Commissie voor Cultuur en Sport Vergadering van 25/06/1998
Mondelinge vraag van de heer Jos Stassen tot de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de financiële toestand van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg
1. Uiteenzetting door de vraagsteller
De heer Jos Stassen wijst erop dat zijn vraag over de financiële toestand van de KVS in de toekomst ook zou kunnen rijzen in verband met bijvoorbeeld het NTG of de KNS. Het probleem is een gevolg van de zware personeelserfenis van de vroegere repertoiregezelschappen.
De KVS heeft acteurs in dienst die steeds een jaarcontract kregen dat telkens werd vernieuwd. Arbeidsrechtelijk wordt een permanent verlengd contract echter een contract van onbepaalde duur. Op die manier worden rechten opgebouwd. De ontslagpremie kan na al die jaren dan ook flink oplopen. In het geval van de KVS gaat het om zeven ontslagen werknemers die van de arbeidsrechtbank een schadevergoeding toegewezen kregen van 50 miljoen frank. Dat is een zware last voor de huidige verantwoordelijken en de raad van bestuur. Zij waren niet de oorzaak van het probleem. De vraag kan worden gesteld waarom de KVS in het verleden geen sociaal reservefonds heeft opgebouwd. Daarvoor kan het huidige bestuur echter niet aansprakelijk worden gesteld.
De zakelijke leider van de KVS, de heer Struye, zegt dat er maar twee mogelijkheden zijn. De schouwburg kan een tijd worden gesloten. Het geld dat dan niet aan nieuwe producties wordt besteed, kan aan de ontslagen medewerkers worden gegeven. De andere mogelijkheid is zich failliet laten verklaren. Misschien is dit ietwat provocerend voorgesteld, maar daar komt het toch op neer.
De heer Jos Stassen vraagt wat er nu eigenlijk moet gebeuren. Er moet rekening worden gehouden met heel wat factoren : de arbeidsrechtelijke situatie, de overgang van het oude repertoiregezelschap naar het nieuwe en de specifieke Brusselse situatie met de verschillende actoren. Het probleem hangt als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de KVS-verantwoordelijken. Als de ontslagen acteurs morgen beslissen om de uitspraak te laten uitvoeren, ontstaan er voor de KVS zware problemen.
De heer Jos Stassen heeft de volgende vragen :
- Wat houdt het arrest van de arbeidsrechtbank van Brussel precies in? Wat zijn de concrete consequenties voor de KVS?
- Moet de KVS alleen de gevolgen dragen van dit arrest?
- Zal de minister ingrijpen indien dit arrest zware gevolgen heeft voor de toekomst van de KVS?
- Is een financiële tussenkomst van de minister niet aangewezen om een arbeidsrechtelijk correcte overgang te maken van een theater met vast benoemd personeel naar een theater met contractuelen?
- Dreigt door deze kwestie heel de verbouwing van de KVS niet in het gedrang te komen? Het gaat hierbij om een bedrag van 1,3 miljard frank.
2. Antwoord van de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn
Minister Luc Martens wijst erop dat het om een belangrijk dossier gaat. Het Brussels theater, en meer bepaald het repertoiretheater, is er immers bij betrokken.
De KVS werd eerst in het gelijk gesteld door de arbeidsrechtbank. Vervolgens werd ze door het arbeidshof veroordeeld. Het arrest berust op artikel 10 van de arbeidsovereenkomstenwetgeving van 3 juli 1978 : wanneer partijen verscheidene opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk hebben gesloten, zonder dat er een onderbreking is geweest die is toe te schrijven aan de werknemer, dan worden ze wettelijk verondersteld een overeenkomst voor onbepaalde tijd te hebben aangegaan.
Dat principe geldt echter niet wanneer de werkgever, in dit geval de KVS, bewijst dat de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk verantwoord waren, wegens de aard van het werk of om andere wettige redenen. Volgens de acteurs kon dit niet aangetoond worden. Het arbeidshof van Brussel heeft hen daarin gelijk gegeven. Het hof stelde dat de specificiteit of het artistieke aspect van de arbeid, namelijk het acteren, niet uitsluit dat een acteur toch met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur wordt tewerkgesteld. De aard van het werk ´acteren´ verantwoordt met andere woorden niet het afsluiten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur.
