Commissie voor Werkgelegenheid en Economische Aangelegenheden Vergadering van 14/01/1999
Interpellatie van de heer Jacques Devolder tot de heer Eric Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over steun aan bedrijven voor de aanpassing van hun informatica aan de euro en aan het jaar 2000
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot de heer Eric Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over de millenniumproblematiek en de verzekering van de stroom
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Devolder tot de heer Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over steun aan bedrijven voor de aanpassing van hun informatica aan de euro en aan het jaar 2000 met daaraan toegevoegd de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot minister Van Rompuy, over de millenniumproblematiek en de verzekering van de stroom.
De heer Devolder heeft het woord.
De heer Jacques Devolder : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in het bedrijfsleven wordt men elke dag geconfronteerd met kleine en grote problemen. In de nabije toekomst zullen de bedrijven voor twee grote uitdagingen worden gesteld : de overgang naar de euro en de aanpassing van een aantal informaticasystemen aan de zogenaamde millenniumbug. Ondanks vele inspanningen, onder meer op het vlak van de sensibilisatie, blijkt toch uit enquêtes dat nog niet alle bedrijven de noodzaak van een goede omschakeling inzien. Vele bedrijven beschikken evenmin over de vereiste knowhow om deze overgang perfect te maken.
We weten allemaal dat de euro vanaf 1 januari 1999 een geldig betaalmiddel is. Hoewel het gebruik van de eenheidsmunt voor niet-bancaire ondernemingen slechts vanaf 2002 wordt verplicht, is het toch aangewezen niet zo lang met de beslissing en de voorbereidende activiteiten voor de omschakeling te wachten. Een aantal klanten en leveranciers zullen de omschakeling wellicht vroeger maken. Zeker voor op het buitenland gerichte bedrijven zal een snelle overschakeling een aantal praktische problemen, zoals wisselproblemen, uitschakelen. Peilingen wijzen uit dat bedrijfsleiders over het algemeen positief staan ten opzichte van de euro. Niet minder dan 89 percent van de Belgische ondernemers is er alvast van overtuigd dat de muntunie nieuwe mogelijkheden zal bieden voor hun ondernemingen.
Ook het millenniumprobleem is ondertussen een zeer bekend gegeven geworden. Computers of programma's die jaartallen met slechts twee cijfers voorstellen, kunnen geen onderscheid maken tussen het jaar 1900 en het jaar 2000. Beide jaartallen worden immers als '00' voorgesteld. Mathematisch komt '00' echter vóór 99, en niet erna. Een onaangepast computersysteem kan hierdoor het noorden - en misschien nog veel meer - verliezen.
Steekproeven wijzen uit dat lang niet alle ondernemers reeds voorbereidingen hebben getroffen voor de aanpassing van hun informaticasystemen aan de euro en aan het jaar 2000. De bewustwording voor de euro is vreemd genoeg groter dan voor het millenniumprobleem. Dit is vreemd omdat de omschakeling naar de euro enkel het plaatsen van bijkomende modules vereist met de omrekening van de lokale munt naar de eenheidsmunt via een vaste coëfficiënt. Het niet voorzien in deze omrekening zal enkel praktische gevolgen hebben. Omzettingen zullen manueel moeten gebeuren. Oude of niet-aangepaste informaticasystemen zullen echter blijven draaien.
Anders is het gesteld met de aanpassing van informaticasystemen aan het jaar 2000. Hierover woedt momenteel een hevige controverse. De OESO stelde onlangs nog dat de invloed van de millenniumbug weinig of geen invloed zal hebben op de macro-economie. De betrokkenen zouden zich sterk bewust zijn van de problemen, en er zou hard worden gewerkt aan oplossingen.
Dit staat echter in zeer scherp contrast met de bevindingen van de Gardner-groep, Coopers & Lybrand en bijvoorbeeld ook Ed Yardeni, economist van de Deutsche Bank Securities. Deze laatste schat de mogelijkheid op een recessie ten gevolge van het millenniumprobleem op 70 percent. Het Britse bedrijf Prove-It ondervroeg 10.000 kleine en middelgrote bedrijven naar hun werkzaamheden inzake het millenniumprobleem. Daarvan diende 80 percent toe te geven nog geen werk te hebben gemaakt van de aanpak van het probleem.
