Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 25/03/1998
Mondelinge vraag van de heer Jos Stassen tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de ronde tafel over permanente vorming
1. Uiteenzetting door de vraagsteller
De heer Jos Stassen stelt dat in het kaderakkoord ´werkgelegenheid´, dat de Vlaamse sociale partners op 17 november 1997 aan de pers voorstelden, meer bepaald in "hefboom 4" staat dat "vorming, permanente vorming en kennisweerbaarheid de olie zijn in de motor van de werkgelegenheidsgroei". De Vlaamse sociale partners vragen dat er dringend uitvoering zou worden gegeven aan de afspraak om een ronde tafel te organiseren over permanente vorming, waarbij de financiële verantwoordelijkheden van cursisten, overheid en sociale partners zouden worden voorgelegd.
Ondanks herhaaldelijk aandringen van de SERV-partners werd tot op heden door de Vlaamse overheid geen aanstalten gemaakt om deze "ronde tafel" over de permanente vorming te organiseren.
De spreker heeft de volgende vragen :
- Staat de minister-president achter de vraag van de SERV partners om een ronde tafel over de permanente vorming te organiseren?
- Welke doelstellingen formuleert de minister-president voor deze ronde tafel?
- Welke voorwaarden moeten er vervuld zijn voordat deze ronde tafel kan doorgaan?
- Hoe komt het dat er tot nu toe nog geen initiatief werd genomen?
- Zal er tijdens de huidige legislatuur nog een ronde tafel over permanente vorming doorgang vinden?
2. Antwoord van de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie
De minister-president antwoordt dat hij achter de idee van de sociale partners staat om een ronde tafel over de permanente vorming te organiseren. Dit is niet alleen een vraag, het is ook een afspraak met de Vlaamse regering dat dit zou gebeuren.
Levenslang leren is één van de uitdagingen in een snel evoluerende kennismaatschappij, die immers vele kansen biedt maar die ook risico's op uitsluiting inhoudt als er onvoldoende zorgzaamheid is. Levenslang leren is ook in economisch opzicht belangrijk in een open economie die niet over eigen grondstoffen beschikt.
Hij verduidelijkt dat tot op heden, en sedert 17 november 1997, de Vlaamse regering inderdaad met de sociale partners nog geen evenementen onder de naam "ronde tafel over permanente vorming" heeft opgezet. De Vlaamse regering heeft alleszins niet gekozen voor een aanpak gericht op de media. De idee is echter wel concreet en metterdaad uitgewerkt.
Mede in het kader van de voorbereiding van een luik voor Vlaanderen binnen het federaal - en door Europa te toetsen - werkgelegenheidsplan, heeft de Vlaamse regering met de sociale partners afspraken gemaakt over de oriëntaties van een inhaalbeweging en over de diverse engagementen, die noodzakelijk zijn op het vlak van opleiding en vorming. Hierover werd een consensus bereikt op maandag 16 maart 1998. Deze afspraken werden, zoals vereist door de methodiek van de Europese richtlijnen, ook gekwantificeerd. De 'Vlaamse ronde tafel' was in dit geval de VESOC-tafel.
De minister-president verklaart dat de Vlaamse overheid momenteel de enige overheid is die bijkomende engagementen heeft aangegaan. Zo is er voor de jaren 1998, 1999 en 2000 voor VESOC 6,5 miljard frank per jaar uitgetrokken, is er in het kader van de Polderakkoorden in 300 miljoen frank voorzien voor vorming, wordt er voor de social-profitsector in extra-kredieten voorzien voor vorming en opleiding, zijn er afspraken binnen de richtsnoeren dat telkens een deel van het budget voorbehouden wordt voor vorming, en is er tenslotte het inclusief beleid op basis waarvan recent de Vlaamse regering de besluiten heeft goedgekeurd om het hefboomkrediet van 650 miljoen frank vrij te maken. Er zijn ondertussen dus heel veel engagementen genomen.
De Vlaamse regering heeft op diverse vlakken 'kleine', maar daarom niet onbeduidende, ronde tafeltjes over permanente vorming gestructureerd en een duurzame basis gegeven. Met "kleine" ronde tafels bedoelt de minister een gesprek tussen een beperkter aantal partners, of voor een beperkter gebied van heel Vlaanderen, waar men echter wèl resultaatgericht en praktisch kan werken zonder dat dit aan de grote klok wordt gehangen. Hij vermeldt hier vier sporen : de Edufora, de subregionale tewerkstellingscomités, het overleg over de innovatie-opleidingsplannen en het overleg over de vormingsplannen in de social profitsector.
De Edufora zijn - zoals de term zelf zegt - gespreksrondes op de schaal van een bestuurlijk arrondissement, waarin de opleidingsverstrekkers samenwerken om de behoeften aan opleiding te analyseren en om de lacunes in te vullen, en waarin ze afspraken maken over taakafstemming. Het gaat om de samenwerking tussen Onderwijs voor Sociale Promotie, VDAB, Middenstandsopleiding en de opleidingsderden.
