomstige samenwerking met VIW.
Zonder vooruit te lopen op de resultaten van de doorlichting, zeg ik toch al dat de overheid naar mijn aanvoelen inderdaad meer middelen zal moeten vrijmaken voor een vernieuwde werking van Vlamingen in de Wereld. Daarvoor zal ook een andere participatiestructuur van de overheid in deze instelling nodig worden. Die kan vele vormen aannemen. Ik herhaal echter dat dit zeker in de juiste verhouding dient te gebeuren. We mogen daar dus zeker geen absoluut overheidskader van maken.
De aanpak moet zeker en vast ook in verband worden gebracht met andere acties ten behoeve van Vlamingen en Nederlandstaligen in het buitenland. Ik denk onder meer aan onderwijs van het Nederlands in het buitenland. Momenteel lopen een aantal initiatieven op dat vlak. Wat BVN betreft, hebben we voor Noord-Amerika een bijkomende subsidie voorgesteld van 35 miljoen frank. We zullen dus zeker moeten nagaan hoe we al die verschillende initiatieven kunnen koppelen.
Uiteraard zal het niet mogelijk zijn om reeds in de zeer nabije toekomst definitieve conclusies te trekken uit de doorlichting en passende budgettaire maatregelen te nemen. Daarom ben ik bereid om als overgangsmaatregel een verlenging van het huidige contract tot en met 31 december 1999 toe te staan, om zo de continuïteit van de werking te verzekeren. Dit dossier zal dan uiteraard wel moeten worden goedgekeurd door de Inspectie van Financiën.
In verband met de eenmalige toekenning van een subsidie van 5 miljoen frank en een meerjarencontract met VIW, moeten we in ieder geval de resultaten van de doorlichting afwachten. Gelet op de 50 percentregel voor de besteding van de begroting zijn daar bovendien geen middelen voor beschikbaar. Daarnaast is het ook nog zeer onzeker of de begrotingsautoriteiten - de Inspectie van Financiën, de minister van Begroting en het Rekenhof - zouden toestaan dat een facultatieve subsidiëring voor uitgaven uit het verleden wordt toegekend.
Ik vat samen. Ik geloof zeer sterk in Vlamingen in de Wereld. We hebben de beslissing genomen om een grondige doorlichting uit te voeren, om zo voorstellen te kunnen formuleren. Zonder vooruit te lopen op de zaken, lijdt het mijns inziens geen twijfel dat die zal leiden tot meer middelen. Die zullen moeten worden toegekend in het kader van een juiste participatie- of aanwezigheidsstructuur in Vlamingen in de Wereld. Het is heel belangrijk dat de continuïteit wordt verzekerd. Daarom treffen we deze regeling naar het einde van het jaar. Tegen eind mei of begin juni zal de goede basis zijn gelegd om een aantal voorstellen te doen en beslissingen te nemen. Ik geloof immers heel sterk dat Vlamingen in de Wereld ook in de toekomst een belangrijke rol zal blijven vervullen.
De voorzitter : De heer Cannaerts heeft het woord.
De heer Leo Cannaerts : Mijnheer de minister-president, ik dank u alvast voor uw toezegging om het contract tot het einde van het jaar te verlengen. Dit zal de continuïteit in grote mate bevorderen. Ik ben het ook eens met het initiatief om de zaak eens van buitenaf te bekijken, zodat men kan nagaan hoe men die instelling de nodige slagkracht kan geven. U hebt er wel uw bezorgdheid over geuit dat het opzet van de vereniging aan kracht zou kunnen verliezen als gevolg van een grotere tussenkomst van de overheid. Dit is inderdaad een gegronde vrees. Ik ben echter wel van mening dat we de vereniging moeten helpen om de brug te maken naar de andere aanpak. Men zal dus niet bij derden kunnen aankloppen om de zaak een nieuw elan te geven als niet eerst intern een nieuwe organisatie wordt op punt gesteld.
Het aandeel van de inbreng van de overheid zal inderdaad op korte termijn moeten verminderen door de inbreng van andere actoren die ook belang hebben bij dergelijke instellingen. Het doel van de instelling is immers fel veranderd tegenover de periode van 35 jaar geleden, toen de VZW België in de Wereld werd opgericht. Het doel daarvan was het sociaal en economisch welzijn van Vlamingen die naar het buitenland emigreerden. Tot de doelgroep van VIW behoren nu daarentegen ook Vlamingen die kort in het buitenland verblijven. Het gaat dan om allerhande mensen : beursstudenten die enkele jaren in het buitenland studeren, ontwikkelingshelpers, bedrijfsleiders enzovoort.
Daarom denk ik dat ook universiteiten, culturele organisaties, de bedrijfswereld en de sector van de ontwikkelingshulp een reële bijdrage kunnen leveren. Ik heb het dan niet alleen over de werking en de ideeën, maar ook over de financiering. Ook op dat vlak moeten ze hun verantwoordelijkheid nemen. Dit is echter enkel mogelijk als de basis van een slagvaardige organisatie reeds is gelegd.
De overheid mag de lat inderdaad vrij hoog leggen. Tegenover die subsidiëring staat een beleid dat de tand des tijds trotseert en nog een grote toekomst heeft.
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Mijnheer de minister-president, die doorlichting zal toch gebeuren in overleg met de mensen van Vlamingen in de Wereld? Dat werd toch vooraf met hen doorgenomen? Een doorlichting impliceert volgens mij immers een toetsing aan criteria of voorwaarden. Over welke criteria en voorwaarden gaat het dan? Wat verwacht de Vlaamse regering eigenlijk van Vlamingen in de Wereld?
