Commissie voor Staatshervorming, Algemene Zaken en Verzoekschriften Vergadering van 25/11/1998
Interpellatie van de heer Emiel Verrijken tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Verrijken tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren.
De heer Verrijken heeft het woord.
De heer Emiel Verrijken : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, het is u bekend dat de Belgische staat vanaf zijn oorsprong op cultureel gebied nog meer dan op andere gebieden enorm centralistisch was ingericht. Dat was het logische gevolg van de revanche van de Franse revolutie en bezetting, onder het motto 'La Belgique sera latine, ou elle ne sera pas.' Vlaanderen heeft dat principe op cultureel gebied gedurende meer dan anderhalve eeuw ervaren. Het toen nog relatief belangrijke kunstpatrimonium werd uit Vlaanderen weggehaald en naar Brussel gebracht. Het Museum van Schone Kunsten te Brussel is daardoor voor 80 percent samengesteld uit voorwerpen die uit Vlaanderen werden weggehaald in de negentiende eeuw, toen de adel en andere machthebbers nog veel kunst bezaten.
Minister Martens heeft een interessant ontwerp van decreet ingediend over de volkskunst. Zijn uiteenzetting was nogal academisch vermits het grootste deel van de Vlaamse volkskunst voorwerpen niet is tentoongesteld, maar verborgen ligt in de kelders van het Halfeeuwfeestmuseum, de zogenaamde Cinquantenaire.
Toen België de weg van de federalisering opging, werd eerst in een culturele zelfstandigheid voorzien. Dat is de bevoegdheid die elke centrale staat als eerste schoorvoetend afstaat. Dat is ook in Frankrijk het geval, waar nu volksdansjes in de regionale talen worden toegelaten. Het is dus normaal dat de Belgische staat eerst een culturele verantwoordelijkheid verleende aan de deelstaten, met voorbehoud van - in cauda venenum - de belangrijkste culturele instellingen van het centralistische België. Vandaag wil ik spreken over het enige federale museum op Vlaams grondgebied, namelijk het zogenaamde Museum van Midden-Afrika in Tervuren in Vlaanderen, dat eigenlijk het koloniale museum was van de Belgische staat.
Het is geen recent boek dat ons de euveldaden van Leopold II en zijn schorremorrie aan het licht bracht. De oude boeken - ik bezit ze alle drie - werden nu geactualiseerd in een nieuw werk. Daaruit blijkt dat Leopold II zonder overdrijven de grootste misdadiger tegen de mensenrechten was in de negentiende eeuw. Men schat het aantal moorden dat door de Belgen werd begaan in Midden- Afrika op tien miljoen. De bevolking werd totaal uitgeroeid. Het is nu een republiek van overlevenden. Het feit dat de mensen daar zo slaafs onderworpen waren heeft er wellicht mede toe geleid dat ze tot op heden moeilijk de volheid van hun zelfstandigheid schijnen te kunnen ontdekken.
Misschien kan er later worden getwist over een verdeling van de oude kunst die uit Vlaanderen is weggehaald. Het enige belangrijke museum dat Vlaanderen nog heeft, bevindt zich in Antwerpen. De collecties zijn uitsluitend samengesteld uit de verzamelingen van ridder van Herborn en van burgemeesters onder het bewind van onze goede koning Willem der Nederlanden. Zonder die schenkingen was er geen museum. Na de Belgische oproer is Willem jammer genoeg onmiddellijk vertrokken.
Het museum in Tervuren is het enige in Vlaanderen dat immoreel is. De buit van de Belgische dwingelandij in Congo werd er opgestapeld. Het Congolese volk heeft niets meer. De meeste houten voorwerpen zijn niet echt oud. In tropische landen bewaart het hout moeilijk door vochtigheid en termieten. Wat zich in het museum bevindt aan goud-, koper- en ivoorkunst is alles wat het Congolese volk bezat.
