Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin Vergadering van 16/06/1998
Interpellatie van de heer Johan Malcorps tot mevrouw Wivina Demeester-De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over het onderzoek naar en de promotie van borstvoeding
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Malcorps tot mevrouw Demeester, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over het onderzoek naar en de promotie van borstvoeding.
De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, borstvoeding is en blijft de natuurlijkste, de tederste en tegelijk de gezondste manier om kinderen gedurende de eerste levensmaanden te voeden. Daarom is het recht op borstvoeding een basisrecht voor elk kind. Uit wetenschappelijke onderzoeken blijkt ten overvloede dat baby´s via borstvoeding alle noodzakelijke voedingsbestanddelen meekrijgen en de nodige weerstand kunnen opbouwen.
In het kader van een preventief gezondheidsbeleid voor zuigelingen is het bevorderen van borstvoeding een belangrijke beleidskeuze, die op Vlaams niveau is gesitueerd. Uit een onderzoek in opdracht van de Vereniging voor Begeleiding en Bevordering van Borstvoeding in opdracht van federaal minister van Gezondheid Colla blijkt dat in de Vlaamse en Nederlandstalige Brusselse kraamklinieken 56 percent van de moeders voor borstvoeding kiest. Dat is niet zo slecht, maar het streefdoel van het babyvriendelijk ziekenhuisinitiatief van de Wereldgezondheidsorganisatie en Unicef is dat minstens 75 percent van de vrouwen borstvoeding zou geven op het moment dat ze het ziekenhuis verlaten. Het is algemeen bekend dat dat aantal nadien snel afkalft. Het lijkt me aangewezen de inspanningen te verhogen om borstvoeding te stimuleren vanwege de overheid, en vooral de Vlaamse overheid die hiervoor bevoegd is. Mevrouw de minister, u hebt hierin een belangrijke verantwoordelijkheid.
Van groot belang is ook dat de producenten van babyvoeding zich houden aan de internationale gedragscode voor het op de markt brengen van vervangingsmiddelen voor moedermelk. Dit is een kwestie van leven of dood in vele ontwikkelingslanden, maar ook in Vlaanderen wordt nog erg kwistig omgesprongen met reclamepakketten van firma´s voor zuigelingenvoeding en wordt daardoor een consequent aanmoedigingsbeleid ten aanzien van borstvoeding doorkruist.
Gezien de vele bewezen weldaden van borstvoeding is het anderzijds erg cynisch dat schadelijke stoffen uit ons milieu in niet te miskennen concentraties in moedermelk voorkomen. Juist omwille van het belang van borstvoeding voor de gezonde ontwikkeling van het kind, moet er dringend duidelijkheid komen over het voorkomen van deze vreemde stoffen in moedermelk. Dit probleem gewoon verzwijgen is geen oplossing. Ouders hebben het recht op volledige en objectieve informatie en de samenleving als geheel moet al het mogelijke doen om de verontreiniging van een van de kostbaarste voedingsbronnen zo snel mogelijk tot nul te herleiden. Als ergens het voorzorgsprincipe moet gelden, is het uiteraard hier.
Concreet komen een reeks van organochloorverbindingen, pesticiden, PCB´s, dioxines en ook een reeks van zware metalen in moedermelk voor. Het dioxineprobleem is het bekendste. Zeker de laatste maanden kreeg het ruime aandacht, maar al in 1988 werden in het kader van het wereldgezondheidsonderzoek moedermelkanalyses uitgevoerd door het IHE in Vlaanderen. Alhoewel dat onderzoek dus al tien jaar oud is, is het het laatste structureel onderzoek over deze aangelegenheid. De gemiddelde gemeten concentratie voor dioxines bedroeg toen 39,5 picogram toxisch equivalent per gram melkvet. Daarmee scoorde Vlaanderen het hoogst van alle landen waar de wereldgezondheidsorganisatie op dat moment metingen uitvoerde.
De laatste metingen door het Nederlandse RIVM in het kader van een nieuw wereldgezondheidsonderzoek in 1995, maar dan in Wallonië en Brussel, tonen waarden aan die een stuk lager liggen : tussen de 20 en 27 picogram. De laatste meting in Vlaanderen zelf was zeer beperkt : slechts negen vrouwen werden onderzocht. De meting kwam er op initiatief van het VITO en Kind en Gezin, in 1992. Ze leverde toch nog een gemiddelde waarde op van 34,4 picogram. We kunnen daaruit besluiten dat het zeer gering aantal beschikbare meetresultaten wijst op een soort van status-quo in de concentraties van dioxines in de moedermelk.