Deskundigen zeggen niet dat het probleem zich noodzakelijkerwijs zal voordoen, maar het is wel levensbelangrijk dat alle systemen vooraf worden onderzocht. Een recente studie zou aantonen dat de helft van de Belgische KMO's zich niet eens bewust is van het millenniumprobleem.
Analisten weten dus niet wat er precies gaat gebeuren aangezien het in sommige gevallen zelfs gewoonweg onmogelijk is om dit na te gaan. Het computersysteem van een bank kan bijvoorbeeld niet eventjes worden stilgelegd om het te controleren. Er wordt voorspeld dat de computersystemen ofwel zullen crashen of blokkeren, ofwel een verkeerde output zullen geven. In het laatste geval is het probleem zelfs moeilijker te ontdekken, want de programma's zullen ogenschijnlijk correct blijven functioneren.
De invoering van de euro zal een weerslag hebben op verscheidene deelaspecten van een bedrijf : op financieel, boekhoudkundig, juridisch of fiscaal vlak, of op het personeels- en commercieel beleid. Voorbeelden hiervan zijn loonadministratie, verwerking van orders, bestellingen, betalingen en voorraadbeheer. Ook een toegenomen vraag aan elektronisch geld valt tijdens en na de overgangsfase te verwachten.
De overschakeling naar de euro zal aanzienlijke investeringen met zich meebrengen. Specialisten schatten de kosten op 1,1 en 1,8 percent van de omzet van KMO's, met pieken tot 3 of 4 percent voor distributiebedrijven. Bovendien moeten de kosten worden geboekt in het jaar dat ze worden gemaakt en zijn voorzieningen voor risico's en kosten naar aanleiding van de invoering van de euro niet aftrekbaar gemaakt door het federale ministerie van Financiën. Een versnelde afschrijving van eurosoftware investeringen is wel toegelaten.
Het feit dat de behoefte aan beide aanpassingen zich ongeveer op hetzelfde ogenblik voordoet, leidt tot de logische conclusie om beide problemen in één upgrade aan te pakken. Een voorbeeldaanpak vinden we terug bij het Brussels Gewest. De Brusselse minister van Economie heeft er het initiatief genomen om beide problemen aan te pakken met een actieplan dat terug te voeren is tot drie pijlers. Ten eerste is er de pijler van de informatieverstrekking en begeleiding. Dit overlapt echter niet de bestaande initiatieven van de federale overheid en het bedrijfsleven, waaronder interprofessionele organisaties en banken. De Vlaamse regering kan dit doen binnen de geëigende structuren, zoals de informatieloketten. Eerstelijnsinformatie en het in contact brengen van bedrijfsleiders met gespecialiseerde firma's moet hier het oogpunt zijn.
De tweede pijler bestaat uit steun via het subsidiëren van managementadvies. Dit kan uiteraard via bestaande decreten - zoals het decreet van 31 maart 1993 en het uitvoeringsbesluit van 9 december 1997 - wanneer duidelijk wordt vermeld dat aanvragen voor aanpassingen aan de euro of het jaar 2000 in aanmerking komen voor managementsteun. Momenteel wordt in hoofdstuk 1, artikel 4, punt f enkel melding gemaakt van het telematicabeleid waaronder worden begrepen het telecommunicatie- en informaticabeleid, de optimalisatie van process flow, de geïntegreerde controle en rapportering, en de elektronische interactie met cliënten en leveranciers.
De derde pijler is deze van verhoogde steun voor investeringen, meer bepaald het aanvaarden van materiële en immateriële investeringen in het kader van de overgang naar de euro en het jaar 2000 als specifieke investeringen met het oog op expansie. De steun voor Brusselse bedrijven die deze aanpassingen doorvoeren, wordt hierdoor fors uitgebreid. Samengevat komt het erop neer dat het minimuminvesteringsbedrag wordt verlaagd van 1.000.000 naar 250.000 frank. De steunintensiteit stijgt tot 20 percent in plaats van de normale 15 percent voor kleine en 7,5 percent voor middelgrote ondernemingen. Grotere ondernemingen komen eveneens in aanmerking. Aangezien studies uitwijzen dat het probleem zich in belangrijke mate bij KMO's voordoet, is de investeringssteun vooral, maar niet exclusief, hierop gericht. Een aantal sectoren, waarvan kan worden verondersteld dat ze over voldoende eigen middelen en voorzieningen beschikken om de overgang zelf aan te kunnen, zoals banken, kunnen geen beroep doen op de steun.