Minister-president Luc Van den Brande : Vanzelfsprekend is een doorlichting slechts nuttig als men dit samen met de partners bekijkt. Het is immers de bedoeling om elkaar te helpen. Ik heb ook de parameters al aangegeven : een budgettaire, een bestuurlijke en een doelmatigheidsanalyse.
Ik kan trouwens nog iets gedetailleerder zijn. Bij de budgettaire analyse gaat het om een globale financiële analyse van inkomsten en uitgaven. Bij de bestedingsanalyse gaat het om een analyse van de besteding van de inkomsten van de Vlaamse Gemeenschap in de context van de totale uitgaven. Bij de bestuurlijke analyse gaat het om een analyse van de organisatie en de structuur ; van de beslissingsbevoegdheden en de delegaties ; en van de interne processen. Bij de doelmatigheidsanalyse gaat het om de geformuleerde opdrachten en doelstellingen op korte en lange termijn en de realisaties. Dit behelst de analyse van de realisatie van de opdrachten die zijn uitgevoerd voor de Vlaamse Gemeenschap, en de verhouding tot het totale opdrachtenpakket ; en de analyse van de bereikte resultaten en effecten.
Dit steunt dus echt wel op objectieve parameters, gegeven de doelstellingen van de instelling. Er zal zeker en vast ook sprake zijn van een goede interactie. Men kan een dergelijke analyse inderdaad niet abstract uitvoeren.
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Men zal dus analyseren hoe de vereniging op dit moment haar eigen doelstellingen realiseert. Daarnaast zal men ook nagaan hoe zij de opdrachten realiseert die de Vlaamse regering tot nu toe heeft gegeven. Ik ben van mening dat men ook moet nagaan wat haar capaciteit is om doelstellingen te realiseren die de Vlaamse regering op termijn naar voren wil schuiven.
Minister-president Luc Van den Brande : Dat werd ook uitdrukkelijk opgenomen.
De heer Karim Van Overmeire : De politiek moet duidelijk maken wat men met die vereniging wil bereiken.
Minister-president Luc Van Den Brande : Ik heb in mijn antwoord drie grote opties aangehaald inzake onze verwachtingen van de instelling. Wat u zegt, lijkt me logisch.
De voorzitter : De heer Van Grembergen heeft het woord.
De heer Paul Van Grembergen : Ik denk dat Vlamingen in de Wereld ook een onrechtstreeks instrument kan zijn voor de doelstellingen van de Vlaamse regering. Dat VIW openbare gelden ontvangt, is dan een verantwoorde zaak. Onze verantwoordelijkheid voor het gebruik van overheidsgelden speelt hier ook een rol. Dat is eigenlijk de conclusie. Ik denk dat dit een zuivere afbakening is. Dit alles moet een goed overleg mogelijk maken tussen onze doelstellingen en die van Vlamingen in de Wereld.
De voorzitter : De heer Cannaerts heeft het woord.
De heer Leo Cannaerts : Na overleg tussen de ondertekenaars van de motie, hebben wij besloten deze terug te trekken. We zouden de minister-president, gezien de huidige toezeggingen, wel willen vragen om de zaken met de nodige spoed aan te pakken. De continuïteit mag niet in gevaar komen. Als er toch problemen zouden ontstaan, moet overleg mogelijk zijn.
Ik wil de heer Van Grembergen nog iets willen vragen over zijn uitspraak dat er ook toezicht op het gebruik van de gelden moet zijn. Vindt u een vertegenwoordiging in de raad van beheer, eventueel louter waarnemend, van de fracties van het Vlaams Parlement gewenst? Hoe ziet u dit?
De voorzitter : De heer Van Grembergen heeft het woord.
De heer Paul Van Grembergen : In de VVOB bestaat al een dergelijke vorm van betrokkenheid van het Vlaams Parlement. Of dat zo moet gebeuren, is mijns inziens niet noodzakelijk. Voor het gebruik van overheidsgelden moeten echter verantwoordingsgegevens bestaan. Het Rekenhof moet de functionaliteit van het gebruik van de gelden nakijken. Er moet met een aantal parameters rekening worden gehouden. Dat parlementsleden voor de zoveelste keer een persoonlijke verbondenheid moeten hebben, is echter niet mijn aanvoelen.
De essentie is de afbakening van de doelstellingen van VIW. Die blijkt uit de gemaakte keuzes. De vraag is in hoeverre die compatibel zijn met de doelstellingen van de Vlaamse regering en met het door ons gevoerde Vlaamse buitenlandse beleid. Sommige accenten zullen gelijklopend of zelfs bijna identiek zijn. De Vlaamse regering kan daar nog accenten aan toevoegen. VIW ontvangt geld, en wij voegen daar iets expliciets aan toe. Op dat moment is er een controlesysteem. Dat is voor mij, mijnheer Cannaerts, meer dan voldoende.
Minister-president Luc Van Den Brande : Volgens mij zijn verschillende formules mogelijk. We hebben die discussie trouwens al in het uitgebreid bureau gevoerd, onder meer ook in verband met de VVOB. Het plaatsen van parlementsleden in raden van bestuur heeft een problematische kant, maar ik blijf bij mijn standpunt dat een aanwezigheid van parlementsleden ook institutionele voordelen biedt. Of dit per se tot betere resultaten leidt, weet ik niet. Dat moet het parlement afwegen. Er moet een adequate betrokkenheid georganiseerd worden, die de doelstelling moet dienen en de controle niet in het gedrang mag brengen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.