We kunnen enkel besluiten dat we over onvoldoende gegevens beschikken om een zinvolle uitspraak te kunnen doen over de evolutie van de gehalten aan dioxinen in moedermelk in de verschillende regio´s in België. Omdat het eerste WGO-onderzoek in Vlaanderen gebeurde en het tweede in 1995 in Wallonië en Brussel, is een vergelijking in feite onmogelijk.
Het meest verontrustende is dat harde gegevens voor de laatste jaren, zeker voor Vlaanderen, totaal ontbreken. Om het cru te stellen : de kwaliteit van de koemelk wordt veel regelmatiger en nauwkeuriger gecontroleerd dan de moedermelk, namelijk tot vijf keer per jaar zoals de federale ministers Colla en Pinxten hebben aangekondigd. Moedermelk wordt slechts om de vijf jaar bemonsterd en als we elke regio apart bekijken slechts om de tien jaar. Dit is schandalig. Op basis van dit schrijnend tekort aan informatie kan men geen verantwoorde beleidsbeslissing nemen.
In een recente VITO-studie voor de Vlaamse Milieumaatschappij over normen voor dioxinen wordt de blootstelling aan zuigelingen via de moedermelk geschat op 150 picogram toxisch equivalent per kilogram lichaamsgewicht per dag. Uit diverse aangehaalde onderzoeken trekt met het volgende besluit - en ik citeer : ´In borstvoeding worden zodanig hoge doses dioxinen aangetroffen dat voor baby´s de dagelijks toelaatbare inname - volgens de WHO tot voor kort 10 picogram - gemakkelijk wordt overschreden. In moedermelk worden immers regelmatig gehalten aangetroffen die een factor 20 hoger zijn dan in koemelk. Deze hoge graad van opstapeling is het resultaat van een voortdurende opname door de moeder gedurende 25 à 30 jaar.´
Zoals u wellicht weet, collega´s, heeft de WGO de gezondheidsnorm van 10 picogram inmiddels verlaagd tot een marge tussen 1 en 4 picogram. Koemelk met een concentratie boven de 5 picogram wordt nu door minister Pinxten uit de handel genomen.
Natuurlijk moet men met de vergelijking tussen moedermelk en flessenkoemelk uitkijken. Verschillende deskundigen nemen aan dat voor moedermelk hogere dagelijkse innamen aanvaardbaar zijn omdat de borstvoedingsperiode beperkt blijft in de tijd, terwijl bij melk met een levenslange inname rekening moet worden gehouden. Anderzijds zouden baby´s die een jaar lang borstvoeding krijgen tussen 9 en 14 percent binnenkrijgen van de levenslange veilige dosis aan dioxinen. Ook zijn zuigelingen in de zogenaamde neonatale periode vlak na de geboorte veel kwetsbaarder dan op latere leeftijd.
Naast dioxinen werden in 1988 door het IHE ook andere concentraties PCB´s en pesticiden in hoge concentraties teruggevonden in de moedermelk van Vlaamse vrouwen. Daaromtrent is geen gestructureerd onderzoek meer gebeurd sinds tien jaar.
Toch wil ik niet zeggen dat borstvoeding een slechte keuze is, wel integendeel. Op basis van al het onderzoek dat op dit moment vooral dan in het buitenland is gebeurd, kunnen we besluiten dat borstvoeding de beste keuze blijft. De meest wetenschappelijke comités die zich de voorbije jaren over deze problematiek bogen in de Verenigde Staten, Duitsland, Engeland en Nederland kwamen tot het besluit dat de voordelen van borstvoeding nog altijd opwegen tegen de nadelen van contaminanten. Allen zijn het er echter eveneens over eens dat in moedermelk geen vervuilende stoffen zouden mogen voorkomen en dat de effecten van deze vervuilende stoffen op lange termijn niet te voorspellen zijn.
Ik wil even stilstaan bij één van de meest uitvoerige en recente studies van professor Corinne Koopman-Esseboom uit Nederland in 1996 bij 207 moeder- kindparen, waarvan 105 met keuze borstvoeding en 102 met keuze flessenvoeding. Deze studie wijst enerzijds op de gunstige effecten van borstvoeding op de psychomotorische ontwikkeling van kinderen, en anderzijds op een onmiskenbaar negatief effect van vooral prenatale maar ook postnatale blootstelling aan dioxinen en PCB´s op diezelfde psychomotorische ontwikkeling bij kinderen van drie en zeven maanden oud. Hierdoor werden de voordelen van borstvoeding ten opzichte van flessenvoeding tenietgedaan. Voor kinderen van 18 maanden werd nog altijd een negatief verband vastgesteld. Met het ouder worden schijnen de effecten van het type voeding en van de al dan niet blootstelling aan schadelijke stoffen zich uit te vlakken. De onderzoekers sluiten echter niet uit dat de vastgestelde negatieve invloeden van de PCB´s en de dioxinen in een vroege en zeer kritieke ontwikkelingsfase van het kind op latere leeftijd wel effecten kunnen hebben.