We stellen voor dat bij de eerstvolgende grondwetsherziening het in Vlaanderen gelegen Belgische koloniale Museum voor Midden-Afrika, terug onder Vlaams bewind wordt gebracht. Tevens stellen we het Vlaams Parlement voor om de collectie van het museum terug te geven aan het volk van Congo. Ik ben geen verdediger van het terugbrengen van alle kunstvoorwerpen naar hun land van oorsprong : de geschiedenis is wat ze is. Voor dit museum werd echter het ganse cultuurbezit van een volk weggehaald onder de dwingelandij van Leopold II en zijn schorremorrie, die tien miljoen moorden hebben begaan.
Het is misschien wel het enige museum dat in zijn huidige vorm eigenlijk niet aanvaardbaar is. Ik stel voor dat u dit bespreekt met de centrale overheid en met uw collega's van de Waalse overheid. Ook in Wallonië is er namelijk een federaal museum : ik meen dat het over landbouw gaat en dat het werd bevorderd tot een nationale culturele instelling omwille van het taalevenwicht. Ons gaat het echter om het in Tervuren gelegen museum, dat in de huidige tijd niet meer aanvaardbaar is. Voor het volk van Afrika moet dit een heel slecht voorbeeld zijn. Het museum vereeuwigt de ergste koloniale dwingelandij die welk volk dan ook heeft gekend.
Ten slotte zou ik u willen voorstellen - maar dat is louter een denkoefening - in het gebouw in Tervuren een museum onder te brengen over de Vlaamse strijd en onafhankelijkheid en over het streven van het Vlaamse volk om een onafhankelijk volk te worden in het concert der volkeren van Europa. Het is een interessant gebouw, dat door Vlaanderen zelf werd opgetrokken. Op zich is het achtenswaardig in zijn niet oninteressante negentiende-eeuwse, ietwat bombastische Leopold II-stijl. Dit zou er een humane bestemming voor zijn. We zouden het gebouw kunnen benutten om er de lange en moeizame strijd van het Vlaamse volk aan de - vooral jonge - Vlamingen voor te stellen.
De voorzitter : Mevrouw Verwimp heeft het woord.
Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis : Mijnheer de voorzitter, toen ik het interpellatieverzoek van de heer Verrijken las, dacht ik dat hij een specialist was in het openen van dozen van Pandora. Ik dacht dat hij erop uit was om alle kunstschatten terug te sturen naar het land of de regio van oorsprong. Nu heeft hij dit ontkend.
In zijn tekst stond ook dat het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in België nog volgestouwd zit met in Vlaanderen geplunderde kunstwerken. Ik denk dat er meer Vlaamse kunstwerken in het buitenland zijn dan er in België zijn gebleven. Ik meen mij te herinneren dat Karel de Stoute zijn veldtochten - en dat waren er nogal wat - financierde met onder andere schilderijen en wandtapijten.
Ik neem aan dat het voorstel van de heer Verrijken om de kunstschatten terug te sturen naar Congo niet is ingegeven door bekommernis om de zwarte bevolking.
De heer Emiel Verrijken : Toch wel.
Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis : Voor 1960 was er in Elisabethstad, het huidige Lubumbashi, een zeer waardevol museum met Afrikaanse kunst. In het begin van de jaren zestig woedde er een secessieoorlog voor de afscheiding van Katanga. Het land werd toen bezet - of geholpen, afhankelijk van het standpunt dat men inneemt - door UNO-soldaten. Begin juli is het daar winter, en de soldaten vonden het wat frisjes. Ze vonden er niets beter op om zich in dit museum te verwarmen en een vuurtje te stoken met de aanwezige kunstschatten. We zijn jaren later gaan kijken. Behalve de muren stond er eigenlijk niks meer.
Er is in dat land niet zoveel veranderd. Ik vrees dat het terugsturen van kunstschatten naar het land van oorsprong nog nefaster zou zijn dan in 1960 het geval was. Iedereen die de situatie in het huidige Congo kent, weet dat het land volledig aan de grond zit. Alles wat niet te heet of te zwaar is, wordt sowieso doorverkocht aan de meest biedende.
