Plenaire Vergadering van 25/06/1997
Actuele vraag van mevrouw Sonja Becq tot de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de verhouding tussen de centra voor justitieel welzijnswerk en de geplande federale justitiehuizen
Actuele vraag van mevrouw Patricia Ceysens tot de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de verhouding tussen de centra voor justitieel welzijnswerk en de geplande federale justitiehuizen
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van mevrouw Becq en mevrouw Ceysens tot de heer Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de verhouding tussen de centra voor justitieel welzijnswerk en de geplande federale justitiehuizen.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, begin deze week kondigde federaal minister van Justitie De Clerck naar aanleiding van een activiteit van de Koning Boudewijnstichting aan dat hij wilde overgaan tot de oprichting van justitiehuizen.
Die justitiehuizen zouden een bemiddelende, rechtshulpverlenende en repressieve functie hebben. Bovendien zou er zowel met de advocatuur als met de hulpverlening op justitieel vlak worden samengewerkt. Als voorbeeld stipte hij de bemiddeling aan bij echtscheidingen, bijvoorbeeld in verband met het hoede- en bezoekrecht. Het gaat dus over een thematiek die niet alleen kadert in het Vlaamse algemeen welzijnswerk, maar ook in de bijzondere jeugdzorg.
Mijnheer de minister, ik wilde u vragen of er overleg is geweest om een samenwerking uit te bouwen tussen het Vlaamse en het federale niveau op het vlak van justitiële hulpverlening aan mensen in moeilijkheden.
De voorzitter : Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, mijn vraag is van dezelfde aard. Ik was vorige maandag aanwezig op de studiedag van de Koning Boudewijnstichting, en ik meen begrepen te hebben dat de justitiehuizen het gerecht met een menselijk gelaat moeten worden.
Ik was verbaasd toen ik zag dat de verschillende gemeenschappen bij het debat mee rond de tafel zaten. Bij de bespreking van het Vlaams actieplan had u immers gezegd dat er nog geen duidelijkheid bestond over de functie van de justitiehuizen die zouden worden uitgebouwd door de federale overheid.
De vertegenwoordiger van mevrouw Onkelinx zei zelfs dat er op het kabinet van de minister al is gepraat met de verschillende gemeenschappen. Mijn vraag is dan ook eenvoudig. Doet ons justitieel welzijnswerk mee met die justitiehuizen of niet?
De voorzitter : Minister Martens heeft het woord.
Minister Luc Martens (Op de tribune) : U zegt, mevrouw Ceysens, dat u nog in onzekerheid verkeert, maar dat is gewoon omdat de minister het zelf nog niet weet. Ik heb met minister De Clerck al over deze aangelegenheid gesproken, vermits we in hetzelfde arrondissement wonen en nog altijd met elkaar spreken. Echt formeel overleg is er nog niet geweest. Het concept van de justitiehuizen is bovendien nog niet afgelijnd. De toepassingen ervan zijn overal verschillend, en dus zijn er nog geen echte conclusies. Dit betekent dus dat op de eerste plaats het federale niveau duidelijkheid moet scheppen.
We moeten er ook rekening mee houden dat hulpverlening iets anders is dan justitie en zijn eigen rationaliteit en verantwoordelijkheid kent. Ik denk hierbij alleen nog maar aan de meldingsplicht van een hulpverlener aan justitie, terwijl in andere situaties - denk aan de vertrouwensartsencentra - een deontologie kan spelen die dit niet verplicht. Hoe zal dus de relatie tussen beide verlopen?
Op dit ogenblik zijn er nog zo veel onduidelijkheden dat ik op uw vraag niet met een ja of neen kan antwoorden. We zijn wel bereid samen aan tafel te gaan zitten en samen te werken, maar dan wel als elkaars gelijken en met respect voor de eigenheid en de verantwoordelijkheid van de sectoren. Op grond van de samenwerkingsakkoorden en -protocollen kunnen we in dit verhaal vooruitgang boeken.
We moeten bovendien argwanend toekijken op wat gebeurt in die justitiehuizen. Zo kwam tijdens de studiedag bijvoorbeeld de bemiddeling bij echtscheiding aan bod. We moeten aandachtig toekijken hoe deze bemiddeling wordt gedefinieerd en nagaan of men onze bevoegdheden niet uitholt. Mevrouw Becq heeft door een voorstel van decreet blijk gegeven van een grote belangstelling voor dit onderwerp.
Ik kan de vraag dus niet beantwoorden met een ja of een neen. We moeten eerst duidelijkheid scheppen vooraleer ons in een verder gesprek te engageren.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : De vraag lijkt misschien voorbarig, maar men kan die samenspraak nooit vroeg genoeg organiseren. We moeten tot een goede afbakening komen en zorgen dat men op het justitiële terrein binnen de justitiële grenzen blijft.
Het belangrijkste is dat mensen die hulp nodig hebben, niet terechtkomen in een landschap waar ze niet meer weten waar ze aan toe zijn.
De voorzitter : Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens : Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat die onduidelijkheid geen gebrek aan visie betekent, want zo ervaar ik het.
Minister Luc Martens : Het is iets te gemakkelijk om dat in zulke termen te stellen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.