Tot soortgelijke conclusies kwam bijvoorbeeld dokter Walter Rogan van het National Institute of Environmental Health Sciences te North Carolina in de Verenigde Staten, die gedurende 15 jaar een groep van 900 moeders en kinderen volgde.
Ik ga niet stilstaan bij de reeks studies over de blootstelling aan hoge doses dioxinen bij ongevallen in Taiwan en Japan, dierproeven enzovoort, waarin duidelijk is gebleken dat er een verband is tussen dioxinen, PCB´s, geboorteafwijkingen, ontwikkelingsstoornissen enzovoort.
Welke besluiten werden in het buitenland uit dit soort studies en onderzoeken getrokken? Ik zou even willen stilstaan bij de situatie in Duitsland en in Nederland. De Duitse commissie voor onderzoek naar residu´s in voeding bepaalde in 1984 haar standpunt over schadelijke stoffen in de moedermelk en de gevolgen voor borstvoeding. Dit standpunt was tweeledig. Ten eerste is borstvoeding gedurende de eerste vier levensmaanden een absolute aanrader, ongeacht de niveaus van vervuilende stoffen in de moedermelk.
Ten tweede konden moeders, die hun baby´s langer dan vier maanden de borst wilden geven, best hun melk op residu´s laten onderzoeken. Naargelang het gehalte aan schadelijke stoffen in de moedermelk, zou dan worden bepaald hoeveel moedermelk best nog kon worden gegeven.
Voedselcontrolelabo´s in alle Duitse deelstaten boden de voorbije jaren kosteloos moedermelkanalysen aan, ongeacht hoe lang de moeder al voeding had gegeven. In 1990 werden in Duitsland bijvoorbeeld 6000 moedermelkanalysen uitgevoerd.
Inmiddels is men hier gedeeltelijk op teruggekomen. Uit het onderzoek bleek dat de gehaltes aan schadelijke stoffen in de moedermelk fel waren verminderd : de pesticiden met 50 tot 80 percent en de dioxinen met 50 percent. Op basis van deze vaststelling gaf de borstvoedingscommissie een nieuw advies uit. Dit zou bij ons onmogelijk zijn omdat we niet over dit soort gegevens beschikken. Ten eerste werd borstvoeding tot zes maanden zonder meer aangeraden en ook na zes maanden is het probleemloos, zij het in combinatie met andere voeding.
Ten tweede wordt aan de verschillende gezondheidsdepartementen in de deelstaten het advies gegeven te stoppen met de analyse van individuele moedermelkstalen, met uitzondering van stalen die mogelijk sterk verontreinigd zijn, bijvoorbeeld uit risicogebieden.
Drie, in plaats daarvan opteert men voor een gecoördineerde monitoring op deelstaatniveau om het gehalte aan residu´s in de moedermelk op de voet te kunnen volgen.
In Nederland werd de blootstelling in de moederschoot en tijdens de lactatie uitgebreid onderzocht. Ik verwees al naar professor Koopman. Ook dokter Huisman heeft daar onderzoek naar verricht, onder meer door meting van dioxines en PCB´s in navelstrengbloed, in maternaal bloedplasma van zwangere vrouwen en in moedermelk. Een advies van de Nederlandse Gezondheidsraad van 1996 maakt duidelijk dat de blootstelling van zuigelingen aan dioxines en PCB´s door borstvoeding erg hoog ligt. Uit onderzoeken naar de negatieve effecten op de ontwikkeling van kinderen bleek dat die ook te maken hebben met blootstelling aan schadelijke stoffen tijdens de zwangerschap. Aan de andere kant zijn de positieve effecten van borstvoeding op de psychische en neuromotorische ontwikkeling onmiskenbaar.
De studie van de Gezondheidsraad besluit als volgt : ´Op wetenschappelijke gronden is in Nederland geen duidelijke voorkeur uit te spreken voor een van beide wijzen van voeden. Derhalve dient de aanstaande moeder in alle vrijheid te kunnen afwegen op welke wijze ze haar kind wil voeden´. Tot dit besluit komt men mede doordat in Nederland een dalende trend bestaat van de waarde aan dioxines in de moedermelk : een vermindering van 10 tot 30 percent tussen 1988 en 1993. Het gehalte aan PCB´s bleef daarentegen stabiel. Dit soort cijfers kunnen wij niet voorleggen.