In tegenstelling tot de heer Verrijken pleit ik ervoor om de schatten in Tervuren te houden, en er in samenwerking met jonge Afrikanen een zeer open museumbeleid te voeren. Laat de kunstschatten van Afrika, voorlopig althans, alstublieft in Tervuren.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande : Mijnheer de voorzitter, collega's, zonder in detail te treden, wil ik de dubbele opdracht van het museum even schetsen. Er is een museale afdeling die aandacht besteedt aan de dierkunde, geologie, mineralogie, archeologie, geschiedenis, kunst en antropologie van pre-industriële volkeren. Daarnaast is er het onderzoek dat op Afrika is toegespitst.
Het gaat hier om een wetenschappelijk-culturele instelling die onder de bevoegdheid van de federale regering ressorteert. In de discussienota voor een verdere staatshervorming (Stuk 253 (1995- 1996) - Nr. 1) staat duidelijk dat men over de toekomst van deze instellingen zal moeten praten tijdens een nieuwe dialoog over de staatshervorming.
We hebben in het verlengde van dit standpunt aan de administratie de opdracht gegeven om de wetenschappelijk-culturele instellingen te screenen. Dit sluit aan bij de krachtlijnen inzake het wetenschaps- en technologiebeleid, die de Commissie voor Staatshervorming, Algemene Zaken en Verzoekschriften op 2 juli 1997 goedkeurde : 'Wat betreft elk van de federale wetenschappelijke instellingen dient er een doorlichting te gebeuren en dient er nagegaan te worden wat de beste structuren en financieringsmechanismen zijn zodat het kennispotentieel, de activiteiten en het patrimonium van elk van hen maximaal kan worden gevaloriseerd, aansluitend bij de materiële bevoegdheden van de deelstaten.'
Voor zover mij bekend waren alle fracties het hierover eens. We hebben over deze instelling geen bevoegdheid. Er is een gemeenschappelijke optie om dit in de toekomst te veranderen, en die optie werd niet zozeer door een communautair standpunt ingegeven. Ik heb bij de bespreking gezegd dat er een mogelijke desinteresse is van de federale instellingen voor nationaal gebleven musea. De bron droogt wat op, waardoor het moeilijk is om de uitvoering behoorlijk te verwezenlijken. Ik zal binnenkort een rapport krijgen over deze screening.
Het museum heeft verschillende opdrachten. De kunstcollectie is relatief beperkt. Het gaat om voorwerpen die werden aangekocht of geschonken, en het gaat dus niet om in beslag genomen voorwerpen. Over de kunstcollectie werd aan het einde van de jaren zestig een diplomatiek akkoord gesloten met Zaïre. Dit hield onder meer in dat België Zaïre hielp bij de uitbouw en het beheer van het eigen cultureel patrimonium. Een deel van de collectie werd aan Zaïre geschonken. In ruil zag Zaïre af van iedere mogelijke verdere claim op de collectie. Dit betekent dat er volgens de internationale rechtsregels geen rechtsgrond is om een eventuele eis tot teruggave te ondersteunen. Met betrekking tot een niet zo grote, maar toch aanzienlijke kunstcollectie is er dus een heel bijzondere afspraak tussen België en Zaïre. Voor veel andere collecties in de wereld is dit niet het geval.
Er werd een vraag gesteld over de opportuniteit. We moeten ons daarbij toch afvragen of Congo in het geval van volledige teruggave van de collectie, in staat zou zijn om die degelijk te beheren en te behoeden voor plundering. Hopelijk verbeteren de omstandigheden er snel.
Tenslotte moet de opmerking dat kunst de absolute eigendom van een volk is, wat worden genuanceerd. Kunst is evengoed een bijdrage aan de mensheid en is grensoverschrijdend. Ik verwijs hierbij ook naar de Unesco-conventies over het erfgoed van de wereld. De Unesco aanvaardt de notie dat kunst gemeenschappelijk erfgoed is.
