Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin Vergadering van 06/03/1997
Interpellatie van de heer Guy Swennen tot mevrouw Wivina Demeester-De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over de afschaffing van de bijdrage in de kosten van sociale ziekten
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Swennen tot mevrouw Demeester, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over de afschaffing van de bijdrage in de kosten van sociale ziekten.
De heer Swennen heeft het woord.
De heer Guy Swennen : Mevrouw de minister, mijnheer de voorzitter, collega´s, de bespreking in het parlement van het programmadecreet van de begroting voor 1997 dateert van nog niet zo lang geleden. In die bespreking werd aangekondigd dat een speciaal onderstandsfonds zou worden afgevoerd.
- Mevrouw Trees Merckx-Van Goey, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Iedereen kent de repercussies van de afschaffing van dit fonds. De financiering van kanker of tbc hing voor 1996 nog af van een speciaal onderstandsfonds. Aan kankerpatiënten werd toen een bedrag van meer dan 10 miljoen frank uitbetaald, en aan tuberculosepatiënten meer dan 1 miljoen frank. We hebben ontdekt dat, op voorstel van de minister, eveneens werd beslist om de tegemoetkoming voor sociale ziekten te schrappen. Dit was de basis van een extra kostendekkende tegemoetkoming voor patiënten met een bijzondere chronische ziekte. Over welke bedragen gaat het bij dat fonds voor sociale ziekten? Ik heb hier enkele cijfers van 1995 : nierpatiënten : 26 miljoen frank ; fenylketonurie : 1,6 miljoen frank ; beenmergtransplantatie : bijna 3 miljoen frank.
Voor ik aan de inhoudelijke vragen begin, zal ik eerst even naar de procedure informeren. Als ik me niet vergis, hebben we op 19 december in plenaire vergadering over het programmadecreet van de begroting gestemd. Als mijn informatie juist is, zou de Vlaamse regering op dezelfde dag een besluit hebben genomen om de basisallocatie voor de tegemoetkomingen voor sociale ziekten af te schaffen. Indien dit juist is, heeft het Vlaams Parlement over iets gestemd dat dezelfde dag door de Vlaamse regering werd afgeschaft, zonder dat die het parlement officieel op de hoogte had gebracht. Mevrouw de minister, kan dit zomaar?
Ik ga over tot de inhoudelijke vragen. Ten eerste, waarom werd de afschaffing van dat speciaal onderstandsfonds wel aangekondigd en de afschaffing van de basisallocatie 3302 - de bijdrage in de kosten van de sociale ziekten - niet? Ten tweede, er zijn uiteraard een hele reeks lopende dossiers in verband met de tegemoetkoming voor sociale ziekten. Is er in een overgangsperiode voorzien voor deze lopende aanvragen? Een van de moeilijkheden met die uitkeringen was immers dat er een vrij lange procedure met een hele hoop administratief werk aan te pas kwam. Het ziekenhuis waar de patiënt verbleef, zou als basis hebben gefungeerd, zodat men soms ook een sociale toestand in Wallonië moest gaan detecteren. Is er een overgangskrediet voor de lopende dossiers? Zo ja, waar zijn deze middelen in de begroting terug te vinden? Of gebruikt men hiervoor residu´s van kredieten van de voorbijgaande jaren? Waar vindt men die dan in de begroting terug?
Ten derde, aan de basis van de afschaffing van de bijdrage voor sociale ziekten liggen twee belangrijke argumenten. In de eerste plaats zou het gaan om een te selectieve en dus discriminerende tegemoetkoming, omdat andere ziekten zoals aids of toxicomanie erbuiten vallen. De nogal vreemde redenering was : voor sommigen geldt het, voor andere niet ; schaf het dus maar volledig af. Daarnaast zegt u eigenlijk dat het federale niveau beter in staat is om de chronisch zieken een betere bescherming te geven.
