Commissie voor Staatshervorming en Algemene Zaken Vergadering van 07/10/1998
Interpellatie van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over het rapport van de heer Dumeni Columberg betreffende de situatie van de Franstaligen in de Vlaamse rand rond Brussel
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Hauthem tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over het rapport van de heer Dumeni Columberg betreffende de situatie van de Franstaligen in de Vlaamse rand rond Brussel.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, het is niet mijn bedoeling om nog eens punt voor punt de inhoud van het ontwerprapport van de heer Columberg te analyseren. Ik diende mijn interpellatieverzoek immers in toen dat ontwerprapport net bekend was. Maar daar dit parlement niet uitblinkt in snelle reacties, wordt deze interpellatie minder zinvol. Toch heb ik nog willen interpelleren om een paar bedenkingen te uiten en wellicht een paar lessen te trekken uit het gebeurde.
Ik zal het dus niet hebben over de absurde voorstellen van het ontwerprapport, zoals de algemene tweetaligheid, referenda in de zes faciliteitengemeenten en het minderhedenverdrag. Wel wil ik u interpelleren, mijnheer de minister-president, over de rol van de Vlaamse regering in dit dossier.
Het is betreurenswaardig dat wat door vrijwel iedereen in Vlaanderen als nonsens werd bestempeld toch de Raad van Europa heeft gehaald en in de bevoegde commissie - weliswaar niet in de plenaire vergadering - werd goedgekeurd. Dit moet ons tot nadenken stemmen. De Raad van Europa, die toch een eerbiedwaardige instelling is, heeft hiermee - zacht uitgedrukt - geen goede beurt gemaakt. Want wat is er gebeurd in die commissie? De Franstaligen in de rand werden vrijwel op dezelfde voet gesteld als bijvoorbeeld de Hongaarse minderheid in Slovakije : dat was ongeveer de teneur van het rapport.
De overgrote meerderheid van de Raad van Europa heeft dit rapport in zijn oorspronkelijke vorm in de plenaire vergadering verworpen - ook al waren maar 21 van de meer dan 400 leden aanwezig. Dit moet ons echter niet euforisch stemmen. We mogen immers niet uit het oog verliezen dat het rapport op zich dan toch deze plenaire vergadering heeft bereikt. Ik weet niet wat er was gebeurd indien deze parlementaire vergadering voltallig was geweest bij de stemming. De euforie naderhand omdat dit rapport totaal werd afgezwakt, is dus volledig misplaatst. Ik wijs er ook op dat een niet onbelangrijk gegeven uit dit rapport overeind is gebleven, namelijk de aanbeveling dat we de conventie inzake de minderheden zouden goedkeuren.
Maar wat is de houding van de Vlaamse regering en de minister-president in het bijzonder geweest? Die was er een van apathie. Men nam een afwachtende houding aan. Men dacht immers dat het toch niet mogelijk was dat de Raad van Europa zoiets zou goedkeuren. Toen ons werd meegedeeld dat de heer Columberg naar dit land zou komen, heeft de heer Luk Van Nieuwenhuysen u daarover een mondelinge vraag gesteld, mijnheer de minister-president.
U hebt toen verklaard dat de heer Columberg mocht komen en dat u hem wel eens de institutionele situatie van dit land zou schetsen.
Ik betwijfel niet dat u de zaak toen aan de heer Columberg hebt uitgelegd zoals het hoorde. Maar dan was er windstilte. We hebben niets meer gehoord. Pas op het ogenblik dat het ontwerp van rapport werd bekendgemaakt bent u tot actie overgegaan. U hebt alle hens aan denk geroepen en een nota gestuurd naar de ambassadeurs van de lidstaten van de Raad van Europa. Veel te laat, dus. En ik herhaal het : het feit dat dit rapport in sterk afgezwakte vorm werd goedgekeurd, mag ons niet euforisch stemmen. Ik denk dat de Vlaamse regering hier de macht van de francofonie in het algemeen verkeerd heeft ingeschat. Ik vind dat men veel vroeger had moeten ageren.
Wij weten toch al lang dat de Franstaligen, en in dit geval vooral de PRL en het FDF, de Raad van Europa willen inschakelen voor doeleinden die niets te maken hebben met mensenrechten. Zo willen ze gelijk halen over de situatie van de Franstaligen in de gordel rond Brussel. Toen dat onderzoek werd aangekondigd, kende men dan ook de bedoeling van die heren. Men had toen reeds moeten handelen en alles in het werk moeten stellen opdat dit doel zeker niet zou worden bereikt. Maar u hebt uiteindelijk gewacht tot ze het inderdaad dreigden te halen en bent pas dan wakker geschrokken. Het doel was bijna verwezenlijkt op het moment dat men er alles aan begon te doen om deze evolutie tegen te houden. Mijnheer de minister-president, u hebt te laat gereageerd, en dat is wel uw verantwoordelijkheid.
Ik vraag me af waar Vlaanderen nu internationaal staat. Want ons imago in het buitenland is niet fraai. Ik verwijs in dit verband naar een artikel in de Herald Tribune.
Minister-president Luc Van den Brande : Mijnheer Van Hauthem, als volksvertegenwoordiger van het Vlaams Blok bent u slecht geplaatst om het te hebben over schade aan het imago van Vlaanderen.
De heer Joris Van Hauthem : Ik kom daar nog op terug, want ik wist dat u dit zou zeggen. Ik bedoelde niet dat u verantwoordelijk bent voor het imago van Vlaanderen in de wereld en Europa. Maar we moeten lessen trekken uit wat nu is gebeurd. U reageerde op een artikel in de Herald Tribune. Men kan zich in dat verband afvragen waar men zijn informatie vandaan haalt als men dat imago van Vlaanderen de wereld instuurt. Het beschadigen van ons imago was ook de bedoeling van deze actie van de Franstaligen. We hadden dus in het begin moeten ingrijpen, in plaats van te wachten tot het imago is geschaad en pas dan het ergste te voorkomen.
Maar waar staan we dus op internationaal vlak? U legt veel buitenlandse bezoeken af, sluit akkoorden met andere regio's en onderneemt bijzonder veel voor de buitenlandse handel. Ik heb daar absoluut niets op tegen, ik vind dat een goede zaak, maar waar staan we politiek gezien op internationaal vlak? Op dat punt schiet uw beleid tekort. Hoe goed het ook is om naar Slovakije en Baskenland te trekken - ik heb trouwens gehoord dat u daar het nationalisme nogal ophemelt - het is niet voldoende. We moeten onze stem niet alleen laten horen in Baskenland en Catalonië, maar ook op plaatsen waar de internationale beslissingen worden genomen, in Parijs, Londen en New York. Daar moeten we heen. Alle bevrijdingsbewegingen van de derde wereld hadden hun kantoren in die steden.