Het belangrijkste besluit van de Nederlandse Gezondheidsraad is echter dat de blootstelling van kinderen vóór de geboorte en tijdens de zoogperiode het best wordt beperkt door het handhaven van een blootstellingsnorm voor de moeder en daarmee voor heel de bevolking. Met andere woorden : de hele normering van schadelijke stoffen moet worden afgestemd op de kwetsbaarste groep, die van kleine kinderen. Dit is de essentie van een resolutie die ik enige tijd geleden heb ingediend, namelijk de ecologische kinderrechten.
Professor Koppe van de Vrije Universiteit van Amsterdam, een autoriteit terzake, verdedigt het recht van moeders op een analyse van hun moedermelk, opdat ze zelf zouden kunnen bepalen hoeveel weken ze hun kind zullen voeden. Zeker oudere vrouwen moeten hiertoe het recht krijgen, want zij hebben al meer dioxines kunnen accumuleren in hun vetweefsel. Professor Koppe vraagt vooral aandacht voor premature kindjes of kinderen met een laag geboortegewicht. Hoe minder vetweefsel een kind heeft, hoe minder ruimte om dioxines op te slaan en hoe meer schade die kunnen aanrichten in vitale organen. Juist voor de heel zwakke kinderen kan worden gezocht naar manieren om de moedermelk te zuiveren.
Aangezien in de materniteit de moedermelk voor deze kinderen toch wordt afgekolfd, is het behandelen van de melk verantwoord. Professor Koppe ontwikkelde een methode waarmee het melkvet dat schadelijke stoffen bevat, wordt afgeroomd en gezuiverd alvorens het aan de kindjes wordt gegeven. Aangezien de heilzame stoffen van moedermelk zich vooral in de waterige fractie en niet in de vetfractie bevinden, zou op die manier voor de meest kwetsbare zuigelingen een optimaal resultaat worden bereikt. Minister Colla steunt een soortgelijk project in samenwerking met professor Koppe aan de UIA. Voorlopig zijn er nog geen middelen vrijgemaakt. Mijns inziens is dit niet enkel een federale verantwoordelijkheid. Welke initiatieven nemen we op Vlaams niveau, op het gebied van onderzoek en voorlichting?
We mogen geen twijfel laten ontstaan. Borstvoeding blijft een absolute aanrader, maar daarmee is de kous niet af. In moedermelk zitten wel degelijk hoge concentraties aan schadelijke stoffen. Als we zeker willen zijn dat kinderen in de toekomst veilige borstvoeding krijgen, moeten we nu optreden. Borstvoeding is een geboorterecht, het eerste van alle kinderrechten.
Ik kom tot mijn concrete vragen aan de minister. Welke inspanningen levert de Vlaamse overheid binnen haar bevoegdheid van preventief gezondheidsbeleid om borstvoeding maximaal te promoten? We hebben een achterstand ten opzichte van Wallonië en Brussel. We halen de richtlijnen van de WGO niet. Welke inspanningen leveren we om opdringerige publiciteit voor vervangende zuigelingenvoeding - zeker in de kraamafdelingen - zoveel mogelijk te weren? Welke taakafspraken bestaan hierover met Kind en Gezin en met de federale minister?
Wordt er in overleg met de federale overheid werk gemaakt van een inventarisatie van toxische stoffen in moedermelk, rekening houdend met risicogebieden in Vlaanderen? Het heeft voor mij geen belang wie de inventaris opmaakt, maar het is een schande dat we niet over de nodige cijfers beschikken. Zo kunnen we gewoonweg geen beleid voeren.
Is er ruimte voor begeleiding en ondersteuning van vrouwen in risicogebieden die bewust kiezen voor borstvoeding, of voor vrouwen met kwetsbare kinderen, voor bijvoorbeeld analyse en/of behandeling van de moedermelk? Welke initiatieven neemt de minister inzake voorlichting van vrouwen over de risico´s van toxische stoffen in moedermelk? Bereidt de minister een advies voor naar het model van de Nederlandse Gezondheidsraad? Worden adviezen voorbereid die zijn gericht op vrouwen die hun kind langere tijd borstvoeding willen geven? Welk onderzoek loopt er momenteel naar borstvoeding en gezondheid? Zal de minister aandringen op bijkomend onderzoek?
De voorzitter : Mevrouw Avontroodt heeft het woord.
Mevrouw Yolande Avontroodt : Ik heb veel bewondering voor de expertise van de heer Malcorps. Ik heb veel bijgeleerd.
