Plenaire Vergadering van 21/10/1997
Interpellatie van de heer Francis Vermeiren tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de beslissing van de federale regering om het verlaagd BTW-tarief in de bouwsector niet te verlengen
Interpellatie van de heer Frans Wymeersch tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de beslissing van de federale regering om het verlaagd BTW-tarief in de bouwsector niet te verlengen
Interpellatie van de heer Herman De Loor tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de beslissing van de federale regering om het verlaagd BTW-tarief in de bouwsector niet te verlengen
Interpellatie van de heer Marc Olivier tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de beslissing van de federale regering om het verlaagd BTW-tarief in de bouwsector niet te verlengen
Interpellatie van de heer Jean-Marie Bogaert tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de beslissing van de federale regering om het verlaagd BTW-tarief in de bouwsector niet te verlengen
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heren Vermeiren, Wymeersch, De Loor, Olivier en Bogaert tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de beslissing van de federale regering om het verlaagd BTW-tarief in de bouwsector niet te verlengen.
De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, ik wil het Bureau en de minister-president - hoewel zijn eigen fractie dit niet kan waarderen - danken omdat zij deze interpellatie belangrijk genoeg vonden om in plenaire vergadering te behandelen.
Minister-president Luc Van den Brande : Dit is een van de wonderlijke spelingen van de democratie. De regering handelt voor het algemeen nut, over alle fracties heen.
De heer Francis Vermeiren : De Vlaamse regering heeft in haar Septemberverklaring van de bestrijding van de werkloosheid een van haar topprioriteiten gemaakt. Reeds in het verleden is herhaaldelijk bewezen dat de bouwsector voor het aanzwengelen van de tewerkstelling van uitzonderlijke betekenis is.
Toen het Vlaams Parlement op 30 april van dit jaar eenparig een resolutie goedkeurde waarin werd aangedrongen op de verlenging van het verlaagd BTW-tarief voor sociale woningen, werd een dubbel doel beoogd. Enerzijds zou het de vervanging van het woningpatrimonium in Vlaanderen in de hand werken, waar toch nog 300.000 woningen dringend aan vernieuwing toe zijn. Anderzijds zou de tewerkstelling er zeker blijvend door worden gestimuleerd.
Het kan niet worden geloochend dat de verlaging van het BTW-tarief voor nieuwbouw van 21 naar 12 percent die van kracht werd op 1 januari 1996, en de daling van de rentevoeten vele bouwlustigen ertoe hebben aangezet hun plannen ten uitvoer te brengen.
De reacties op de beslissing van de federale regering om met ingang van 1 januari 1998 de maatregel in te trekken, hebben niet op zich laten wachten. In de federale Kamer is tijdens een actualiteitsdebat reeds gebleken dat de meerderheid over het intrekken van het BTW-tarief van 12 percent verdeeld is. De federale minister van Financiën, de heer Maystadt, argumenteerde dat de budgettaire ruimte moest worden gebruikt voor andere prioriteiten zoals justitie, gezondheidszorg en lastenverlaging. Niettemin zal er toch een debat worden gehouden in de bevoegde commissie. Een deel van de CVP volgde haar voorzitter, de heer Van Peel, die tijdens de parlementaire dagen van zijn partij nog had gepleit voor een verlenging van de maatregel.
In feite heeft de federale minister van Financiën nietsvermoedende potentiële bouwers in de val gelokt. Op Batibouw eerder dit jaar verkoos hij over de thans genomen maatregel het stilzwijgen te bewaren, hoewel de beslissing kennelijk reeds was gevallen. De commissieleden van de commissie voor Huisvesting zullen me niet tegenspreken, want de heer Olivier heeft daar in de vergadering toen duidelijk gesteld dat het volgens minister Maystadt de bedoeling was om niet na het einde van het jaar door te gaan met de maatregel.
Het niet-verlengen van de maatregel druist in tegen het ruimtelijke en stedelijke beleid dat de Vlaamse regering ontwikkelde. De negatieve gevolgen worden gecumuleerd. De prijs voor het bouwen zal opnieuw stijgen. Bovendien ligt een verhoging van de rentevoeten in het verschiet. Het RSV zal de woningbouw nog verder afremmen, omdat het decreet het aantal bijkomende woningen tot 27.000 per jaar beperkt. De Vlaamse Confederatie van de Bouw verwacht dat door het uitvoeren van het RSV de prijzen van de bouwgrond pijlsnel zullen stijgen, waardoor de Vlaming, die 70 percent van de nieuwbouw in ons land voor zijn rekening neemt, een steeds groter deel van zijn woningbouwbudget zal moeten besteden aan grondaankopen.
De combinatie tussen een BTW-verlaging en lage rentevoeten was volgens de bouwfederatie in 1997 goed voor 3.500 extra nieuwbouwwoningen, waarvan 900 ingevolge de verlaagde BTW. Verder berekent de bouwfederatie dat hierdoor 6.500 arbeidsplaatsen werden gecreëerd, die 7,6 miljard frank aan belastingen en socialezekerheidsbijdragen naar de schatkist hebben doen vloeien.
In de discussie in de federale Kamer is mij opgevallen dat nergens wordt verwezen naar de studie van het federaal Planbureau van september 1997 met betrekking tot de bouwnijverheid. Hierin wordt de impact op middellange termijn berekend van het behoud van de BTW-verlaging. Er wordt niet alleen een verhoging verwacht van de bouwactiviteit dankzij toenemende investeringen, maar bovendien zou de tewerkstelling in de bouwsector met 1.400 eenheden aangroeien. Heeft de federale minister van Financiën misschien niet de gelegenheid gehad deze studie te raadplegen?
Verder is er het terugverdieneffect. De federale regering doet gelden dat de maatregel in 1996 - het jaar waarin hij zijn volle effect sorteerde - de schatkist 4,5 miljard frank aan gederfde inkomsten kostte. Dit bedrag werd meer dan gecompenseerd door de vermindering van de werkloosheidsbijdragen, een hogere inning van de personenbelasting, de belastingen op de vennootschappen en dies meer. Dit blijkt uit de studie van het Planbureau. De bouwfederatie heeft die inkomsten berekend op 7,6 miljard frank.
Anderzijds voert de regering aan dat het terugbrengen van het BTW-tarief voor een gedeelte van de bouwsector meer dan gecompenseerd wordt door de sector te laten genieten van de Maribelregeling, of een daling van circa 3 miljard frank op jaarbasis van de patronale bijdrage. In feite heeft de federale regering deze regeling moeten toekennen aan de bouwnijverheid in opdracht van de Europese instanties. Men is daar tot nu toe aan voorbijgegaan. Het is dus onjuist en onheus om er tweemaal gewag van te maken, het gaat hier zeker niet over een maatregel die specifiek voor de bouw werd ingesteld.
Er werd berekend dat voor een woning van 3 miljoen frank, mits handhaving van het tarief van 12 percent, er 450.000 frank aan BTW zou moeten worden betaald. Bij toepassing van de Maribelregeling zou voor zo een woning aan het BTW-tarief van 21 percent in het totaal 3.572.000 frank moeten worden betaald. Met het BTW-tarief van 21 percent zou men in het totaal 3.630.000 frank moeten betalen.
De essentie van deze zaak is echter dat die Maribeloperatie over tewerkstelling in de bouwnijverheid gaat. Dat is op zich een goede zaak. Het is trouwens ook slechts een uitvoering van de Europese richtlijnen. In feite raakt de vermeerdering van de kostprijs altijd in hoge mate aan dezelfden, namelijk de vele gezinnen met een bescheiden inkomen die in aanmerking kunnen komen voor een woning van 190 vierkante meter of een appartement van 100 vierkante meter. Hier wordt dus in feite een droom verbrijzeld, en we kunnen dit allemaal ervaren her en der in Vlaanderen.
Wij hadden echter wat anders verwacht van een regering die beweert een sociaal beleid te voeren. Van in het begin werd er gesproken over le retour du coeur. Het intrekken van het BTW-tarief van 12 percent druist hier regelrecht tegenin. Er zijn nog andere aspecten aan deze en aan andere maatregelen verbonden, die voor alle Vlamingen onaanvaardbaar zijn. Ik zal dit proberen te bewijzen.
Mijnheer de minister-president, ik heb zonet verwezen naar de studie die is gemaakt door het federaal Planbureau in september 1997. Ik heb in het weekend de cijfers die in dit document voorkomen in kaart gebracht. Als we die kaart bekijken - ik zal er u straks een kopie van overhandigen -, dan blijkt dat bijvoorbeeld inzake nieuwbouw in 1980 in Wallonië 31 percent werd gerealiseerd en in Vlaanderen 64 percent. Voor de begonnen woningen werd in Wallonië in 1985 20 percent, in Vlaanderen 78 percent en in Brussel 2 percent gerealiseerd; in 1990 in Wallonië 20 percent, in Vlaanderen 74 percent en in Brussel 6 percent; in 1996 in Wallonië 25 percent, in Vlaanderen 71 percent en in Brussel 4 percent. Tussen 1980 en 1997 werd in Wallonië 22 percent, in Vlaanderen 74 percent, en in Brussel 4 percent gerealiseerd. Er zijn dus inderdaad vele aspecten aan deze en aan andere maatregelen die voor alle Vlamingen onaanvaardbaar zijn.
Ik zou willen verwijzen naar het aantal bouwvergunningen dat in 1996 werd afgeleverd. De volgende cijfers komen uit de studie van het Planbureau. Voor Vlaanderen waren dat er 33.368, of 70 percent van het totaal, tegen 13.150 of 27,5 percent voor Wallonië en 1.200 voor Brussel. Daarnaast kan men de cijfers plaatsen voor de renovatieprojecten. U zult straks de correlatie zien. In het totaal waren er vorig jaar 17.637 renovatieprojecten, waarvan 9.694 of 55 percent voor Vlaanderen, tegen 6.755 of 38 percent voor Wallonië en 1.188 voor Brussel.
Vergeet die cijfers niet, mijnheer de minister-president, en vergeet ook die verschuiving en die renovatie niet, noch wat ik u straks zal zeggen over de aanpassing van de BTW-voeten. Voor nieuwbouw geldt, mits bepaalde voorwaarden inzake woonoppervlakte en inkomen, tot 31 december van dit jaar een BTW tarief van 12 percent en voor renovatieprojecten één van 6 percent. Vergeet dus die 38 percent in Wallonië niet, want dat is heel belangrijk.
Daarnaast wordt het BTW-tarief van 6 percent voor erkende sociale huisvestingsmaatschappijen op 1 januari 1998 op 12 percent gebracht. Ook hier staat Vlaanderen in de kou. In het Franstalig landsgedeelte wordt bijna niet gebouwd door sociale huisvestingsmaatschappijen, waardoor men daar de verhoging nauwelijks zal voelen. Ik verwijs opnieuw naar de percentages die ik daarstraks heb vernoemd inzake het renoveren.
Mijnheer de minister-president, collega´s, in feite zullen de Vlaamse eigenaars verhoudingsgewijs de schatkist veel meer spijzen indien de federale regering haar standpunt handhaaft. Deze interpellaties in het Vlaams Parlement hebben tot doel daar een stokje voor te steken.
De voorzitter : De heer Decaluwé heeft het woord.
De heer Carl Decaluwé : Mijnheer Vermeiren, u zegt dat het Vlaams Parlement daar een stokje wil voor steken. U hebt daarstraks het Bureau en de minister-president bedankt omdat we hierover kunnen debatteren.
Dit is echter pure demagogie, want de BTW is een puur federale materie. Ik vind het ook enigszins jammer dat de termijn niet wordt verlengd, maar ik heb het er moeilijk mee dat we in dit parlement veel debatteren over zaken waarvoor we niet bevoegd zijn.
De heer Francis vermeiren : Mijnheer Decaluwé, dan moet u uw ontslag indienen.
De heer Carl Decaluwé : Men is aan het fulmineren omdat de democratische rechten van het parlement zouden worden geschonden. Als we straks een resolutie goedkeuren waarin we 10 miljard frank willen voor de NMBS, zullen we achteraf moeten zeggen dat het jammer is dat men niet naar ons luistert. Mocht men in het federaal parlement goedkeuren dat er 10 miljard frank bijkomende middelen moeten komen voor sociale woningbouw, zullen we ook zeggen dat we niet over voldoende geld beschikken.
De essentie van het verhaal is : schoenmaker, blijf bij uw leest. Men zegt constant dat de burger niets van de staatsstructuur begrijpt. Mijnheer Vermeiren, u hebt het zelf nog niet aangedurfd te stellen dat de BTW een federale bevoegdheid is. Dat had u eerlijkheidshalve in uw inleiding moeten zeggen, want nu stelt u gewoon dat de regering zijn werk niet doet.
De heer Francis Vermeiren : Dit is niet meer de CVP nouveau qui est arrivé, c´est le CVP en quatre, in plaats van in twee.
De voorzitter : De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch : Mijnheer Decaluwé, uw opmerkingen getuigen van een zeer verregaande struisvogelpolitiek. Ik vraag me af of u deze opmerkingen ook zou hebben geuit als nu uw fractiegenoot, de heer Olivier, op de tribune stond met een interpellatie die - naar ik vermoed - toch ongeveer dezelfde richting uitgaat.
Ten tweede, mijnheer Decaluwé, is het door de houding van politici zoals u dat we in dit Vlaams Parlement alleen maar kunnen debatteren over zaken waarvan u zegt dat we enkel daarover mogen debatteren. Het wordt tijd dat de CVP, en zeker leden van uw type, eens op tafel gaat kloppen in het federale parlement en desnoods in uw partijbureau.
De voorzitter : Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, collega´s, in tegenstelling tot alle andere Vlaamse parlementsleden vind ik dat de heer Decaluwé zeer wijze worden heeft gesproken. (Rumoer)
Het is trouwens om die reden, mijnheer Decaluwé, dat we na een lange discussie in onze fractie hebben beslist om geen interpellatie in te dienen. Ik zal dat straks nog toelichten. U zou dan wel uw collega, de heer Olivier, moeten aanraden zijn interpellatieverzoek in te trekken.