Ik ben het beu dat men het Vlaams Blok verwijt het imago van Vlaanderen te bepalen en zelfs te besmeuren. Als het imago van Vlaanderen bij de internationale opinie en pers zo vertekend naar voren komt, dan ligt dat niet aan het Vlaams Blok. We hebben - helaas, zou ik zeggen - niet die uitstraling. Ik vermoed dat u in het buitenland de laatste jaren wel andere vragen hebt voorgeschoteld gekregen. Als Vlaanderen als een onverdraagzaam, bekrompen regiotje wordt afgeschilderd, dan ligt dat niet aan ons. Het imago van Vlaanderen werd de laatste jaren door andere feiten bepaald, dat moet u toch toegeven?
Ik vat mijn vragen samen. Waarom hebt u zo lang gewacht om effectief op te treden? U hebt gewacht van het bezoek van Columberg hier tot de bijna-goedkeuring van het rapport in de plenaire vergadering om iets te ondernemen. Trekt u daar geen lessen uit? Zou u niet beter uw activiteiten in het buitenland en op het internationale beslissingsforum opvoeren?
De voorzitter : De heer Goovaerts heeft het woord.
De heer Leo Goovaerts : Mevrouw de voorzitter, dames en heren, ik betreur dat de minister-president de twee leden van het Vlaams Parlement die in de Raad van Europa zetelen, niet heeft gebriefd en voorbereid. Hij heeft hen niet erkend en niet gevraagd welke rol ze konden en wilden spelen in het voordeel van Vlaanderen. De heer Weyts heeft misschien enige informatie gekregen, maar in ieder geval, als er slechts twee leden zijn, is het wel nuttig na te gaan wat die kunnen doen.
Het imago van Vlaanderen in deze zaak werd bepaald door de omzendbrief van minister Peeters. In de Raad van Europa was voor iedereen duidelijk dat het in de eerste plaats daarover ging.
Ik heb wel vernomen dat alle ambassades in Brussel een tekst van de Vlaamse regering kregen om die door te spelen aan hun nationale regeringen. De Nederlandstalige leden van de Raad van Europa hebben die tekst niet gekregen. Ik heb diezelfde avond naar een ambassade gebeld om die tekst te krijgen. Dat werd me geweigerd, wat me niet verwonderde, want ik kan begrijpen dat dit een kwestie van deontologie is. Omgekeerd geldt hetzelfde : het was ook een kwestie van deontologie voor de Vlaamse regering om de Vlaamse parlementsleden in de Raad van Europa op de hoogte te brengen van haar opmerkingen.
De mentaliteit van de Vlaamse regering, maar nog meer van de federale regering, bestaat erin geen rekening te houden met de parlementen. Het grootste probleem in Straatsburg was dat de parlementsleden informatie vroegen maar die niet kregen. De ambassades kregen wel informatie. Om een stemming in een assemblee te beïnvloeden moet men toch in de eerste plaats de parlementsleden overtuigen! Dat is helemaal niet gebeurd. De heer Clerfayt heeft dat wel gedaan. Hij heeft een brief gestuurd aan alle leden van de Raad van Europa, behalve de Vlamingen. Ik vond dat het niet mijn taak was om dat ook te doen. U mag me dat verwijten, maar ik vind dat dat de rol van de Vlaamse regering en/of de federale regering was.
Er hangt u nog wat boven het hoofd in de Raad van Europa, mijnheer de minister-president. U zou er goed aan doen uit te kijken en de zaken daar op te volgen, eventueel via de federale regering. U zou uw politiek beter wijzigen en niet langer zitten afwachten.
De voorzitter : De heer Dielens heeft het woord.
De heer Fred Dielens : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega's, ere wie ere toekomt. Daarom wil ik hier hulde brengen aan onze parlementsleden die in de Raad van Europa actief zijn. Ze hebben er veel werk geleverd om een gunstige wending te geven aan het eindresultaat van dit rapport. Terzelfdertijd moet ik hier zeggen dat dit allemaal kon dankzij de sfeerschepping rond deze zaak. In dat verband zou het mijns inziens onterecht zijn om de minister-president niet bij die hulde te betrekken.
De hele zaak is voor ons vrij gunstig afgelopen. Dat blijkt zeer duidelijk als men er de Franstalige pers op naleest. De reden die in de Franstalige kranten wordt aangehaald om de mislukking van dit manoeuvre te verklaren, is het laag aantal aanwezigen. Het ging om een twintigtal personen. Men schrijft er dan bij dat zo een laag aantal voor een vrijdagnamiddag eerder gewoon is. Dat ze dit zwak argument aanvoeren, toont aan dat de Franstaligen op alle fronten een nederlaag hebben opgelopen.
Naast mijn erkentelijkheid voor de geleverde inspanningen wil ik hier toch ook mijn ongerustheid uiten. De gezaghebbende krant Le Soir gaat in Franstalig België door voor vrij neutraal. Toch getuigt het van weinig zin voor objectiviteit als deze krant op 26 september jl. het volgende durft te schrijven : 'Le rapporteur suisse- romanche avait apporté un peu de hauteur, de fraîcheur dans les tensions belgo-belges. Son rapport avait le mérite de démontrer à nos parlementaires qu'il peut exister des solutions simples auxquelles nous ne voulons plus penser.' Dit loopt toch de spuigaten uit. Ze zijn dus de mening toegedaan dat dit rapport het nec plus ultra is.
De invloed van Le Soir in Franstalig België, en zeker in Brussel, mag niet worden onderschat. Die krant is de opiniemaker van iedereen die we aan de overzijde van ons gelijk proberen te overtuigen. Ik vraag me dus af of we niet moeten proberen om Le Soir en andere Franstalige persorganen duidelijk te maken dat de waarheid wellicht elders ligt.
De voorzitter : De heer Weyts heeft het woord.
De heer Johan Weyts : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega's, afgaande op mijn persoonlijke ervaring heeft Vlaanderen in Europa een goed imago. Ongetwijfeld heeft de Vlaamse regering daartoe een belangrijke bijdrage geleverd. Er worden grote inspanningen geleverd om Vlaanderen als een op zichzelf staande entiteit in de wereld bekend te maken. Ik stel vast dat veel Belgen en veel buitenlanders niet weten dat we leven in een federale staat. Tot mijn grote verbazing heb ik gisteren in Brugge nog mensen moeten overtuigen van het feit dat we dat al hebben bereikt. De mensen willen inspraak in alles en nog wat, maar in feite kennen ze de meest essentiële zaken niet.
De Raad van Europa is een politieke assemblee. Het is een parlement, waarin de Belgische groep is samengesteld uit mensen die zijn aangeduid door de Kamer en de Senaat. Ze zijn dus niet rechtstreeks verkozen. In andere landen gebeurt hetzelfde. Ik herinner me dat ik twee jaar geleden in deze commissie heb gesmeekt om aandacht voor de Raad van Europa en de assemblee van de West-Europese Unie. Via de gemeenschapssenatoren is het immers mogelijk om Vlaanderen op dat forum een stem te geven. Daaraan wordt geen aandacht besteed. Niemand wil stemafspraken maken voor bijeenkomsten van de Raad van Europa. Men vindt dat een zinloze bezigheid.