Er zit me één ding dwars, mijnheer Malcorps. U doet alsof moedermelk vanzelfsprekend voorhanden is. Dat is niet het geval. Bovendien verkeert een vrouw vlak na de bevalling, wanneer de moedermelk op gang moet komen, in een emotionele fase. Ik vind het nogal delicaat om juist in die periode onderzoek uit te voeren naar de kwaliteit van de moedermelk. We moeten daar zeer omzichtig mee omspringen. We moeten oppassen voor een tegenovergesteld effect.
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Het is zeker niet mijn bedoeling een veralgemeend onderzoek van de moedermelk in te voeren. Het zou nefast zijn alle vrouwen daaraan te onderwerpen. Voor een aantal risicogroepen moet de mogelijkheid tot onderzoek wel worden geschapen.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Ook ik wil de heer Malcorps danken voor zijn uitgebreide interpellatie. Ik heb zelf onlangs ervaren dat men na de bevalling aan de moeder vraagt of ze moedermelk of flesvoeding wil geven. Als het antwoord moedermelk is, reageert men verbaasd. Zo zal het weliswaar niet overal in zijn werk gaan.
Moedermelk heeft uiteraard moeilijk of niet vervangbare kwaliteiten, zeker tijdens de eerste levensweken. Bij langer gebruik komt men in onze samenleving voor een aantal problemen te staan. Na enkele weken zijn vrouwen immers verplicht terug te gaan werken. Het is niet evident dan nog verder borstvoeding te geven.
In elk geval hebben we er alle belang bij borstvoeding tot op zekere hoogte te promoten. Ik moet mevrouw Avontroodt in die zin bijtreden. Men moet op dat moment niet alleen testen doen. Het is sowieso al een kritisch moment : het kind is er plots en de vrouw moet borstvoeding geven. Toch moet borstvoeding op een positieve manier worden gepromoot.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Ik voel me bijna genoodzaakt om ook een betoog te houden. Ik wil de heer Van Dijck bijtreden inzake het aanmoedigingsbeleid. Ik heb persoonlijk ervaren dat het erg belangrijk is dat de omgeving stimulerend werkt. Dat gaat verder dan de familiale kring, ook ziekenhuizen moeten borstvoeding stimuleren.
Borstvoeding is de eerste weken erg belangrijk, ook voor de relatie met het kind. In dit land kan men er de eerste vijftien weken voor kiezen, daarna wordt het veel moeilijker. In sommige ziekenhuizen staat men bovendien nogal huiverachtig tegenover borstvoeding. Ik had daarin veel geluk. Men heeft mij enorm gestimuleerd. Pas de laatste weken heeft men mij ervan kunnen overtuigen voor borstvoeding te kiezen. Ik twijfelde omwille van mijn werksituatie.
Ik sta wel huiverachtig tegenover een onderzoek in de beginfase. Het is een moeilijke beslissing voor elke vrouw, en zeker voor iemand die buitenshuis werkt. Voor iemand met een actief beroeps- of verenigingsleven is het niet evident borstvoeding vol te houden. Ik wil dan ook aan de Vlaamse overheid en federaal minister Colla vragen om jonge moeders te stimuleren om borstvoeding te geven, ook al is het maar voor een korte periode. Elke periode van borstvoeding, hoe kort ook, is zinvol. Ik wil tot slot de heer Malcorps danken voor deze interpellatie.
De voorzitter : Minister Demeester heeft het woord.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Mijnheer de voorzitter, het aantal sprekers heeft bewezen hoe belangrijk dit onderwerp is. Ongeveer 50 percent van de commissieleden en anderen die hier aanwezig zijn hebben ervaring met borstvoeding. Alle voordelen en eventuele nadelen in beschouwing genomen, slaat de balans altijd over naar de keuze voor borstvoeding.
In een ander debat hebben we het al gehad over de eventuele hoeveelheden dioxine die men zou kunnen vinden in moedermelk en aanleiding zouden kunnen geven tot een zekere vorm van groeiachterstand. Onderzoeken hebben echter uitgewezen dat indien er een zekere achterstand zou ontstaan ten gevolge van een overdosis dioxine, die na enkele weken verdwijnt omwille van de positieve pedagogische en psychologische elementen van borstvoeding.
Ik wil onderstrepen dat men de zaak niet te wetenschappelijk, te mathematisch en te onderzoeksmatig mag benaderen. Daardoor zou de mentale aanmoediging om moeders voor borstvoeding te doen kiezen, verloren gaan. De psychose die soms ten aanzien van bepaalde problemen ontstaat, zou ons zelfs leiden tot de vraag of we nog wel kinderen op de wereld kunnen zetten. Er moet ruimte zijn voor een natuurlijke benadering van de dingen, zonder constant schrik te hebben.