Als dat de basisargumentatie is, heb ik de volgende vragen. Is het uw inziens sociaal verantwoord om een bestaand voordeel voor bepaalde welomschreven categorieën van patiënten te schrappen, met het argument dat anderen er geen recht op hebben? Is dit een gezonde manier van werken? Zal in zulke omstandigheden de sociale conclusie niet bij voorkeur de volgende moeten zijn : ofwel gaat men de toepassing van een verouderd voordeel inhoudelijk anders bekijken, ofwel zoekt men middelen voor een meer algemene tegemoetkoming.
Betekent de afschaffing van bijvoorbeeld de tussenkomst voor dieetproducten - zeer belangrijk voor fenylketonuriepatiënten - dat de minister van mening is dat deze kosten, die een preventieve functie hebben en tot dusver nooit door het Riziv werden terugbetaald, tot de verantwoordelijkheid van de federale ziekteverzekering behoren, en dus niet tot die van de Vlaamse Gemeenschap. Is dit in het kader van alle defederaliserende discussies geen gevaarlijke redenering?
Mevrouw de minister, hebt u concrete indicaties dat het Riziv van plan is om tussenbeide te komen in een aantal voorzieningen die nu worden afgeschaft? Ik verwijs in dit verband naar de dure dieetproducten van ambulante patiënten met een stofwisselingsziekte. Als u die indicaties niet hebt, is het dan sociaal verantwoord om deze Vlaamse tegemoetkomingen te schrappen zonder dat er perspectief is op een alternatief?
Mijn laatste vraag heeft te maken met de algemene begroting. Waar is het bedrag van 25 miljoen frank dat nu wegvalt, terug te vinden? Gaat dat eventueel voor iets anders worden gebruikt? Mevrouw de minister, tot besluit keer ik terug op mijn voorafgaande opmerking. Als het inderdaad zo is dat we iets goedkeuren, terwijl het op dezelfde dag door de Vlaamse regering wordt afgeschaft, dan is dit een kaakslag voor de parlementaire werking. Ik hoop dus maar dat ik me in dit verband vergis.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, ik sluit me volledig aan bij de laatste opmerking van de heer Swennen. Ik heb dit ook gelezen in het Staatsblad van 19 februari. Het ontbreekt me aan voldoende historische achtergrond om bijvoorbeeld het Sociaal of het Speciaal Onderstandsfonds te situeren. Waarom zijn dit eigenlijk twee gelijksoortige fondsen? Blijkbaar zijn deze fondsen inhoudelijk geëvolueerd. Gecolloceerde patiënten werden in het begin van de jaren negentig geconfronteerd met een afschaffing. Kan u dit historisch situeren en de overgangssituaties toelichten?
In het Staatsblad las ik dat alle dossiers uit 1996 nog in 1997 zullen worden behandeld. Hoe komt het dat Vlaanderen dit initiatief ooit heeft genomen, wetende dat dit federale materie is? Wat de psychiatrie betreft, is dit al zo sinds de jaren vijftig. Schriftelijke vragen uit het verleden maken duidelijk dat men al vaker vroeg om de twee fondsen op eenzelfde niveau te brengen en om de procedures te bekijken.
Verder betaalt het Bijzonder Solidariteitsfonds enkel remgeld wanneer er geen tussenkomst is van het Riziv. De Vlaamse fondsen kwamen aan veel meer tegemoet. De terugbetaling van remgelden bij nier- en hartaandoeningen en bij operaties gebeurde ook wanneer men een deel terugkreeg van het Riziv. Ook bij hoge remgelden en extra kosten kwam men financieel tussenbeide. Wordt dit hiaat in de toekomst opgevangen? Ik hoop niet dat het in het geval van patiënten met financiële problemen naar de OCMW´s doorgeschoven wordt. Samenvattend geloof ik dat het mogelijk is om alles op één niveau te brengen. Ontstaat hierdoor echter geen hiaat in Vlaanderen, en hoe zit het met de toestand in Wallonië?
De voorzitter : Mevrouw Avontroodt heeft het woord.