Men veronderstelt wellicht dat we dan ergens gaan zonnen, en op kosten van de staat wat gaan profiteren. In werkelijkheid beginnen we te werken om halfnegen, om er 's avonds om halfacht mee op te houden. De heer Goovaerts kan dat bevestigen. De enige die bereid was om met mij stemafspraken te maken, is de heer Caubergs, die uit het Vlaams Blok is gestapt en nu als onafhankelijke in dit parlement zetelt.
De heer Joris Van Hauthem : Ik ben daar ook toe bereid geweest.
De heer Johan Weyts : Inderdaad, ik ben u er dankbaar voor dat u dat in de Senaat enkele keren hebt gedaan.
Mijn punt is het volgende : ook de leden van het Vlaams Parlement staan veeleer onverschillig tegenover deze kwestie en besteden er veel te weinig aandacht aan.
Hoe is alles in zijn werk gegaan? In juli van vorig jaar heeft de heer Armand De Decker die resolutie ingediend. Zijn naam is toen niet genoemd, maar ik kan hier wel meedelen dat deze man, die even fanatiek is als de heer Clerfayt, de indiener was. Een Zwitsers collega kwam me nadien zeggen dat hij een stommiteit had begaan. Hij had een document ondertekend, maar vreesde nu dat dit nadelig zou zijn voor de Vlamingen. Ik vroeg daarop de onmiddellijke samenroeping van de Belgische delegatie, teneinde die tekst te pakken te krijgen. Maar alhoewel de tekst van hand tot hand ging onder de leden van de Raad van Europa, kon ik hem niet bemachtigen. Men antwoordde dat iedereen die in de Raad van Europa zetelt, in feite zijn eigen partij vertegenwoordigt. Men stelde dat men niet verplicht is om zijn tactiek of vertrouwelijke documenten bekend te maken aan de andere leden van de delegatie. Daarover is lang gediscussieerd. Ik was van oordeel dat we niets mogen doen dat de belangenbehartiging van ons eigen land in de weg staat.
We hebben dus moeten wachten tot op het ogenblik dat de tekst via de officiële kanalen is overhandigd. Die tekst is eerst in het bureau van de Raad van Europa besproken. Dat is een belangrijk ogenblik. Normaal worden zaken in verband met de niet-naleving van verplichtingen die de Raad van Europa oplegt, doorverwezen naar de zogenaamde commission du suivi. Die commissie is twee jaar geleden opgericht, teneinde de lidstaten te controleren op de naleving van hun verbintenissen. Tijdens de bijeenkomsten van die commissie worden de regeringen uitgenodigd om hun standpunten kenbaar te maken, en om opmerkingen te maken bij het voorstel van verslag.
Men heeft geoordeeld om in dit geval België niet over dezelfde kam te scheren als Tsjetsjenië, de Oekraïne of Turkije. Daarom is de hele zaak doorverwezen naar de juridische commissie. In die commissie zetelen twee Belgen : de heer Clerfayt namens de Franstaligen en ikzelf namens de Vlamingen. Dat voorverslag werd opgesteld aan de hand van bestaande documenten. De ambtenaren hielpen daarbij. Ik herinner me erg goed dat de heer Columberg, nadat hij hier in ijltempo een dertig- of veertigtal personen had ontmoet, met een pak documenten naar Zwitserland is teruggekeerd. Ook de federale en de Vlaamse regering hebben hem documenten overhandigd.
Ik wil hier benadrukken dat de documenten die zijn overhandigd aan de mensen die de klacht behandelden, uitstekend zijn. Er is hier gesproken over de documenten die minister-president Van den Brande aan de ambassadeurs heeft gegeven, opdat ze deze aan de parlementsleden van hun landen zouden bezorgen. De ambassadeurs wilden dat niet doen, omdat ze zich niet wilden mengen in een parlementair debat.
De heer Joris Van Hauthem : Dat is precies wat ik zeg. Men stuurde een nota naar de ambassadeurs toen het kalf reeds was verdronken.
De heer Johan Weyts : Neen, we hebben ons gedragen zoals normale parlementsleden zich moeten gedragen. Als we hier, in dit parlement iets moeten verdedigen, dan vragen we dat ook niet aan de minister-president : we doen dat zelf.
De heer Joris Van Hauthem : Ik interpelleerde u niet, en het was niet mijn bedoeling u aan te vallen.
De heer Johan Weyts : Ik heb dan persoonlijk een document, opgesteld in het Duits, het Frans en het Engels, laten bezorgen aan alle parlementsleden van de Raad van Europa. Deze documenten zijn dus wel degelijk bezorgd, maar door mijn fractie, niet door de minister-president. Ik wens immers het parlementaire spel te spelen, zonder ministeriële hulp.
De heer Leo Goovaerts : Eén dag voor de bijeenkomst.
De heer Johan Weyts : Dat is niet waar. We hebben de mensen reeds in de maanden juni en juli op de hoogte gebracht. In het begin van september verschenen in Istanboel dan plots een vijftal collega's om de zaak al dan niet vooruit te helpen. Ik ben de heer Goovaerts dankbaar voor zijn aanwezigheid toen : hij heeft constructief meegewerkt. Zijn geestesgenoten aan Franstalige kant waren natuurlijk een andere mening toegedaan.
Men speelde een zeer geraffineerd spel ten opzichte van de publieke opinie en het buitenland. De heer De Decker verklaarde toen : 'Moi, je suis un flamand etnique, et mon père était un artiste-peintre flamand.' Maar volgens hem was de houding van de Vlamingen zo laakbaar dat hij, als goed lid van de Raad van Europa, het verzoek mee had ondertekend en de heer Clerfayt steunde. Hij zei er natuurlijk niet bij dat de heer Clerfayt 0,02 percent van de Belgische bevolking vertegenwoordigt. Dat is trouwens een vraag die we onder ogen moeten nemen : wie sturen we naar de Raad van Europa? Nu zetelt daar een vertegenwoordiger van een heel kleine partij die in België in feite een minimale rol speelt.
Zoals dat dan gebeurt in een parlement, hebben we toen getracht een meerderheid te vinden. Welnu, in de commissie van Justitie vonden we geen meerderheid : er vormde zich een hecht blok, onder meer door de steun van mensen die dit soort teksten gewoonlijk nooit lezen en de voorzitter en rapporteur gedwee volgen. Op vrijdagochtend 25 september was er een vergadering van die commissie. We kregen op dat ogenblik geen enkel amendement goedgekeurd.