De taken van de Vlaamse overheid met betrekking tot promotie van borstvoeding worden uitgevoerd door de diensten van Kind en Gezin. Ik opteer er niet voor om de federale minister van Volksgezondheid daarbij te betrekken, ook al heeft hij daartoe misschien de neiging omwille van zijn recente ervaring. Dit behoort echter niet tot zijn bevoegdheid. Het is voor de mensen trouwens moeilijk als verschillende instanties of overheden promotie voeren en maatregelen nemen. Kind en Gezin is sinds 1921 een geloofd en geprezen instituut en staat overal ter wereld model. Kind en Gezin heeft de taak borstvoeding te promoten op zich genomen en moet die taak behouden.
Het klopt dat in Vlaanderen minder vrouwen borstvoeding geven dan in Nederland. We moeten echter eerst vergelijken hoeveel vrouwen actief zijn op arbeidsmarkt. In Nederland ligt dat percentage veel lager dan in Vlaanderen. Daaruit blijkt dat actief participeren aan de arbeid de keuze voor borstvoeding enigszins afremt. Ik wijt het verschil tussen Vlaanderen en Nederland dus niet aan gebrekkige promotiecampagnes of zo.
Elke moeder krijgt na de bevalling minstens eenmaal en meestal vaker het bezoek van een regioverpleegkundige van Kind en Gezin. Tijdens de gesprekken komt het thema borstvoeding ter sprake, voorzover de betrokken moeder dat wenst. Sommigen worden ergens anders overtuigd. De dienst ontwikkelde ook een brochure die borstvoeding promoot, waarin de vrouw praktische richtlijnen vindt en waarin de meest courante vragen en problemen worden besproken. Er is eveneens een goede video rond borstvoeding ontwikkeld.
België heeft reeds op 21 mei 1981, samen met de andere EU-lidstaten, een internationale gedragscode ontwikkeld voor het op de markt brengen van vervangmiddelen voor moedermelk. Die code is goedgekeurd in de uitvoerende raad van de Wereldgezondheidsorganisatie. Enkele hoofdpunten in de code zijn onder meer dat geen gratis stalen van kunstmatige zuigelingenvoeding worden bezorgd aan moeders die borstvoeding geven. Bovendien mag er geen reclame voor kunstmatige zuigelingenvoeding worden gemaakt. Het federale niveau moet waken over de toepassing van deze code, omdat het bevoegd is voor eetwareninspectie en voeding. We kunnen aan Kind en Gezin vragen om nog actiever borstvoeding te promoten, ook al vind ik een persoonlijk gesprek de beste methode. Zoals u weet, ben ik geen voorstander van groots opgevatte campagnes en dat geldt ook met betrekking tot borstvoeding.
Wat de verdere vragen betreft, is het inderdaad correct dat de Vlaamse overheid tot op heden geen initiatief heeft genomen tot inventarisatie van de toxische stoffen in de moedermelk. Indien dit nodig blijkt, dan zal dit moeten kaderen in de context van wat we momenteel aan het opzetten zijn en van de desbetreffende beslissing om jaarlijks 50 miljoen frank - wat heel veel is - uit het wetenschappelijk onderzoek te besteden aan milieugerelateerde problemen. De nadruk zal daarbij niet liggen op eenmalige studies, maar wel op opvolgingsonderzoeken. Dit is volgens mij een bijzonder belangrijke beslissing waarvan het belang evenwel nog niet tot iedereen is doorgedrongen.
Gisteren nog had ik in het kader van een ander dossier een gesprek met een professor die mij ontmoedigde in mijn initiatieven om vandaag onderzoeken te starten. Hij zei mij namelijk dat een onderzoek van korte duur geen enkele betekenis heeft in alles wat we vandaag willen weten. Mensen - en dan vooral mannen - zullen in de volgende eeuw gemakkelijk honderd jaar kunnen worden. Daarom heb ik hem geantwoord te hopen binnen veertig jaar - ervan uitgaand dat ik die gezegende leeftijd van honderd jaar mag bereiken - met tevredenheid terug te mogen blikken op de beslissing die we hier anno 1998 nemen. Door de monitoring van veertig of misschien zelfs van twintig jaar zullen we wellicht een aantal effecten kunnen determineren die belangrijk kunnen zijn voor de toekomstige gedragingen en voor de beslissingen die we moeten nemen.