De voorzitter : De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys : Mijnheer de voorzitter, ik weiger me neer te leggen bij de interventies van collega´s die menen dat het Vlaams Parlement alleen maar over zijn eigen bevoegdheden kan praten. Wij zijn verantwoordelijk voor de Vlaamse Gemeenschap, voor de Vlaamse economie en voor de Vlaamse tewerkstelling. Dat reikt veel verder dan onze eigen, strikte bevoegdheden. Er is op dat vlak trouwens in een procedure voorzien. De Vlaamse regering kan via overleg zaken aankaarten bij de federale regering. (Applaus bij de VLD, de VU en het VB)
De voorzitter : Mijnheer Decaluwé, u kunt hierop kort repliceren. Daarna krijgt de heer Vermeiren het woord. Ik vraag hem nu al zijn interpellatie af te ronden.
De heer Carl Decaluwé : Ik richt me ook tot de heer Vermeiren. Hij was de indiener van de resolutie over de BTW-problematiek. Tijdens de bespreking hiervan heb ik dezelfde opmerkingen geformuleerd, maar ik heb de resolutie mee goedgekeurd omdat ik van de oppositie niet het verwijt wou krijgen om tegen een verlenging van de BTW-verlaging te zijn. Ik ben daar wel degelijk een voorstander van. Ik benadruk alleen dat deze materie aan de overkant moet worden besproken.
De voorzitter : De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren : Ik wil heel sereen en rustig het volgende zeggen tegen mijn jonge collega´s. Ik heb hier voor mij een krantenartikel liggen waarin de heer Van Peel, Vlaams parlementslid en CVP-voorzitter, duidelijk zegt voorstander te zijn van het behoud van het laag BTW-tarief. Fluit u uw eigen voorzitter terug? Dat zal niet zo gemakkelijk zijn.
Mijnheer Decaluwé, mijn volgende verzoek is misschien wel geïnspireerd door het verschil in leeftijd. Ik wil u vragen ernstig na te denken over het feit dat de ministers van uw partij na het afleggen van voor Vlaanderen positieve verklaringen in deze regering en op andere niveaus, keer op keer worden teruggefloten door andere ministers, bijvoorbeeld van de PS. Ik denk hierbij aan de minister-president, aan de minister van Begroting die uiteindelijk door de knieën is gegaan of aan uw goede vriend, de heer Olivier. Ik vraag me af of u beseft welke schade u Vlaanderen en uw eigen partij berokkent door dergelijke taal te spreken. Bekijk toch de cijfers : men moet blind zijn om dan nog niet te zien in welke mate Vlaanderen wordt geschaad. Het verbaast mij enorm dat een jong, talentrijk en initiatiefvol parlementslid als u, mijnheer Decaluwé, een taal spreekt die zo schadelijk is voor Vlaanderen en de kleine man in Vlaanderen. Zoiets gaat mijn verstand werkelijk te boven. (Applaus bij de VLD, de VU en het VB)
Het zijn uiteindelijk de ouderen - de minister-president heeft het onlangs over mijn leeftijd gehad - die in de bres moeten springen om de ogen van de jongeren te openen. (Rumoer)
Minister-president Luc Van den Brande : Mijnheer Vermeiren, ik heb het inderdaad over uw leeftijd gehad. Ik heb gezegd dat ik dacht dat u vijftien jaar jonger was.
De heer Francis Vermeiren : Dat zijn vriendelijke woorden, mijnheer de minister-president. U bent trouwens vriendelijker voor Vlaanderen, dan uw partijgenoten. (Gelach)
Collega´s, ik wil er nog een keer de aandacht op vestigen dat de Vlaamse eigenaars veel meer zullen afdragen aan de schatkist indien de federale regering haar standpunt handhaaft. Men moet goed voor ogen houden dat voor de renovatieprojecten, waaraan in het zuiden van het land de voorkeur wordt gegeven, het BTW-tarief van 6 percent wordt behouden. Mijnheer de minister, u herinnert zich allicht de 38 percent waarover ik daarnet sprak.
Mijnheer Decaluwé, Vlaanderen bouwt graag en de Vlamingen hebben een baksteen in hun maag. U moet er rekening mee houden dat vooral de Vlaamse belastingbetalers de gevolgen hiervan voortaan ook in hun portemonnee zullen voelen. Vlaanderen dient door het bouwen de economie.
De heer Carl Decaluwé : Mijnheer Vermeiren, hierover gaat deze discussie helemaal niet.
De voorzitter : Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua : Mijnheer Vermeiren, u zegt dat de gevolgen voor de Vlamingen veel nadeliger zullen zijn dan voor de Walen, maar hebt u al eens nagedacht over de oorzaken hiervan? Ten eerste is de Vlaming gemiddeld rijker dan de Waal. Ten tweede stimuleert de maatregel vooral de eigenaars, en in Vlaanderen zijn er heel wat meer eigenaars.
De heer Francis Vermeiren : Mevrouw Dua, ik heb ook een vraag voor u. Hoe komt het dat het Vlaamse volk anders reageert en over meer economische eigenschappen beschikt? Dit is de vraag die wij ons stellen.
We verschillen hierin van mening en ik respecteer uw ideologie, maar u verliest de essentie uit het oog. Wij willen vermijden dat we ons over tien à twintig jaar in dezelfde positie bevinden als de Walen vandaag. Dit betekent echter niet, mevrouw Dua, dat wij niet over een solidariteitsgevoel beschikken. U kent mij voldoende om te weten dat ik solidair ben met de mensen uit het zuiden van het land.
Mijnheer de minister-president, collega´s, tijdens een recent vraaggesprek heeft de federale minister van Financiën Maystadt te verstaan gegeven dat hij niet per se tegen het behoud van het BTW-tarief van 12 percent was, maar hij beklemtoonde toch dat aanvankelijk duidelijk gesteld was dat het om een tijdelijke maatregel ging. Hij was zelfs bereid om het verlaagde BTW-tarief voor de bouw van een eengezinswoning te handhaven, maar zwichtte - dit zijn zijn woorden - om de solidariteit in de federale regering niet te verbreken.
Over welke solidariteit gaat het hier? In tegenstelling met wat de heer Decaluwé zegt, rezen tijdens het debat in de Kamer bij de meerderheidspartijen stemmen ten gunste van het behoud van de maatregel.
De heer Carl Decaluwé : Mijnheer Vermeiren, ik heb dat niet gezegd!
De heer Francis Vermeiren : Mijnheer Decaluwé, uw partijgenoten in de Kamer hebben hetzelfde gezegd als wat wij nu zeggen en wat uw partijgenoot, de heer Olivier, straks zal zeggen. In het debat in de Kamer rezen bij de meerderheidspartijen stemmen ten gunste van het behoud van de maatregel. Uiteindelijk zou de federale minister van Begroting de doorslag hebben gegeven. Dit zeiden vandaag ook de federale ministers Di Rupo en Maystadt. Waarmee houden wij ons hier dan bezig? De houding van de meerderheid geeft ons hoop.
Mijnheer Decaluwé, uw partijvoorzitter, de heer Van Peel, pleit voor het behoud van het BTW-tarief. Indien de federale minister van Begroting dan toch de doorslag geeft, dan zijn we klaar. Straks zullen we dit dan hopelijk unaniem goedkeuren - en hopelijk zult u net als de vorige keer voor stemmen - en zullen we ons gelijk halen. Dat is ook de bedoeling van een interventie als deze.
Mijnheer de minister-president, op 30 april van dit jaar stonden we hier op de tribune naar aanleiding van de stemming over de resolutie betreffende de toepassing van het BTW-tarief van 12 percent in de sector van de sociale woningen. Wij drukten toen unaniem de hoop uit dat deze resolutie omwille van het sociale tewerkstellingseffect bij het overleg zou worden gesteund en dat spoedig zou blijken dat al het werk in het Vlaams Parlement niet voor niets zou zijn geweest. Hoe het overleg is verlopen, weten we niet. We weten wel dat de federale regering volstrekt geen rekening heeft gehouden met de resolutie.
Mijnheer de minister-president, wie heeft namens de Vlaamse regering deelgenomen aan het overleg? Wanneer vond dit overleg plaats? Welke boodschap werd aan de federale regering overgemaakt? Heeft men tijdens het pleidooi voor Vlaanderen rekening gehouden met de studie van september over de bouwnijverheid, die werd gemaakt door het federaal Planbureau? Welke argumentatie werd gebruikt om de boodschap van het Vlaams Parlement kracht bij te zetten? Het is duidelijk dat Vlaanderen het kind van de rekening is geworden. Alle Vlaamse kandidaat-bouwers die hoopten op een verlenging van het verlaagd BTW-tarief, werden in hun hemd gezet.
Er zijn 300.000 woningen die niet voldoen aan de normen inzake hygiëne en comfort. Uw regering en in het bijzonder de Vlaamse minister van Huisvesting worden in hun pogingen om het woningpatrimonium op te tillen afgeremd door een maatregel van de federale regering waarop ze geen vat hebben. In feite wordt op het Vlaams huisvestingsbeleid een rem gezet. We kunnen niet aannemen dat uw regering daarop is gesteld.
Eens te meer willen we er bij de federale regering op aandringen in een motie, die ik op het einde van mijn interpellatie zal indienen, om niet doof te blijven voor het nadrukkelijk verzoek dat mijn inziens nogmaals op een ruime instemming zal kunnen rekenen.
Ik wil ook nog een aspect beklemtonen dat zeker niet over het hoofd mag worden gezien. De maatregel van de federale regering is niet van die aard om het vertrouwen in de toekomst aan te wakkeren. Kijk maar naar de resultaten van 1985 en 1987, waar men driemaal de maatregel heeft verlengd met drie maanden. Kijk naar de nefaste resultaten, zoals de verhoging van de ABEX-index en de bouwnijverheid. Het zijn altijd dezelfde mensen die daar het slachtoffer van zijn. Velen zien de toekomst met groot onbehagen tegemoet. Zullen ze het nog aandurven zich in een bouwavontuur te storten? Een avontuur wordt het zeker als er geen betere vooruitzichten voor werkgelegenheid aan de jongere generatie worden geboden.
De verlaging van het BTW-tarief heeft een rechtstreeks effect op het financieel vermogen van de gezinnen, in tegenstelling tot de premies en andere fiscale aftrekken die slechts uitgestelde terugbetalingen vormen. In het zuiden van het land bestaat reeds een verzekering tegen inkomensverlies voor kandidaat-bouwers. In het Vlaams Gewest is dit nog steeds onbestaande.
Wij willen deze leemte opvangen en hebben een voorstel van decreet ingediend. Wij durven hopen dat dit voorstel en de motie in het Vlaams Parlement op een ruime instemming zullen kunnen rekenen. (Applaus bij de VLD en het VB)
De voorzitter : De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, collega´s, uit de aanvragen tot interpellatie concludeer ik dat er unanimiteit bestaat over de houding die het Vlaams Parlement moet aannemen tegenover de geplande maatregel van het federale parlement. Die houding verschilt echter van die van sommige Vlaamse partijen in het federale parlement, die daar een andere taal spreken.
Om de bouwsector uit het slop te halen, besliste de regering twee jaar geleden om de BTW voor bescheiden woningen te verlagen van 21 percent naar 12 percent. De maatregel ging in op 1 januari 1996 en had betrekking op werken voor een schijf van 2 miljoen frank. Het tarief gold ook voor appartementen op plan, sleutel-op-de-deurwoningen en tweede verblijven.
Voor de personen die aan de vereiste criteria voldeden, leverde deze maatregel een besparing op die tot 180.000 frank kon oplopen. De kostprijs voor de schatkist wordt door de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf geraamd op 3 tot 4 miljard frank per jaar. Wat de bouwsector zelf betreft, werden volgens cijfers van de NCB door de verlaging van het BTW-tarief tussen januari 1996 en april 1997 zo een 3.700 bijkomende bouwvergunningen voor flats en eengezinswoningen afgeleverd. Die stijging is niet enkel toe te schrijven aan de gunstmaatregel. De historisch lage hypotheekrente heeft de vraag mee gestimuleerd. Het effect van het verlaagde BTW-tarief op de tewerkstelling in de bouwsector wordt door het NCB geschat op ongeveer 6.500 extra jobs. Ook al is de gunstmaatregel maar verantwoordelijk voor een deel daarvan, dan nog gaat het om enkele duizenden banen. Het NCB gaat er daarom van uit dat de kosten voor de schatkist ruimschoots werden terugverdiend via fiscale inkomsten en besparingen in de sociale zekerheid.
De beslissing - of naar de laatste geruchten, de intentie - van de regering zal volgens de beroepsfederaties Nacebo, de Nationale van metaal-, hout- en bouwvakondernemingen, NCB en VCB, Vlaamse Confederatie Bouw, duizenden jobs kosten in de bouwsector, vooral omdat deze zeer arbeidsintensief is. 1998 zou sowieso al een moeilijk jaar worden voor de bouwsector.
Ten eerste is er de beëindiging van het project Domus Flandria, het urgentieprogramma voor de sociale woningbouw. Dit project zorgde de voorbije drie jaar voor 10.000 extra woningen.
Ten tweede krijgt de bouwsector te kampen met de beperkingen die worden opgelegd door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het VCB berekende dat het Ruimtelijk Structuurplan het aantal nieuwe woningen beperkt tot ongeveer 25.000 per jaar, tegenover de huidige 31.000. Bovendien zal de door het Ruimtelijk Structuurplan gecreëerde schaarste wat de bouwpercelen betreft de prijs van een stuk grond de hoogte injagen. Dit heeft zijn weerslag op het budget dat nog kan worden gespendeerd aan de woning.
Tenslotte is er nog de inkrimping van de bouwpremies. De vroegere maximale bouwtoelage van 250.000 frank wordt met het nieuwe systeem van rentesubsidies beperkt tot 150.000 frank. De beëindiging van de BTW-verlaging moet dus worden gezien als een zoveelste nieuwe belemmerende factor.