De minister wijst erop dat de KVS niet heeft bewezen dat die opeenvolgende, jaarlijks herhaalde aanwervingen waren gekoppeld aan de programmatie van het seizoen in kwestie. De KVS heeft niet aangetoond dat men de bedoelde acteurs opnieuw in dienst nam, omdat men hen welbepaalde rollen wou laten spelen. De aanwerving gebeurde dus blijkbaar slechts uit gewoonte, omdat men die acteurs al meerdere jaren tewerkstelde.
De onzekere toekenning en uitbetaling van overheidssubsidies is voor het hof geen wettige reden voor een gesubsidieerd gezelschap om acteurs enkel maar met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur aan te werven.
De KVS wordt verweten ten onrechte een aantal opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur te hebben gesloten : in feite ging het om vaste tewerkstelling. Krachtens bovengenoemd wettelijk vermoeden had men een opzegvergoeding moeten betalen, in uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Dat is niet gebeurd.
De motivering van het arbeidshof is voor alle betrokken acteurs dezelfde. Het gaat om een groep van zeven mensen. Ze krijgen een opzegvergoeding. Het basisbedrag, de interesten en de andere kosten bedragen volgens het arbeidshof voor alle acteurs samen in het totaal 42 miljoen frank.
Het podiumkunstendecreet zelf biedt volgens de minister geen oplossing. De middelen van het podiumkunstendecreet mogen alleen worden gebruikt voor werkings- en personeelssubsidies, in het kader van programmering. Die programmering is ingediend bij de commissie. Over de bijbehorende middelen werd onderhandeld tussen de subsidiërende overheid, vertegenwoordigd door de administratie, en het gezelschap zelf. Die middelen mogen dus niet gebruikt worden om het sociaal passief te delgen. De begroting van de Vlaamse Gemeenschap heeft geen enkele basisallocatie om het sociaal passief van organisaties, actief in de podiumkunsten, te financieren.
De minister wijst op het gevaar van een precedent als buiten het podiumkunstendecreet een nieuwe allocatie zou worden gecreëerd. Ook andere theatergezelschappen kampen met problemen : het KJT, de KNS, het NTG. Niets sluit uit dat morgen ook andere culturele instellingen met een gelijksoortige toestand worden geconfronteerd. Het doet er dan niet toe of het om het Ballet van Vlaanderen gaat, om de Koninklijke Filharmonie, het VRT-koor of -orkest, of de Opera van Vlaanderen.
De minister onderstreept voorts dat de KVS zich in een financieel ongezonde situatie bevindt. Er is een gecumuleerd negatief saldo van ongeveer 25 miljoen frank. Daarbovenop komt deze uitspraak, die hen dwingt om 42 miljoen frank te betalen. Bovendien is er een terugvorderbare toelage van 42 miljoen frank. Die toelage hebben ze in 1991 van minister Dewael gekregen. Ze was onder bepaalde voorwaarden toegekend. Die voorwaarden zijn niet gerealiseerd. In de mate dat de provincie en de stad hun verantwoordelijkheid zouden nemen, zouden de bedoelde middelen worden teruggevorderd. Het ging om betalingen bij ontstentenis van het engagement van de stad en de provincie. Het was een vorm van prefinanciering, met de mogelijkheid tot terugvordering achteraf. Het gaat om een meer en meer theoretische schuld, die onder bepaalde voorwaarden zou kunnen worden teruggevorderd.
De Vlaamse overheid heeft volgens de minister ten aanzien van de KVS bijzondere inspanningen geleverd. Minister Weckx heeft zich gebaseerd op objectieve criteria, maar werd wellicht ook beïnvloed door zijn liefde voor Brussel. Onder meer met middelen uit de Lottopot heeft hij een bijkomende inspanning gedaan. Die was aangekondigd als eenmalig. Minster Luc Martens zegt echter dat hijzelf die bijdrage jaar na jaar verlengd heeft. Gezien de grote schuld en ondanks de grote inspanningen die werden gedaan voor de KVS, is de minister erg terughoudend om bijkomende middelen uit te trekken. Men kan zich immers vragen stellen over de solvabiliteit van de KVS.
Een financiële tussenkomst om een arbeidsrechtelijk correcte overgang te realiseren van het vastbenoemde kader naar een theater dat werkt met contractuelen, zou aan de zaak niets veranderen. Er is een overgang van het oude naar het nieuwe regime, maar dat geldt ook voor vele andere. Het bezwaar van de minister tegen het creëren van een precedent blijft dus gehandhaafd.