We moeten ernaar streven om de uitstoot van schadelijke stoffen en heel in het bijzonder van dioxine terug te dringen en tot een absoluut minimum te beperken. Dat is onze plicht. Elke meetbare hoeveelheid moet daarbij reeds als een te grote hoeveelheid worden beschouwd. Ik verwijs in dit verband naar de discussie over de verbrandingsovens waarbij men zich afvroeg of het niet-meetbaar zijn gelijkgesteld kon worden met het niet-schadelijk zijn. Maar zeggen dat de ovens dicht moeten, is al te gemakkelijk. Dan zouden we immers allemaal op onze afvalhoop moeten gaan zitten, en ook daar zullen heel wat schadelijke stoffen uit vrijkomen waarvan de resultaten ook meetbaar zullen zijn.
Wij hebben als overheid een moeilijke, maar fundamentele plicht om dergelijke beslissingen te treffen. We moeten er dus inderdaad naar streven de toxiciteit van bepaalde stoffen - waarbij ik in de eerste plaats aan dioxine en in de tweede plaats aan PAK´s denk - zo laag mogelijk te houden. Ondertussen moeten we permanente onderzoeken, registraties en monitoring blijven verrichten waarvan we binnen tien of twintig jaar de effecten en resultaten kunnen meedelen.
Sta mij toe een ander voorbeeld te geven. Er worden momenteel veel congressen georganiseerd met betrekking tot de eventuele gevaren en schadelijke stoffen van de GSM. Er is maar één manier om hierover duidelijke antwoorden te krijgen en dat is het noteren, vanaf vandaag en werkelijk om de minuut, hoe vaak de GSM´s worden gebruikt, het merk ervan, de afstand tot het oor, enz. Na tien jaar zullen we dan op grond van die metingen met zekerheid kunnen zeggen wat inderdaad de eventuele schadelijke effecten zijn.
De verantwoordelijkheid mag niet alleen bij de politiek, bij de controlerende en bij de uitvoerende macht worden gelegd. Ook de media moeten hun verantwoordelijkheid opnemen, want zij jagen de bevolking angst aan met schrikbeelden. Door hun toedoen durven de mensen haast geen stap meer te verzetten en haast niets meer te doen, maar ze willen wel in een gezegende welzijnsmaatschappij leven. We moeten echt ophouden met de mensen voortdurend de stuipen op het lijf te jagen en ongerust te maken zolang we zelf de antwoorden niet kennen op de gestelde vragen.
Ik zal nog een voorbeeld geven. Vorige week zou er een door 22 vooraanstaande professoren ondertekende brief de wereld zijn ingestuurd op het ogenblik dat wij op het kabinet met peers het onderzoek ontleedden. Ik kan u hier zwart op wit zeggen dat dit werkelijk een vorm van manipulatie was. Ik heb toen onmiddellijk naar een van die professoren - de eerste ondertekenaar van die fameuze brief - gebeld met de vraag of hij het vorige onderzoek had gelezen. Die professor heeft mij duidelijk ´neen´ geantwoord. Ik heb hem toen natuurlijk gevraagd waarom hij dan in godsnaam die brief had ondertekend. Met dat soort toestanden worden we voortdurend geconfronteerd. Indien ik al deze 22 professoren zou bellen, zou blijken dat misschien drie de resultaten van het onderzoek hebben gelezen.
Daarom hecht ik zo een groot belang aan onderzoeken op lange termijn : geen onderzoeken van drie maanden of van één jaar, maar onderzoeken van vijf of tien jaar. Vandaar ook dat ik zeg dat we binnen twintig of veertig jaar met tevredenheid zullen terugblikken op de beslissingen die we nu nemen. Ook alles wat we in het buitenland kunnen leren, is voor ons bruikbaar. Het resultaat van dit alles is dat borstvoeding nog altijd te verkiezen is boven geen borstvoeding. Die boodschap moeten we aan de mensen proberen verkondigen. Tegelijk moeten we proberen de toxiciteit van sommige in de moedermelk voorkomende stoffen tot een zo laag mogelijk peil te reduceren.
Om enigszins in dezelfde sfeer te blijven : we mogen geen klimaat creëren waarin we niet bereid zijn onze wegwerpluiers te vervangen door stoffen doeken, die we opnieuw gaan wassen, en zo te voorkomen dat die wegwerpluiers een afvalhoop opleveren die niet kan worden verbrand. Met een dergelijk beleid komen we in een straatje zonder einde terecht. Wij, politici, zijn enigszins de waterdragers van wat in de media wordt verteld. Eenvoudige, maar o zo kostbare waarden als borstvoeding gaan daardoor wat verloren. Maar ik ben een beetje aan het afdwalen. Ik pleit er dus sterk voor om de vijftig miljoen frank per jaar vooral te besteden aan registraties en metingen, zodat we na verloop van tijd met concrete resultaten op de proppen kunnen komen.
