Commissie voor Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer Vergadering van 10/11/1998
Vraag om uitleg van de heer Paul Dumez tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de opvolging van de resolutie in verband met de tweede spoorontsluiting van de haven van Antwerpen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Dumez tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de opvolging van de resolutie in verband met de tweede spoorontsluiting van de haven van Antwerpen.
De heer Dumez heeft het woord.
De heer Paul Dumez : Mijnheer de minister, op 28 april van dit jaar heeft de regering in principe een beslissing genomen over de aanleg van de tweede spoorontsluiting uit de haven van Antwerpen en over het ontwerp van tracé dat die spoorontsluiting zou volgen. Het parlement heeft op 8 juli een resolutie goedgekeurd om ten opzichte van die principiële beslissing toch zijn bezorgdheid te uiten en enkele vragen aan de regering voor te leggen. Ik lees de belangrijkste aspecten van die bezorgdheid even voor.
De uitvoering van de spoorontsluiting zou enkel via een lage oplossing mogen plaatsvinden, dus zo veel mogelijk in sleuven en tunnels. Er zou een extern onderzoek moeten komen om de opdrachten en de studie van de NMBS te toetsen aan de realiteit en eventueel zelf uit te voeren. De procedure tot inherzieningstelling van het gewestplan zou zo spoedig mogelijk moeten worden aangevat. Er moet op worden toegezien dat bij de verdere studie van de IJzeren Rijn zal worden nagegaan welke interferenties er inzake exploitatie zijn tussen de tweede havenontsluiting en die IJzeren Rijn. Het Vlaams Parlement heeft dit alles met ruime meerderheid in een resolutie goedgekeurd.
De noodzaak van die tweede spoorontsluiting wordt door iedereen erkend. Iedereen erkent ook dat het een dringende aangelegenheid is. We hebben het vandaag al gehad over de mobiliteitsproblemen in verband met de havens. Niemand zal betwisten dat het accent op spoormobiliteit moet worden gelegd.
Men ging er ook van uit dat die werken dringend zijn en dat de planning dus zou worden gevolgd. Tegen het jaar 2001 zouden de werken dus moeten zijn gestart. In brede kringen is er echter ongerustheid over ontstaan dat de timing niet zou worden gerespecteerd. Bepaalde voorafgaande onderzoeken zouden al met een vertraging kampen.
Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot de vragen en opmerkingen in onze resolutie? Is die keuze voor de lage uitvoering al aan de betrokken actoren, en met name aan de NMBS, bekendgemaakt? Hoe ver staat het met de externe onderzoeken? Bent u op de hoogte van de factoren die de vooruitgang in dit dossier belemmeren? Wat is de stand van zaken van de geplande gewestplanwijziging die de reservatiezone voor de havenontsluiting moet aanwijzen? Hoe ver staat het met het nagaan van de interferenties tussen de tweede havenontsluiting en de IJzeren Rijn inzake de exploitatie?
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de minister, ik wil daar twee vragen aan toevoegen. Ten eerste : klopt het dat er ondanks de beslissing van de Vlaamse regering van 28 april over het tracé, toch nog variaties op dat tracé worden onderzocht? Ten tweede had men ons beloofd dat de NMBS in september of ten laatste oktober contact zou opnemen met de betrokken gemeentebesturen. Tot vandaag hebben die echter nog niks gehoord. We zijn ondertussen al half november. Wat is dus eigenlijk de stand van zaken?
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Ik ben bijzonder verbaasd over de gang van zaken. Het leek voor de vakantie allemaal heel dringend, maar nu sleept het weer aan. We hadden al voorspeld dat er een heleboel problemen waren met de voorliggende regeringsbeslissing. Onder andere zou de discussie over hoge en lage oplossingen niet eenvoudig zijn. Ook rijst de vraag wie de kosten zal betalen als men kiest voor die lage oplossing met sleuven en tunnels. Verder is er de koppeling aan de ringweg te Merksem en Wommelgem of eventueel aan de sluiting van de ring te Lier.
Aansluitend bij wat mevrouw Vanderpoorten zei, wil ik ook vragen wat nu precies nog wordt onderzocht. De aansluiting met de IJzeren Rijn werd losgekoppeld van het dossier. Wordt dat nu toch opnieuw onderzocht? Er doen allerlei geruchten de ronde in de pers over de doortocht door Viersel en Grobbendonk, over het Hagenbroektracé te Emblem, enzovoort. Het zou nuttig zijn hiervan een overzicht te geven.