Als we in de openbare vergadering succes hebben geboekt, dan is dat omdat we een politiek akkoord hebben kunnen afsluiten met christen-democraten en socialisten, die hebben ingezien dat het rapport onmogelijk was voor ons. Nergens werd immers vastgesteld dat de mensenrechten in Vlaanderen niet werden geëerbiedigd of dat we geen rechtsstaat zouden zijn. Ons kon dus geen enkel verwijt worden gemaakt. De heer Columberg was duidelijk zijn boekje te buiten gegaan door adviezen te verstrekken die hem niet waren gevraagd, zich te mengen in de binnenlandse aangelegenheden van een federaal land en oplossingen te bieden die hij zelfs in zijn eigen land niet kan waarmaken.
De amendementen van de heren Clerfayt en De Decker stelden zelfs dat alle Vlaamse randgemeenten, dus niet alleen de zes faciliteitengemeenten, in staat moesten worden gesteld een referendum te organiseren over de toetreding tot het tweetalig hoofdstedelijk gebied. In de plenaire vergadering werd dit alles verworpen, mee dankzij Waalse socialisten. Zo heeft de heer Urbain, de vroegere minister van Buitenlandse Handel, meegestemd met de Vlamingen op dat vlak, tot grote woede van de heren De Decker en Clerfayt. Deze laatsten verweten hem een verrader en een lafaard te zijn, omdat hij meer staatszin aan de dag legde en als Belg moeilijk ongrondwettige of ongeoorloofde zaken kon goedkeuren.
De heer Leo Goovaerts : Op de staatszin van de Franstalige socialisten valt wel een en ander op te merken, en die christen-democratische en socialistische medestanders heb ik die ochtend niet gezien in de commissie.
De heer Johan Weyts : Ja, maar belangrijk was dat ze er wel waren bij de stemming in de openbare vergadering. En toen hebben we wel resultaat geboekt.
Wat bepaalt nu een imago? In Istanbul keken we 's avonds na de werkzaamheden naar het nieuws. Op TV 5 toonde men toen beelden van de burgemeester en de politie van Ronse, die een schoolbus tegenhielden met zes of zeven gehandicapte kinderen, op weg naar een Franstalige school. De dag daarna was de reactie van de leden : nu hebben we gezien hoe de Vlamingen te werk gaan. Men vond dat het bij ons een politiestaat was, daar de politie de ouders belette om hun kinderen naar Franstalige scholen te sturen. Deze beelden zijn dodelijk voor ons.
Wat de omzendbrieven betreft vroeg men zich af waarom, in het tijdperk van de computer, een eenmalig verzoek om documenten in het Frans te ontvangen niet volstond. Het is heel moeilijk om dan aan een buitenlander uit te leggen dat we die wettelijkheid wensen toe te passen omdat er bij de Franstaligen een onwil bestaat om zich aan te passen.
De heer Joris Van Hauthem : U zegt dat dit bijzonder moeilijk te verdedigen is. Dat is nu net het punt. De heer Clerfayt vertegenwoordigt 0,02 percent van de bevolking. Jaren kreeg hij de bijnaam 'le Palestinien de la périphérie'. Hij vergelijkt zijn situatie dus met die van de Palestijnen in het Midden-Oosten. Als vertegenwoordiger van een miniem deel van de bevolking slaagt hij er wel in om dat compleet vertekend beeld internationaal ingang te doen vinden. Wij daarentegen slagen er niet in om de waarheid over de situatie naar voren te brengen. Ik interpelleerde de minister-president juist om die reden : ik wil weten hoe dit niet-objectief, schandalig imago de plenaire vergadering van de Raad van Europa kon bereiken.
De heer Johan Weyts : Wij slagen daar wel in. Het resultaat bewijst dat we er net wel in zijn geslaagd om de opinie te wijzigen.
De heer Joris Van Hauthem : Maar het kwaad is al geschied.
De heer Johan Weyts : U moet niet beweren dat we daar niet in zijn geslaagd, want we hebben een meerderheid binnen de Raad van Europa ervan kunnen overtuigen om ons te steunen en al die reeds opgesomde aspecten van het rapport te verwerpen.
Alle Brusselse burgemeesters waren aanwezig in de tribunes, vergezeld van hun aanhang, om de overwinning op de Vlamingen te vieren. Welnu, ze zijn allemaal afgedropen, zonder veel commentaar. We hebben wel een overwinning geboekt. De man waarvan u beweert dat hij alles dicteert, de heer Clerfayt, is daar weggelopen als een geslagen man. 'Le Soir' en andere kranten hebben dit nog kunnen interpreteren als een overwinning, maar dit berust natuurlijk op een handigheid van de journalisten. Iedereen, de Franstaligen inbegrepen, beseft echter zeer goed dat de Vlamingen daar een overwinning hebben geboekt.
Volgend jaar zal er een communautair overleg met de Franstaligen moeten plaatsvinden. Belangrijk voor mij is dat dit communautair overleg nu in andere omstandigheden zal plaatsvinden dan indien we een blaam of een veroordeling hadden opgelopen. Dat is een enorm belangrijk punt. De Raad van Europa weet nu dat we een federale staat zijn, dat we geen avonturiers of cowboys zijn, dat we de wet toepassen en dat we meer doen dan enige andere staat om minderheden te beveiligen.
Juridisch gezien kennen we geen minderheden, maar dat valt moeilijk uit te leggen aan buitenstaanders. Als leden van de Raad van Europa Brussel bezoeken, horen ze dat zo ongeveer iedereen Frans spreekt en dan komt in de Europese commissie voor Justitie iemand vertellen : we hebben bescherming nodig want we worden onderdrukt door de Vlamingen. De heer Clerfayt kan dat daar verkopen. De goedverzorgde aanwezigheidspolitiek van het FDF heeft daartoe bijgedragen.
Net als twee jaar geleden vraag ik nu opnieuw om ons werk in de Raad van Europa niet onmogelijk te maken door stemafspraken in dit parlement te weigeren. We hebben aan de voorzitter van het Vlaams Parlement gevraagd om dat te regelen, maar dat is niet gelukt.
De heer Joris Van Hauthem : Mijnheer Weyts, dat is toch naast de kwestie. U beweert nu dat het aan de oppositie ligt dat u in de Raad van Europa het imago van Vlaanderen niet duidelijk kunt maken. Dat is wel kras.
De heer Johan Weyts : Het gaat me niet alleen om de oppositie. De enige die met mij een stemafspraak wil maken is de heer Caubergs en dat is een onafhankelijke. Voor de gemeenschapssenatoren is hun taak in Straatsburg een officiële reden voor afwezigheid. Dit wordt echter geweigerd door het Bureau van het Vlaams Parlement waardoor de stemafspraak niet werd geregeld.
De heer Joris Van Hauthem : Nu is het nog onze schuld dat de heer Clerfayt ginds zijn stunt heeft uitgehaald.