Mevrouw Yolande Avontroodt : Ik sluit me aan bij de opmerkingen van de heer Swennen en mevrouw Van Cleuvenbergen die ons als volksvertegenwoordiger aanbelangen. Toch zijn de eigenlijke gedupeerden de mensen die er rechtstreeks mee geconfronteerd worden, zoals de mutualiteiten die niet weten hoe het met de aanvragen verder moet. Jammer genoeg kunnen we hen hier geen antwoord op geven omdat we er niet over werden ingelicht, hoewel we ervoor bevoegd zijn. Het valt nog veel meer te betreuren dat de betrokken diensten niet op de hoogte zijn. Dit is geen voorbeeld van een behoorlijk bestuur. Mensen met ziekten met een sociale impact zijn er vooral het slachtoffer van.
Hoeveel dossiers moeten nog worden behandeld in het Sociaal Onderstandsfonds? Moeten we de definitie van sociale ziekten opnieuw bekijken? Waarschijnlijk zullen sommige aandoeningen zich momenteel minder voordoen terwijl andere zich opnieuw aandienen. Dit zou een van de prioriteiten van het beleid moeten zijn. Op welke wijze worden nieuwe aanvragen opgevangen? Waar kunnen de aanvragers terecht voor die tussenkomst?
Met deze maatregel worden ook de mucoviscidosepatiënten getroffen. Hun behandeling en revalidatie is niet tijdelijk, maar voor het leven. Voor deze dossiers wil ik vooral uw aandacht vragen. Om een evaluatie te kunnen opmaken zou ik graag de cijfers inkijken over de frequentie van de ziekte en de aanvragen tijdens de laatste vijf jaren. We blijven met de vraag zitten wat er met het resterende budget gebeurt aangezien de afwerking van de dossiers geen 35 miljoen frank zal vragen.
Verder wil ik weten of deze problematiek tijdens het interministerieel overleg aan bod kwam. Als dat zo is, betreur ik ten zeerste dat we hierover geen enkele informatie hebben ontvangen.
De voorzitter : Minister Demeester-De Meyer heeft het woord.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Ik sluit me aan bij de bekommernis van de leden. Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft gelijk wanneer ze opmerkt dat de idee al lang bestaat om het SOF, het Speciaal Onderstandsfonds, en de Sociale Ziekten in één groep samen te brengen. Deze scheiding werd vroeger in stand gehouden om een financiële tussenkomst te voorzien voor de gesekwestreerden ten huize, zoals men dat toen noemde. Deze reglementeringen bestaan al tientallen jaren en krijgen in de loop der jaren vaak een andere invulling.
De heer Swennen heeft met het cijfer van 1,6 miljoen frank voor fenylketonurie duidelijk aangetoond dat weinig mensen van deze voorziening gebruik maken. We ramen het aantal fenylketonuriepatiënten in België op een duizendtal. Als hier ongeveer 600 Vlaamse patiënten bij zijn, moet het bedrag van 1,6 miljoen frank worden gedeeld door 600.
De heer Guy Swennen : Mevrouw de minister, ik ken een persoon van dertig jaar met deze ziekte, die reeds twintig jaar een normaal leven leidt, zonder dieet.
Mevrouw Yolande Avontroodt : Naar mijn mening behoort deze ziekte tot de categorie van de sociale ziekten omdat de patiënten hun hele leven lang moeten worden behandeld. Dit geldt eveneens voor mucoviscidose.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : De heer Swennen zegt dat deze persoon geen dieet meer moet volgen. Hetzelfde geldt voor de mucoviscidosepatiënten. Slechts een aantal van hen ontvangt steun.
Mevrouw Yolande Avontroodt : Het sociaal onderzoek gaat hieraan vooraf.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Inderdaad. Het is zeer moeilijk om te bepalen wie recht heeft op deze steun. In bepaalde omstandigheden komt het erop neer dat alleen de aanvragers die weten dat deze reglementering bestaat, een aanvraag kunnen indienen.