Dan heb ik nog de volgende concrete vragen. Heeft de Vlaamse regering reeds initiatieven genomen om het bedrijfsleven te wijzen op de problematiek van de euro en van het jaar 2000? Zo ja, welke? 'Wat we zelf doen, doen we beter', is een veel gebruikte slogan. Wanneer het aankomt op steun aan bedrijven die een aantal noodzakelijke aanpassingen moeten doen in verband met de gestelde problemen, laat de Vlaamse regering blijkbaar steken vallen. Welke initiatieven zal de Vlaamse regering nemen om het huidige concurrentienadeel ten opzichte van Brusselse bedrijven weg te werken? Zal concreet ook worden voorzien in subsidies voor aanpassingen onder de vorm van expansiesteun? Valt advies inzake aanpassingen met het oog op de millenniumproblematiek en de euro onder de omschrijving die wordt gemaakt in artikel 4 van het uitvoeringsbesluit van 9 december 1997 van het decreet van 31 maart 1993? Zo neen, acht u een uitbreiding van het advies over de euro en het jaar 2000 wenselijk? Ik luister met belangstelling naar uw antwoord.
De voorzitter : Sluit iemand zich aan bij deze interpellatie?
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb begin december 1997 een schriftelijke vraag gesteld over dit onderwerp. Gisteren heb ik dan - al dan niet toevallig - het antwoord van de minister ontvangen. Het antwoord bevredigt me gedeeltelijk, maar helaas niet helemaal.
Ik heb de minister gevraagd of er in Vlaanderen concreet iets is gedaan en wat de resultaten van de inspanningen terzake zijn? Het antwoord van de minister is erg vaag. Hij stelt dat dit probleem een federale aanpak vraagt. Eigenlijk gaat het verder en is het een Europees of zelfs een mondiaal probleem. Dat mag echter geen alibi zijn om niets te doen. Ik zou liever hebben dat u eens nagaat hoe men deze problematiek in Nederland aanpakt. Ik weet dat men niet graag verwijzingen hoort naar Nederland en in het bijzonder naar het Poldermodel, maar u moet toch weten dat de Nederlandse Tweede Kamer al sinds september vorig jaar regelmatig en concreet met lijvige documenten ter staving op de hoogte wordt gehouden van het voortgangsproces, met alle acties die in verband met het millenniumprobleem door de regering anticiperend worden ondernomen. In Nederland wordt het probleem dus bijzonder ernstig genomen en concreet aangepakt. Er wordt veel indringender werk van gemaakt dan hier in Vlaanderen.
De vraag waarin ik mijn bezorgdheid uitte over dit millenniumprobleem heb ik aan de minister van Economie gericht omdat ik vooral bezorgd ben om de gevolgen ervan voor de ondernemingen. Maar ik kan me net zo goed voorstellen dat de minister-president hierin een coördinerende rol zou opnemen, zoals premier Dehaene dat voor de federale regering doet. Wie het uiteindelijk op Vlaams niveau doet, speelt voor mij geen rol. Het enige wat ik vraag, is dat hierover een duidelijke afspraak wordt gemaakt.
Ik heb nog een aantal andere concrete vragen. Hoe verhoudt de Vlaamse overheidssector zich dienaangaande ten aanzien van de andere economische sectoren? Werden er reeds projecten geïmplementeerd of zit men nog steeds in de voorbereidingsfase? Is er reeds een duidelijke toewijzing gebeurd van personeel en middelen om deze problematiek aan te pakken? Werden er reeds prioriteiten vastgelegd? Kan de minister wat duidelijkheid geven over de mogelijke gevolgen van dit millenniumprobleem voor nagenoeg alle sectoren van onze economie? Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de enorme vertragingen in het vliegverkeer omdat bepaalde over te vliegen zones niet in staat zouden blijken de just-in-time-overgang te maken. En tot slot zou ik aan de minister willen vragen wat hij denkt van het Nederlandse systeem en of hij van plan is op korte termijn - want de tijd dringt - het parlement in te lichten over de voortgang van de stappen die dienaangaande door hem of door de regering worden gezet.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Het onderwerp van mijn vraag om uitleg heeft grotendeels dezelfde grondslag als die van de heren Devolder en Bogaert.