Naast de bouwbedrijven zijn de minder kapitaalkrachtige gezinnen de dupe van deze beslissingen. Stijgende grondprijzen, lagere subsidiëring en nu ook het wegvallen van de BTW-verlaging, maken dat veel gezinnen hun bouwplannen kunnen opbergen. Op één jaar tijd moet men voor het bouwen van eenzelfde huis enkele honderdduizenden frank meer op tafel leggen. Deze gezinnen hebben hoegenaamd geen boodschap aan de invoering van een Maribel-maatregel. Zelfs de 12 percent BTW-regeling is niet echt een geschenk te noemen. Het is niet meer dan het Europese gemiddelde. In Groot-Brittannië moet men bij de bouw van een eerste woning helemaal geen BTW betalen. In Wallonië worden eveneens meer inspanningen geleverd. Daar bestaat er een inkomensverzekering, die bouwers verzekert tegen inkomensverlies. Wanneer een bouwer om een of andere reden moet terugvallen op een lager inkomen, bijvoorbeeld een werkloosheidsuitkering, komt het Waals Gewest tussen in de maandelijkse aflossing van de lening. Geen wonder dat de particuliere woningbouw daar enorm is toegenomen.
Het afschaffen van de maatregel kan op nog een ander vlak als asociaal worden bestempeld. De sociale woningbouw zal bijzonder veel hinder ondervinden van de stopzetting van de gunstmaatregel. Door het optrekken van het BTW-tarief, waarschijnlijk het herstel van het tarief van 12 percent, zien de huisvestingsmaatschappijen hun middelen inkrimpen terwijl de vraag naar sociale woningen onveranderd hoog blijft. Volgens de onderzoekers van het Centrum voor Sociaal Beleid is er in Vlaanderen alleen al een behoefte aan 207.681 sociale woningen. Het aanbod telt slechts 116.000 woningen.
Het Vlaams Blok veroordeelt de beslissing van de regering om de BTW-maatregel niet te verlengen. Ten eerste dient de regering de bouwsector een enorme klap toe. Als de vraag naar nieuwe woningen daalt, zal dat zeker een weerslag hebben op de tewerkstelling in deze sector. Het invoeren van een Maribel-maatregel kan dit niet verhelpen omdat het de vraag niet stimuleert. Hieruit blijkt nog maar eens dat de regering een weinig samenhangend beleid voert. Enerzijds pompt ze miljarden frank in tewerkstellingsplannen en anderzijds voert ze besparingen door die duizenden banen kunnen kosten.
Het stopzetten van de BTW-verlaging is een asociale maatregel omdat ze de gezinnen en de sociale woningbouw financieel zwaar treft. In de eerste plaats zijn het de gezinnen met een lager inkomen die het slachtoffer worden van deze beslissing. In dat opzicht is zeker voor de eerste bescheiden woning het behoud van het lage BTW-tarief absoluut verantwoord. Een behoorlijk dak boven het hoofd is een primaire behoefte en zelfs een recht voor iedereen.
Daarbij willen we nog wijzen op het feit dat de afschaffing van de maatregel vooral Vlaanderen zal treffen. De meeste bouwbedrijven liggen immers in Vlaanderen en het grootste deel van de werknemers in de bouwsector is dan ook Vlaams, namelijk 62 percent of 118.100 werknemers op een Belgisch totaal van 190.000. Aangezien men verwacht dat de afschaffing van het verlaagde BTW-tarief duizenden jobs zal kosten, kunnen we ook veronderstellen dat dit verlies verhoudingsgewijs vooral aan Vlaamse kant zal doorwegen.
De argumentatie dat de Maribel-maatregel een pleister op de wonde is en in de eerste plaats Vlaanderen zal bevoordelen, moeten we met een grote korrel zout nemen. Het is inderdaad waar dat een vermindering van de sociale lasten nergens meer arbeidsplaatsen oplevert dan in de bouwsector. Het is echter ook waar dat de bouwactiviteit op een hoog peil moet worden gehouden opdat de vermindering van de sociale lasten daadwerkelijk arbeidsplaatsen zou opleveren. De verlaging van de arbeidskosten kan de vraag naar nieuwe woningen niet aanzwengelen.
Mijnheer de minister-president, er zit duidelijk een communautair addertje onder het gras. Zoals we in het verleden hebben gezien bij het afschieten van Marivlam en Vlaminov, is ook deze BTW-maatregel ten nadele van Vlaanderen. Of het veto nu komt van minister Di Rupo, minister Maystadt of van de federale minister van Begroting Van Rompuy, doet er niet toe. Ik raad trouwens uw minister van Economie aan even te overleggen met een naast familielid om deze maatregel toch nog op te schorten.
Minister-president Luc Van den Brande : U weet dat de CVP een gezinspartij is. Het is dus vanzelfsprekend dat de contacten legio zijn. U kunt daar dus alvast op rekenen.
De heer Frans Wymeersch : Mijnheer de minister-president, ik hoor u graag zeggen dat de CVP een gezinspartij is. Ik hoop dat u dat in dit dossier ook zult kunnen bewijzen.
Welk gevolg heeft de Vlaamse regering gegeven aan de resolutie die in het Vlaams Parlement unaniem werd goedgekeurd? Hoe hebt u dat gedaan? Hebt u een brave brief geschreven naar uw collega´s in het federaal parlement en bent u beleefd gebleven, zoals we u kennen? Hebt u dat met aandrang gedaan of hebt u een aantal eisen gesteld?
Minister-president Luc Van den Brande : Mijnheer Wymeersch, we zijn het niet eens over een aantal benaderingen die te maken hebben met mens en samenleving, maar ik moet toegeven dat u meestal, om niet te zeggen altijd, beleefd bent.
De heer Frans Wymeersch : Mijnheer de minister-president, stel dat u hierover vooraf of nadien contact hebt opgenomen met uw federale collega´s, wat zijn dan volgens hen de redenen om Vlaanderen in dit dossier achter te stellen? Weet u wie de doorslaggevende stem heeft gehad om deze maatregel op federaal niveau door te drukken? Wat zijn, na de beslissing van het federale parlement, de stappen die u hebt genomen of die u zult nemen in de zeer nabije toekomst?
Ten slotte : we zijn verheugd dat ook een andere fractie een parlementair initiatief overweegt. Welke eventuele compenserende maatregelen zal de Vlaamse regering treffen, en hoe zal dat gebeuren? Zulke maatregelen bestaan trouwens ook in Wallonië.
Mijnheer de minister-president, we zijn benieuwd naar uw antwoord, en naar het stemgedrag in het Vlaams Parlement over de motie die bij het eind van dit debat zal worden neergelegd. Maar we zijn vooral benieuwd naar wat er buiten dit parlement gebeurt : naar de houding van de Vlaamse regering tegenover de federale regering. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Herman De Loor (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte minister en collega´s, in dit halfrond beseft iedereen dat we een federale materie behandelen. Maar dat was ook het geval toen we op 30 april die resolutie met unanimiteit hebben goedgekeurd. In die beslissing is de grondslag terug te vinden van onze interpellatie.
Voor ik het daarover heb, wil ik aan het adres van de heer Vermeiren zeggen dat het jammer is dat hij de communautaire toer is opgegaan. Het Vlaams Blok heeft dat uiteraard ook gedaan. Van hen zijn we dat gewoon. Ik betreur echter dat de heer Vermeiren nu eenzelfde pleidooi houdt, en dat hij daarbij cijfers en statistieken van het Planbureau heeft aangehaald.
We hebben natuurlijk alle vertrouwen in het Planbureau. Dat staat hier niet ter discussie. Maar ik zou de heer Vermeiren in dat verband toch aan een citaat van een vooraanstaand politicus willen herinneren. Hij sprak die woorden ongeveer zestien jaar geleden uit, toen we samen onze eerste stappen in de Kamer zetten. ´Cijfers en statistieken zijn als een bikini : ze verbergen het essentiële´, luidde de uitspraak in kwestie. Het zou nuttig zijn als de heer Vermeiren deze uitspraak indachtig zou blijven.
De heer Francis Vermeiren : Mijnheer de voorzitter, ik heb het altijd moeilijk om met mijn goede vriend en collega De Loor te bekvechten. Ik wil enkel dit zeggen. Als iemand reeds zestien jaar tegen een bikini aankijkt, moet hij het aandurven om ook eens aan de andere kant te gaan kijken. Ik zou u dat willen aanraden, mijnheer De Loor.
Als u nu beweert dat ik de communautaire toer opga, dan antwoord ik daarop dat het een goede zaak is dat iedereen in dit land - in Wallonië, in Vlaanderen en in Brussel - zich bewust wordt van de cijfers van het Planbureau. Statistieken hebben toch geen nut als we ze niet lezen, interpreteren, en er conclusies uit trekken?
Er zijn nog altijd mensen die vanuit Vlaams standpunt nefast wegen op de beslissingen op de andere beleidsniveaus. Deze beslissingen zijn schadelijk voor Jan-met-de-pet, en in casu voor de mensen die willen bouwen. Het getuigt dan toch van veel gezond verstand als we dat onder ogen willen zien. Die cijfers verplichten ons dus om, zoals u zegt, de communautaire toer op te gaan. Ik meen dat het eerder een kwestie is van gezond verstand. Wanneer dat gezond verstand op elk niveau zou primeren, en ik heb het dan niet over de federale regering of de gewestregering maar wel over diegenen die de besluitvorming kiezen, dan zou ons een betere toekomst wachten.
De heer Frans Wymeersch : Mijnheer De Loor, u betreurt het dat de heer Vermeiren de communautaire toer opgaat. Wij juichen dat uiteraard toe, maar dat bent u van ons gewoon. Wat we betreuren, is dat u komt interpelleren ten gunste van een verlenging van de maatregel en dat uw partij daarbij een andere houding aanneemt dan uw fractie in het federaal parlement. In het Beknopt Verslag van de Kamer lees ik dat uw partijgenoot, de heer Suykens, het volgende zegt : ´Rekening houdend met de gunstige rente, lijkt de verlenging onnodig. Er zijn wellicht betere maatregelen om de bouw van de eerste en enige woning aan te moedigen. De federale, budgettaire ruimte is beperkt terwijl de Vlaamse Gemeenschap over de nodige middelen beschikt.´
U neemt dus een andere houding aan dan het federaal parlement. Bovendien weet u blijkbaar hoe de Vlaamse regering de middelen zal aanreiken om de bouwsector opnieuw aan te zwengelen. Ik hoop dat u op deze twee punten kunt antwoorden en ze desgevallend kunt verantwoorden.
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Herman De Loor : Mijnheer Wymeersch, u hoeft niet zo voorbarig te zijn. U zou beter wachten tot het einde van mijn interpellatie.
Niemand zal tegenspreken dat de BTW-verlaging de schatkist heel wat geld heeft gekost. Hoeveel het terugverdieneffect is geweest, is wellicht moeilijk te becijferen. Daarover kan men veel filosoferen en discussiëren. Men kan echter niet ontkennen dat deze maatregel sommige mensen ertoe heeft aangezet om te bouwen. We wensen dan ook dat de BTW-verlaging na 1 januari 1998 van toepassing zou blijven, hoewel we duidelijk weten dat deze slechts voor een beperkte tijdspanne van twee jaar is ingevoerd. Wanneer men evenwel iets bekomt, ontstaat, ondanks het feit dat het om een volgens afspraak tijdelijke maatregel gaat, toch de illusie en het verlangen om dit te behouden. Dit geldt ook voor de BTW-maatregel. Er zijn trouwens talrijke argumenten die pleiten voor het behoud ervan.
Op een ogenblik dat zowel de federale als de Vlaamse regering de tewerkstelling als absolute prioriteit naar voren schuiven, zou het te betreuren zijn indien door deze BTW-verlaging de tewerkstelling in de bouwnijverheid, die nog steeds een arbeidsintensieve sector is, daarvan een nefaste invloed zou ondervinden. Het spreekwoord dat zegt dat als de bouw goed gaat, alles goed gaat, is ook vandaag nog van toepassing. We vragen dan ook met klem om nogmaals bij de federale regering aan te dringen op een verlenging van deze maatregel. Voor ons mag de toekenning wel selectiever gebeuren. Tweede verblijven alsook villa´s en appartementen aan de kust of waar dan ook, bestemd voor verhuur, hoeven niet van deze BTW-verlaging te genieten. Enkel bescheiden woningen die voldoen aan de vooropgestelde oppervlakte en voor zover het om de eerste of enige woning gaat, mogen op dit verlaagde tarief aanspraak kunnen maken.
De voorzitter : De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren : Mijnheer De Loor, ik heb veel sympathie voor wat u zegt. We moeten inderdaad eerst aandacht schenken aan de eigenaars van een hoofdverblijfplaats, maar we mogen de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid ook niet uit het oog verliezen. Ook daar krijgen degenen voor wie u pleit mee te maken. Vergeet niet dat als u de BTW-verlaging automatisch aanreikt, u op een ander niveau moet schuiven.
De heer Herman De Loor : We pleiten in die zin, omdat we van oordeel zijn dat de sociale maatregelen moeten blijven bestaan. Deze BTW-verlaging moet ook een sociale maatregel zijn. Dit is trouwens al aangestipt in onze resolutie van 30 april 1997.
Mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, met deze correctie van de bestaande reglementering hebt u waarschijnlijk meer kans de federale regering over de streep te krijgen en de gedeeltelijke verlenging van het lagere BTW-tarief te verkrijgen. Het verlies aan BTW-ontvangsten voor de schatkist zal in belangrijke mate worden opgevangen. Op 22 november 1995, bij de aankondiging van deze BTW-verlagingsmaatregel, heeft de Vlaamse regering al beslist er bij de federale regering op aan te dringen deze maatregel ook na 1997 te verlengen. De verlaging is pas op 1 januari 1996 in werking getreden, en had op dat ogenblik nog geen effect gesorteerd.
