Commissie voor Leefmilieu en Natuurbehoud Vergadering van 24/03/1999
Vraag om uitleg van de heer Leonard Quintelier tot de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de tarieven voor het ophalen van huishoudelijk afval
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Quintelier tot de heer Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de tarieven voor het ophalen van huishoudelijk afval.
De heer Quintelier heeft het woord.
De heer Leonard Quintelier : Mijnheer de minister, het ophalen en het laten verwerken van huishoudelijk afval is een zuiver gemeentelijke bevoegdheid. Onder meer door het verhogen van stortrechten en van afvalheffingen, en door de noodzakelijke investeringen voor verwerking en recyclage - verbrandingsovens en composteerinstallaties - zijn de kosten voor de gemeenten van de ophaling en de verwerking van afval duidelijk gestegen. Een groot deel van de gemeenten rekent deze kosten terecht door aan de burger. Hier zijn er echter verschillende werkwijzen : een vaste vergoeding, een variabele vergoeding of een combinatie van beide. Ook de wijze van ophaling kan duidelijk verschillen tussen aangrenzende gemeenten. Verschillende gemeenten hebben bijvoorbeeld al het Diftar-systeem ingevoerd, met positieve gevolgen.
De wijze van kostendoorrekening kan een zeer belangrijk sensibiliserend effect hebben op de burger. Door variabele kosten in te voeren, wordt het gezin of de burger rechtstreeks aangezet tot het reduceren van het restafval. Dat werkt vooral de afvalvoorkoming in de hand. Anderzijds kunnen te hoge kosten ook een ontwijkingsgedrag veroorzaken, dat zich vooral uit in sluikstorten, afvaltoerisme en illegale verbranding, zowel binnenshuis in de kachel als in de tuin met een vuurtje. In sommige regio´s is vooral dat laatste een echte plaag. Te hoge prijsverschillen tussen gemeenten zijn dus zeker niet wenselijk. Ze leiden niet enkel tot afvaltoerisme maar bemoeilijken ook de aanvaarding van de afvalkosten op andere plaatsen. Sensibilisering wordt hierdoor bijzonder moeilijk.
Mijnheer de minister, hebben de Vlaamse regering of haar instellingen reeds onderzoek verricht naar de invloed van tarifering op de opgehaalde volumes afval, en vooral naar het ontwijkingsgedrag dat daarvan het gevolg kan zijn? Wat was het effect van de invoering van Diftar op de opgehaalde volumes? Acht u het wenselijk dat de gemeenten, uiteraard vrijwillig, een uniformer systeem van minstens de variabele kosten invoeren? Werd hierover reeds overleg gepleegd met de gemeenten? Wordt er in de nodige stimuli voorzien om de invoering ervan te bevorderen?
De voorzitter : Minister Kelchtermans heeft het woord.
Minister Theo Kelchtermans : De OVAM heeft reeds een aantal onderzoeken uitgevoerd naar de gehanteerde huisvuilbelasting- en retributiesystemen in 308 Vlaamse gemeenten. Beperkte onderzoeken over 1993 en 1995 en een uitgebreider onderzoek over 1996 leidden telkens tot dezelfde conclusie : gemeenten met een vaste forfaitaire huisvuilbelasting, gecombineerd met een retributie voor huisvuil, hebben een lagere hoeveelheid huisvuil dan gemeenten met enkel een forfaitaire huisvuilbelasting. Gemeenten die ook nog een gedifferentieerd tarief hanteren voor bijvoorbeeld grof vuil, groente-, fruit- en tuinafval, PMD, groenafval, bouw- en sloopafval, hebben in totaal minder huishoudelijk afval dan gemeenten die geen Diftar-systeem toepassen.
Het heeft in dat opzicht geen belang met welk Diftar- systeem wordt gewerkt. Het kan bijvoorbeeld gaan om een tarief per aangeboden volume, per ophaalbeurt of per gewicht, met een chipregistratie of met een dure huisvuilzak. Dezelfde goede resultaten kunnen met elk systeem worden bereikt, zolang de gehanteerde tarieven in de diverse systemen met elkaar vergelijkbaar zijn en er voldoende differentiatie bestaat tussen de te verwijderen en de te recycleren afvalfracties.
Belangrijke randvoorwaarden zijn : een optimaal selectief inzamelsysteem ; de aanhoudende sensibilisering van de inwoners ; een gemeentelijk juridisch instrumentarium zoals politieverordeningen ; het sluiten van de achterpoorten voor sluikstorten, thuisverbranding en afvaltoerisme ; en een efficiënt toezicht met inbegrip van het bestraffen van overtredingen. 270 gemeenten hanteerden in 1996 reeds een combinatie van een forfaitaire huisvuilbelasting en een retributie.
De invoering van een Diftar-systeem zorgde in 1996 voor een afname van het huisvuil, die voor 30 percent kan worden verklaard door een toegenomen selectieve inzameling. De overige 70 percent is toe te schrijven aan het voorkomen van afval en aan een toenemend ontwijkgedrag. Onderzoek in de provincie Vlaams-Brabant naar aanleiding van de invoering van dure huisvuilzakken en naar aanleiding van het afvalvoorkomingsproject in de gemeente Dilbeek leerde dat er overal in deze provincie een vergelijkbaar ontwijkgedrag is, dat echter kan worden geminimaliseerd. Slechts een klein deel van de bevolking vertoont op korte termijn na het invoeren van een dure huisvuilzak bewust een ontwijkgedrag, dat zich uit in thuisverbranding, migratie van huishoudelijk afval of sluikstorten. Resultaten op lange termijn zijn nog onvoldoende gekend.