De aanpak in Nederland en België is duidelijk verschillend. In Nederland werd met betrekking tot de millenniumproblematiek een nationale werkgroep opgericht onder voorzitterschap van de heer Jan Timmer, de voormalige voorzitter van Philips. Deze man weet waarover hij spreekt als hij zegt dat bij de overgang naar het jaar 2000 een toereikende stroomvoorziening niet kan worden gegarandeerd. Hij roept op om niet te panikeren, maar dringt er wel op aan dat deze zaak op de voet zou worden gevolgd om ongelukken te vermijden. Daarbij denkt men in het bijzonder aan de kerncentrales die voor ons land de grootste stroomleverancier zijn. Dienaangaande stelt Electrabel - in deze aangelegenheid een bijzonder belangrijke partij - nu reeds te kunnen garanderen dat de continuïteit van onze stroom dezelfde kwaliteit zal hebben als vandaag. 'Er werden geen extra-maatregelen of -onderzoeken gedaan om na te gaan of onze kerncentrales millenniumbestendig zijn. Er is immers niets dat erop wijst dat we problemen zullen hebben.', aldus Electrabel.
Ik vind het raar dat dit probleem op een paar kilometers afstand, maar aan de andere kant van de grens, wel serieus wordt genomen. Het is natuurlijk mogelijk dat er geen problemen zullen zijn, maar in Nederland onderzoekt men tenminste de mogelijkheid. Hier stelt men dat een onderzoek niet nodig is omdat er geen problemen zullen zijn. Dit stijlverschil stoort ons, en wel in het bijzonder omdat we vrezen dat er te vlug over een aantal problemen wordt heen gestapt. We moeten ons ten minste afvragen of het probleem ook hier niet moet worden onderzocht.
Ik heb daarom drie zeer concrete vragen. Ten eerste, mijnheer de minister, hoe evalueert u de stroomvoorziening vanaf 1 januari 2000? Kunt u garanderen dat op die datum dezelfde dienstverlening kan worden verschaft?
Ten tweede, hoe beoordeelt u de uitspraak van Electrabel die ik daarnet heb geciteerd?
Ten derde, hoe verklaart u het opmerkelijke stijlverschil tussen de houding van de heer Timmer in Nederland en de wijze waarop de problematiek in ons land wordt bekeken?
De voorzitter : De heer Cannaerts heeft het woord.
De heer Leo Cannaerts : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik behoor niet tot de pessimisten, maar natuurlijk kunnen we nooit waakzaam genoeg zijn.
Ik zou het nog even over de euro willen hebben. Bij de overschakeling op 1 januari zijn geen beurzen ingestort. De overgang is vrij vlot verlopen, en we kunnen enkel hopen dat de verdere stappen inzake de euro, maar ook inzake de millenniumwissel eenzelfde verloop zullen kennen.
Ik herinner u er ook aan dat de Europese Commissaris die bevoegd is voor de invoering van de euro, onlangs heeft gesteld dat België, en bijgevolg ook Vlaanderen, de beste waardering heeft gekregen voor de manier waarop de euro werd ingevoerd. Ik wil toch graag van de minister vernemen in welke mate het VIZO wordt ingeschakeld en of het zichzelf taken heeft toebedeeld inzake de studie en de informatie van beide problemen.
Aan de heer Van Dijck zou ik willen zeggen dat ik onlangs in een Amerikaanse krant las dat de New Yorkse elektriciteitsmaatschappij vijftig softwarespecialisten uit Rusland heeft laten komen om de verouderde computertaal waarin het systeem van de elektriciteitsdistributie in New York werd geschreven, op te frissen en na te kijken.
De voorzitter : Minister Van Rompuy heeft het woord.
Minister Eric Van Rompuy : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, in de betogen kwamen twee grote punten voor : de euro en de millenniumproblemen. Ik zou deze punten afzonderlijk willen behandelen. Daarna zal ik de vraag van de heer Van Dijck over de elektriciteitsvoorziening beantwoorden.
De Vlaamse Euro Info Centra, waaronder het Euro Info Centrum van de Vlaamse Gemeenschap, hebben samen met de BBL en de Beroepsvereniging der Accountants en Boekhouders, en met de steun van de Europese Commissie twee diskettes gemaakt : de Euro Task Planner en de Eurochallenger. Van beide werden honderdduizend exemplaren verspreid. De inhoud ervan kan ook worden geraadpleegd op het internet.