De federale regering heeft beslist de kredieten voor een verlaagd BTW-tarief voor te behouden voor justitie, gezondheidszorg en lagere sociale lasten om de werkgelegenheid te stimuleren. Dat zijn ontegensprekelijk departementen en sectoren die in de toekomst meer aandacht en financiële middelen verdienen. Een en ander mag wel niet verhinderen dat het verlaagde BTW-tarief van 12 percent ook na 1 januari 1998 onder supplementaire en selectieve voorwaarden van toepassing blijft.
Mijnheer de minister-president, na al deze overwegingen en dit pleidooi, zou ik een antwoord willen krijgen op de volgende vragen. Heeft de Vlaamse regering beslist de resolutie van 30 april 1997 uit te voeren? Zo ja, op welke wijze en wat was het antwoord van de bevoegde federale minister? Al op 22 november 1995 heeft de Vlaamse regering beslist een verzoek te richten tot de federale minister Maystadt opdat de maatregel na 1997 zou worden verlengd. Werd hier gevolg aan gegeven? Zo ja, wat was het antwoord van de federale minister? Indien later blijkt dat de federale regering niet op haar beslissing terugkeert, verzoeken we de Vlaamse regering met aandrang gelijksoortige maatregelen te nemen, want voor de BTW zijn we niet bevoegd.
Vlaamse gezinnen met een bescheiden inkomen moeten immers meer kansen krijgen om een woning te bouwen op de markt van de sociale privé-woningen. Ik denk hierbij aan een systeem van rentesubsidies of aan een verzekering voor inkomensverlies. De heer Vermeiren heeft gezegd dat zijn partij daarover een voorstel van decreet zal indienen.
De heer Francis Vermeiren : Het is al ingediend.
De heer Herman De Loor : Ik wil erop wijzen dat in de beleidsverklaring van minister Peeters al is aangekondigd dat er zo een verzekering komt. We hopen dat dat inderdaad het geval is. Velen durven immers de stap om te bouwen niet zetten omwille van hun onstabiele werksituatie. Een inkomensverzekering zal dus in de toekomst een belangrijk element zijn. Misschien is dit de gelegenheid om daar spoed achter te zetten en in de nodige financiële middelen te voorzien. (Applaus bij de SP en de VLD)
De voorzitter : De heer Olivier heeft het woord.
De heer Marc Olivier (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, zoals hier reeds ten overvloede werd gezegd, heeft het Vlaams Parlement op 30 april van dit jaar eenparig een voorstel van resolutie aangaande de toepassing van het verlaagde BTW-tarief van 6 percent in de bouwsector goedgekeurd. De Vlaamse regering werd ertoe aangezet om er bij de federale regering op aan te dringen dat deze de toepassing van dit zogeheten tijdelijk tarief zou voortzetten na 31 december 1997.
Met dit verlaagde tarief werd de BTW op 12 percent gebracht voor de eerste schijf van 2 miljoen frank voor particuliere woningen van maximaal 190 vierkante meter en voor appartementen van maximaal 100 vierkante meter. Het BTW-tarief in de sector van de socialewoningbouw werd teruggebracht tot 6 percent. Een aantal Vlaamse parlementsleden zegden dat we deze maatregel alleen op het federale vlak zouden kunnen behandelen. Ik herinner er echter aan dat het toepassingsgebied en het bepalen van begrippen als eerste woning en sociale woning uitsluitend tot de bevoegdheid van de gewesten behoort. Dan heb ik het nog niet over de weerslag van de maatregelen op de tewerkstelling en natuurlijk ook op het budget van de kandidaat-bouwers en de socialehuisvestingsmaatschappijen.
Met deze actie werd in feite een tweevoudig doel beoogd. Enerzijds kregen degenen die een ernstige inspanning wilden leveren om een eigen eengezinswoning te verwerven, een flink steuntje in de rug. Voor een woning, niet groter dan 190 vierkante meter, betekent deze maatregel immers een besparing van 180.000 frank. Voor wie aan het bouwen is en tweemaal nadenkt over elke uitgave, is dit zonder meer een sterke stimulans. Anderzijds zorgde de BTW-verlaging onmiskenbaar voor een grotere activiteit in de bouwsector, wat de werkgelegenheid in deze voor de Vlaamse economie cruciale sector in grote mate ten goede kwam. De uit de BTW-verlaging resulterende verhoogde bouwactiviteit zou volgens uiteenlopende bronnen de kosten ervan voor de schatkist ruimschoots compenseren.
Ik wil hier niet in herhaling vallen over cijfers. De gegevens van Nacebo, hier geciteerd door onder meer de heer Vermeiren, en die van de Nationale Confederatie van de Bouw wijzen in dezelfde richting. Over de exactheid van deze gegevens kan worden gediscussieerd. In ieder geval tonen dergelijke cijfers zeker en duidelijk aan dat er voor de federale overheid een belangrijk terugverdieneffect bestaat, dat de gedane investeringen overstijgt. Uiteraard bestaat er een duidelijk verband tussen de werkgelegenheid en de verhoogde bouwactiviteit.
De federale minister van Financiën heeft het regelmatig over de kosten van deze maatregel. De vraag is echter of men hier wel van kosten kan spreken. Kan de minister-president meer duidelijkheid verschaffen over de argumenten die de federale regering heeft aangehaald? Ik veronderstel immers dat de federale regering, zoals voorheen gebeurde, overleg heeft gepleegd met de gewestministers. Of werd terzake helemaal geen uitleg verstrekt, ondanks het feit dat ons parlement toch deze belangrijke resolutie goedkeurde?
De stopzetting van het verlaagde BTW-tarief heeft ook gevolgen voor de socialewoningbouw. Ter illustratie kan ik verwijzen naar de volgende cijfers. Wat de socialehuursector betreft, werd er in 1996 - inclusief BTW - een totaalbedrag van 6,6 miljard frank aan facturen betaald voor de nieuwbouw en de vervangingsbouw van huurwoningen. Daarop werd ongeveer 376 miljoen frank minder BTW betaald. Voor de socialekoopsector heeft het niet doorrekenen van 6 percent BTW in de aankoopakten van 900 woningen in 1996 een globale invloed gehad van ongeveer 148 miljoen frank. Voor 1996 kan de totale invloed van de BTW-verlaging in de socialewoningbouw dus worden geschat op ongeveer 525 miljoen frank. Dit bedrag zal door de stopzetting van de maatregel vanaf 1998 wél moeten worden betaald.
Ik heb ook de gegevens van de andere gewesten opgezocht. Voor Wallonië gaat het voor 1996 om een bedrag van 121 miljoen frank. Voor Brussel bedraagt dit 83 miljoen frank. Alles samen gaat het dus niet om 1,5 miljard frank, zoals federaal minister van Financiën Maystadt vorige week verklaarde, maar wel om slechts 729 miljoen frank.
Voor 1997 zal de activiteit, in functie van de programma´s, niet de waarden bereiken van 1996. We kunnen dus nu al met vrij grote zekerheid stellen dat in 1997 het bedrag voor de socialewoningbouw niet boven de 700 miljoen frank zal uitkomen.
De voorzitter : Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua : Mijnheer Olivier, als ik u goed begrijp, houdt u hier een vurig pleidooi om de BTW-verlaging naar 6 percent in de sociale huisvesting te verlengen. Ik heb hier het wetsvoorstel bij me van mevrouw Pieters, een partijgenote van u in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hierin is enkel sprake van de verlenging van de maatregel van 12 percent voor privé-woningen. Ik vind echter geen enkele verwijzing naar de maatregelen in de sociale huisvesting.
Misschien kunt u uw collega in de Kamer vragen onze amendementen daar te steunen, ofwel kunt u haar vragen om de sociale huisvesting niet te vergeten als ze een wetsvoorstel indient.
De heer Marc Olivier : Mevrouw Dua, u moet niet eens wachten tot het wetsvoorstel van mijn collega in de Kamer wordt besproken. Morgen al zult u in de Senaatscommissie voor Financiën de gelegenheid hebben om een voorstel van mijn partijgenoot D´Hooghe te bespreken en eventueel goed te keuren. Uw geduld wordt dus niet op de proef gesteld.
Mevrouw Vera Dua : Er zijn dus blijkbaar twee stromingen binnen de CVP.
De heer Marc Olivier : Neen, de stromingen zijn gelijk. Beide voorstellen gaan in dezelfde lijn. De voorzitter van onze partij heeft dat trouwens ook duidelijk geponeerd.
De heer Ward Beysen : Het is te hopen dat u dan de heer Decaluwé meekrijgt.
De heer Marc Olivier : Dat zal geen enkel probleem zijn.
De heer Francis Vermeiren : Ik heb de indruk dat u elkaar niet in de ogen durft kijken.
De heer Marc Olivier : Dan vergist u zich toch. In dat opzicht zijn we nog steeds als twee handen op een buik. (Hilariteit)
Collega´s, de stopzetting van deze maatregel zal daarenboven een ernstig effect hebben op de huurprijs van nieuwe projecten in de socialewoningbouw. De huurprijs wordt namelijk berekend in functie van de kostprijs van het bouwproject, waarvan de BTW onmiskenbaar deel uitmaakt. Daardoor zullen ook huurders van nieuwe sociale woningen vanaf volgend jaar meer dienen uit te geven voor hun huisvesting. Op dit ogenblik legt dit parlement in zijn werkzaamheden rond het bestrijden van de armoede duidelijk de klemtoon op het belang van een behoorlijke huisvesting voor het leiden van een kwaliteitsvol leven. Daarom moet deze evolutie absoluut worden vermeden. Bovendien heeft er overleg plaatsgevonden met de Vlaamse regering over het toepassingsgebied van de BTW-verlaging tot 6 percent voor de socialewoningbouw. We kunnen er dan ook van uitgaan dat er bij een verhoging van dit tarief opnieuw overleg zou zijn gepleegd.
Daarnaast zullen de huisvestingsmaatschappijen door een verhoogd BTW-tarief minder woongelegenheden kunnen realiseren. In de sector van de sociale huisvesting is men trouwens niet zoveel met de argumentatie van federaal minister Maystadt dat het hier een tijdelijke maatregel betreft. Een socialehuisvestingsmaatschappij wordt geconfronteerd met bepaalde administratieve procedures die het snel inspelen op bepaalde marktomstandigheden niet altijd even gemakkelijk maken. Kan men hierover enig uitsluitsel geven?
De voorzitter : De heer Taylor heeft het woord.
De heer John Taylor : Mijnheer Olivier, ik heb een stuk van het debat gemist. Tot mijn grote spijt was ik even buiten. Over één zaak zijn we het echter allemaal eens : dit is een probleem dat Vlaanderen speciaal aanbelangt, maar waarover we niet bevoegd zijn.
De heer Marc Olivier : Het is niet het enige geval waarvoor dit geldt.
De heer John Taylor : Dat weet ik. In elk geval zijn we niet bevoegd om er zelf iets aan te doen. De Vlaamse regering kan overleg plegen met de federale regering. Is het niet mogelijk om dit onderwerp in de Senaat, die toch bedoeld is als ontmoetingsplaats voor de gemeenschappen en gewesten, ter sprake te brengen en op die manier de federale regering te bereiken? Zou dat geen uniek middel zijn? (Applaus bij de CVP en AGALEV)
De heer Marc Olivier : Mijn goede vriend John Taylor - in onze partij zijn we allemaal goede vrienden - door uw drukke werkzaamheden slaagt u er blijkbaar niet in de activiteiten van de senatoren te volgen. Vorige donderdag is niet enkel in de Kamer, maar ook in de Senaat langdurig over deze maatregel gesproken. Mevrouw Dua en ikzelf hebben als gemeenschapssenatoren dit onderwerp aangekaart.
De heer John Taylor : Er is nog een groot verschil tussen de bespreking van deze maatregel in de Senaat en het ter sprake brengen in de Senaat van de bekommernis van het Vlaams Parlement over beslissingen van de federale regering. Dat is een andere benadering dan deze waarbij de Senaat als onderdeel van het federaal parlement fungeert.
De heer Marc Olivier : Ik kan u geruststellen, mijnheer Taylor. We vertolken in de Senaat de bekommernissen van het Vlaams Parlement. Er is trouwens ook verwezen naar de unaniem goedgekeurde resolutie door mevrouw Dua en ikzelf. Ik zal op het einde van mijn betoog een initiatief aankondigen. Indien het initiatief van de heer D´Hooghe eventueel moeilijkheden bij de regering zou kunnen veroorzaken, dan zullen we hier ook initiatieven nemen, die de bezorgdheid van het Vlaams Parlement zal doordrukken op het niveau waar dat in feite moet gebeuren.
De voorzitter : Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua : Mijnheer Olivier, ik wens de puntjes op de i te zetten. U hebt inderdaad een vraag gesteld over de maatregel op zich, maar ik ben de enige geweest die echt heeft gevraagd wat de Vlaamse regering heeft gedaan. Ik zal straks deze vergadering inlichten over het antwoord van de federale minister op deze vraag.
De heer Marc Olivier : Het is niet aan de Senaat om te vragen wat de Vlaamse regering heeft gedaan. Het Vlaams Parlement heeft die taak, door middel van interpellaties. Wel moet de Senaat de minister van Financiën vragen of hij overleg heeft gepleegd met zijn collega´s uit de respectieve gewestregeringen. Ik heb hem die vraag gesteld, maar hij heeft er niet op geantwoord.
De voorzitter : De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren : Het wordt voor ons en voor mij in het bijzonder met de minuut ingewikkelder. We horen verschillende stemmen vanop dezelfde banken.
Ik zou de heer Olivier een duidelijke vraag willen stellen. In zijn hoedanigheid van gemeenschapssenator heeft hij in de laatste minuten dikwijls allusie gemaakt op wat hij in de Senaat gaat doen en op de voorstellen die hij en zijn collega´s gaan neerleggen. Kan ik van de heer Olivier, rekening houdend met het feit dat wij hier unaniem stelling hebben genomen - en hopelijk gaan we dat straks nog doen - hic et nunc de zekerheid krijgen dat zijn stemgedrag in de Senaat over het vertrouwen in de regering over deze materie in dezelfde zin zal zijn?
