Commissie voor Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer Vergadering van 10/03/1998
Mondelinge vraag van de heer Michel Doomst tot de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de coördinatie tussen de Mercuriusprojecten en de mobiliteitsconvenants
1. Uiteenzetting door de vraagsteller
De vraagsteller juicht toe dat op de verschillende beleidsdomeinen in gemeenten aan planning wordt gedaan, onder meer inzake mobiliteit en ruimtelijke ordening. Dit proces stimuleert het uitwerken van oplossingen. Centraal in het planningsproces staat het mensvriendelijker maken van de kern van een gemeente, en deze lijn moet consequent worden gehanteerd bij de nog uit te werken plannen.
Het Vlaams Gewest subsidieert op dit ogenblik zowel de Mercuriusprojecten als de mobiliteitsconvenants. De doelstellingen van beide projecten zijn op zichzelf waardevol maar niet gecoördineerd.
Voor de commerciële ontwikkeling van stads- en gemeentekernen door de Mercuriusprojecten worden vooral de handelaars geconsulteerd. Zij pleiten voor een bereikbare kern, door promotie van het openbaar vervoer en een groter gebruik van de fiets, zonder echter te tornen aan de bereikbaarheid met de auto. Dit laatste komt in de praktijk, zo weet de vraagsteller uit ervaring in zijn gemeente, neer op het uitbreiden van de parkeermogelijkheden voor auto's. Zo wordt nog meer autoverkeer naar de stadskern gezogen. De vraagsteller verwijst in dit verband ook naar de reacties van de middenstand op het Gentse mobiliteitsplan, waar een NCMV-enquête gewag maakt van 55 percent minder verkoop, van problemen met de bevoorrading in 60 percent van de gevallen, van een daling van de omzet.
De mobiliteitsconvenant van zijn kant streeft ook naar leefbare, veilige en bereikbare gemeenten maar met als fundamentele doelstelling een aanzienlijke verschuiving van het autogebruik naar de alternatieve vervoerswijzen, zoals openbaar vervoer, de fiets, te voet... De heer Michel Doomst vreest dat gratis openbaar vervoer weliswaar een te overwegen alternatief is, maar dat dit slechts tijdelijk effect kan hebben. De oplossing zit volgens de vraagsteller in heraanleg van de kernen, die veiliger moeten gemaakt voor de fietser en voetganger.
Er is dus nood aan coördinatie : de commercieel-strategische plannen moeten worden getoetst aan het referentiekader, voorzien voor de scenario's, die in het kader van de opstelling van het mobiliteitsplan worden onderzocht. Volgens de vraagsteller is de kans reëel dat de gemeentelijke overheid enerzijds een mobiliteitsconvenant onderschrijft om subsidies te krijgen, en tegelijk een niet-overeenstemmend Mercuriusproject indient, onder impuls van de lokale middenstand.
Aan de minister legt de heer Doomst twee vragen voor :
- Is er enige coördinatie tussen beide projecten voorzien?
- Kan er niet aan worden gedacht om de Mercuriusplannen te onderwerpen aan een auditcommissie, net zoals de mobiliteitsconvenants, die samen met een vertegenwoordiging van de middenstand de plannen beoordeelt?
2. Antwoord van de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening
De minister beklemtoont vooraf dat, hoewel het Mercuriusproject behoort tot de bevoegdheid van minister Eric Van Rompuy, hij de vragen zal beantwoorden in de mate dat ze raken aan zijn bevoegdheid voor de mobiliteitsconvenants.
De vrees van de vraagsteller dat beide projecten onvoldoende op mekaar afgestemd zouden zijn of - erger nog - uiteenlopende doelstellingen zouden verwezenlijken, lijkt de minister niet terecht.
Van bij de aanvang van het Mercuriusproject werd immers aan de potentiële deelnemers duidelijk gemaakt dat de commercieel-strategische plannen niet alleen moesten kaderen in de doelstellingen van het Mercuriusproject. Ze moeten ook in de andere beleidsaccenten van de Vlaamse regering, zoals het sociaal impulsfonds, huisvesting en mobiliteit, passen. De technische stuurgroep die de strategische plannen heeft beoordeeld, was multidisciplinair samengesteld om op deze complementariteit toe te zien.
Bij de positief geëvalueerde dossiers heeft deze technische stuurgroep dan ook regelmatig voorbehoud gemaakt met betrekking tot bijkomende parkeermogelijkheden, die nogal vaak in het vooruitzicht werden gesteld.
Wat de projecten die nu kunnen worden ingediend in uitvoering van de goedgekeurde strategische plannen betreft, is ook gesteld dat de aanleg van parkings in of nabij de onmiddellijke omgeving van een commercieel centrum slechts mogelijk is op voorwaarde dat dit niet leidt tot een verhoging van het parkeeraanbod op centrumlocaties. De minister wijst erop dat, mochten zich toch projecten aandienen die in het kader van het mobiliteitsconvenant als convenantgebonden worden beschouwd, zij bij eventuele uitvoering automatisch zullen ressorteren onder het toezicht van de daartoe opgerichte auditcommissies.
Een uitbreiding van deze commissies met een vertegenwoordiger van de middenstand lijkt de minister niet aangewezen. De projecten die in het kader van het Mercuriusproject worden ingeleid, hebben immers normaal gezien reeds het voorwerp uitgemaakt van een overleg tussen het lokale bestuur en een koepelplatform van commerciële centra, waarin alle betrokken handelsstraten, -comités en/of middenstandsorganisaties vertegenwoordigd zijn.
- Het incident is gesloten.