Commissie voor Cultuur en Sport Vergadering van 08/10/1998
Interpellatie van de heer Kris Van Dijck tot de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de uitvoering van en de controle op het decreet tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, en over de kosteloze transfer
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Dijck tot de heer Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de uitvoering van en de controle op het decreet tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, en over de kosteloze transfer.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, op 24 juli 1996 verscheen het bovengenoemde decreet in het Belgisch Staatsblad. Het trad in voege vanaf 1 januari 1997. Dit decreet kon zowel in de commissie voor Sport als in de plenaire vergadering op een grote meerderheid rekenen. De verwachtingen waren dan ook hooggespannen. Ik interpelleer u vandaag omdat er links en rechts toch nog een en ander mank loopt.
Laat me even het probleem schetsen. De kosteloze transfer van de niet-professionele sportbeoefenaar vormt de essentie van het decreet. De rechtspraak is daarover altijd zeer duidelijk geweest, maar er bestaat onduidelijkheid over de transfer van niet-Vlaamse naar Vlaamse clubs. Dit jaar werden al vijf voorvallen bij de Kaatsbond voor de rechtbank van eerste aanleg behandeld. Er zijn eveneens geschillen bij de Belgische Base- en Softballfederatie en tussen de Waalse tafeltennisclub Borina en de Vlaamse club Mortsel.
De Belgische Arbitragecommissie voor de Sport deed onlangs een uitspraak over de overgang van een Waalse handbalspeler naar een Vlaamse club. Vooral over deze uitspraak zou ik graag uw mening kennen. Volgens het decreet mag een Vlaamse club bij een transfer geen geld betalen noch ontvangen. Wanneer een Waalse speler naar een Vlaamse club overgaat en de Waalse club vraagt daar een transfersom voor, dan heeft de Vlaamse club twee mogelijkheden. Ofwel gaat ze daar niet op in en gaat de transfer niet door. Ofwel gaat ze er wel op in en begaat ze een overtreding. Is die Waalse club dan niet eveneens strafbaar, of toch medeplichtig aan een strafbaar feit? Als dat het geval is, dan worden de zaken duidelijker. In dit geval moet de Vlaamse Gemeenschap de minister van Justitie aanspreken. Hij moet erop toezien dat de wetgeving wordt nageleefd.
Ik stel me vragen bij de uitvoerbaarheid van het decreet. Artikel 9 handelt over controleambtenaren. Zijn die mensen al aangesteld? Indien niet, hoe wordt de controle dan momenteel uitgevoerd? Zijn er inbreuken vastgesteld?
Ik citeer een stukje uit Barema's 1999, de krant van de Kaatsbond : 'De belasting op de aansluitingen zal worden toegepast op de aansluiting ingevolge een overgang en op de aansluiting van spelers die hun vrijheid hebben bekomen in 1998 op grond van artikel 7A of 7E.' Artikel 7E is een letterlijke weergave van ons decreet. Ik ga voort : 'Deze belasting hangt af van de afdeling waarin de eerste ploeg van de verwervende club zal uitkomen, De tarieven gaan van 15.000 frank tot 750 frank.' Dit lijkt me toch een overtreding op het decreet van 1996.
Welke sancties wilt u treffen? Voor mij moet de Kaatskrant minstens een rechtzetting publiceren. Bovendien, zal een Waalse of andere niet-Vlaamse club die om een transfersom vraagt, als medeplichtig worden beschouwd en bestraft?
De voorzitter : De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx : Mijnheer de minister, eind 1996 of begin 1997 heb ik gevraagd hoe ver u stond met de uitvoeringsbesluiten van dit decreet. U hebt toen geantwoord dat u verwachtte dat het decreet zo goed zou worden nageleefd dat er geen uitvoeringsbesluiten nodig waren.
Minister Luc Martens : Mag ik u even corrigeren? Het decreet zelf schept voldoende duidelijkheid over de regels en om die reden zijn er inderdaad geen uitvoeringsbesluiten.