Tien jaar geleden werd beslist om het Sociaal Onderstandsfonds en de Sociale Ziekten af te schaffen omdat het Bijzonder Solidariteitsfonds van het Riziv binnen bepaalde omstandigheden kan tussenkomen voor behandelingen waarvoor binnen het Riziv geen terugbetaling is voorzien. Dit is onder meer het geval voor diëten. Onlangs volgde ik het dossier van iemand met een bedlegerig, zeer zwaar gehandicapt kind dat wordt gevoed met een sonde, wat vrij duur is. Na een lange procedure van een jaar heeft het Riziv uiteindelijk beslist om voor de betaling van de sondevoeding te putten uit het Bijzonder Solidariteitsfonds van het Riziv. Sommige tbc-patiënten maken gebruik van het Sociaal Onderstandsfonds en anderen niet. Het zou overigens niet mogelijk zijn om hiervoor alle bijdragen uit dit fonds te putten. Er worden steeds minder middelen uit dit fonds besteed. Het Sociaal Onderstandsfonds betaalt overigens pas wanneer hiervoor middelen voorhanden zijn.
We worden geconfronteerd met een aantal begrotingsartikels enerzijds en stukjes geschiedenis anderzijds die niet zijn aangepast aan de huidige omstandigheden. Vandaag zijn de omstandigheden volledig veranderd. Zo wordt aids nu, als gevolg van de wetenschappelijke evolutie, beschouwd als een chronische ziekte en niet meer als een ziekte waarvoor een specifieke behandeling nodig is. Elf jaar geleden ben ik op het federale vlak begonnen met het vrijmaken van de eerste middelen voor een aidsbeleid. Nu zouden mensen dertig tot veertig jaar met deze ziekte kunnen leven. Het is dan ook normaal dat er in het beleid verschuivingen komen. Door omstandigheden hebben we beslist om het Speciaal Onderstandsfonds en de Sociale Ziekten af te schaffen.
Indien er iets fout is gelopen in de communicatie, komt dit omdat men te weinig het onderscheid heeft gemaakt tussen het Speciaal Onderstandsfonds en de Sociale Ziekten. Het Speciaal Onderstandsfonds werd bij wet opgericht en moet dus door een decreet worden afgeschaft. De Sociale Ziekten daarentegen zijn opgericht bij besluit en moeten dan ook bij besluit worden afgeschaft. De begroting werd ingediend in september en intussen werd beslist om deze fondsen af te schaffen. Wellicht werd niet gewezen op het feit dat deze beslissing gezamenlijk werd genomen en dat het ene fonds bij decreet moet worden afgeschaft en het andere bij besluit. Ik beschouw het Speciaal Onderstandsfonds en de Sociale Ziekten als één geheel.
We hebben reeds de gelegenheid gehad om het dossier van het Speciaal Onderstandsfonds te bespreken. De opmerkingen die toen werden gemaakt, zijn nog steeds van toepassing. Wanneer we evenwel een beleid willen voeren dat inspeelt op de evolutie, moeten we soms nieuwe dingen invoeren en andere afschaffen. Ik verwijs hierbij nogmaals naar aids. Vorige week ontving ik het bericht dat IPAC eveneens het beleid zal heroriënteren in functie van de elementen waarmee zij op dit ogenblik worden geconfronteerd.
Een aantal concrete vragen kan ik vandaag niet beantwoorden, aangezien ik niet over de cijfers beschik. Tijdens de begrotingsbesprekingen werden deze fondsen niet expliciet vernoemd omdat ze steeds als één geheel worden beschouwd.
Er werd eveneens gevraagd of bij de afschaffing van de tegemoetkoming voor sociale ziekten werd voorzien in een overgangsperiode. Voor het Speciaal Onderstandsfonds is dit wel het geval, aangezien de middelen die we hiervoor op de begroting voor 1997 en waarschijnlijk voor 1998 hebben uitgetrokken moeten dienen voor de betaling van de dossiers die reeds zijn goedgekeurd. Voor de Sociale Ziekten volstaan de middelen die werden uitgetrokken voor 1996 om alle goedgekeurde dossiers te betalen. Vanaf 1 januari 1997 zullen geen dossiers meer worden behandeld en zal men dus geen budget meer nodig hebben.