De diskettes richten zich voornamelijk op de KMO's, bieden een overzicht van de invoering van de euro en gaan dieper in op de fiscaliteit, boekhouding, juridische en sociale aspecten, personeelsaangelegenheden en informatica. Het Euro Info Centrum van de Vlaamse Gemeenschap heeft via een advertentie en een omvangrijke mailing de KMO's over de diskettes ingelicht. De respons was zeer groot. De KMO's kunnen ze via een internetsite aanvragen en ook voor deze aanbieding was de belangstelling massaal.
In november 1997 werd in het Markiesgebouw een euroseminarie ingericht. De KMO's vormden de doelgroep en het thema luidde : 'De gevolgen van de euro op de werking van de onderneming'. Ik kreeg de kans om het woord te voeren op dit colloquium waar vertegenwoordigers van ongeveer tweehonderd KMO's aanwezig waren. Heel wat KMO's hebben later de teksten van het seminarie aangevraagd.
We maken ook deel uit van de werkgroepen die werden opgericht in de schoot van het Commissariaat-Generaal voor de euro, dat op federaal vlak werkt, maar waaraan ook de Vlaamse Gemeenschap medewerking heeft verleend. Een werkgroep houdt zich onder meer bezig met de communicatie met burgers en ondernemingen. De Vlaamse Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door de informtatieambtenaar, heer Decoster. De werkgroep heeft verscheidene brochures uitgegeven over de invoering van de euro.
In de verschillende werkgroepen van het Commissariaat-Generaal voor de euro zijn alle representatieve organisaties vertegenwoordigd, waaronder het VEV, het NCMV, het ABVV, het ACV. Het NCMV en de kamers van koophandel beschikken over een Euro Info Centrum en maken gebruik van onze diskettes. Bovendien financiert het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap de peterschapsprojecten van de kamers van koophandel en van het NCMV, namelijk de Plato- en OVO-projecten, waarin ook heel wat informatie wordt gegeven over de euro.
Uiteraard brengen heel wat instellingen rekenmachines op de markt met een omzetfunctie voor de euro. Ikzelf heb er al vier, sommigen hebben er misschien al meer.
Ik zal er u één geven. Op Agriflora, waar ik het woord heb gevoerd, heeft het Landbouwkrediet er uitgedeeld. Mijnheer Vandenbroeke, u hebt daar wat gemist.
De Vlaamse regering heeft dus wel degelijk inspanningen geleverd. Ook de problemen in verband met het jaar 2000 zijn al aan bod gekomen. In december 1997 werd het Millennium Forum 2000 opgericht met als voorzitters de heren Hugo Vandamme en Philippe Bodson. De doelstelling van het forum is de bedrijfswereld te sensibiliseren, te adviseren en de problemen planmatig aan te pakken.
Het forum bestaat uit de federale overheid en de gewesten. Ook de bedrijfsorganisaties maken er deel van uit : het VBO, de vakbonden, het VEV, enzovoort. Ten slotte zijn er eveneens academici vertegenwoordigd, die zeer actief meewerken en al een aantal concrete acties hebben ondernomen.
Het forum bepaalt zelf de concrete acties. Zo moeten de eindgebruikers oplossingen uitwerken om de overschakeling naar het jaar 2000 probleemloos te laten verlopen. Een ander thema is de sensibilisering en concretisering. Door feedback en monitoring vanuit de bedrijven via de bedrijfsorganisaties moet meetbare informatie over de evolutie van de aanpak van het probleem worden verzameld. Het forum geeft verder informatie over de vormingsmogelijkheden die op de markt worden aangeboden. Ten slotte is er ook een werkgroep die zich bezighoudt met de juridische problemen en contractuele aspecten.
De deelnemers van het Millennium Forum 2000 hebben vastgesteld dat de sensibilisering een eerste prioriteit vormt. Pas daarna kan een voldoende positieve impact worden verwacht van de verspreiding van informatie. Het forum heeft daarom een brochure op 1 miljoen exemplaren verspreid via de postkantoren, gemeentebesturen, openbare bibliotheken en beroepsverenigingen. Ook werd een website in het leven geroepen met daarop nieuwe informatie. Vooral de verwijzing naar andere interessante sites is voor de gebruikers en bedrijven uiterst waardevol. Ook de website van de Vlaamse Gemeenschap heeft hiermee een directe link gelegd.