De heer Marc Olivier : Dat is niet veel gevraagd. Ik kan u geruststellen dat we het voorstel van de heer D´Hooghe in ieder geval zullen goedkeuren.
De heer Francis Vermeiren : Ik heb het niet over het voorstel. Ik juich alles toe wat u zegt, en dat zou men op uw banken ook moeten doen. Ik neem nota van de initiatieven die uw fractie neemt.
Uw fractie, in het bijzonder in de Senaat, steunt de federale regering. Als u vanop deze tribune blijft zeggen dat wat die federale regering doet niet goed is, dan vraag ik u zeer direct : blijft u die regering steunen? (Gelach)
De heer Marc Olivier : Dat is natuurlijk een zeer goede vraag. (Gelach)
Het antwoord is duidelijk dat wij de regering blijven steunen, maar over een zeer specifieke maatregel zullen we vragen stellen en we zullen ons standpunt bepalen als we het antwoord van de regering krijgen.
We zullen het resultaat afwachten van de bespreking van het voorstel van de heer D´Hooghe in de commissie voor Financiën. We zullen ons standpunt daarover bepalen in de plenaire zitting. Voor de eerste gezinswoning zit het er al in. Mocht ook dat niet kunnen worden aangenomen wegens de sociale kost, dan zullen we deze zaken moeten doordrukken, in ieder geval voor de socialewoningbouw, waar de kostprijs op jaarbasis nog geen 700 miljoen frank is, maar ook rekening houdend met de andere conclusies van de bespreking over de kansarmoede.
Ik meen dat de regering ook op andere vlakken standpunten terzake heeft ingenomen en dat ze ook op dat vlak duidelijkheid moet scheppen.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert (Op de tribune): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, het zal u niet verwonderen dat ik in de loop van mijn interpellatie even zal antwoorden op een aantal tussenkomsten die hier gehouden zijn, onder andere van de heer Decaluwé en mevrouw Dua.
Om te vermijden dat de discussie al van bij het begin oeverloos wordt, zal ik eerst kort de inhoud van mijn interpellatie naar voor brengen. Ik wil daarbij een poging doen om niet te herhalen wat de vorige interpellanten reeds hebben gezegd, hoewel ik mij voor meer dan 90 percent achter hun opmerkingen kan scharen.
Ik wil toch nog even onderstrepen dat ook in onze ogen deze beslissing van de federale regering een bijzonder asociale maatregel is. Het gaat niet over een nieuwe maatregel, maar over het niet verlengen van een bestaande maatregel, waartoe men in oktober heeft beslist. Het niet-verlengen van het verlaagde BTW-tarief in de bouwsector treft in de eerste plaats, zoals al meermaals is gezegd, de bouw van bescheiden woningen. Diegenen die met relatief bescheiden middelen deze stap willen zetten, zijn de eerste slachtoffers.
Ten tweede is dit een zoveelste bewijs van de hypocrisie van de federale regering-Dehaene. Verontschuldigt u mij voor het woordgebruik, maar ik kan er niet omheen. Op minder dan veertien dagen tijd zegt deze regering aan de ene kant, dan nog met veel show en nachtelijk overleg, dat ze in 1998 minstens 6 miljard frank zal uittrekken voor nieuwe werkgelegenheid. Tegelijkertijd neemt ze een beslissing waarbij ze meer dan 4 miljard frank onmiddellijk weer inpikt en in dezelfde staatskas laat verdwijnen. Zo vernietigt ze dus tegelijkertijd minstens 3.500 jobs.
Wanneer een ondernemingsleider dit in een Brussels hotel had aangekondigd, zoals gebeurde naar aanleiding van de sluiting van Renault Vilvoorde, kwam er de terechte reactie van Vlaanderen en de deels terechte reactie van premier Dehaene. Maar hij begaat in één adem dezelfde enorme stommiteit. Ik noem het zo, maar het is veel erger dan dat. Het niet-verlengen van deze maatregel na 31 december 1997 heeft precies dit onmiddellijke gevolg. Het is bovendien een foute voorstelling van de feiten dat de verlenging van de maatregel aan de schatkist nog eens meer dan 4 miljard frank zou kosten. De heer Vermeiren heeft ernaar verwezen en hij staat niet alleen. Men heeft aan de hand van concrete cijfers, die recent zijn gepubliceerd, bewezen dat precies die extra tewerkstelling in de loop van de voorbije twee jaar voor minstens evenveel miljarden frank aan besparingen in uitgaven voor werkloosheid en aan extra inkomsten voor directe belastingen op inkomens heeft gegenereerd. Het is bovendien fout te stellen dat we daardoor nog eens 4,5 miljard frank extra zouden moeten uitgeven. De maatregel verdient ze onmiddellijk zelf terug.
Ten derde, mijnheer de minister-president, ik laat het aan u over te oordelen of u terecht hebt gezegd dat de CVP een gezinspartij is. Ik meen me toch te herinneren dat de CVP onlangs een gezinsdag heeft gehouden. De voorzitter, de heer Van Peel, lid van het Vlaams Parlement, heeft daar nadrukkelijk een pleidooi gehouden in die zin.
Minister-president Luc Van den Brande : U was er toch niet, mijnheer Bogaert?
De heer Jean-Marie Bogaert : Zelfs niet in gedachten. Ik was wel in de buurt, en daar ben ik fier op.
De CVP zal nog eens een extra fractievergadering moeten houden om intern de snaren te stemmen. Ik neem aan dat de voorzitter van de partij de tolk is van de hele partij.
Ik stel vast dat diezelfde CVP een federale premier aflevert die zich daar blijkbaar niet al te veel van aantrekt. Ik stel dus ook vast dat de CVP niet langer zwaar doorweegt op de beslissingen die op federaal niveau worden genomen.
We hebben ons al herhaaldelijk geërgerd over het feit dat de CVP van het Vlaams Parlement niet de CVP is van het federale parlement. Wat nu gebeurt, is echter nog veel erger. De CVP weegt niet eens meer als beleidspartij op de beslissingen die de federale regering neemt.
Ten slotte betekent dit zowel voor het Vlaamse Parlement in zijn geheel als voor Vlaanderen zelf een bijzonder zware kaakslag. Op 30 april hebben we hier unaniem een resolutie goedgekeurd waarbij we, in naam van Vlaanderen, om een verlenging van de maatregel vroegen. Misschien was dat voor bepaalde federale regeringsleden reeds een reden om het juist niet te doen.
In tegenstelling tot wat hier werd gezegd - en ik richt mij nu heel specifiek tot mevrouw Dua - wordt niet Vlaanderen het zwaarst getroffen door het niet verlengen van de maatregel. Het is dus niet juist dat de gevolgen voor Wallonië minder erg zouden zijn.
Mijnheer Vermeiren, in aanvulling op wat u reeds geciteerd hebt, wens ik nog de volgende cijfers te geven. Het is juist dat er in 1996 en in 1997 onder deze maatregel in Vlaanderen veel meer nieuwe woningen zijn gebouwd dan in Wallonië. Maar daartegenover staat dat in 1996, het jaar waarin de maatregel werd ingevoerd, de reële aangroei in Wallonië vijfmaal hoger lag dan in Vlaanderen. In Wallonië werden in 1996 28 percent meer bouwvergunningen afgeleverd in vergelijking met 1995. In Vlaanderen lag die toename op 5 percent. Het effect van deze maatregel, gecombineerd met twee maatregelen waar ik straks op terugkom, was voor Wallonië verhoudingsgewijs dus vijf keer zo groot als voor Vlaanderen.
Mevrouw Dua, wat u daarnet zei, is dus verkeerd. U zei dat deze maatregel voor Wallonië - door het lagere inkomenspeil en door de beperktere mogelijkheden om aan nieuwbouw te doen - minder interessant is geweest. Het tegendeel is waar.
De voorzitter : De heer Decaluwé heeft het woord.
De heer Carl Decaluwé : Mijnheer Bogaert, het zal in hoofdzaak de Waalse socialewoningbouw zijn die het slachtoffer zal worden van het niet verlengen van de BTW-maatregel. Hier in Vlaanderen is het urgentieprogramma Domus Flandria immers afgelopen. In Wallonië heeft men een gelijkaardig programma uitgewerkt dat nu pas van start gaat. Zij zullen daar dus onmiddellijk de gevolgen van dragen.
De voorzitter : Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua : De heer Bogaert heeft me verkeerd begrepen. Ik heb enkel een verklaring willen geven voor de cijfers die de heer Vermeiren heeft aangehaald en die wijzen op de verschillende effecten in Wallonië en in Vlaanderen.
De heer Jean-Marie Bogaert : Het effect in Wallonië is vijf keer groter dan in Vlaanderen. Het invoeren van de maatregel in 1996 heeft als effect gehad dat er in Wallonië 28 percent meer bouwvergunningen werden afgeleverd. In Vlaanderen bedroeg die stijging slechts 5 percent.
Mevrouw Vera Dua : Ik reageerde op de absolute cijfers die de heer Vermeiren ons heeft gegeven.
De heer Jean-Marie Bogaert : Ik weet niet of de cijfers van de heer Vermeiren de juiste zijn.
De heer Francis Vermeiren : Na analyse en nadat ik deze morgen een tekst van federaal minister Di Rupo heb gelezen waarin hij hetzelfde verklaart, moet de absolute aangroei correct zijn en vraag ik me af wie er nog dwars ligt. Als zowel de heer Di Rupo als de heer Maystadt akkoord gaan, dan moet het Vlaams Parlement - want wij behoren toch tot dezelfde partijen als onze broeders en zusters van hiernaast? - zich gaan afvragen wie er dwars ligt en mea culpa moet slaan.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer Vermeiren, volgens mij is dit een zeer belangrijke, maar retorische vraag.
De heer Decaluwé, van wie ik denk dat hij het in de grond van zijn hart wel met ons eens is, ligt niet wakker van het niveau waarop bepaalde bevoegdheden zich situeren, zoals blijkt uit een recent interview. Ik betreur dit. We verschillen hierin fundamenteel van mening. Vanzelfsprekend is de Volksunie ervan overtuigd dat, indien Vlaanderen integraal bevoegd zou zijn voor economie en werkgelegenheid, we dan echt die maatregelen zouden kunnen nemen die de economie en werkgelegenheid in Vlaanderen ten goede komen.
Wij zijn bevoegd voor economie en werkgelegenheid. In het geval waar de federale overheid maatregelen neemt die voor ons een kaakslag betekenen, is het de plicht van het Vlaams Parlement om te reageren. In het geval dat de federale overheid maatregelen treft die schadelijk zijn voor de Vlaamse huisvestingspolitiek, is het de plicht van het Vlaams Parlement om te reageren. Als het Vlaams Parlement unaniem een resolutie goedkeurt waardoor de Vlaamse regering en in het bijzonder de Vlaamse minister-president, de opdracht heeft om op het federaal niveau tussen te komen om de maatregel wel te verlengen na 1 januari, en wij vaststellen dat dit niet gebeurt, dan is het onze plicht om de regering en de minister-president hierover te interpelleren. Dit moet gebeuren op het juiste bevoegdheidsniveau en dat is het niveau van het Vlaams Parlement. Mijnheer Decaluwé, dat wij vandaag van op nagenoeg alle banken de minister-president interpelleren is een logische daad in het licht van onze bevoegdheden en van de normale werking van het Vlaams Parlement. Na twee jaar actief lidmaatschap zou u dit toch al moeten weten.
De voorzitter : De heer Decaluwé heeft het woord.
De heer Carl Decaluwé : Mijnheer Bogaert, u reageert op een interview dat ik aan De Standaard gaf. Daarin wees ik erop dat een volgende staatshervorming onder meer in het teken moet staan van de efficiëntie. Indien we de oefening maken over de homogene bevoegdheidspakketten, dan moet deze oefening aan beide kanten worden gemaakt. Dit betekent dat wanneer wij over homogene bevoegdheidspakketten beschikken, het ook mogelijk is dat een aantal ervan terugkeren naar het federale niveau en omgekeerd. Ik wil dat deze oefening wordt gemaakt. Het is de essentie van de begrippen homogene bevoegdheidspakketten en subsidiariteit.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer Decaluwé, u wilt de klok dus terugdraaien.
De heer Carl Decaluwé : Ik weet dat ik terzake van mening verschil met de minister-president, maar volgens mij is het essentieel.
Ten tweede wilde ik daarstraks in verband met onze bevoegdheden iets kwijt omwille van mijn grote bezorgdheid over duidelijkheid voor de bevolking. De bevolking moet weten dat fiscaliteit tot nog toe nog steeds een federale bevoegdheid is. We zullen over dit onderwerp nog vele kaakslagen incasseren. Indien we een tweede motie goedkeuren, dan zal dit nogmaals een kaakslag betekenen. We kunnen hetzelfde zeggen over de NMBS en over nog zoveel meer. Ik stel vast dat we onze Vlaamse collega´s in het federale parlement moeten aanmoedigen. Mevrouw Trees Pieters en onze gemeenschapssenatoren hebben reeds initiatieven genomen. Vanuit het vooruitzicht en het besef dat we vele kaakslagen zullen krijgen, kunnen we al vaststellen dat we na een slag op onze ene kaak om een slag op onze andere kaak vragen.
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer Decaluwé, overmorgen zal een passend antwoord op uw vreemdsoortige vrije tribune worden gepubliceerd, in dezelfde krant.
De voorzitter : De heer Taylor heeft het woord.
De heer John Taylor : Ik merk op dat de heer Decaluwé in die vrije tribune een erg persoonlijk standpunt heeft ingenomen. (Applaus bij de VU en het VB)
De meeste leden van onze fractie weten dat er geen weg terug is in de federalisering van ons land. Dit proces is al meer dan 25 jaar aan de gang. Op het vlak van efficiëntie zijn er misschien aanpassingen mogelijk. Inzake bevoegdheden is er echter geen weg terug. Het doel van onze staatshervorming is uiteindelijk een zo groot mogelijke autonomie van Vlaanderen.