Ik heb mevrouw De Galan schriftelijk op de hoogte gebracht van het feit dat deze dossiers in aanmerking komen voor betaling uit het Solidariteitsfonds van het Riziv. Op die manier komt er overigens meer duidelijkheid in het beleid. Het is namelijk zeer moeilijk om een onderscheid te maken tussen de primaire, secundaire en tertiaire preventie enerzijds en de curatieve zorgen anderzijds.
Waar vindt de beslissing om de bijdragen voor de sociale ziekten af te schaffen haar oorsprong? Het is bijzonder moeilijk. De bestaande reglementering is immers niet zo actueel. De te selectieve en te discriminerende tegemoetkoming, zoals die nu is geformuleerd, brengt met zich mee dat mensen met ziekten zoals aids of toxicomanie met gelijkaardige problemen worden geconfronteerd. Ze komen volgens de reglementering niet in aanmerking, dus moet men de hele problematiek herzien. Dat moet mijns inziens echter gebeuren in het kader van het Riziv. Het gaat immers om chronische verschijnselen.
Het federale niveau voorziet inderdaad in de mogelijkheid om de chronisch zieken een betere bescherming te bieden. Daarom zijn we ingegaan op die ideeën die tien jaar geleden zijn ontstaan.
Iemand van u heeft ook gevraagd of het sociaal verantwoord is om een bestaand voordeel voor welbepaalde patiënten te schrappen, met het argument dat anderen er geen recht op hebben. Aangezien het gelijkheidsbeginsel zo belangrijk is, denk ik dat dit inderdaad sociaal verantwoord is. Dat betekent echter niet dat men er niet meer voor zal worden betaald. Indien er in het Riziv geen solidariteitsfonds zou zijn, dan zou u gelijk hebben. Precies omdat het op het federale niveau, door het Riziv, kan, hebben wij besloten het zo op te lossen.
De federale programmawet van 24 december 1993 stelt dat een sociale en fiscale franchise werd opgericht. Enerzijds is die minimaal en anderzijds is die momenteel sociaal onrechtvaardig. De bestaande toestand kan niet blijven duren : zolang de gezondheidszorg op twee niveaus bestaat, worden beslissingen over reglementeringen genomen op een federaal niveau en hebben ze invloed op het gemeenschapsniveau.
De tegemoetkomingen in de behandeling behoren tot de bevoegdheid van de federale minister van Sociale Zaken. Voor mij moet dan ook het Riziv die verantwoordelijkheid op zich nemen. Dat is de eerste instantie om de nodige zorg te verschaffen. Dieetproducten voor patiënten met een aangeboren stofwisselingsziekte - fenylketonurie - moeten worden beschouwd als medische voedingsmiddelen die voor een therapeutisch doel worden gebruikt. De geneesmiddelenwetgeving moet daarop van toepassing zijn. België is een van de laatste Europese landen die hieromtrent nog een onduidelijke wetgeving hebben. Het gaat echter om een federale materie. Die zou best ook worden aangepast. Op dit ogenblik voorziet het Solidariteitsfonds in die tussenkomsten.
U verwijst nog naar de problemen in verband met de mucoviscidosepatiënten. Moeten die mensen worden beschouwd als mensen met een handicap of als mensen met een ziekte? Dat ligt menselijk heel moeilijk. Het gaat om kinderen met een beperkte levensduur. Door de verbeterde behandeling verlengt de levensduur echter voortdurend. Tien jaar geleden kon men ten hoogste 24 jaar worden. Nu zijn er al mensen die 30 worden. Vanuit medisch oogpunt moet men blijven volgen hoe dit best wordt begeleid.
Ik stel vast dat sommige van deze kinderen in de realiteit worden erkend als kinderen met een handicap, zodat ze een optimale kinderbijslagvergoeding krijgen : een bijkomende 10.000 frank per maand. Daarmee kan de begeleiding worden betaald. Anderen kunnen dat blijkbaar niet en dat is voor mij nog steeds een raadsel. Voor mij is dit onduidelijk. Als men aanvaardt dat het een handicap is, waardoor een verhoogde kinderbijslag kan worden uitgekeerd, dan ondervangt men het probleem gedeeltelijk. Anderzijds weet ik ook dat sommigen wel een extra vergoeding krijgen en anderen niet.