Het forum heeft verder twee checklists of indicatoren opgesteld. De ene is gericht op de projectaanpak, de businessindicatoren dus, terwijl de andere specifiek de technische problemen aanpakt. Een aantal medewerkers van het forum voeren daarenboven eigen sensibiliseringsacties. Het gaat om publicaties in de tijdschriften van de beroepsorganisaties, en infosessies van onder andere Fabrimetal en het NCMV.
De bespreking van de problemen tijdens de kredietonderhandelingen met de bankier wordt vrij systematisch toegepast. Bedrijfsrevisoren doen eveneens navraag over de projectaanpak. Verzekeringsmaatschappijen versturen heel wat gepersonaliseerde berichten naar hun cliënten om in te spelen op deze initiatieven. Autoconstructeurs wijzen hun toeleveranciers op de verantwoordelijkheid bij eventuele gebrekkige leveringen in het voorjaar van 2000.
De Vlaamse regering speelt in op al die initiatieven. Het zou niet rationeel zijn om een parallelle structuur op te bouwen. In de op 1 november 1998 herziene richtlijnen voor de expansiewetgeving hebben we specifiek de euro opgenomen en het soort investeringen dat daarmee te maken heeft. Hetzelfde geldt voor het besluit op de adviespremies. Volgens artikel 4 daarvan kunnen adviezen met betrekking tot het financieel en boekhoudkundig beleid en het telematicabeleid mee in rekening worden gebracht. De KMO's kunnen een aanvraag doen voor een premie, die maximaal 500.000 frank bedraagt.
Mijnheer Van Dijck, wat de elektriciteitsvoorziening betreft, werden maatregelen getroffen om de stroomvoorziening te garanderen tijdens de komende eeuwwisseling. Electrabel startte daarmee in de loop van 1995. Van alle Europese elektriciteitsondernemingen is Electrabel een van de eersten die een manager heeft aangeworven om dit probleem systematisch aan te pakken. In 1997 en 1998 werden alle mogelijke punten die verband houden met de eeuwwisseling, geïnventariseerd en geklasseerd volgens prioriteit en risico. Indien nodig, werden een aantal specifieke problemen aangepakt. Op dit ogenblik zijn daar een honderdtal personen bij betrokken, waarvan vijftig voltijds.
Om de stroomvoorziening te garanderen, werden de drie hoofdfuncties telkens aan een verantwoordelijke manager toevertrouwd. Het gaat hierbij om de elektriciteitsproductie, het elektriciteitstransport en de elektriciteitsdistributie.
Wat de productie betreft, zal de stroomvoorziening bij de overgang van 31 december 1999 naar 1 januari 2000 met dezelfde veiligheid en zekerheid worden gecontroleerd. De veiligheidssystemen van de kerncentrales zijn voldoende uitgerust en zijn bovendien niet onderhevig aan tijdsgebonden microprocessen. De belangrijkste punten werden reeds aangepast en getest. In maart dit jaar vindt de laatste reeks testen plaats in de kerncentrales en in september in de conventionele elektriciteitscentrales.
Wat het transport betreft, zorgt de onderlinge verbinding via het hoogspanningsnet van alle elektriciteitscentrales onderling in Europa, voor de continue stroomvoorziening. Het hoogspanningsnet met alle transformatorenstations en dispatchingcentra werd op alle gevoelige punten gecontroleerd. De nodige aanpassingen zijn nagenoeg volledig achter de rug. In juni zullen de laatste testen plaatsvinden. Het transport van de elektrische stroom is derhalve onder controle en biedt vandaag dezelfde garanties als bij de eerstvolgende jaarovergang.
Wat de distributie betreft, kan ik meedelen dat het distributienet met zijn duizenden knooppunten aan een grondig onderzoek werd onderworpen. Er zijn in de distributie echter weinig tijdsgebonden processoren aanwezig. Ook hier is de aanpassing van een aantal punten nodig gebleken en zal het testen worden beëindigd in de loop van de maand juni.