De arbeidsrechtelijke problemen en de verbouwing van de KVS zijn twee verschillende dossiers. De verbouwing van de KVS betreft de renovatie, de restauratie en de uitbreiding van het pand waarbinnen het Vlaamse theater ruimte moet krijgen. Misschien moet ervoor worden geopteerd om dit pand om te bouwen tot een soort van theaterhuis, waarin onder meer een repertoiregezelschap een vast podium heeft. Als dat de KVS kan zijn, zoveel te beter. Maar dan moet de KVS tonen dat ze daartoe bekwaam is. Anders is het niet uitgesloten dat er zich morgen een nieuwe groep aandient om er theater te maken.
Het moet om een toneelhuis gaan, waarin ook andere gezelschappen en andere toneelvormen hun plaats krijgen, en waar een wederzijdse bevruchting mogelijk moet zijn. Het gebouw is eigendom van de stad Brussel, dat ter beschikking wordt gesteld van de KVS. Er worden veel middelen uitgetrokken voor de renovatie en de restauratie van het gebouw. Er wordt gesproken van een bedrag van 1,7 miljard frank. Dat bedrag is moeilijk te verantwoorden als een investering die slechts voor één gezelschap nuttig zou zijn. De minister is er voorstander van om de hele Brusselse theaterwereld daarvan te laten profiteren. Er zijn dus heel wat mogelijkheden, maar in de eerste plaats moet de KVS zelf haar leefbaarheid bewijzen.
3. Repliek van de vraagsteller en antwoord van de minister
De heer Jos Stassen erkent dat het falend beleid van de oude KVS een deel van de oorzaak van de schuld van 42 miljoen frank verklaart. De spreker leidt uit het antwoord van de minister af dat er een derde KVS moet komen, als de tweede het niet kan oplossen. Hij vraagt zich echter af of hier geen sprake is van de kwadratuur van de cirkel : kan dit probleem wel worden opgelost? Het podiumkunstendecreet schrijft met reden voor dat de middelen moeten worden besteed aan podiumactiviteiten. Blijft echter de vraag hoe de 42 miljoen frank zal worden betaald. De heer Stassen noemt dit een levensgroot probleem.
Minister Luc Martens zegt niet blind te zijn voor dit probleem. Een mogelijke oplossing zijn bijkomende overheidsmiddelen. De minister is daar echter geen voorstander van. Wel wil hij dat er ook in de toekomst repertoiretheater zou worden gecreëerd. De KVS moet nu nagaan of er goede redenen zijn om in cassatie te gaan, en of onderhandelen mogelijk is met zijn gesprekspartner. Dat is echter de zaak van de raad van bestuur van de KVS. Niemand heeft echter een monopolie op repertoiretheater. Niets verhindert dat bij het verdwijnen van het gezelschap, nieuwe creatieve krachten ontstaan die een volkomen nieuw repertoiregezelschap zullen oprichten.
De minister onderstreept dat het niet zijn taak is om theater te organiseren. Hij moet enkel de mogelijkheden bieden waarbinnen kan worden gewerkt. Het komt erop aan dat er een goed programma door een goed gezelschap wordt aangeboden. Na een advies worden middelen ter beschikking gesteld. De minister beklemtoont dat hij vaak heeft genoten van wat de KVS programmeert. Wanneer er zich omstandigheden voordoen waardoor de KVS niet meer kan functioneren ondanks de bijzondere inspanningen van de overheid, is het niet uitgesloten dat de plaats morgen door anderen wordt ingenomen.
Volgens de heer Jos Stassen ontstaat zo een perfide situatie. De voorbije jaren werd terecht kritiek geleverd op repertoiregezelschappen, omdat het niet meer bij de tijd was. Nu proberen die gezelschappen uit het dal te geraken. Ze zitten echter opgezadeld met een erfenis uit het verleden. De spreker vraagt of de overheid daarin niet zijn verantwoordelijkheid dient te nemen. De overheid heeft zelf gevraagd dat de gezelschappen betere kwaliteit zouden bieden.
Minister Luc Martens repliceert dat de KVS jaarlijks 150 miljoen frank krijgt van de overheden. In Gent en Antwerpen gaat het om kleinere bedragen. Er moet een verdelende rechtvaardigheid bestaan. De minister onderstreept dat budgettair gezien de maat voor hem vol is. Hij is niet bereid een grotere inspanning te leveren.
- Het incident is gesloten.