De heer Leo Goovaerts : Ik citeer uit De Standaard van 30 september jl. : 'Maar wellicht waren de vele tussenkomsten van de Nederlandse Hanneke Gelderblom-Lankhout beslissend. De Vlamingen zijn niet zo, zei ze, tot de rest van Europa.' Ze bedoelde dat we niet zijn zoals de heer Clerfayt ons probeerde af te schilderen. Iedereen moet beseffen wie het dominospel van de amendementen in gang heeft gezet, namelijk de liberalen. Ere wie ere toekomt.
De voorzitter : Mijnheer Van Hauthem, u wou nog iets kwijt over de stemafspraken?
De heer Joris Van Hauthem : Laten we de discussie niet herleiden tot het feit dat men niet genoeg aanwezig kan zijn in de Raad van Europa doordat men hier slechts een meerderheid van één zetel heeft. Dat mag geen excuus zijn voor het imago van Vlaanderen in Europa.
De heer Johan De Roo : We hebben deze discussie twee jaar geleden al gehad omdat enkele leden van het Vlaams Parlement naar de Raad van Europa moesten. Het Uitgebreid Bureau heeft getracht een oplossing te vinden. Dat is niet gelukt. Als men wil dat Vlaanderen in het buitenland zijn stem kan laten horen, dan moeten zowel meerderheid als oppositie zich daarnaar organiseren. Veronderstel dat we in de Raad van Europa helemaal niet vertegenwoordigd waren geweest. Waar zouden we dan staan?
De heer Joris Van Hauthem : Het Vlaams Parlement is daar niet vertegenwoordigd. We hebben het hier en nu over het imago van Vlaanderen in Europa. Ik vraag me af hoe de minister-president er op het internationale forum niet in slaagt de zaken te verkopen zoals ze zijn. Hij schiet tekort in zijn beleid. Dat is de kern van mijn interpellatie.
De heer Johan De Roo : De Franstaligen zijn het erover eens dat ze vertegenwoordigd moeten zijn in de internationale assemblees. Ze organiseren zich daarvoor. De Waalse assemblee maakt geen problemen over afwezigheid omwille van een Europese vergadering, het Vlaams Parlement doet dat wel en dat is het probleem.
De voorzitter : De heer Weyts bedoelt dat het Vlaams Parlement het belang van de aanwezigheid in de Raad van Europa niet juist inschat en opzij schuift omwille van stemafspraken. Mag ik dit incident daarmee afronden?
De heer Johan Weyts : In het laatste nummer van het Franstalig blad voor diplomaten staat een foto van de heer De Decker naast president Chirac. Ze staan er als gelijkwaardige collega's die over Europa praten. De public relations van de Franstaligen zijn bijzonder sterk. Ik kan me geen foto voorstellen van de heer Weyts met bijvoorbeeld de voorzitter van het Europees Parlement.
De voorzitter : De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, in feite draait heel deze discussie om de vraag hoe het Vlaams Parlement rechtstreeks kan worden vertegenwoordigd in Europa. Dit is slechts een zoveelste argument voor meer Vlaamse slagkracht, inspraak en bevoegdheden. Ik hoop dat we dit bij de volgende staatshervorming in 1999 bereiken.
De heer Johan Weyts : Het probleem ligt niet bij ons, maar bij het statuut van de Raad van Europa. Dat wordt binnenkort besproken op het Europees Bureau. Momenteel kunnen alleen federale parlementen een afvaardiging sturen. In België zijn dat dus alleen Kamer en Senaat. Zo is het zelfs mogelijk dat er op een bepaald moment geen enkele gemeenschapssenator in de Raad van Europa zetelt. De heer Van Hauthem heeft gelijk. Niet het Vlaams Parlement, maar Kamer en Senaat stellen de delegatie samen. Mevrouw Maximus, de heer Goovaerts en ikzelf zijn de drie aangeduide gemeenschapssenatoren. Dat kan de volgende keer echter anders zijn, en dan zou het kunnen dat we niemand meer in de delegatie hebben. Wij kunnen dat moeilijk regelen ; dat zou in Straatsburg moeten gebeuren.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : We zouden dat natuurlijk wél kunnen regelen. Tijdens de komende besprekingen over de staatshervorming kan worden overeenkomen wie België zal vertegenwoordigen. Zo eenvoudig is dat.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande : Mevrouw de voorzitter, waarde collega's, ik zou vooraf willen zeggen dat het mijns inziens om een drôle de guerre gaat. Het is a strange war. Normalerwijze kan men de regering niet interpelleren over standpunten die worden ingenomen door een parlementaire assemblee. Ik zou er mij dus gemakkelijk kunnen van afmaken, door te stellen dat dit een exclusieve verantwoordelijkheid is van de parlementsleden. Dat laatste is een feit.
Ik kan me verzoenen met de uiteenzettingen van de heren Dielens, Weyts en Van Vaerenbergh. Toch is het eigenaardig dat de regering wordt geïnterpelleerd over aangelegenheden die exclusief tot de verantwoordelijkheden van het parlement behoren. Om duidelijk te zijn : ik wil me er zo niet vanaf maken. En ik zal me evenmin mengen in de debatten over de stemafspraken en de vertegenwoordiging van Vlaanderen in de Raad van Europa, de West Europese Unie en de Benelux.
Toch wil ik hier zeggen dat uw dienaar de eerste was om drie jaar geleden, tijdens een bijeenkomst van het Uitgebreid Bureau van het Vlaams Parlement, te stellen dat het absoluut nodig was om duidelijkheid te scheppen in de parlementaire vertegenwoordiging in de drie hoger vermelde organen. Ik ben toen echt buiten mijn rol getreden. Op een bepaald ogenblik is over deze zaak een interpellatie gehouden, ik denk door de heer Suykerbuyk. De voorzitter van het Vlaams Parlement heeft toen aangekondigd te willen overleggen met de andere parlementen over een regeling.
Ik houd me aan de feiten. Met deze voor ogen, zitten sommigen misschien in gewetensnood, mijnheer Goovaerts. Het is gemakkelijk hier te spreken over een laattijdige actie of interactie. U verzwijgt echter wijselijk dat, toen het er uiteindelijk op aankwam, de kentering tot stand is gebracht via de essentiële amendementen 35 en 36, ingediend door de heer Van Der Maelen en veertien andere parlementsleden. Het gaat om amendementen van de socialistische volksvertegenwoordigers en van leden van de Europese Volkspartij (EVP). Dat is de waarheid.
De heer Goovaerts heeft echter een andere houding aangenomen. Ik heb het verslag van de bijeenkomst hier voor mij liggen. U hebt ervoor gepleit dat de behandeling van dit punt zou worden uitgesteld. Ik lees voor uit dit verslag : 'De Vlaamse parlementsleden volgden van meet af aan een verschillende strategie. De liberale parlementsleden geloofden niet in een goede afloop van de eindstemming, en drongen aan op uitstel. Reeds bij de aanvang van de vergadering werd door parlementslid Leo Goovaerts voorgesteld om het agendapunt te verdagen, doch het punt werd bij stemming verworpen. Later, na de voorstelling van het verslag van de heer Columberg, werd een motie ingediend die tot doel had de ontwerpresolutie opnieuw te verwijzen naar de commissie, en dit op voorstel van de heer Goovaerts.'