De heer Felix Strackx : De overgang van een Waalse speler naar een Vlaamse club lijkt me vrij eenvoudig. Hij kan toch gewoon vertrekken? Het decreet zegt namelijk dat de sportfederaties zich moeten aanpassen en onderwerpen aan de regels, ook de federaties die tot nu toe unitair zijn gebleven. Misschien hebt u de sportfederaties onderschat. Ik neem u dat niet kwalijk, we hebben ze zelf ook onderschat. We hadden verwacht dat ook de Belgische federaties onze nieuwe regels vlug zouden aanvaarden. Ze doen dat dus niet.
Een tweede reden waarom een Waalse speler zomaar kan vertrekken bij zijn club, is het arrest-Bosman. Als ik het me goed herinner, heeft minister van Rompuy in dit parlement gezegd dat Wallonië het buitenland is, zeker voor cultuur en sport. Op dat vlak speelt volgens mij het arrest-Bosman toch een belangrijke rol. Ook in dit verband kan men een beroep doen op dat arrest om zijn vrijheid te verkrijgen.
Het gaat hier duidelijk om het verkopen van een licentie om te mogen spelen. De officiële benaming is 'belasting op de aansluiting'. In feite is het dus een licentieverkoop. Mijnheer Van Dijck, ik wil u er toch aan herinneren dat het Vlaams Blok toentertijd in de plenaire vergadering nog amendementen heeft ingediend om het verbod op de licentieverkoop alsnog duidelijk in het decreet in te schrijven. Mijnheer Van Dijck, u hebt toen gezegd dat voor uw part die licentieverkoop zonder problemen kon. (Verbazing en protest bij de heer Kris Van Dijck)
De voorzitter : De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke : Wat dit decreet betreft, zal Vlaanderen inderdaad een voortrekkersrol moeten spelen. Mijnheer de minister, u had ook beloofd dat u met uw collega's zou overleggen om die reglementering op hetzelfde niveau te brengen. Hoe ver staat het met die besprekingen en wat zijn de intenties in de andere gemeenschappen?
De voorzitter : De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Walter Vandenbossche : Collega's, ik ben bijzonder blij met deze interpellatie omdat ze mij bijna één jaar na de feiten gelijk geeft. Als enige in het Vlaams Parlement heb ik me bij de stemming over dit decreet onthouden. De reden daarvoor was dat het geen paralleldecreet kent in de Franse Gemeenschap.
De collega's die het hebben over Waalse clubs wil ik er toch op wijzen dat ze beter zouden spreken over clubs behorende tot de Franse Gemeenschap. Het gaat hier immers over een gemeenschapsaangelegenheid, en niet over een gewestaangelegenheid.
Mijnheer de minister, ik wil trouwens een onderscheid maken tussen clubs waarvan de maatschappelijke zetel gelegen is in Wallonië, behorend tot de Franse Gemeenschap, en clubs waarvan de spelers zeggen dat ze behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, maar waarvan de zetel gelegen is in het Brussels Hoofdstedelijk gewest. Ik maak dus een onderscheid tussen het eentalig Franstalige Wallonië en het tweetalige Brussel. Wat zegt de jurisprudentie daarover? Is er duidelijkheid over de toepasbaarheid van uw decreet in het hoofdstedelijk gewest voor spelers die zeggen dat ze tot de Vlaamse Gemeenschap behoren? Mijns inziens kunnen daaruit een aantal beginselen worden gedistilleerd.
Ik heb me bij de stemming over dit decreet onthouden omdat ik betreurde dat er geen voorafgaand overleg was gepleegd met de Franse Gemeenschap. Ik sluit me dan ook graag aan bij de indiener van de interpellatie. We leven in Vlaanderen niet op een eiland. Vlaanderen is ook niet het centrum van de wereld. We leven in dit land samen met de Franstaligen. Mijn vraag is dan ook of er over deze materie al overleg is gepleegd met de Franstaligen? Dit dossier heeft immers een belangrijke referentiewaarde voor het doortrekken van de problematiek naar andere dossiers.
De voorzitter : De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen : Collega's, de problemen die we vandaag bespreken, waren inderdaad voorspelbaar. We kunnen ook alle begrip opbrengen voor de specifieke Brusselse situatie. Iedereen was het er echter over eens dat de verwachte problemen geen reden mochten zijn om het niet te doen.