Daarnaast heeft Electrabel de aanpassing van de centrale informatica aan de eeuwovergang beëindigd. We praten daar misschien weinig over, maar we zijn er wel mee bezig. In de elektriciteitssector werden de problemen tijdig geïdentificeerd en aangepakt. De nodige aanpassingen werden uitgevoerd of zijn in uitvoering. De problemen zijn dan ook onder controle.
Mijnheer Van Dijck, misschien werd hier te weinig informatie over gegeven. Een interpellatie lijkt me dan ook nuttig om hieraan tegemoet te komen. We zijn immers echt begaan met deze problematiek. Mijn antwoord van vandaag bewijst dat trouwens. Als de federale overheid iedereen betrekt bij het Forum Millennium 2000, moeten we daarop inspelen. We moeten geen parallel circuit creëren. We moeten wel heel specifiek werken aan onze overheidsadministratie en de euro. Ik dank de interpellanten voor de aandacht die ze aan dit probleem besteden. U kunt niet beweren dat we ons niet bezighouden met deze problematiek.
De voorzitter : De heer Devolder heeft het woord.
De heer Jacques Devolder : Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik heb nog een technische vraag. Mijnheer de minister, ik heb vermeld dat in Brussel het minimuminvesteringsbedrag werd verlaagd van 1 miljoen frank naar 250.000 frank. Hoe zit dat bij ons?
Minister Eric Van Rompuy : In de expansiewetgeving staat dat het minimuminvesteringsbedrag minstens 4 of 5 miljoen frank moet bedragen om in aanmerking te komen voor expansiesteun. We hebben dat bedrag niet verlaagd. Andere investeringen op dit vlak kunnen echter ook in aanmerking worden genomen.
De heer Jacques Devolder : Volgens mij blijft de concurrentiehandicap daardoor bestaan.
Minister Eric Van Rompuy : Het is goed dat u de aandacht hierop vestigt. Ik sluit niet uit dat we dat eens in dat licht zullen bekijken. Het bedrag is subsidieerbaar in onze expansiesteun. We kunnen misschien nagaan of we de drempel moeten verlagen voor deze specifieke investeringen.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer de voorzitter, de minister verwees naar Nederland. Het verschil is niet dat ze er in Nederland teveel over praten en te weinig doen. Het essentiële verschil met Nederland is dat ze er in Nederland veel aan doen, maar er ook systematisch over rapporteren. Dat missen we hier. Wij moeten een parlementair initiatief nemen om informatie te krijgen. Mijnheer de minister, ik vraag u om zelf het initiatief te nemen en ons de volgende maanden continu te informeren over de voortgang die wordt geboekt. Ik twijfel er niet aan dat een aantal actoren actief zijn op de verschillende terreinen, maar we willen ook worden ingelicht over de vooruitgang in deze processen.
Mijnheer de minister, er is een element dat u niet hebt aangehaald en waarvoor ik uw bezorgdheid wil opwekken. Natuurlijk pleit ik niet voor parallelle structuren. Ik vind het prima als het federale niveau een aantal problemen aanpakt. De vraag is alleen in welke mate wij daarin zijn betrokken.
Ten tweede neemt het bedrijfsleven op verschillende terreinen initiatieven. Dat stelt ons in aanzienlijke mate gerust, mijnheer de minister, maar u hebt niet geantwoord op de vraag of we zelf genoeg doen in onze Vlaamse overheidsstructuren. Ik besef dat een en ander wordt gedaan, maar wil weten hoever men daarmee staat en welke plannen men nog heeft voor de komende maanden. Ik vraag u om namens de regering het parlement daarover op een continue basis te informeren. Mijnheer de voorzitter, ik zal terzake een met redenen omklede motie indienen zodat het parlement zich daar eenparig over kan uitspreken.
De voorzitter : Minister Van Rompuy heeft het woord.
Minister Eric Van Rompuy : Ik ben graag bereid om daarop in te gaan. Ik heb een stand van zaken van wat op federaal vlak gebeurt, opgevraagd bij de heer Vandamme, die de leiding heeft van de werkgroep. Hij heeft hierover enkele weken geleden nog een persconferentie gegeven. Ik stel deze documenten graag ter beschikking van het parlement. Ik zal op uw vraag ingaan en regelmatig de stand van zaken meedelen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heren Bogaert en Devolder werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering. Ze zal worden gedrukt en rondgedeeld.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.