Er is dus inderdaad een sterke verdeeldheid. We zitten nu eenmaal opgescheept met een aanpak vanuit twee verschillende niveaus. Het informeren van de mensen wordt dan ook heel moeilijk. Als het budget is uitgeput, zou je de mensen moeten terugverwijzen naar het Riziv, want daar is het budget nog niet uitgeput. Dat zijn heel andere omstandigheden. Ik denk dat het voor de burgers duidelijker is wanneer er één niveau is met slechts één toegangspoort. Aangezien die toegangspoort enerzijds het Riziv is of anderzijds de verhoogde kinderbijslag, denk ik dat we in die richting naar een oplossing moeten zoeken.
Op de voorlaatste vraag die werd gesteld kan ik concreet antwoorden. Het zou mijn bedoeling zijn om het naar het OCMW door te schuiven. Het wordt echter nu al in grote mate gedragen door het OCMW. U weet waarschijnlijk beter dan wie ook dat heel wat van die elementen worden overgenomen door het OCMW. Sommige OCMW´s waren in staat gebruik te maken van de middelen in het SOF en andere niet. Ik ben van oordeel dat we op een gelijkvormige wijze moeten handelen. We moeten streven naar een eenvoudige, duidelijke wetgeving, waar de toegang voor iedereen gelijk is. Dan komen we in de buurt van dat belangrijke gelijkheidsbeginsel.
Ik ga nu in op de laatste vraag. Naar aanleiding van de bespreking van de budgetcontrole zal ik u alle cijfergegevens bezorgen. Er wordt voorgesteld om de 35 miljoen frank die vrijkomt te besteden aan de registratie en de monitoring van de gegevens in Vlaanderen. Op basis daarvan kan worden bepaald wat onze gezondheidsobjectieven moeten zijn voor het komende jaar. Ik weet dat u daar ook vaak vragen over stelt. Op dit ogenblik doen we dat in Vlaanderen met betrekking tot de mortaliteits- en de morbiditeitsgegevens. Eigenlijk is dat nog volstrekt onvoldoende. We willen nu ook de gegevens over de verschillende vormen van kanker registreren. Met die middelen willen we dat verder uitbouwen.
De voorzitter : De heer Swennen heeft het woord.
De heer Guy Swennen : In de eerste plaats zegt u dat er vanuit historisch oogpunt duidelijke verklaringen zijn voor het feit dat dit toen tot stand is gekomen. Nu is de realiteit totaal anders. Dat is juist. Ondertussen is het echter wel een realiteit waar bepaalde mensen een beroep op doen, waar men als slachtoffer al een tijd mee leeft. Als dat wegvalt, zit zo iemand zonder alternatieven.
U zegt dat het eigenlijk over weinig mensen gaat. Er is al een ongelijkheid. Voor sommige ziektes, die vergelijkbaar zijn, wordt met twee maten en twee gewichten gemeten. Voor de ene ziekte is er geen tussenkomst en voor andere wel. Dit is één van de belangrijkste argumenten om het af te schaffen.
Uw inziens maken slechts een beperkt aantal van de mensen die recht hebben op vergoeding, daarvan gebruik. Ik heb daar geen zicht op. Misschien grijpt enkel wie het echt nodig heeft naar dit middel. Ik merk aan het ondertussen zo verfoeide dienstbetoon dat ik al jaren beoefen, dat de mensen niet bij mij komen om zoveel mogelijk geld uit de wetgeving te persen. Zij komen werkelijk uit een sociale behoefte. Precies die groep mensen wordt getroffen.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Dat spreek ik tegen. Dat is niet juist.
De heer Guy Swennen : Ik zei al dat ik er onvoldoende zicht op heb. Ik vraag het mij gewoon af.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Het is niet juist. Natuurlijk doet het OCMW van Antwerpen meer dan andere OCMW´s een beroep op het Sociaal Onderstandfonds. Hoe groter het centrum, hoe beter de structuur en hoe beter men kan zoeken. Het OCMW van Antwerpen heeft een beroep gedaan op het Sociaal Onderstandfonds om een aantal langdurige tbc-patiënten te onderhouden, omdat er geen andere middelen meer waren.