Elk probleem dat de Vlaamse Gemeenschap aanbelangt, is ook ons probleem. Dat heeft de minister-president al meermaals duidelijk gezegd. Daar staan de meesten in deze vergadering ook achter. De heer Decaluwé is het daar waarschijnlijk ook mee eens, al nuanceert hij dat nu. We moeten de beste manier zoeken om tussenbeide te komen in zaken die niet tot onze bevoegdheden behoren. In dat opzicht gebruiken we de Senaat zeker onvoldoende. Dat is toch de ontmoetingsplaats van de gemeenschappen, waarbij onze vertegenwoordigers in die vergadering de spreekbuis zijn van wat bij ons leeft.
De voorzitter : Mevrouw Maes heeft het woord.
Mevrouw Nelly Maes : Ik ben het helemaal eens met de heer Taylor. Mijnheer Decaluwé, precies de oneindige inefficiëntie van de Belgische staat heeft ons tot federalisering doen besluiten. Waarom wilt u terug naar een situatie die destijds heeft bewezen verspillend en inefficiënt te zijn?
De voorzitter : De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys : Ik kan begrijpen dat binnen een fractie verschillende opinies leven, en apprecieer dat zelfs. Ik vind het alleen gevaarlijk dat dit ook geldt voor het thema van de bevoegdheden. De minister-president heeft opgeroepen tot een unanieme opstelling van het Vlaams Parlement ten opzichte van de Schrikkelnota. We moeten ons offensief opstellen om zoveel mogelijk bevoegdheden te krijgen. Ik vind het spijtig dat de heer Decaluwé daar tegen ingaat.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Een offensieve strategie bestaat erin de bevoegdheden juist af te bakenen en die op het juiste niveau te plaatsen. Dan is er sprake van een democratisch model. Daarin steun ik de heer Decaluwé.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer Sannen, een goede staatshervorming bestaat erin Vlaanderen alle bevoegdheden te geven die het aankan. Bepaalde bevoegdheden die we zeker aankunnen, hebben we nu maar gedeeltelijk. Juist daarom slagen we er niet in om efficiënt op te treden. De logische conclusie is dan ook dat we in zo een geval de integrale bevoegdheid krijgen. Dat is evident.
Ik rond nu af met twee punten. De heer Vermeiren heeft me op één daarvan op snelheid gepakt. U zult zich ongetwijfeld herinneren dat ik een half jaar geleden minister Van Rompuy heb geïnterpelleerd over de situatie in de bouwsector. Ik heb hem toen gewezen op het feit dat in Wallonië - voor één keer dat daar iets positiefs gebeurt - een verzekering tegen inkomensverlies bestaat voor bouwers met een hypotheeklening. Hij viel toen nogal uit de lucht maar beloofde dat grondig te onderzoeken. Hij zou eventueel en te gepasten tijde maatregelen treffen.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande : Ik denk dat we meer mogelijkheden en middelen nodig hebben om te communiceren. Dit is nu net een van de maatregelen die we hebben genomen en die in 1998 in voege zullen treden, mijnheer Bogaert. Dat stond in de Septemberverklaring en in de toelichtingen bij de nota´s. Op voorstel van minister Peeters willen we de inkomensvervangende verzekering invoeren.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : Minister Van Rompuy deed deze toezegging zowat een jaar geleden. U begrijpt, mijnheer de minister-president, dat ons geduld niet onuitputtelijk is. Op de duur nemen we zelf initiatieven om de zaak te bespoedigen. Als ik zeg dat de heer Vermeiren mij qua snelheid heeft verslagen, bedoel ik dat zijn voorstel terzake al is ingediend en het mijne niet. Ik had eind vorige week nog een vergadering met enkele specialisten en ik wou met een onderbouwd voorstel naar hier komen. Ik denk dat de meesten van ons ervan overtuigd zijn dat dit soort initiatieven tegemoet komt aan een van de essentiële Vlaamse problemen, het vertrouwen van de Vlaming in zijn toekomst op korte termijn. Dit soort maatregelen is bijzonder dringend en, zoals gebleken is aan de andere zijde van de taalgrens, ook bijzonder efficiënt.
Ik wil zoals vorige interpellanten graag weten of de bevoegde federale minister inderdaad contact opnam met de Vlaamse regering naar aanleiding van de beslissing over het BTW-tarief. Ik ben evenzeer benieuwd om te vernemen welke stappen de Vlaamse regering - vóór die federale beslissing - zelf al had ondernomen ter ondersteuning van de hier gestemde resolutie om de BTW-verlaging wél te verlengen. Ten slotte wil ik weten wat de Vlaamse regering vandaag plant om de gevolgen van deze beslissing te corrigeren.
De voorzitter : De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren : We kunnen de minister-president geruststellen. Hij zegt dat we meer moeten communiceren, maar we weten perfect dat dat bedrag, 57 miljoen frank, ingeschreven staat. We hebben gewacht op het ontwerp van decreet terzake om een voorstel in te dienen. Volgens mij willen alle fracties hier op een constructieve manier aan werken. Ik reken erop dat we dit gesprek in de commissie binnenkort kunnen openen.
De voorzitter : Minister Peeters heeft het woord.
Minister Leo Peeters : Het is goed er even aan te herinneren dat die verzekering tegen inkomensverlies deel uitmaakt van de Vlaamse Wooncode zoals recent goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Op dit ogenblik hebben we in de begroting in een bedrag van 101 miljoen frank voorzien. Er werd dus een supplementair bedrag bepaald. Momenteel wordt daarover een bestek opgemaakt. De Europese regelgeving moet worden gevolgd. Eind januari of begin februari zullen we daarmee klaar zijn en zullen we de maatregel kunnen uitvoeren.
De voorzitter : Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega´s, Agalev heeft over deze materie bewust geen interpellatie ingediend. Dat is niet omdat het ons niet interesseert, maar wel omdat het debat over de BTW in de eerste plaats in het federaal parlement moet worden gevoerd. Het gaat immers om een federale bevoegdheid. Het is me sterk opgevallen en het ergert me dat een interpellatie over woonbeleid of sociale huisvesting, waarvoor we wel bevoegd zijn, nog nooit de eer heeft gehad om in plenaire vergadering te worden behandeld. Ik dring er bij de voorzitter dan ook op aan dat latere interpellaties over deze materies ook plenair worden behandeld. Ik heb de indruk dat hoe minder bevoegd we zijn, hoe meer we erover willen zeggen.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : U en de heer Decaluwé hebben het nog steeds niet begrepen.
Mevrouw Vera Dua : Ik erger me aan de hoogmissen in het Vlaams Parlement inzake bevoegdheidsconflicten en inzake materies waarvoor we niet bevoegd zijn.
De heer Jean-Marie Bogaert : Het gaat hier niet om een bevoegdheidsconflict. Het Vlaams Parlement heeft in april de regering unaniem de opdracht gegeven om op haar bevoegdheidsniveau tussenbeide te komen. In oktober hebben we vastgesteld dat de federale overheid die vraag van het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering gewoon naast zich heeft neergelegd. Dit is toch de plaats om de Vlaamse regering te interpelleren en te vragen wat er met de resolutie is gebeurd?
Mevrouw Vera Dua : Mijnheer Bogaert, ik erger me aan het feit dat dergelijke zaken buiten proportie worden opgeblazen enkel en alleen omdat het gaat om materies waarvoor we niet bevoegd zijn. Later in mijn betoog zal ik terugkomen op wat de Vlaamse regering heeft ondernomen.
Deze maatregel werd in de eerste plaats ingevoerd om de tewerkstelling in de bouwsector te stimuleren. Dat is op zich een lovenswaardige doelstelling. Sommigen proberen deze maatregel te verpakken in een mooi sociaal kleedje. Dat strookt niet helemaal met de werkelijkheid. Deze BTW-verlaging heeft aan een groot aantal mensen - over het juiste aantal bestaat nog discussie - de mogelijkheid gegeven om op een goedkopere manier hun eerste, maar in vele gevallen ook hun tweede, hun derde of hun zoveelste huis te bouwen. Het is dus zeker geen maatregel die is gericht op de sociaal zwakkeren van onze samenleving.
Als men effectief iets wil doen voor de mensen die het echt moeilijk hebben, dan moet men in de eerste plaats maatregelen treffen inzake de huurwet. Een aantal partijen die vandaag met veel vuur om sociale redenen de verlenging van deze BTW verlaging bepleiten, hebben zich destijds met minstens evenveel vuur verzet tegen sociaal gerichte wijzigingen van de huurwet. Het is trouwens opvallend dat de schrapping van het verlaagde tarief in de sector van de sociale huisvesting veel minder in de verf is gezet dan de schrapping van de 12-percent-maatregel voor privé-woningen. Enkel de heer Olivier heeft het daarover gehad.
In elk geval zijn we van oordeel dat het onvoorwaardelijk en niet-selectief promoten van nieuwbouw voor particulieren, zoals dat vandaag gebeurt, in de eerste plaats ten goede komt aan de bouwmaatschappijen. Ik denk trouwens dat de interpellanten in hun uiteenzettingen dit gegeven ook hebben verwoord.
Voor ons moet een eventuele verlenging van deze regeling gepaard gaan met een grondige bijsturing. In concreto betekent dit dat het verlaagde BTW-tarief van 6 percent voor de sociale huisvesting moet blijven bestaan. Verder kan het verlaagde tarief van 12 percent voor de privé-woningen slechts gehandhaafd blijven mits een selectievere toepassing. Dat verlaagd tarief mag enkel gelden voor de eerste woning ; zo niet subsidieert men de kapitaalkrachtige eigenaars.
En ten tweede moet deze maatregel volgens ons worden beperkt tot die specifieke zones waar het stimuleren van bouwactiviteiten gewenst is. Men zou bijvoorbeeld kunnen overwegen om het verlaagde tarief enkel toe te kennen in stedelijke gebieden. Zo zou de maatregel ook een bijkomend instrument worden om het wonen in de stad aantrekkelijker te maken. Dat zou perfect aansluiten bij het stedelijke beleid waarvoor minister Peeters pleit.
Dat vereist een inbreng van de gewesten - een inbreng waar iedereen zo happig op is. Ik veronderstel dus dat uw federale collega´s de amendementen die onze fractie in de Kamer zullen indienen, erg enthousiast zullen steunen.
De voorzitter : De heer Taylor heeft het woord.
De heer John Taylor : Ik kan uw redenering volgen dat zo een maatregel eerder selectief moet worden toegepast, en moet worden toegespitst op de eerste woning, en op de sociale sector. U zou die maatregel ook graag op Gent toepassen.
Mevrouw Vera Dua : Wat ter discussie staat, is de stedelijke problematiek in haar geheel.
De heer John Taylor : Ik deel uw zorg om een aantal gezinnen terug naar de stedelijke gebieden te halen. In dat verband kunnen we heel wat positieve stimuli verdedigen. Vreest u evenwel niet dat zo uiteindelijk in het landelijke gebied nog enkel mensen met een serieus inkomen zullen wonen? Het zal dan gaan om mensen die zich een tweede of een derde woning, en de betaling van de verhoogde BTW kunnen veroorloven.
Mevrouw Vera Dua : Ik denk dat het om een misverstand gaat. Als we spreken over die maatregel, dan moeten we ons goed realiseren dat we het over de middenklasse hebben. Het gaat over die categorie die het zich sowieso kan permitteren om een huis te bouwen of te kopen. Precies deze bevolkingsgroep moeten we terug naar de stad lokken.
De heer John Taylor : Die categorie zou misschien meer vertegenwoordigd moeten zijn in de stedelijke bevolking. Maar ik zou het geen goede zaak vinden als we een evolutie zouden doormaken waardoor het landelijke gebied in Vlaanderen enkel plaats zou bieden aan hoge of middelhoge inkomenscategorieën.
De voorzitter : De heer Olivier heeft het woord.
De heer Marc Olivier : Ik kan me verzoenen met de beperking van de maatregel tot een eerste en enige woning, en de uitbreiding daarvan tot woningen van een zekere omvang. Maar waarmee ik niet akkoord kan gaan, is uw klemtoon op de stedelijke of eigenlijk de grootstedelijke gebieden. Een analyse van de aanwending van de middelen die ook voor het objectief van de huisvesting der kansarmen zijn uitgetrokken - ik denk dan aan het Sociaal Impulsfonds - in de SIF en SIF-plusprogramma´s, leert dat er in dat verband weinig tastbaars wordt verwezenlijkt. Dat is te betreuren.
Ik hoorde dat gisterenavond in de gemeenteraad van Gent de onroerende voorheffing met 0,2 percent is verminderd. Om de grootstedelijke gebieden te ondersteunen, zetten we de grote middelen in via de SIF-plusprogramma´s. Die vermindering van de personenbelasting komt daaraan ten goede. En dat staat toch haaks op wat u hier hebt gezegd.
Mevrouw Vera Dua : Wat u nu zegt, klinkt als muziek in mijn oren. Een paar maanden geleden heb ik in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden gezegd dat het schandalig is dat een stad zoals Gent met een relatief lage personenbelasting, opnieuw een verlaging zou doorvoeren in 1999. We protesteren daartegen in de gemeenteraad en we zullen hier hetzelfde doen. Het enige einddoel van de VLD-SP-coalitie is met de electoraal-goed-scorende slogan naar buiten komen dat ze een belastingverlaging hebben doorgevoerd.
De heer Gilbert Bossuyt : Het is nogal gemakkelijk om kritiek uit te oefenen op de Gentse gemeenteraad.
Mevrouw Vera Dua : Ik ben daar niet mee begonnen, maar ik vind het inderdaad schandalig, mijnheer Bossuyt.
De heer Gilbert Bossuyt : Wanneer u dat aantrekkelijk wil maken, moet u zorgen voor het normale belastingniveau.
Mevrouw Vera Dua : Dat is het gemiddelde, mijnheer Bossuyt. Het is de SP die zich daar heeft laten rollen.