Ik heb uiteraard niet alle rechtszaken kunnen volgen die naar aanleiding van dit decreet zijn aangekaart. Voor zover ik het heb kunnen volgen, denk ik wel dat, als men naar de rechtbank stapt, men ook wint. Men krijgt dus de vrijheid. U kunt misschien bevestigen of dat inderdaad zo is.
Enige tijd geleden heb ik wel een schriftelijke vraag gesteld over de Vlaamse Atletiekliga. In de nieuwe reglementering voor overgangen tussen verschillende atletiekclubs was toen ook een bepaald bedrag vastgelegd. In uw antwoord hebt u toen duidelijk gezegd dat dit in tegenspraak was met het decreet op de niet-professionele sportbeoefenaar.
Met andere woorden, dit is niet enkel een communautair probleem. Een aantal sportfederaties is duidelijk op zoek naar achterpoortjes in de regelgeving.
Het is dan ook zeer belangrijk om daar nauwlettend op toe te zien.
De voorzitter : Minister Martens heeft het woord.
Minister Luc Martens : Collega's, het is inderdaad aangewezen om tijdens deze regeerperiode een tussentijdse evaluatie te houden. Misschien zou die evaluatie nog grondiger kunnen gebeuren dan nu het geval is, maar dan zou het meteen een heel complexe discussie worden.
Ik blijf erbij dat dit decreet een stap in de goede richting is. Ik merk dat trouwens ook op het terrein. De problemen die zich hebben voorgedaan, waren in zekere mate voorspelbaar. De heer Vandenbossche heeft gewezen op een aantal fricties die niet werden ondervangen. Dat is inderdaad zo, maar als we geen actie hadden ondernomen, zou er helemaal niets zijn gebeurd.
Na de goedkeuring van het decreet zijn er een heleboel vragen gekomen over moeilijkheden bij de toepassing ervan. We hebben daarom een juridische werkgroep opgericht om een en ander te onderzoeken. Die werkgroep heeft geprobeerd om een aantal knelpunten op een eenduidige en juridisch verantwoorde manier op te lossen. Zodra de overheid een duidelijke gedragscode had opgesteld, kon er worden gesproken met de partners op het veld. Bovendien heeft het Bloso op ons uitdrukkelijk verzoek een informatiecampagne opgezet, zodat alle betrokkenen duidelijk zouden weten wat hun rechten en plichten zijn in het kader van dit decreet.
De meeste federaties en clubs hebben vanaf het begin duidelijk laten blijken dat ze dit decreet op een correcte manier wilden toepassen. Laat daar geen misverstand over bestaan. De wil om te voldoen aan de eisen van dit decreet was zeer groot.
In 1996 hebben we van Bloso een namenlijst gekregen van alle ambtenaren die we een controlerende taak zouden kunnen geven. Daar rijzen echter vragen bij. Hoe moeten we hen die politionele bevoegdheden geven? Wie zal hen aanduiden, en volgens welke procedure? Anderzijds werd ik geconfronteerd met een hele waaier van schriftelijke en mondelinge klachten. We hebben dat pragmatisch proberen aan te pakken. Mijn kabinet heeft, in overleg met Bloso, trachten te bemiddelen. Ik wil er in dat verband wel op wijzen dat mijn kabinet daarbij geen beroep kan doen op ambtenaren. We beschikken niet over een administratie. We zijn afhankelijk van de inzet van mijn kabinetsmedewerkers en van de goodwill binnen Bloso. Ik benadruk dat elke klacht door ons werd behandeld.
Dat heeft ertoe geleid dat alle problemen zijn opgelost. Alle clubs en federaties met problemen hebben zich aangepast. Het probleem met de Belgische Kaatsbond sleepte echter aan. Ook de heer Van Dijck heeft het daarover gehad. Die bond vraagt vergoedingen voor de transfers van spelers, in tegenspraak met wat in het decreet is bepaald. We hebben vorige week de Kaatsfederatie nogmaals gecontacteerd. We hebben hen uitgenodigd voor een bijeenkomst op het kabinet. Met de juridische dienst van Bloso en vertegenwoordigers van de Kaatsbond hebben we de zaak doorgepraat. Gisteren heeft de Kaatsbond laten weten dat hij zich volledig wil schikken naar de bepalingen van het Vlaamse decreet. Ook het Waalse landsgedeelte van de bond zal dat doen.