Als men een wetgeving uitvaardigt dan moet men die bereikbaar maken voor die mensen die het echt nodig hebben. In Vlaanderen kan alleen het OCMW erover oordelen welke mensen sociaal moeten worden begeleid. Waar hebben we anders het OCMW voor gecreëerd?
In onze administratie werken twintig mensen die niets anders doen dan dossiers uitpluizen en die 35 miljoen frank moeten verdelen. Dit is eigenlijk niet normaal. Als er een probleem is, moet het OCMW voor de begeleiding zorgen. Met die 35 miljoen frank kunnen we niet voor begeleiding zorgen.
De heer Guy Swennen : Twintig mensen verdelen die 35 miljoen frank?
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Inderdaad, zij moeten al die dossiers uitpluizen. Ik vind dat niet meer normaal.
De heer Guy Swennen : Die doen toch nog iets anders ook? Het verbaast mij.
Uw inziens doet er zich op het federale niveau een verschuiving voor van het beleid. Er zijn daar dus mogelijkheden. Heeft men een alternatief voor alles wat nu wegvalt?
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Dit is inderdaad zo. Dit valt binnen het bijzonder solidariteitsfonds van het Riziv.
De voorzitter : De heer Swennen heeft het woord.
De heer Guy Swennen : Ik heb nog één vraag. U sprak over fenylketonurie. Ik dacht dat u het had over een medisch-therapeutisch geneesmiddel. Ik heb over preventie gesproken, maar uw inziens heeft dat helemaal niets met preventie te maken.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Het heeft er wel mee te maken, alleen gaat het hier over secundaire of tertiaire preventie. Het gaat over kinderen die met een stofwisselingsziekte worden geboren.
Men kan voorkomen dat die kinderen mentaal gehandicapt worden door ze een dieet te laten volgen. Volgens gezinnen met zulke kinderen is zo´n dieet vooral psychologisch bijzonder lastig. Het dieet is zeer delicaat. In het begin hebben kinderen er weinig last van. Vooral in hun puberteit krijgen ze het echter heel erg moeilijk. De hoge kost is niet zozeer financieel, het vergt vooral veel inspanning.
Hoe zal men dit opvangen? Ouders van fenylketonurie-kinderen hebben meestal een verhoogde kinderbijslag, maar zelfs met die financiële steun blijft het voor de familie een enorme psychologische en sociale inspanning. Die gezinnen hebben naast financiële steun vooral sociale begeleiding nodig.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Ik vraag me toch af of hetzelfde zal worden vergoed door het Bijzonder Solidariteitsfonds. Volgens mijn informatie betaalt het Bijzonder Solidariteitsfonds enkel terug als er geen tussenkomst is van het Riziv. In Vlaanderen zagen wij het breder. Eventuele remgelden betaalden we eveneens terug. Dat blijft voor mij de essentie.
Die bedragen zijn globaal gezien niet zo hoog. Ik heb hier de cijfers van 1995 voor nieraandoeningen. 26,5 miljoen frank moest worden verdeeld onder 1.824 dossiers. Dat komt neer op ongeveer 26.000 frank per jaar. Die 26.000 frank krijgt men bovenop de vergoedingen van het Riziv. Men zal dat geld niet kunnen recupereren via het Bijzonder Solidariteitsfonds omdat het niet over hetzelfde gaat.
Ik vraag dus dat eens goed wordt onderzocht of het wel hetzelfde dekt. Ook kan men eens informeren wat er in dit opzicht in Wallonië gebeurt.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Ik wens niet meer in te gaan op wat er al dan niet gebeurt in Wallonië. Er is tussen Vlaanderen en Wallonië al jarenlang een discussie aan de gang. Wij zouden voor het Sociaal Onderstandfonds aan Wallonië moeten betalen. Miljoenen frank worden nog betwist.