Als ik dit lees, dan moet ik besluiten dat u bijzonder slecht bent geplaatst, zowel wat de inhoud als wat de procedure betreft, om anderen de les te spellen. Ik sluit me aan bij wat de heer Dielens hier heeft gezegd. Ik druk mijn grote waardering uit voor wat de heren Weyts, Van Der Maelen en de andere parlementsleden op dat ogenblik hebben gedaan. Ze hebben met grote overtuiging en inhoudelijk goed gestoffeerde uiteenzettingen een kentering teweeggebracht. Dat is de waarheid. Ik wens daarover geen verdere polemiek te voeren. De feiten spreken voor zich ; het volstaat de notulen van de bijeenkomst van de Raad van Europa erop na te lezen, om te weten wat er precies is gebeurd.
Wat heeft de Vlaamse regering gedaan, hoewel ze in strikte zin eigenlijk geen enkele actie had moeten ondernemen? Twee jaar geleden heb ik tijdens de interministeriële conferentie over het buitenlands beleid, tijdens de gesprekken over de kaderconventie over minderheden, het standpunt ingenomen dat er in België geen minderheden zijn. Er is dus geen enkele reden om de conventie goed te keuren, als er niet een verklaring zou worden aan toegevoegd. Ook Duitsland, Frankrijk en Luxemburg hebben dat gedaan. Men kan niet een institutioneel bouwwerk van pariteiten, dubbele meerderheden en alarmbellen uitbouwen, en terzelfdertijd zeggen dat er nationale minderheden zijn.
Tussen haakjes : deze ochtend heb ik dat standpunt nogmaals ingenomen tijdens een vergadering van het Overlegcomité. Daar is door de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest opnieuw gevraagd om ne varietur de kaderconventie te ondertekenen. Ik heb me daar consequent tegen verzet, zoals ik dat de voorbije twee jaar altijd al heb gedaan.
Op 26 mei 1998 was er reeds heel wat informatie verspreid. De heer Goovaerts heeft toen geen enkel initiatief genomen. De heren Van Der Maelen en Weyts hebben dat wel gedaan. Op dat ogenblik heb ik de heer Columberg een nota van 40 bladzijden overhandigd, in aanwezigheid van de heer Vermeiren, ondervoorzitter van het Vlaams Parlement. Op die bijeenkomst van 26 mei was het Vlaams Parlement vertegenwoordigd. Zijn voorzitter, de heer De Batselier, was toen verontschuldigd. De heer Vermeiren, die de vergadering heeft voorgezeten, heeft me gefeliciteerd met die nota, die ex officio ter beschikking was gesteld van alle parlementsleden. Daarin zijn de politieke, historische en juridische achtergronden, alsook objectieve informatie over de talenkwestie, uiteengezet. We hebben toen de heer Columberg uitvoerig ons standpunt uiteengezet. De heer Vermeiren heeft zich daarover in de meest positieve bewoordingen uitgelaten. Ik kan toch niet instaan voor de interne werking van het parlement.
We hebben ook andere initiatieven genomen. In zover dat kon, hebben we daarover de informatie aan u overhandigd. We hebben die nota opgesteld. Verder hebben we alle veertig ambassadeurs een synthesenota, in alle mogelijke talen, bezorgd. In een brief aan de ambassadeurs heb ik gesteld dat het parlementaire werk van de Raad van Europa de zaak van de parlementsleden zelf is. Wel is het mijn verantwoordelijkheid om het imago van Vlaanderen te verdedigen ten aanzien van de regeringen van de betrokken lidstaten. In mijn brief heb ik de ambassadeurs gevraagd aan hun regering mee te delen hoe de toestand in België precies is, en dat we de wet toepassen.
Sprekend over het imago van Vlaanderen zou u misschien af en toe eens de New York Times, de Herald Tribune en de Financial Times ter hand moeten nemen. We proberen via deze kranten en andere persorganen met een wereldwijde uitstraling uit te leggen hoe België in mekaar zit, en wat de plaats van Vlaanderen daarin is. U moet het blikveld soms wat verbreden.
De heer Joris Van Hauthem : Dat heb ik proberen te doen met mijn interpellatie.
Minister-president Luc Van den Brande : We hebben de voorbije twee jaren in deze zaak alles gedaan wat mogelijk was om de heer Columberg en de Raad van Europa te informeren, meer zelfs dan wettelijk nodig of mogelijk was. We zullen dat blijven doen in verband met de kaderconventie. We hebben ook een aantal initiatieven genomen om de Belgische werkelijkheid uit te leggen aan wie onze taal niet machtig is. Ook op die weg blijven we doorgaan. Op 9 september verscheen in Focus on Flanders in het Engels, Duits en Frans een synthese van alle opiniërende en informatieve artikelen over onze regio. Dat wordt verspreid bij drieduizend abonnees. We bereiden ook een toelichtende nota voor bij onze nota van 45 bladzijden. Voorts komt er nog een bijkomende publicatie over de situatie in België.
Ik wil hier ook mijn erkentelijkheid uiten aan het adres van diegenen die in de Raad van Europa wezenlijk hebben bijgedragen tot het keren van het tij. Ondertussen aanvaard ik geen enkel verwijt dat zou worden gemaakt aan de Vlaamse regering of aan mezelf. Ik ben persoonlijk verantwoordelijk voor alle acties die we hebben ondernomen, al ging het om een aangelegenheid waarbij de Vlaamse regering strikt genomen niet betrokken was.
We willen positief verderwerken aan de beeldvorming over Vlaanderen. Ik wijs erop dat het uiteindelijke resultaat binnen de Raad van Europa zeer hoopgevend is voor de toekomst. We plaatsen dus wel degelijk iets tegenover 150 jaar Franstalige diplomatie. Als het imago van Vlaanderen momenteel toch nog wordt geschaad, dan gebeurt dat kwaadwillig door een aantal Franstalige liberalen, met de heer De Decker op kop.
In mijn beleidsbrief Buitenlands Beleid, die volgende week wordt ingediend, zal ik aangeven welke initiatieven Vlaanderen in de wereld al heeft genomen, meestal als eerste en enige deelstaat. Ik verwijs naar de verdragen met regio's en staten. Ik verwijs naar onze afspraken met de Unesco over cultuur en erfgoed. Ik verwijs naar onze samenwerking met de Internationale Arbeidsorganisatie en met de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling.
