Commissie voor Leefmilieu en Natuurbehoud Vergadering van 08/07/1996
Interpellatie van de heer Kris Van Dijck tot de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over provinciale initiatieven voor afvalverwerking
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Dijck tot de heer Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over provinciale initiatieven voor afvalverwerking.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, de aanleiding voor deze interpellatie, is een evolutie die ik in diverse provincies kon waarnemen. Het betreft de initiatieven in verband met afvalverwerking. Het zal u niet onbekend zijn dat de afvalproblematiek, en in het bijzonder de huisafvalproblematiek, ons in de toekomst voor serieuze problemen zal stellen. De ophaling en verwerking van huisvuil is eigenlijk een gemeentelijke opdracht. In de loop der jaren zijn heel wat gemeenten op dit vlak gaan samenwerken. Er zijn intercommunales opgericht die in grote lijnen gesproken degelijk werk hebben verricht. In de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant nemen echter de provinciebesturen initiatieven om wat ze noemen studiesyndicaten op te richten. Dit gaat bij de plaatselijke intercommunales wel gepaard met heel wat wrevel op het terrein.
In de provincie Antwerpen bijvoorbeeld stelt men een studiesyndicaat samen met vijf partners. Deze vijf zijn de provincie Antwerpen, VLAR, OVAM, als vierde partner de stad Antwerpen en als vijfde partner alle andere 69 gemeenten. Elke partner brengt hetzelfde kapitaal in. Alle vijf de partners hebben vier vertegenwoordigers in dit studiesyndicaat. Dit brengt heel wat wrevel mee, aangezien er in deze provincie vijf intercommunales actief zijn op het gebied van de afvalverwerking. Ze krijgen vier mandaten in dit studiesyndicaat. Dan hebben we het nog niet gehad over de kapitaalinbreng die moet gebeuren.
Ik wil u, mijnheer de minister, een paar concrete vragen stellen. Ik begrijp dat de afvalproblematiek op een hoger niveau zal moeten worden behandeld. Toch stel ik me de vraag, wie het initiatief genomen heeft voor deze provinciale aanpak. Werden in dit verband richtlijnen gegeven? Ik heb namelijk de indruk dat het een strijd is voor het grijze middenveld en dat zowel de intercommunales als de provincie een strijd om de macht voeren, terwijl de afvalproblematiek er mijns inziens niet bij gebaat is.
Voortgaand op deze vraag naar het initiatief wil ik vragen, of er richtlijnen werden verstrekt aan de studiesyndicaten voor wat betreft de partners die eraan moeten deelnemen, de verdeling. Is het de bedoeling dat de afvalverwerking een provinciale bevoegdheid wordt?
Ten slotte lijkt het me ook uiterst belangrijk te weten of er geen gevaar bestaat dat de provincie, wanneer ze meer en meer de afvalverwerking naar zich toe haalt, terwijl ze ook nog verantwoordelijk is voor het afleveren van vergunningen, als het ware rechter en partij tegelijk zal zijn?
Dit zijn mijn vier concrete vragen. Wat de wrevel op het terrein betreft, wil ik hier nog aan toevoegen dat dit zich volgens mijn informatie in Antwerpen alsook in Vlaams-Brabant voordoet. In Limburg bestaat er ook een studiesyndicaat, waarin alle intercommunales gelijke partners zijn. Hoe de situatie in Oost- en West-Vlaanderen eruitziet, weet ik op dit moment niet.
De voorzitter : De heer Van Looy heeft het woord.
De heer Jef Van Looy : Ik denk dat niemand er problemen mee heeft dat men binnen het provinciale bestel studies uitvoert. Wat mij in de provincie Antwerpen toch een beetje stoort, is dat vooraleer men aan die studies mag deelnemen, men eerst een aantal voorwaarden moet ondertekenen die door andere partijen zijn afgesproken.
Ik denk daarbij aan de kostprijs van de Hooge Maey en de saneringsplicht. De 69 andere gemeenten moeten de saneringsplicht opnemen, de Hooge Maey aankopen en toelaten dat de stad Antwerpen opcentiemen heft op alles wat op de Hooge Maey wordt gestort. Ik krijg de indruk dat een stad haar huidige problemen wil afwentelen op de andere gemeenten van de provincie. Is het noodzakelijk om voorwaarden aan een studie te koppelen?
De voorzitter : Wenst nog iemand het woord? (Neen)
Minister Kelchtermans heeft het woord.
Minister Theo Kelchtermans : Voorzitter, ik heb vroeger al gezegd dat de ophaling van huishoudelijke afvalstoffen een gemeentelijke bevoegdheid blijft. Wat dat betreft, is er geen discussie. Artikel 15, paragraaf 1, van het afvalstoffendecreet is daarin zeer duidelijk. Artikel 16, paragraaf 6, bepaalt dat de provincies belast zijn met de coördinatie van de uitvoering door de gemeenten en vereniging van gemeenten op hun grondgebied van de sectorale uitvoeringsplannen die betrekking hebben op huishoudelijke afvalstoffen. De provincie heeft een coördinatieopdracht. Het gewest heeft een conceptuele opdracht. Het onderscheid is zeer uitdrukkelijk gemaakt. Dat blijft vooralsnog van kracht.