Ik wil er in dat verband op wijzen dat een aantal federaties een perfect excuus hadden kunnen vinden om enkel hun Vlaamse vleugel het decreet te laten respecteren. Ondertussen hadden ze de dubbelzinnigheden in de andere vleugel van hun organisatie onaangeroerd kunnen laten. De meeste hebben dat zowel aan hun Vlaamse als aan hun Waalse vleugel opgelegd. De weerstanden tegen het decreet bestaan niet alleen of in de eerste plaats binnen de federaties, maar in belangrijke mate bij sommige politici die niet de moed opbrengen om klaarheid te scheppen. Daardoor blijven de spelers in een zwakke positie en kunnen ze hun rechten niet afdwingen voor de rechtbank.
Als ze dat toch doen, dan lukt dat wel. De jurisprudentie leert ons dat spelers voor de rechtbank gelijk halen, en hun vrijheid winnen. Ooit hebben we als argument voor de invoering van het decreet gezegd dat dit zou leiden tot meer duidelijkheid voor de spelers zelf Zonder dat decreet moest die duidelijkheid voor de rechtbank worden afgedwongen, na het doorlopen van een moeilijke en dure procedure. In elk geval wil de Kaatsbond dat decreet respecteren. Aanstaande zaterdag zal de bond, tijdens een bijzondere, daartoe samengeroepen algemene vergadering, zijn reglement aanpassen aan het decreet.
We hebben dus niet gekozen voor een formele aanpak, met aangeduide ambtenaren. Dat roept nogal wat juridische problemen op, vooral als men hen met de nodige efficiëntie wil laten optreden. We hebben de voorkeur gegeven aan de weg van de bemiddeling. Dat heeft geleid tot goede resultaten. Zo waren er in het recente verleden ook een aantal problemen met de Vlaamse Atletiekliga. Een van de collega's heeft erop gewezen dat deze een zogenaamde administratieve vergoeding vroeg bij de overgang van een speler van de ene naar de andere club. Na heel wat schriftelijke en mondelinge contacten heeft de Atletiekliga zich nu ertoe verbonden om die vergoeding niet langer te vragen.
Op het terrein ontwikkelt zich dus een praktijk die de filosofie van het decreet vorm geeft. Dat is gebeurd dankzij de snelle reactie op de brieven die ik ontving. Het volstond dat iemand me schreef of verklaarde dat hij of zij zijn vrijheid niet kreeg, om met de betrokken bond rond tafel te gaan zitten. We hebben dus ook geen sancties moeten uitspreken. Alles is met onderhandelingen opgelost.
In de loop van de volgende weken zullen we vier belangrijke unitair gestructureerde sportfederaties ontvangen. We zullen met hen een praten over hun plaats in de federale structuren. Dat heeft ook te maken met het feit dat in de begroting een eerder symbolisch, maar toch niet onbelangrijk bedrag van 15 miljoen frank is opgenomen voor de jeugdsport. We hebben immers de bedoeling om niet met lege handen aan tafel plaats te nemen.
Ik heb dat ook besproken met bevoegde ministers van de andere regeringen. Het BOIC is daarbij als bemiddelaar opgetreden. Op een bepaald ogenblik is er wat vertraging opgelopen. Een van mijn collega's kwam toen bijna in opspraak. Dat is nu geregeld ; hij vraagt trouwens eerherstel. Ondertussen is hij wel vervangen door de heer Ancion. Dat verklaart die vertraging. Ik denk wel dat deze ministers inzien dat onze keuze onwrikbaar vastligt. Maar ik heb niet de indruk dat ze de wil of de moed hebben om een soortgelijk ontwerp van decreet in hun parlement in te dienen. Het probleem blijft dus bestaan. Maar dat probleem bestaat vooral voor de sportlui, die daardoor in een verzwakte positie verzeild raken.