Mijnheer de minister, ik lees in uw beleidsnota dat de heer Schouppe eind juli 1998 een brief heeft geschreven met de bedenking dat het tracé niet overhaast mag worden vastgelegd. Er zou ten minste eerst een gezamenlijke evaluatie moeten gebeuren van de diverse problemen die ook in de resolutie als randvoorwaarden werden opgesomd. Daar viel ik toch wel van achterover. Blijkbaar ziet de heer Schouppe het ook niet meer zitten. Bovendien zou een studie worden uitbesteed aan TUC-Rail. Er werd vroeger al gezegd dat we niet veel vertrouwen hebben in de NMBS, rekening houdend met wat ze tot hiertoe heeft gebakken van de onderzoeken naar de verschillende tracés.
Ik begrijp er niets meer van. Ik stel wel vast dat het allemaal heel lang zal duren. Op zich vinden we dat niet zo erg, omdat we met de genomen beslissing ook niet gelukkig waren. U moet echter wel het politieke fatsoen en de eerlijkheid hebben om voor de verkiezingen uitsluitsel te geven. Als er een wijziging van het gewestplan en een openbaar onderzoek moeten komen, dan moet men daar in het voorjaar mee beginnen. Men kan de zaak niet zomaar op zijn beloop laten en dan na de verkiezingen, als de mensen geen echte inspraak meer hebben, de knoop doorhakken.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Ik zal antwoord geven op drie vragen. Mevrouw Vanderpoorten vroeg of er nog variaties worden onderzocht binnen het vastgelegde tracé. Er wordt inderdaad nog onderzoek gedaan op dat vlak. De uitspraak van de minister-president is een juiste uitspraak. Het is echter de federale overheid die een antwoord moet geven aan de spoorwegmaatschappij.
De heer Malcorps betrekt er nog een aantal aspecten bij. Het is niet onze bedoeling in die zin te handelen. De IJzeren Rijn wordt ook in de studieopdracht opgenomen, de doortocht niet.
Ik zal vervolgens antwoorden op de vraag van de heer Dumez. In de resolutie wordt aan de Vlaamse regering gevraagd enkel de lage oplossing in aanmerking te nemen, namelijk een uitvoering in een sleuf en een tunnel. De vraag is bekend bij de actoren. In een gezamenlijke nota van de Afdeling Wegen Antwerpen van de NMBS en TUC-Rail, overgedragen door de Heer Schouppe, wordt gesteld dat het absoluut noodzakelijk is eerst een gezamenlijke studie uit te voeren, zowel infrastructureel-technisch als in verband met de implicaties op het gebied van stedenbouw en milieu.
Dit onderzoek moet uitwijzen waar en op welke manier ondertunneling, viaducten en milieutechnische maatregelen het meest aangewezen en haalbaar zijn. Het zal aangeven hoe een aantal kunstwerken en andere voorzieningen bij het totaalconcept van spoorlijn, autoweg en eventuele lijninfrastructuur kunnen worden geconcipieerd, volgens diverse varianten en mogelijk met een gefaseerde aanpak, in de veronderstelling dat de spoorlijn er eerst komt.
De studie zal in opdracht van TUC-Rail worden uitgevoerd met de participatie van externe deskundigen voor een pre-MER-haalbaarheidsstudie. De fasering van de studie zoals in de ontwerpovereenkomst, die op korte termijn nog moet worden ondertekend, houdt volgende stappen in. Er wordt voorzien in een eerste fase van twee maanden voor de inventarisatie en voor een studie van de globale haalbaarheid, in een tweede fase van vier maanden voor de pre-MER-studie en in een derde fase van twaalf maanden voor de opmaak van een voorontwerp van het spoortracé. De verschillende actoren zullen vertegenwoordigd zijn in de begeleidende stuurgroep.
Behalve het feit dat eerst het voornoemde onderzoek moet worden afgerond, zijn er geen belemmeringen bekend. De wijziging van het gewestplan hangt af van de voorstellen uit het onderzoek. Het is de bedoeling een tracé voor te stellen dat ruim genoeg is voor de technische uitvoering en dat beperkt is tot een minimale breedte, om niet onnodig privé-domeinen te hypothekeren door middel van erfdienstbaarheden. Volgens de fasering in de ontwerpovereenkomst zou het mogelijk zijn na de afronding van de tweede fase een voorstel voor een wijziging van het gewestplan in te dienen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.