Deze vormingsinstrumenten beschikken over veel middelen, en de Edufora zullen ertoe bijdragen dat de uitdaging van het levenslang leren in synergie nog effectiever wordt aangepakt dan heden. Maar nu reeds wordt er veel gepresteerd op dit vlak. Hij denkt bijvoorbeeld aan de adequate wijze waarop de VDAB opleidingen verstrekt inzake informatie- en communicatietechnologieën. Het is de grootste ICT-opleider in Vlaanderen. Dat is belangrijk in een kennismaatschappij. Onlangs heeft een delegatie van de Singaporese National Computer Board, die zelf toonaangevend is op het vlak van opleidingen met het project 'Singapore One', grote belangstelling getoond voor de VDAB-aanpak.
Op de tweede plaats zijn er de hervormde subregionale tewerkstellingscomités. De Vlaamse regering is het gedecentraliseerd arbeidsmarktbeleid volop aan het herstructureren. De STC's zullen eindelijk de ondersteuning krijgen waarop allang wordt aangedrongen. Daarmee worden ook de STC's 'ronde tafels' waar aan levenslang leren gewerkt kan worden. Hij vermeldt hierbij nadrukkelijk dat de Vlaamse regering beslist heeft, om voortaan ook de lokale besturen en de zogenaamde opleidingsderden structureel in die platforms te betrekken.
Ten derde is er het overleg over de innovatie-opleidingsplannen.
De Vlaamse regering heeft een totaal nieuw kanaal opgezet om het permanent leren in het bedrijfsleven te ondersteunen. Voor opleidingen die innovatieprojecten ondersteunen, staan ongeveer 650 miljoen frank Vlaamse budgettaire middelen ter beschikking. Hij voegt hier onmiddellijk aan toe dat ook de sociale profitsector toegang heeft tot deze projecten, en dat de ingezette middelen daarenboven een hefboomwerking hebben op de sectorale en de Europese vormingsmiddelen.
De steun wordt gegeven op basis van een opleidingsplan, en voor de opmaak daarvan is weerom overleg nodig tussen alle bij het project betrokken partijen. Hier is weerom sprake van 'ronde tafeltjes', die zelfs heuse tafels kunnen worden vermits ook sectoren als geheel een project kunnen indienen.
Tot slot is er het overleg over de opleidingsplannen in de socialprofit-sector. Sedert geruime tijd stelt de sociale profitsector, dat de sector de maatschappelijke evoluties onvoldoende kan omzetten in nieuwe werkvormen en vaardigheden van het personeel. De Vlaamse regering heeft voor 1998 en 1999 belangrijke budgettaire middelen voorgesteld om deze achterstand in te halen. De besteding van deze middelen zal gepaard gaan met overleg tussen de betrokkenen, weerom zoveel ronde tafeltjes over permanente vorming, maar dan praktijk- en resultaatgericht.
De minister-president concludeert dat de Vlaamse regering die beleidsdaden heeft gesteld, die onmiddellijk een concrete toegevoegde waarde hebben, en waarin de onmiddellijk betrokken verantwoordelijken konden deelnemen. Hij kan er dus niet mee akkoord gaan dat men suggereert dat de Vlaamse regering nog niets heeft gedaan.
Met het project Vlaanderen-Europa 2002 heeft de minister het strategisch debat over 'lerend Vlaanderen' op gang willen trekken. Hij blijft het tevens een goed idee vinden om specifiek over permanente vorming een rondetafelgesprek te organiseren. In dergelijke ronde tafel kan het thema op een misschien wat meer beschouwende wijze geanalyseerd en besproken worden. Hij is er eveneens sterk voor gewonnen, dat het Vlaams Parlement het debat zou aantrekken en er actief zou aan deelnemen.
3. Repliek
De heer Jos Stassen, vraagsteller, stelt dat zijn mondelinge vraag eigenlijk tot doel had een voorafgaandelijke vraag te stellen. De vermelde initiatieven zijn weliswaar waardevol, maar zouden het gevolg moeten zijn van de afspraken die gemaakt moeten worden tussen de verschillende actoren en partners die bezig zijn met permanente vorming. Hij ziet dan ook een ronde tafel als een afspraak tussen de interne en externe actoren.
De minister-president merkt op dat de vermelde initiatieven ook niet zouden zijn gerealiseerd zonder de medewerking van de sociale partners. Men moet nu wel nagaan hoever men gevorderd is, wat gerealiseerd werd, waar de lacunes zijn enzovoort. In die zin kan hij volledig akkoord gaan met een ronde tafel waarvoor hij het initiatief wil nemen om deze mogelijk te maken.
- Het incident is gesloten.