De voorzitter : De heer Verrijken heeft het woord.
De heer Emiel Verrijken : Mijnheer de voorzitter, ik wil even opmerken dat de woorden van mevrouw Verwimp racistisch getint zijn. Dat de soldateska in 1960 in een noodsituatie kunst in brand stak, wil niet zeggen dat een volk zijn cultureel erfgoed niet kan bewaren.
Ik geef toe dat de huidige situatie in Congo wat verward is, maar daarover heb ik het niet in deze interpellatie. De kunstwerken kunnen onder de beste omstandigheden worden bewaard in musea in België of Vlaanderen tot we oordelen dat het volk in staat is zijn kunstschatten op een waardige wijze tot zich te nemen.
De minister-president heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag. We weten allemaal dat kunst niet uitsluitend toebehoort aan de landen waar de kunst is ontstaan. In dit geval gaat het echter over een plundering van kunstschatten. Ik zal niet in detail treden, maar zeker 80 percent voor de collectie werd geschonken door de katholieke Kerk. Niemand kan beweren dat de Kerk in de negentiende eeuw geen dominante machtspositie had. Het volk werd beroofd, en daarover kan niet worden getwist.
Vlaanderen is misschien het armste volk op het vlak van eigen kunstschatten. Vergelijk Vlaanderen maar eens met Noord-Nederland. Wat me echt kwetst is de situatie van het museum van Brussel. Niet in de lang vervlogen tijden van Karel De Stoute, maar tijdens het Belgische regime in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw heeft het museum Vlaanderen systematisch beroofd. Het museum van Brussel beschikt over een buit van bijna alles wat na 1830 in Vlaanderen overbleef.
Mijnheer de minister-president, ik zal hiervan maar één voorbeeld geven. Het kan misschien een aanzet zijn om er in de kerstperiode even over na te denken. Het enige werk van Pieter Bruegel de Oudere dat Antwerpen deze eeuw nog bezat, was in privé-bezit. In 1902 werd de collectie-Huybrechts - toen de belangrijkste collectie in Antwerpen - uitverkocht. Die was gehuisvest in de Maria-Theresialei, waar ik toevallig woon, al is het pand volledig verbouwd. De enige Bruegel werd gekocht door het toenmalig ministerie van Wetenschap en Onderwijs met Vlaams geld, want niettegenstaande hun benarde financiële toestand zijn Vlamingen altijd de grootste belastingbetalers geweest. Het werk werd, tegen de zin van het museum van Antwerpen, overgebracht naar het museum van Brussel.
Mijnheer de minister-president, ik stel voor dat u met uw gekende zin voor onderhandelen en diplomatie, enkele symbolische werken zou terugvragen. Het werk waarover ik het had kan hier een van zijn. Ik vergat u te zeggen dat het om de 'Volkstelling van Bethlehem' van Pieter Bruegel de Oudere gaat. Dit werk is nu het belangrijkste stuk van het museum van Brussel, maar komt uit een Antwerpse verzameling van deze eeuw. Ik zal u niet vervelen met andere voorbeelden. Ik heb ook niet het recht om duizenden gevallen te beschrijven, maar ik ben wel in staat om het te doen.
De voorzitter : Mevrouw Verwimp heeft het woord.
Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis : Mijnheer de voorzitter, ik wil even een opmerking maken over wat de heer Verrijken over mijn woorden heeft gezegd. In mijn verhaal ging het niet over Congolese soldaten die een vuurtje stookten, maar over de UNO-troepen die het koud hadden.
Mijnheer Verrijken, in uw tekst stelt u duidelijk dat de collectie kunstvoorwerpen aan Congo moet worden teruggegeven. Nu beweert u iets anders, want u zegt dat de kunstvoorwerpen toch in België kunnen blijven.
De heer Emiel Verrijken : Ze kunnen voorlopig in België blijven.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Verrijken werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.