Dit bewijst eens temeer dat het zinloos is om dit op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap te blijven organiseren. Het is de taak van de OCMW´s om dit te doen. Met uw cijfers bewijst u perfect dat dit geen opdracht is voor het niveau van de Vlaamse Gemeenschap, maar voor het gemeentelijk niveau. Het gaat immers over beperkte bedragen en de dossiers zijn talrijk. Het OCMW heeft de taak dit op zich te nemen.
De voorzitter : Mevrouw Avontroodt heeft het woord.
Mevrouw Yolande Avontroodt : Mevrouw de minister, u heeft gelijk als u pleit voor eenduidigheid. Al de KB´s die nu worden opgeheven, waren duidelijk over één ding : de diagnose was gebonden. De minister zegt nu dat dit niet meer hoeft, het Bijzonder Solidariteitsfonds van het Riziv moet dat op zich nemen. Ik kan deze redenering volgen. Het gaat hier inderdaad niet om een Vlaamse bevoegdheid of een Vlaamse opdracht.
Het is wel noodzakelijk dat wat diagnosegebonden was, ook zo blijft. Ik denk echter niet dat u deze garantie kunt geven. U schaft dit af. De mensen die hier tot op dit moment recht op hadden, moeten zich nu wenden tot het OCMW dat hier zijn opdracht moet vervullen. De garanties die nu bestaan, kunnen we niet meer verzekeren binnen dat Bijzonder Solidariteitsfonds. Hebt u dit misschien afgedwongen in het ministerieel overleg? Zullen deze mensen deze rechten behouden binnen het Riziv of binnen het Bijzonder Solidariteitsfonds?
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Als men geen meester is over een reglementering, is het ook onmogelijk om te zeggen hoe die reglementering moet worden ingevuld. Vanuit Vlaanderen proberen we aan te tonen dat we een concept hebben over gezondheidsdenken. Ik hoop dat we dat de volgende maanden kunnen blijven aantonen. We willen een visie over gezondheidsdenken ontwikkelen in alle eenvoud. De mensen moeten het kunnen begrijpen. Het is mijn bekommernis dat een reglementering voor iedereen bereikbaar is waar nodig.
Het diagnosegebonden zijn is voor het Riziv een absolute noodzaak. Het OCMW heeft een sociale functie te vervullen. Men heeft de vraag gesteld waarom na de overdracht van de reglementering van het federale naar het Vlaamse niveau, Vlaanderen deze reglementering heeft aangehouden. Een reglementering wijzigt men niet zo vlug. Men is echter niet snel genoeg geweest om te zeggen dat het geen zin had om deze reglementering op Vlaams niveau verder te blijven ontwikkelen. Zelfs wanneer men inziet dat het behoud van een onduidelijke reglementering niet aangewezen is, is de afschaffing ervan niet zo eenvoudig. Dat is zeker zo wanneer daar een groot aantal mensen werkzaam zijn.
Mevrouw Yolande Avontroodt : Mevrouw de minister, u hebt een tipje opgelicht van de sluier van de registratie. We moeten dus aan de mensen vertellen dat hun bijdrage wordt afgeschaft, omdat men daar op Vlaams niveau registraties mee wil uitoefenen.
Ik ben zeker pleitbezorger van een goede registratie. Het is echter een weinig creatieve oplossing om de middelen daar vandaan te halen.
Minister Wivina Demeester-De Meyer : Als men beschikt over een concept en een visie, probeert men die ook te ontwikkelen. Het duurt een tijdje alvorens maatregelen op macrovlak resultaten sorteren op microvlak. Dat is onze opdracht : we moeten macro denken en tegelijkertijd mensen begeleiden en zeggen waar ze recht op hebben.
Ik ben geen tegenstander van het goede dienstbetoon. Dat zeg ik met zeer veel overtuiging. We moeten de mensen wegwijs maken en een goede reglementering opbouwen die eenvoudig, eenduidig en begrijpbaar is. Met de huidige reglementering hanteren echter niet alle mensen de rechten en mogelijkheden op dezelfde manier. We zijn op dit moment dan ook niet rechtvaardig.
De voorzitter : Het incident is gesloten.