Gemeenten met een Diftar-systeem produceerden in 1996 gemiddeld 18 percent minder huisvuil dan gemeenten zonder dergelijk tariferingssysteem. De totale hoeveelheid huishoudelijk afval bedroeg gemiddeld 13 percent minder. Gelijkaardige onderzoeken in Nederland en de Verenigde Staten leverden nagenoeg dezelfde bevindingen op. Het scheidingseffect van het huishoudelijk afval - dit is de selectieve inzameling - steeg met gemiddeld 5 tot 7 percent.
In de gemeente Dilbeek zorgde de invoering van een Diftar-systeem op basis van een dure huisvuilzak, gecombineerd met enkele tarieven voor andere afvalfracties en met de optimalisering van de selectieve inzameling, voor een afname van het te verwijderen huishoudelijk afval met 60 percent, tot ongeveer 150 kilogram per inwoner in 1996. De huishoudelijke afvalberg daalde er intussen met 40 percent, tot ongeveer 300 kilogram per inwoner. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de gemeente Dilbeek tot in 1995 tot de afvalkampioenen behoorde. Vandaar deze spectaculaire resultaten in 1996. In 1997 zamelden reeds 59 gemeenten minder dan 150 kilogram te verwijderen huishoudelijke afvalstoffen per inwoner in. Nagenoeg al deze gemeenten passen het principe toe dat de vervuiler betaalt, zowel voor het huisvuil als voor het grof vuil. Het is immers heel belangrijk ook voor het grof vuil één tarief en/of hoeveelheidsbeperking in te voeren. Samengevat kunnen naast Dilbeek nog talrijke andere gemeenten gelijkaardige prestaties voorleggen, dankzij een gelijkaardige aanpak.
De invoering van een uniform tariferingssysteem voor de inzameling en verwerking van huishoudelijke afvalstoffen is uitermate wenselijk. Dit zou het afvaltoerisme binnen het Vlaams Gewest elimineren. Enkel aan de grenzen met de andere gewesten of met het buitenland zou het nog voorkomen, voorzover er grote prijsverschillen zouden bestaan met de overkant van de grens. Een belangrijke hinderpaal voor een dergelijk uniform systeem is echter de - heilige - gemeentelijke autonomie om huisvuilbelastingen en -retributies te bepalen. Toch wordt een tendens waargenomen. Binnen eenzelfde intercommunale evolueren de prijzen voor bijvoorbeeld de inzamelrecipiënten naar eenzelfde niveau. Recente voorbeelden zijn Regionale Milieuzorg, Igemo en ILVA.
In 1998 varieerden de tarieven voor de huisvuilzakken in het Vlaams Gewest echter nog steeds van 0 tot 100 frank, met een gemiddelde van ongeveer 24 frank voor een zak met een inhoud van 60 tot 70 liter. Als ik het me goed herinner, zijn er nog altijd gemeenten die geen enkele retributie vragen voor huisvuil.
De OVAM inventariseert jaarlijks de evolutie van de tarieven van de diverse retributies en de huisvuil- en milieubelastingen in het Vlaams Gewest, overeenkomstig initiatief 43 van het MINA-plan. De bevindingen van deze onderzoeken worden telkens met de nodige aanbevelingen aan de gemeenten bezorgd. Er is ook regelmatig overleg met de VVSG. Op 26 november 1998 heeft de OVAM in samenwerking met de VVSG een studiedag aan deze materie gewijd.
Naast deze informatieve stimuli zorgen andere factoren ervoor dat de meeste gemeenten evolueren naar gelijkaardige Diftar-systemen. De steeds hogere kosten voor de inzameling en verwerking van huishoudelijke afvalstoffen noodzaken de lokale besturen steeds vaker om het principe ´de vervuiler betaalt´ in te voeren en te optimaliseren.
Gemeenten die achterop blijven door enkel een forfaitaire belasting aan de inwoners te vragen, of die in vergelijking met de buurgemeenten zeer goedkope inzamelrecipiënten gebruiken of slechts een laks toezicht op overtredingen organiseren, zullen als gevolg van het afvaltoerisme en het sluikstorten vanuit de buurgemeenten of door de eigen bevolking, worden verplicht om duurdere inzamelrecipiënten te gebruiken en om een goed toezichtsbeleid te voeren. Dat lijkt me ook logisch.
De heer Leonard Quintelier : Ik hoop dat we samen met de VVSG zo snel mogelijk een modelreglement kunnen opstellen, dat als voorbeeld naar de verschillende gemeenten of intercommunales kan worden gestuurd. De gemeenten hebben inderdaad de autonomie om dit al dan niet volledig of gedeeltelijk te volgen. Het zou toch nuttig dat ze een model kregen.
De voorzitter : Het zou misschien interessant zijn om de verschillende bestaande systemen te inventariseren en een keuzemogelijkheid in te schrijven.
Minister Theo Kelchtermans : Er is een rapport van de OVAM. Ik zal u de resultaten van de studiedag met de gemeenten bezorgen, indien u ze nog niet hebt gekregen.
De voorzitter : We hebben die nog niet ontvangen.
Minister Theo Kelchtermans : Het lijkt me logisch dat ze u worden bezorgd.
De voorzitter : Bij de begrotingsbespreking hebben we er veel aandacht aan besteed.
Minister Theo Kelchtermans : Inderdaad. Ik wil de suggestie om een gelijkaardig modelreglement ter beschikking te stellen van de gemeenten, meedelen aan de VVSG, want dit zou het best via de gemeenten gebeuren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.