Dit beleid werpt vruchten af. In zowat alle rankings komen we voor als een aantrekkelijke investeringsregio. Ook op het internationale culturele forum nemen we een vooraanstaande plaats in. Moet ik eraan herinneren dat de Fascinating Faces of Flanders zowat het belangrijkste evenement was op de Wereldtentoonstelling van Lissabon? Laten we onze Vlaamse complexen dus afgooien. De Vlaamse reputatie werd zeker niet geschaad door de gebeurtenissen in de Raad van Europa. Op alle Europese kanselarijen weet men maar al te goed dat we democraten in hart en nieren zijn, die faciliteiten verlenen aan groepen die daar constitutioneel weinig aanspraak op kunnen maken. Schuldcomplexen zijn hier uit den boze. We subsidiëren zelfs Franstalig onderwijs in de zes faciliteitengemeenten. We bezorgen anderstalige documenten als erom gevraagd wordt.
Ik geef nogmaals een pluim aan de parlementsleden die met veel inzet de besluitvorming van de Raad van Europa in de goede richting hebben gestuurd, maar ik incasseer geen enkel verwijt aan het adres van de Vlaamse regering of haar minister-president. We hebben tijdig alles gedaan wat mogelijk was. Twee jaar zijn we al bezig met het probleem van de minderheden en we zullen consequent op die weg doorgaan, zoals ik vanochtend heb bevestigd in het Overlegcomité.
De heer Joris Van Hauthem : Het is juist dat u als minister-president consequent bent inzake de kaderovereenkomst in verband met de minderheden. U bent daar inderdaad al twee jaar mee bezig. Ik stel alleen vast dat de parlementaire assemblee van de Raad van Europa aanbeveelt om die conventie te ondertekenen, en dat ondanks uw consequente inspanningen.
Minister-president Luc Van den Brande : Het is logisch dat de Raad van Europa aan de lidstaten vraagt om een kaderconventie die in zijn eigen schoot tot stand kwam, goed te keuren. Het tegendeel zou zeer vreemd overkomen.
De heer Joris Van Hauthem : U bent aangesproken door de rapporteur van de Raad, u bent dus betrokken partij. U bent ook minister van Buitenlandse Aangelegenheden in deze Vlaamse regering.
Minister-president Luc Van den Brande : Ik ben geen betrokken partij. De heer Columberg had tientallen gesprekspartners en informanten.
De heer Joris Van Hauthem : U was een van die gesprekspartners. Als minister van Buitenlandse Aangelegenheden is het uw taak om de Vlaamse zaak waar dan ook op het internationale forum te verdedigen.
Volgens de heer Weyts gaan de beelden uit Ronse de wereld rond. Waarom zijn andere beelden de wereld niet rondgegaan? Ik alludeer op een andere burgemeester die jaren geleden een aantal kleuters in een bezemhok onderbracht. Over dat soort eenzijdige imagovorming moeten we ons dringend bezinnen. Blijkbaar is er dus een lacune in het beleid van de minister-president. Hij slaagt er niet in om diplomatieke druk uit te oefenen op de internationale opiniemakers. Andere bevrijdingsbewegingen, zoals het ANC en het FLN, hadden hun hoofdkwartier in Londen om de opinie van de wereld te bespelen. De Franstaligen boeken veel meer resultaten als het op internationale imago-vorming aankomt. Ik heb nog een voorbeeld van dat tekortschieten. Vorig jaar oefende ik, samen met senator Goris, in het kader van de OVSE mee het toezicht uit op de verkiezingen in het Servische deel van Bosnië. Op een voorbereidende vergadering in Sarajevo vroeg de Amerikaanse woordvoerdster van de OVSE ons waar we vandaan kwamen. Uit Vlaanderen, in België, luidde ons voorzichtige antwoord. Ze vroeg hoeveel Vlamingen er zijn en ze stond totaal perplex toen ze vernam dat de Nederlandstaligen in België een comfortabele meerderheid van 60 percent uitmaken. Dat is zeker geen alleenstaand geval. Die onwetendheid in het buitenland bewijst dat er grote lacune is in onze diplomatie. We slagen er niet in om onze institutionele realiteit uit te leggen. Daar heeft de minister-president nog bijzonder veel werk voor de boeg.
Minister-president Luc Van den Brande : Ik kan moeilijk de helft van de tijd door de wereld reizen om de Vlaamse boodschap uit te dragen.
De heer Joris Van Hauthem : U hoeft dat niet persoonlijk te doen.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Het laatste voorbeeld van de heer Van Hauthem is niet zo uitzonderlijk. Amerikanen weten meestal heel weinig van het buitenland.
De minister-president had het over de verspreiding van Focus on Flanders. Komt dat ook in handen van EU-parlementsleden en leden van de Raad van Europa terecht? Zij hebben nood aan deze gratis informatie.
Minister-president Luc Van den Brande : Het basisbestand bestaat uit drieduizend abonnees. Een onafhankelijk redactiecomité zal per week beslissen of nog andere doelgroepen moeten worden aangeschreven. Het basisbestand is in elk geval evenwichtig en oordeelkundig samengesteld. Ik besef dat nog andere initiatieven moeten volgen. Ik beklemtoon hier nogmaals dat ik bij elk officieel en officieus internationaal contact tekst en uitleg verschaf over de politieke dimensie van België. Ik verwijs naar mijn recente contacten met de nieuwe premiers van Polen en Hongarije.
Dit is een werk van lange adem. Een onafhankelijke staat met één miljoen inwoners heeft in het internationale publiek recht tienmaal zoveel mogelijkheden en kanalen als de grootste deelstaat. Een regio als Nordrhein-Westfalen met achttien miljoen mensen kampt met precies hetzelfde probleem. Idem voor Beieren en Baden-Württemberg. Het kleine onafhankelijke Slovenië met zijn twee miljoen inwoners heeft automatisch veel meer kansen.
Anderzijds moeten we positief kunnen zijn : dankzij het akkoord van 1993 is België het meest vergevorderd inzake de internationale vertegenwoordiging van haar deelstaten. Geen enkele deelstaat van een federaal land heeft die rechtstreekse mogelijkheden. Artikel 146 van het Verdrag van Maastricht en Amsterdam biedt ons de mogelijkheid om binnen een aantal bevoegdheidsdomeinen de Belgische vertegenwoordiger te zijn. We zijn de enige deelstaat die de mogelijkheid heeft om volgens het internationaal publiek recht verdragen af te sluiten met andere staten. Een volgende stap zal dus worden gezet buiten een federaal kader.
De heer Leo Goovaerts : Dat is goed om te weten. Mijnheer de minister-president, ondanks alles zullen de Vlaamse liberalen u blijven steunen wanneer het erom gaat iets te doen voor Vlaanderen. Het vreemde is dat er in deze commissie vandaag plots een verdeeldheid is die er in Straatsburg tussen de Vlamingen niet heerste toen we deze zaak behandelden. De heer Weyts zal dat bevestigen : de Vlamingen vormden één front. Dat front heeft misschien even op zich laten wachten, maar het was er.