De voorzitter : De heer Decaluwé heeft het woord.
De heer Carl Decaluwé : Men kan toch niet enkel praten over steden of grote steden. Wanneer men geen BTW-verlaging toekent aan dorpskernen en buitengebieden, krijgt men toestanden zoals in Frankrijk waar volledige dorpen leegstaan. Ofwel krijgt men dorpen met bijna uitsluitend grote villa´s zoals Sint-Martens-Latem.
Anderzijds is het onmogelijk dat aan grote steden zoals Gent pakken geld van het Vlaams Parlement worden weggegeven waarmee deze vervolgens een belastingverlaging zouden doorvoeren.
De voorzitter : Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua : Mijnheer Decaluwé, ik meen dat over uw eerste punt een discussie kan worden gevoerd. Via het Structuurplan Vlaanderen moet worden nagegaan in welke zones een verlaagd tarief kan worden toegepast. Ik vind enkel dat deze BTW-verlaging selectief moet worden toegepast. Ik heb dit voorstel geformuleerd in het federale parlement en ik had de indruk dat de heer Maystadt openstond voor discussie. Hij heeft echter te kampen met budgettaire moeilijkheden. Ik merk, mijnheer Olivier, dat u ook in die richting wenst door te gaan. Ik zal u dan ook steunen en ik hoop dat we in de Senaat een goede tandem zullen vormen om die zaak te verdedigen.
Iedereen is bijzonder geïnteresseerd in wat de Vlaamse regering heeft verwezenlijkt en welke initiatieven ze heeft ondernomen in opvolging van de resolutie. Ik heb minister Maystadt in de Senaat tweemaal de vraag gesteld welke initiatieven de Vlaamse regering heeft ondernomen. Hij heeft twee keer geweigerd om deze vraag openbaar te beantwoorden, wat misschien begrijpelijk is. Vervolgens heb ik in de wandelgangen mijn vraag herhaald. Toen heeft hij geantwoord dat er niets was gebeurd. Dan zijn er twee mogelijke conclusies. Ofwel heeft de Vlaamse regering echt niets gedaan, wat een bijzonder triestige zaak zou zijn voor het Vlaams Parlement, ofwel heeft de Vlaamse regering wel iets gedaan maar blijft dat niet lang nazinderen in het geheugen van de federale ministers. Stemmen over een resolutie waarin men vraagt aan de Vlaamse regering om druk uit te oefenen op de federale regering lijkt me dan ook weinig zinvol. Ik ben ervan overtuigd dat Vlaanderen over voldoende instrumenten beschikt om een eigen volwaardig woonbeleid te voeren. We zouden zelfs al een stap verder zijn indien de Vlaamse regering haar eigen bevoegdheden maximaal zou invullen en alle beschikbare middelen zou aanwenden om tot een betere huisvestingssituatie te komen. Eigenlijk zou ik liever daarover discussiëren dan over de BTW. (Applaus bij de CVP en Agalev)
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, ik wil alle interpellanten danken. Ze hebben allen, zonder onderscheid van opinie, terecht aandacht besteed aan een probleem dat de volgende weken aan de orde zal komen. Voor de bouwsector en de BTW is 1 januari 1998 immers een scharniermoment.
Mijnheer de voorzitter, iedereen is het erover eens dat de bouwsector een heel belangrijke sector is. Zo-even is er in dit verband zelfs naar een volksgezegde verwezen. In het licht van de nieuwe technologieën en andere activiteiten, bijvoorbeeld in de dienstensector, moeten we dit belang misschien wel een beetje nuanceren. In elk geval is de bouwsector een belangrijke drager van het economische leven en de werkgelegenheid.
Men kan een heel lange analyse maken van de parameters die meespelen wanneer iemand beslist een huis, een appartement of een andere woning te bouwen. Er zijn minstens drie of vier belangrijke factoren. Ik beweer dus niet dat de BTW niet belangrijk is, maar wel dat ook andere elementen een rol spelen. Ik wil dan ook een kleine nuance aanbrengen en drie doorslaggevende elementen vermelden : het nominale rentepeil, de werkzekerheid en de kostprijs. Het nominale rentepeil of het bedrag waartegen men geld kan lenen, is belangrijk omdat het ons iets zegt over onze koopkracht. In het derde doorslaggevende element, de kostprijs, speelt de BTW-voet een belangrijke rol.
Mijnheer de voorzitter, ik wil de interpellanten niet tegenspreken. Ik wil wel benadrukken dat het juist omwille van de onzekerheidsfactor belangrijk is, zelfs al komen we ertoe een inkomensvervangende verzekering te ontwikkelen, alle aandacht aan werkgelegenheid en tewerkstelling te besteden. Zij zorgen immers voor een duurzame basis die de beslissing om een woning te bouwen, beïnvloedt.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer de minister-president, ik wil even iets toevoegen naar aanleiding van de drie doorslaggevende factoren waarover u spreekt. U mag niet vergeten dat de nominale rentevoet juist in 1995 heel laag was. Niettemin steeg het aantal beslissingen om te bouwen of te verbouwen niet. Integendeel, het daalde. De beslissingscurve is pas in 1996 door de verlaging van de BTW omgebogen. De drie factoren die u vermeldt, spelen dus wel een rol, maar één factor is veel belangrijker dan de andere.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande : Als men verder kijkt dan de voorbije jaren en een analyse maakt van de jongste twintig jaar, kan men correlaties bestuderen. Het is daarentegen niet mogelijk eenduidig vast te stellen dat de BTW-voet de enige doorslaggevende factor is wanneer men al dan niet beslist een bouwopdracht te geven. Maar ook op dit punt spreken we elkaar mijns inziens niet tegen, mijnheer Bogaert.
Ik wil slechts het volgende zeggen. Ten eerste is de bouwsector van buitengewoon groot belang, zowel economisch als voor de werkgelegenheid. Ten tweede leveren een aantal factoren inderdaad een constructieve bijdrage tot het nemen van de beslissing om te bouwen. Eén daarvan is een lage kostprijs, waarin het BTW-tarief doorslaggevend is. Ik sluit me op dat punt aan bij een aantal analyses van de heren Vermeiren, Olivier, Bogaert, De Loor en Wymeersch en van mevrouw Dua.
Los van de betekenis hiervan voor de noord-zuid-verhoudingen heeft deze maatregel hoe dan ook een belang voor het hele koninkrijk. De heer Vermeiren haalde een aantal bijkomende gegevens aan. Er is een inhaalbeweging merkbaar in het zuiden van het land. Misschien is die tijdelijk, maar we juichen ze zeker toe. Daarmee hebben we geen probleem. Als het goed gaat in Wallonië, komt dat het hele land ten goede.
Deze gegevens van het Planbureau tonen echter ten overvloede aan dat er een extra dimensie is, dat de basisresolutie van 30 april jongstleden zinvol was. Los van de bevoegdheidsdiscussie is dat immers onze basisstelling : de hoogte van de BTW-voet is een zaak van belang, ook voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest. Deze zaak heeft een aantal aspecten. Het gaat om burgers, individuen, gezinnen die een bepaalde optie nemen. Het gaat ook om bevoegdheidssferen die de onze zijn : de sector van de sociale huisvesting, de aanverwante en geassimileerde sectoren; OCMW´s en gemeenten die bepaalde initiatieven nemen ; het onderwijs, dat ook het voorwerp vormt van deze regeling. En dan heb ik het nog niet over de drie categorieën waarvoor de oorspronkelijke regeling van 6 percent gold.
We moeten duidelijk zijn. Wij hebben terzake geen bevoegdheid, maar we hebben wel een belang bij de beslissing van de federale regering. Zoals de heren De Loor, Olivier en anderen verklaarden, dienen we deze zaak af te wegen vanuit dit belang. Dat belang is niet alleen algemeen van aard, maar ook specifiek, gezien de door ons ontwikkelde programma´s. We hebben een reeks belangrijke maatregelen genomen inzake huisvesting. Ik verwijs naar Domus Flandria, het SIF en andere maatregelen. De BTW-maatregel werd wel als tijdelijk aangekondigd, maar het is een maatregel waarmee we rekening hebben gehouden bij het aangaan van deze verbintenissen, die tot na 1 januari 1998 in werking zijn. De Vlaamse overheid heeft dus eveneens een rechtstreeks belang, ook met budgettaire gevolgen : het gaat immers over verbintenissen die werden aangegaan in het licht van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. Op basis van deze overwegingen hebben we op 31 juli federaal minister Maystadt een uitgebreide brief gezonden.
Mevrouw Dua, ik wil in het midden laten of deze minister al onze brieven leest. Het zou natuurlijk een vreugde van de geest zijn - zoals Max Wildiers zei - dat alles wat we schreven of zeiden, zou worden gelezen of gehoord. Vroeger zei Multatuli reeds te willen worden gelezen. Natuurlijk wil ik dat onze brieven worden gelezen, maar ik ben niet de hoeder van mijn federale broeder. Op basis van de resolutie van 30 april en ook vanuit een sociale imperatief hebben we aangegeven welk belang we hebben bij deze maatregel. We hebben dit vorige week nogmaals besproken binnen de Vlaamse regering en onze vraag tot de eerste minister herhaald. We willen aangeven dat er goede redenen bestaan en dat het verstandig zou zijn van de federale regering om - op zijn minst selectief - de verlenging van deze maatregel te overwegen. Men kan discussiëren over deze selectiviteit.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer de minister-president, ik ben ten zeerste verwonderd over uw uitspraken. U zegt dat u, in uitvoering van de resolutie van het Vlaams Parlement, op 31 juli alleen maar een brief hebt geschreven. (Protest bij de CVP)
Blijkbaar hebt u zich later niet eens de vraag gesteld of de geadresseerde die brief wel heeft gelezen. U hebt zich ook geen zorgen gemaakt over het feit dat u voor 1 september geen antwoord hebt gekregen. Misschien was die brief zo vrijblijvend dat u er niet eens een antwoord op verwachtte? Dat staat dan misschien rechtstreeks in verband met het belang dat de Vlaamse regering hechtte aan de vraag van het Vlaams Parlement?
Minister-president Luc Van den Brande : Mijnheer Bogaert, de vraag was wat de Vlaamse regering met deze resolutie heeft gedaan. Hierop antwoord ik dat er een uitvoerige brief werd gestuurd aan de federale minister van Financiën. Ik verklaar eveneens dat we hierover bij herhaling hebben gesproken binnen de Vlaamse regering.
Ik antwoord nu op een andere vraag van de interpellanten, namelijk wat tot nu toe de reactie was van de federale regering. Dat antwoord is heel simpel : tot nu toe is er nog geen reactie geweest van de federale regering.
De heer Jean-Marie Bogaert : Toch wel! De federale regering heeft op 10 oktober een beslissing genomen.
Minister-president Luc Van den Brande : De tweede vraag die mij werd gesteld, luidde of er over het niet verlengen van de maatregel overleg is geweest. Ook op deze vraag moet ik negatief antwoorden. De federale regering heeft in deze zaak een eigenstandige afweging gemaakt - dat is trouwens ook haar goed recht. Ook de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement nemen beslissingen op terreinen waarvoor ze exclusief bevoegd zijn. Met die beslissingen heeft het federaal parlement dan niets te maken.
Voor alle duidelijkheid herhaal ik dat de federale regering op geen enkele manier met ons overleg heeft gepleegd over de uiteindelijke beslissing om niet tot een verlenging van de maatregel over te gaan. In dit verband wil ik opmerken dat er bij de invoering van de maatregel wél overleg werd gepleegd over een aantal modaliteiten.
Ik herhaal nog even de drie redenen die ik daarnet al heb vermeld. De eerste reden heeft te maken met het economisch draagvlak en het belang voor de werkgelegenheid, de tweede reden heeft te maken met het consumentenvertrouwen, en de derde reden heeft te maken met de BTW-voet. De beslissing om iets wel of niet te doen is dikwijls niet het verschil tussen 0 en 100; dikwijls gaat het gewoon om die laatste percentages waar men al of niet over kan om tot een beslissing te komen.
De kern van mijn betoog is dat er in deze aangelegenheid een belang is gemoeid. De federale regering zou er verstandig aan doen mocht ze beslissen om ten minste een selectieve verlenging van de maatregel goed te keuren. Indien ze de nodige budgettaire ruimte vindt, zou een veralgemeende verlenging uiteraard nog beter zijn. (Applaus bij de CVP en de SP)
De voorzitter : De heer Taylor heeft het woord.
De heer John Taylor : Mijnheer de minister-president, ik vind dit een zeer degelijke uitleg. Ik vraag me dan echter wel af of het niet de moeite waard is om verdere acties te ondernemen ten opzichte van de federale regering. We moeten toch meer kunnen doen dan enkel een brief schrijven?
Minister-president Luc Van den Brande : Ik heb al gezegd wat er formeel is gebeurd. Er werd een brief gestuurd naar de federale minister van Financiën en de federale premier. Ik heb het hier enkel over de formele tussenkomsten. Vanzelfsprekend hebben we op sommige momenten de aandacht gevestigd op dit probleem. Welke houding is nu zinvol? Deze afweging moet het Vlaams Parlement maken. Dit moet aan de hand van dit debat worden uitgewezen.
De voorzitter : Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua : Mijnheer Taylor, U stelt voor om een actie te ondernemen. Wat bent u van plan? Wilt u gaan betogen voor het federale parlementsgebouw? We hebben allemaal collega´s in het federale parlement. Er zijn momenteel wetsvoorstellen die juist de bedoeling hebben om deze maatregel te verlengen. Wij zullen amendementen indienen om de verlaging van de BTW selectief te verlengen, omdat we dat beter vinden. Praat eens met uw federale collega´s, en dan komt de zaak in orde.
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Herman De Loor : Het antwoord van de minister-president is bevredigend. Is de Vlaamse regering bereid om, indien de federale regering niet de verstandige beslissing neemt om de maatregel selectief te verlengen, de door mij voorgestelde compenserende maatregelen in overweging te nemen en uit te voeren?