In zeldzame gevallen, zoals bij ernstige aandoeningen bij de moeder en bij de inname van bepaalde geneesmiddelen, is borstvoeding uiteraard niet aangewezen. Het is de taak van de behandelende artsen om in die gevallen de toekomstige moeders daarover te informeren en hen daarbij te begeleiden.
Wat de PCB´s en de dioxine betreft, heeft de commissie Moedermelk van de Nederlandse Gezondheidsraad gesteld dat er in Nederland geen reden is om de vrijheid van de ouders te beperken in de keuze tussen borst- en flesvoeding voor het kind. Wat voor Nederland goed is, zal ook wel goed zijn voor Vlaanderen. Als u het belangrijk vindt, ben ik zeker bereid om de leden van de Vlaamse Gezondheidsraad te vragen of ze hetzelfde denken. Ik ben er echter vrij zeker van dat dit inderdaad het geval is. Als we voorlichting willen geven die gericht is op specifieke doelgroepen, moet dat wel via de geëigende kanalen gebeuren : de artsen, Kind en Gezin, enzovoort. Er is geen reden om in Vlaanderen anders te werk te gaan dan in de overige Europese landen. Daarom blijf ik ervan overtuigd dat het goed is om borstvoeding via de geëigende kanalen te blijven promoten.
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mevrouw de minister, ik ben het grotendeels met u eens. Toch moeten we er ons voor hoeden de zaken niet om te draaien. Het is een feit dat er schadelijke stoffen zitten in de moedermelk, in ons lichaam en in het milieu in het algemeen. Voor dat probleem zijn we allen medeverantwoordelijk. Elk kind heeft een fundamenteel recht op borstvoeding. Als dat recht - door de milieuproblemen - in gevaar komt, moeten we er zo snel mogelijk voor zorgen dat de milieuvervuiling wordt teruggedrongen. De stoffen die nog altijd in veel te hoge concentraties in de moedermelk zitten, horen daar gewoon niet in thuis. Ze moeten er dus zo snel mogelijk uit verdwijnen.
Dit alles neemt echter niet weg dat borstvoeding, zelfs met die schadelijke stoffen, nog altijd beter is dan flesvoeding. Borstvoeding zonder schadelijke stoffen is uiteraard nog veel beter. Daar moeten we naar streven. Zeker bij hoge dosissen zijn er immers al onmiskenbaar neveneffecten vastgesteld als gevolg van dioxines, pesticiden of PCB´s. Bij lage dosissen zijn de gevolgen momenteel nog niet zo duidelijk vastgesteld, maar ook dan moeten we de grootste voorzichtigheid betrachten. We mogen de zaken dus niet omkeren. Een voorzorgsbeleid lijkt me noodzakelijk. Het voorzorgsprincipe moet maximaal worden gehanteerd.
Mevrouw de minister, u wilt inderdaad inspanningen leveren inzake milieu en gezondheid. Een bedrag van 50 miljoen frank is natuurlijk niet echt veel. Bovendien ben ik het niet volledig eens met uw stelling dat we een beleid moeten voeren zoals in de ons omringende landen. Dankzij recente analyses weet men daar immers vrij goed waar men aan toe is. Onze analyseresultaten zijn tien jaar oud. Op basis daarvan kunt u nu niet zeggen dat u hetzelfde zult doen als in Nederland. Dit is gewoon onmogelijk, omdat we immers niet over dezelfde recente gegevens beschikken. Er zullen dus eerst nieuwe analyses moeten worden uitgevoerd. Daar zal al een groot gedeelte van dat bedrag van 50 miljoen frank voor nodig zijn.
Ik ben uiteraard blij dat u eindelijk maatregelen in het vooruitzicht stelt. Het blijft echter schandalig dat we hier zo lang op hebben moeten wachten. Ik herhaal dat we er eerst voor moeten zorgen dat we over recente gegevens beschikken. Als u daar inderdaad voor wilt zorgen, kan ik dat alleen maar toejuichen. Op basis van die nieuwe gegevens zal het dan mogelijk zijn een aantal gerichte adviezen te geven. Zonder paniek te zaaien, moeten we de bevolking toch laten weten wat de risico´s precies zijn.
Ik ben zeker geen voorstander van een grootscheeps en veralgemeend onderzoek van de moedermelk. Het nieuwe onderzoek kan echter bepaalde problemen aan het licht brengen. Misschien duiken er bepaalde risicogebieden op. In dat geval moet het wel mogelijk zijn de moeders in die risicogebieden gratis een onderzoek te laten ondergaan.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Mijnheer Malcorps, ik denk dat we perfect doen wat u zegt.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Malcorps werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet uiterlijk 24 uur na de sluiting van de vergadering zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.