De heer Van Dijck vroeg zich af of een Vlaamse club, om dat zo maar te zeggen, handel kan drijven met clubs of federaties uit de andere gemeenschap. Dat kan niet : het zou immers gaan om een strafbaar feit. Een club uit de Vlaamse Gemeenschap die op zo een aanbod zou ingaan, stelt strafbare feiten. Ons decreet heeft uiteraard alleen betrekking op de Vlaamse Gemeenschap. We hebben geen zeggenschap over leden van de andere gemeenschap. Uiteindelijk zouden de rechtbanken moeten optreden, in uitvoering van de bepalingen van het arrest Bosman. Misschien is het een goed idee dat ik daar de aandacht van de minister van Justitie op vestig, en hem verzoek in dat verband de nodige waakzaamheid aan de dag te leggen.
Ik ben me bewust dat we een keuze maken, en weet dat niet alles perfect verloopt. Ik heb dat ook nooit ontkend. Maar ik denk wel dat we zo beter opschieten dan met een erg gepolijste en gestructureerde aanpak. De feiten tonen dat aan.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de minister, u stelt dat dit decreet op alle niveaus is uitgelegd. Ik kan dat enkel beamen. Tal van politici, en niet alleen van de meerderheid, hebben daartoe hun steentje bijgedragen. Ik ben tevreden over de bemiddelende rol die u en uw medewerkers hebben vervuld. Sta me wel toe te zeggen dat dit decreet langer moet meegaan dan deze zittingsperiode. Het gaat om een recent decreet, dat fris in de geesten zit. Maar binnen tien jaar is het behoudens wijzigingen nog steeds van toepassing. Daarom zou het niet oninteressant zijn om te gepasten tijde toch de bevoegde ambtenaren aan te duiden.
Als er dan inderdaad problemen zijn over de opdracht van die mensen en meer bepaald over hun politionele bevoegdheid, dan moeten we nagaan of dit decreet inderdaad niet fout is opgesteld. Ik kan er dan ook inkomen dat aanpassingen mogelijk moeten zijn.
Het is zeker niet mijn bedoeling de discussie helemaal van nul te herbeginnen, maar ik wil er wel aan herinneren dat het decreet tot stand is gekomen omdat reeds heel wat wettelijke bepalingen en regelgevingen die richting uitgingen. We hebben de zaak als het ware geaccentueerd en wanneer we naar de Brusselse en Waalse jurisprudentie kijken, zoals reeds opgemerkt door de heer Vandenbossche, dan stellen we vast dat spelers, ongeacht hun herkomst, gelijk kregen. Dit decreet onderstreept dus wat binnen de jurisprudentie reeds hangende was.
Het verheugt mij van u te vernemen dat de laatste bond, met name de kaatsbond, zijn regelgeving volgende zaterdag zal aanpassen.
Ik wil nog even dieper ingaan op het laatste aspect dat u hebt aangehaald. Het voorbeeld dat ik daarbij geeft is misschien niet zo goed gekozen. Een Frans staatsburger die in België een wet heeft overtreden, kan naar België worden verwezen voor vervolging. Ik wil me niet blind staren op clubs uit de Franse Gemeenschap of uit Wallonië. Ook een buitenlandse club kan in Vlaanderen een strafbaar feit stellen of daaraan medeplichtig zijn.
U vraagt zich misschien af waarom ik het voorbeeld van een Frans staatsburger aanhaalde. Die keuze heb ik gemaakt met in het achterhoofd het Renault-dossier waarbij een Frans topindustrieel zich hier voor de rechtbank moest komen verantwoorden wegens het overtreden van onze - en dus niet de Franse - regelgeving. Het is misschien geen goed voorbeeld, maar ik wil er alleen mee aantonen dat er wel eminente juristen zijn die deze stelling zullen bijtreden. Daaruit moet blijken dat dit decreet niet alleen geldt voor de Vlamingen, maar voor allen die bij deze materie betrokken zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.