Minister-president Luc Van den Brande : Ik begrijp uw bezorgdheid. Ik verwijs naar enkele belangrijke initiatieven die de Vlaamse regering op decretale basis genomen heeft : het heel belangrijke impulsprogramma Domus Flandria, de structurele verhoging van het SIF-programma en de begrotingsmaatregelen waarnaar ik uitdrukkelijk heb verwezen. Ik denk dat we het hiermee moeten doen.
Indien de federale regering krachtens haar bevoegdheid besluit bepaalde dingen niet te doen, dan is dat haar afweging. Wij kunnen alleen maar adviezen geven. Indien we een maatregel die de federale regering niet neemt, zonder overdracht van middelen op onze rekening nemen, dan zou dit tot een ongewenste ontsporing leiden.
Ik zal het probleem anders formuleren. Ik wens vandaag niet in te gaan op de institutionele discussie. Daarover gaat het hier nu niet. Ik geef het voorbeeld van de havens. We kunnen wel bepalen welke infrastructuur in onze havens komt, maar met de huidige stand van de gemeentewet kunnen we niet bepalen hoe een haven wordt bestuurd en geëxploiteerd. Deze bevoegdheid is federaal. We moeten ons voortdurend afvragen hoe we een samenhangend beleid kunnen voeren. Mijnheer De Loor, zonder overdracht van middelen en meer fiscale autonomie kunnen we geen opdrachten op ons nemen die nu tot de federale bevoegdheden behoren.
De voorzitter : De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren (Op de tribune) : Mijnheer de minister-president, mijnheer de voorzitter, collega´s, dit debat heeft bewezen dat sommige Vlaamse volksvertegenwoordigers nog steeds niet hebben begrepen wat we enkele jaren terug in het parlement hebben goedgekeurd. Sommigen onder ons twijfelen of deze interpellatie wel gerechtvaardigd is en of de belangen van de Vlaming in dit verband wel worden geschaad. Een dergelijke houding doet bij mij toch wel vragen rijzen. Ik ben tevreden dat de minister-president in dat opzicht de puntjes op de i heeft gezet. Hij heeft duidelijk aangetoond dat de belangen van de Vlamingen worden geschaad. Hij is nog verder gegaan en heeft tijdens mijn betoog gewezen op het belang van de bouwsector en het belang van de tewerkstelling. Uiteraard is het correct dat ook andere elementen bepalen of de Vlaming al dan niet bouwt, zoals onder andere het rentepeil en het vertrouwen.
Over dat vertrouwen wil ik het kort even hebben. Mevrouw Dua en enkele anderen verwijzen naar het feit dat men bij de beslissing om te bouwen moet vertrekken vanuit een absolute noodzaak. We staan allemaal achter de idee dat we iedereen een woning moeten geven. Maar telkens als men in een van de parlementen of waar ook het vertrouwen schaadt en het spaarquotum van ons volk raakt, schaadt men deze natie en ons volk. Op dat punt begrijp ik mevrouw Dua niet. Wij hebben het grootste spaarquotum van Europa en zelfs bijna van de wereld. Is dat goed voor het land of voor de bankiers? Wat is het gezondste? Dat de mensen bouwen of dat ze hun geld aan de bankiers geven? Wat is het best voor de tewerkstelling? Men moet die vragen durven stellen.
Mevrouw Vera Dua : Mijnheer Vermeiren, u bent mij nu wel zeer slecht aan het citeren.
De heer Francis Vermeiren : Onze meningen verschillen, mevrouw Dua. Dat is me al langer bekend.
Als u zegt dat u een brief hebt geschreven aan minister Maystadt, die niet werd beantwoord, krijgen we de indruk dat de federale regering ons niet ernstig heeft genomen. Ik hoop dat deze interpellatie u in dat opzicht zal helpen, en dat hierdoor dus uw regering en dit parlement meer ernstig worden genomen.
Als immers de federale regering een soortgelijke houding blijft aanhouden, zullen velen onder ons die het nochtans goed menen met onze vrienden uit het zuiden, zich afvragen waartoe onze beslissingen dienen en of we niet worden gegijzeld. Als velen onder ons die indruk krijgen, zullen we in een ongewenst watervaleffect terechtkomen.
De voorzitter : De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch (Op de tribune) : Mijnheer de minister-president, dit debat heeft vooral duidelijk gemaakt dat dit Vlaams Parlement en deze Vlaamse regering ondanks de goede wil van sommigen, niet de mogelijkheden hebben om een eigen serieuze politiek te ontwikkelen, of dat ze die mogelijkheden niet ten volle benutten. Ik heb u zonet gevraagd hoe u gevolg hebt gegeven aan de resolutie. Hebt u contact opgenomen op een beleefde manier? Hebt u de federale regering met aandrang benaderd?
U hebt gezegd : ´We zijn beleefde mensen´. U bent inderdaad zeer beleefd maar ook zeer timide geweest, mijnheer de minister-president. U hebt één brief geschreven; of twee, de tweede een paar weken geleden. De eerste brief schreef u pas drie maanden nadat de resolutie in het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. Blijkbaar hebt u tijd nodig gehad om hem te schrijven. U hebt drie maanden gewacht en geen antwoord gekregen. Er is geen overleg geweest. En dan reageert u met te zeggen dat de federale regering een eigen afweging heeft gemaakt en dat dat haar goed recht is.
Welke stappen kunnen we verwachten van de Vlaamse regering? De federale regering wil blijkbaar niet naar ons luisteren, dus zegt u dat u zelf zult bekijken welke maatregelen ter compensatie overwogen en ingevoerd kunnen worden.
Wij lopen het risico - en u hebt daarnet zelf in die zin geantwoord - om andermaal twee keer te moeten betalen. Ten eerste zullen onze eigen Vlaamse mensen dieper in de geldbeugel moeten tasten omdat de BTW-voet wordt verhoogd. Ten tweede wordt het Vlaamse budget andermaal bezwaard omdat u compenserende maatregelen in uw Vlaams budget zult moeten inschrijven.
Mijnheer de minister-president, collega´s, dit debat heeft duidelijk gemaakt dat Vlaanderen op het veld een eigen dynamiek heeft, dat we eigen prioriteiten willen leggen, maar dat we ze niet kunnen - en voor sommigen betekent dit niet willen - uitvoeren. De Vlaamse belangen zijn geschaad. Er wordt een asociale en anti-Vlaamse politiek gevoerd. Ik vraag me nog altijd af waarom bepaalde leden uit bepaalde meerderheidsfracties zich steeds maar willen verschuilen onder de paraplu van de bevoegdheden. Ieder weldenkend lid van dit Vlaams Parlement weet zeer goed waar het schoentje wringt en weet dat we dag in dag uit op gelijk welk bevoegdheidsterrein in botsing komen met het federale niveau.
Ik verheug me dat de heer Vermeiren en zijn fractie duidelijk in onze richting komen, maar ik vraag me af wanneer degenen die de overtuiging hebben dat onze fractie gelijk heeft, het ook met zoveel woorden gaan zeggen. Onze fractie stelt namelijk dat we enkel maar een sociaal en Vlaams rechtvaardigheidsbeleid kunnen voeren, dat tegemoet komt aan de eigen Vlaamse dynamiek en de eigen prioriteiten, als Vlaanderen over zijn eigen middelen zal kunnen beschikken. Dat kan slechts als Vlaanderen een volledig onafhankelijke natie zal zijn. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert (Op de tribune) : Mevrouw Dua, ik heb dit keer extra aandachtig geluisterd om u niet verkeerd te begrijpen. Uw negentiende-eeuwse benadering van het begrip sociaal ontgoochelt me. U gaat voorbij aan de objectieve vaststelling dat de maatregel die in 1996 en 1997 is genomen, effectief werk heeft verschaft aan niet minder dan 3.500 werknemers. Dat waren bovendien laaggeschoolden, wat u er niet hebt bij gezegd. Uw fractie heeft hier anders zo vaak de mond van vol.
We moeten allerlei dingen bedenken en middelen uittrekken voor maatregelen die slechts bij mondjesmaat effecten hebben op de reële instap van laaggeschoolden in de arbeidsmarkt. Dit was nu eens zo een maatregel waardoor duizenden laaggeschoolden effectief op een gezonde manier aan de slag konden. Ik begrijp niet dat u dit afdoet als een asociale maatregel als die niet selectief is toegepast. U legt de nadruk op selectiviteit, als het bijvoorbeeld over een tweede woning gaat, maar het blijft een vaststelling dat precies die laaggeschoolden in al die dossiers extra duurzaam werk hebben gevonden.
De voorzitter : Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua : Mijnheer Bogaert, ik heb zeer uitdrukkelijk gezegd dat het een goede maatregel was voor de tewerkstelling in de bouwsector. We pleiten voor een verlenging van die maatregel, maar dan niet zo willekeurig, maar selectiever dan nu.
Ik heb me vooral afgezet tegen degenen die doen alsof alle sociale problemen in de huisvestingssector zullen zijn opgelost door deze maatregel. Het is een maatregel voor de middenklasse, die selectief mag blijven bestaan, maar het is geen maatregel voor de sociaal zwakkeren, zoals sommige collega´s hier hebben gezegd.
De heer Jean-Marie Bogaert : Inzake de tewerkstelling is dit wel een maatregel voor de sociaal zwakken.
Mevrouw Vera Dua : Ik heb ook erkend dat dit een zeer goed initiatief was voor de tewerkstelling.
De heer Jean-Marie Bogaert : Het invoeren van selectiviteit betekent in verhouding een beperking van het effect op de werkgelegenheid.
De voorzitter : De heer Geysels heeft het woord.
De heer Jos Geysels : De heer Bogaert heeft het volste recht om het niet eens te zijn met mevrouw Dua. Hij mag echter niet ten onrechte twee zaken met elkaar verbinden. Het differentiëren van een maatregel impliceert niet negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid. Integendeel zelfs!
De heer Jean-Marie Bogaert : Het is duidelijk dat we fundamenteel van mening verschillen. Wanneer de maatregel onvoldoende groot is, dan heeft hij op het middenveld - waar mevrouw Dua last van heeft - onvoldoende effect. Het aantal bouwdossiers zal bijgevolg niet voldoende groot zijn om het huidige werkgelegenheidspeil - ook voor laaggeschoolden - te behouden. Uw selectiviteit zal daarom automatisch een verlaging van de werkgelegenheid met zich meebrengen.
De heer Jos Geysels : Mijnheer Bogaert, het is normaal dat er in een parlement meningsverschillen zijn. Ik daag u evenwel uit om hier een studie of scenario voor te leggen waaruit blijkt dat de gedifferentieerde aanpak van de BTW-voet in deze sector tot minder werkgelegenheid zou leiden. U zult daar niet in slagen, integendeel! Bepaalde selectieve vormen zullen leiden tot meer werkgelegenheid dan veralgemeende.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer de minister-president, ik ben bijzonder ontgoocheld door de houding van de Vlaamse regering in dit dossier, en dan zeker met betrekking tot de formele kant van de zaak.
U zult waarschijnlijk wel weten - uw raadgevers weten dit zeker - dat het niet verlengen van de maatregel op federaal niveau, eigenlijk niet het voorwerp hoefde uit te maken van een formele beslissing. In de beslissing stond duidelijk dat de maatregel ten einde liep op 31 december 1997. Formeel en strikt juridisch was de federale overheid niet verplicht om te overleggen met de gewesten. U had dat moeten weten.
Daarop anticiperend en wetend welk belang eind april door dit Vlaams Parlement aan deze dreiging werd gehecht, zou het toch de logica zelf zijn geweest dat de Vlaamse regering het initiatief had genomen om op een formele manier het overleg tot stand te brengen. Waarom hebt u eerst drie maanden bedenktijd genomen om na te denken over wat u zou schrijven, en vervolgens gewoon een brief aan de federale overheid geschreven waarop geen antwoord kwam, om dan ten slotte nog te wachten tot 14 oktober om vast te stellen dat de federale regering op 10 oktober een beslissing had genomen?
Minister-president Luc Van den Brande : Het ligt niet in mijn bedoeling de heer Bogaert overmatig te onderbreken, maar ik wil toch enkele zaken duidelijk maken.
Tussen 30 april en het moment waarop we de brief geschreven hebben, vond er in de schoot van de Vlaamse regering en ook op plaatsen waar we dit meenden te moeten aanbrengen, overleg plaats.
Het is inderdaad zo dat er geen besluit getroffen hoefde te worden : als men niets deed, liep de maatregel vanzelf ten einde. Er werden echter ook bepaalde signalen uitgezonden, waardoor niet helemaal duidelijk was of de maatregel al dan niet geheel of gedeeltelijk zou worden verlengd. Wij hebben in ieder geval tijdig formeel en informeel gedaan wat we moesten. Dat is het belangrijkste dat ik u wou zeggen.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer de minister-president, over uw informele contacten kan ik uiteraard niet oordelen, want hierover hebt u ons niets verteld. Ik baseer me op wat u formeel hebt gedaan. Dat blijft beperkt tot een simpele brief die u op 31 juli hebt geschreven. Op deze brief kwam geen antwoord. Ik vind de formele houding van de Vlaamse regering om uiting te geven aan een gemeenschappelijke en unaniem goedgekeurde wens van het Vlaams Parlement onvoldoende. U hebt wat wij u hebben gevraagd, onvoldoende uitgevoerd. (Applaus bij de VU)
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heren Vermeiren, Denys en Beysen werd tot besluit van deze interpellaties een met redenen omklede motie ingediend. Ze zal worden gedrukt en rondgedeeld.
Door de heren Olivier en De Loor en door de heer Bogaert werden tot besluit van deze interpellaties moties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk 24 uur na de sluiting van de vergadering zijn ingediend.
De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch : Mijnheer de voorzitter, het Vlaams Blok kondigt geen motie aan, omdat wij de motie van de VLD zullen steunen.
De voorzitter : Het parlement zal zich tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken over de moties.
Het incident is gesloten.