U verwijt me bepaalde manoeuvres en tactieken. Ik heb het recht om op dat verwijt te antwoorden. U verwees naar notulen. Ik daag u uit me deze notulen te tonen.
Minister-president Luc Van den Brande :Twee afgevaardigden van de Vlaamse administratie hebben in mijn opdracht alle uitspraken genotuleerd. Mijnheer Goovaerts, ik beweer niet dat u een vergissing of een fout hebt gemaakt. Ik was er echter van overtuigd dat we er alle belang bij hadden de zaak spoedig te laten behandelen. De Franstaligen stuurden er immers op aan om de behandeling uit te stellen tot januari. Op die wijze wilden ze het vuur brandend houden en stelselmatig doorgaan met kwaadwillige informatie. Dat is me uitdrukkelijk bevestigd en sommige van uw collega's in de Raad van Europa zullen me niet tegenspreken ter zake. Maar dat is een afweging.
De heer Leo Goovaerts : Ik zal u met feiten antwoorden, niet met afwegingen.
Minister-president Luc Van den Brande : Mijn opinie, en die van een meerderheid van de Vlamingen, was dat het goed was de knoop snel door te hakken.
De heer Leo Goovaerts : Wat is er in feite gebeurd? De Franstaligen hebben de stemming op geen enkel moment willen uitstellen. De heer Clerfayt was razend toen er sprake was van uitstel.
U hebt het woord notulen gebruikt, mijnheer de minister-president. U verwijst daarmee naar het verslag van twee mensen, wat niet hetzelfde is als de notulen van de Raad van Europa. Laat dat duidelijk zijn! U tracht de commissieleden te misleiden.
Laat me u uitleggen wat er precies gebeurd is. Om 9 uur 's morgens kwam de commissie voor Justitie samen om al de amendementen te bespreken. Rond halftien stelden we vast dat de Franstaligen aan de tekst de bepaling hadden toegevoegd dat de faciliteitengemeenten tweetalig moeten worden. Die tekst moest om 10 uur naar de plenaire vergadering. Net als de heer Weyts had ik door dat we op een catastrofe afstevenden.
Wat heb ik gedaan? Ik heb in de plenaire vergadering het woord gevraagd bij motie van orde. Ik heb om uitstel gevraagd omdat er zoveel amendementen waren. In de commissie voor Justitie werd de discussie voortgezet. Tegen 11 uur waren we al afgemaakt en leek het zo goed als zeker dat het rapport plenair zou worden goedgekeurd.
U hebt me persoonlijk aangevallen, ik zal persoonlijk antwoorden, mijnheer de minister-president. In het rapport van de heer Columberg wordt u geciteerd. Dus u hebt er wel degelijk iets mee te maken. U kunt toch op zijn minst uw verantwoordelijkheid daarover opnemen.
Minister-president Luc Van den Brande : Ik wil de polemiek hier niet ten top drijven. Ik heb al gezegd dat dit door de verdeling der machten een zuiver parlementaire aangelegenheid is. Ik had die houding kunnen volhouden, maar ik dat wou ik niet. Integendeel, ik heb zelfs, als eerste en vanaf de kaderconventie, alles gedaan wat mogelijk was. Ik vind het een beetje minnetjes om alleen op de tussenkomst van de regering te wijzen. Is het juist of niet dat een aantal Vlaamse collega's u bij de tweede stemming niet gevolgd zijn voor een terugverwijzing naar de commissie?
De heer Leo Goovaerts : Dat klopt natuurlijk. Ik citeer Le Matin van zaterdag 26 september : 'Avec beaucoup d'intelligence tactique' - en dan volgt mijn naam - 'a utilisé toutes les ficelles pour faire traîner les choses.' Ik wist dat we uitstel, en minder volk, nodig hadden voor een positieve stemming. In de Raad van Europa vertegenwoordigen we onze partij, niet ons land of onze regio. U beschikt daar samen met de SP over een meerderheid. Waarom hebt u uw meerderheid niet aangesproken? Waarom maakt u nu verwijten aan de oppositie?
Controleer wie de amendementen heeft opgesteld die uiteindelijk zijn aanvaard. Ik ontken niet dat de heren Van Der Maelen en Weyts herhaaldelijk hebben vergaderd. Maar u kunt niet ontkennen dat de amendementen van de heer Van Der Maelen zijn verworpen, en dat mijn amendementen, op één na, allemaal zijn goedgekeurd. Dat zijn de feiten. Betekent dit dat mijn verdienste groter is dan deze van de heer Van Der Maelen? Helemaal niet. Dat betekent alleen maar dat de Vlamingen het samen goed hebben aangepakt. En dat betekent dat ik het spijtig vind dat de minister-president het Vlaams front dat in Straatsburg actief was, hier vanuit partijpolitieke overwegingen wil breken.
De voorzitter : De heer Weyts heeft het woord.
De heer Johan Weyts : Het gaat om een politieke assemblee, waarin de meerderheid de beslissingen neemt. We hebben vooraf urenlang vergaderd in de schoot van de EVP. En de heer Van Der Maelen heeft hetzelfde gedaan, in de schoot van de socialistische fractie. Die besprekingen moesten leiden tot de vorming van een meerderheid.
De heer Leo Goovaerts : Die meerderheid hebt u niet gerealiseerd.
De heer Johan Weyts : Dat moesten we niet vooraf meedelen aan de afgevaardigden die in België tot de oppositie behoren. Dat is de realiteit. Maar ik wil eraan toevoegen dat ook de heer Valkeniers die vrijdagochtend, tijdens het debat, een uitstel van de discussie heeft gevraagd. Er waren slechts zeven leden die dat voorstel wilden steunen. We hadden er echter negen nodig ; daarom zijn we daarin niet geslaagd. Het heeft echter geen zin af te wegen wie nu de grootste verdienste heeft.
De heer Leo Goovaerts : We hebben daarin allemaal evenveel verdienste, maar de minister-president iets minder dan wij.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Ik wil geen polemiek voeren over wie wat heeft gedaan in Straatsburg. Mijn conclusie betreft het onderwerp van deze interpellatie. We zijn door het oog van de naald gekropen. Dit is geen reden tot euforie.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande : Ik heb waardering voor wat de parlementsleden hebben gedaan. Wat de heer Goovaerts heeft gezegd, vind ik maar minnetjes. Elk verwijt dat u terzake maakt, is in tegenspraak met de feiten. Ik moet u opnieuw herinneren aan het werkelijke verloop van de gebeurtenissen. We hebben op elk ogenblik meer gedaan dan wat formeel gesproken onze verantwoordelijkheid was. Ook de parlementsleden hebben gedaan wat ze moesten doen. Globaal genomen hebben we samen een positieve kentering teweeggebracht. Als u zich daarmee akkoord verklaart, dan kunnen we het gemakkelijker eens worden dan op basis van uw eerste uiteenzetting het geval was.
De voorzitter : Het incident is gesloten.