In het licht van deze coördinatierol hebben alle Vlaamse provincies een initiatief genomen. Ze zijn bezig met onderzoek en planning om na te gaan welke noodzakelijke capaciteit er in hun provincie moet zijn voor afvalverwerking. De diverse partners in het studiewerk zijn op dit ogenblik de provincie, OVAM, VLAR, zijnde een dochtermaatschappij van de Vlaamse milieuholding, in sommige provincies ook de gemeenten of intercommunales en zelfs privé-ondernemingen die ook kunnen worden verzocht om daaraan deel te nemen.
Na de ophaling volgt de verwerking. De verantwoordelijkheid voor de uitbouw van de noodzakelijke verwerkingsinrichtingen - composteringsinstallaties, recyclageparken, enzovoort - ligt overeenkomstig artikel 43, paragraaf 2, van het afvalstoffendecreet bij de Vlaamse milieuholding of bij een van haar dochterondernemingen. Het decreet dateert van 19 april 1995 en is op 5 augustus 1995 in het Belgisch Staatsblad verschenen. Ik citeer artikel 43, paragraaf 2 : op vraag van de Vlaamse milieuholding of een van haar dochterondernemingen kan de OVAM en/of één of meer provincies, één of meer gemeenten, één of meer intercommunales en desgevallend één of meer privé-ondernemingen meewerken aan en participeren in initiatieven van de Vlaamse milieuholding of één van haar dochterondernemingen die betrekking hebben op het oprichten, overnemen en exploiteren van inrichtingen voor de verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen om de doelstelling van het afvalstoffenbeleid, zoals bepaald in artikel 5 van dit decreet, te verwezenlijken.
Dat is het letterlijke citaat. Binnen de provincies en gemeenten is er nogal wat discussie over wie het initiatief voor de verwerkingsinstallaties moet nemen. Het afvalstoffendecreet is daarover zeer duidelijk. Het is de Vlaamse milieuholding of een van haar dochterondernemingen die het initiatief neemt en die anderen kan vragen om mee te werken teneinde een dergelijke verwerkingscapaciteit uit te bouwen.
De oprichting van de studievennootschap in de provincie Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg gebeurde conform dit artikel 43, paragraaf 2.
Wat uw tweede vraag betreft, kan ik u duidelijk antwoorden dat er vanuit het gewestelijke niveau geen richtlijnen zijn gegeven voor de uitbouw van deze studiesyndicaten, noch over de partners die erbij moeten worden betrokken, noch over de verdeling van het in te brengen kapitaal. Het gaat dus om een initiatief van de Vlaamse milieuholding of een van haar dochters. Deze neemt contact op en men maakt onderling uit hoe men zich verder zal organiseren. De provincie speelt daarin een coördinerende rol, ook ten aanzien van de gemeenten en intercommunales.
U vraagt of het de bedoeling is dat de afvalverwerking een provinciale bevoegdheid wordt. Dat is niet zo. Ik wil het concept zoals het nu werkt hier ter discussie stellen. In uitvoering van het nieuwe MINA-plan moeten we een sectoraal afvalstoffenplan voor huishoudelijk afval opmaken tegen het einde van dit jaar. Mij lijkt het het beste dat de provincie op het niveau van de coördinatie in haar functie wordt bevestigd. Een divergentie in afvalstoffenplannen zou niet goed zijn. De grote lijnen moeten ook in de toekomst op het Vlaamse niveau worden uitgetekend. Daarmee bedoel ik de prioriteiten, de preventie, tot en met het zeer beperkte storten op bekende stortplaatsen van wat niet anders meer kan worden verwerkt. Binnen deze organisatie kan de provincie coördineren. Zoals gezegd neemt de Vlaamse Milieuholding initiatieven en kan de provincie meedoen als ze daartoe wordt uitgenodigd. Ze kan niet zelf het initiatief nemen of enkel in overleg met de milieuholding of een van de dochters van de milieuholding. Ik herhaal : als men daarvan afstapt, moet men het decreet wijzigen. Artikel 43 van het decreet, dat ik zonet geciteerd heb, is op dat vlak duidelijk.
U kaart terecht het probleem van de dubbele bevoegdheid aan. Mocht de provincie bevoegdheid hebben op het vlak van de afvalverwerking, wat dan met de vergunninggevende overheid die de provincie tegelijkertijd ook is? De provincie zou dan vergunningen afleveren aan zichzelf en tegelijk rechter en partij zijn. Die situatie is in het milieuvergunningendecreet vastgelegd. In dat geval treedt het gewest op. Als het een vergunning is waar de provincie zelf bij is betrokken, mag de provincie die niet zelf afleveren.
Als het een initiatief van een derde betreft waar de provincie bij betrokken is, weet ik niet of zij voor zichzelf een vergunning kan afleveren. Mijn rechtsgevoel zegt dat dat normaal niet kan. Voor alle zekerheid zal ik de juridische dienst opzoekingswerk daaromtrent laten uitvoeren. De provincie is overeenkomstig de Vlarem-reglementering inderdaad een vergunningverlenende overheid voor de inrichtingen van klasse 1. De Vlarem-procedure stipuleert dat de betrokken instanties advies uitbrengen over een milieuvergunningsaanvraag en voorziet tevens in een beroepsprocedure. Vanuit die procedures zou men ook kunnen besluiten dat er voldoende garanties zijn vermits niet enkel de provincie erbij betrokken is, maar ook de andere administraties. Naar aanleiding van uw vraag loont het zeker de moeite om na te gaan wat het milieuvergunningendecreet daaromtrent precies formuleert. We moeten nagaan of de provincie een vergunning mag afgeven als ze zelf participeert.
De voorzitter : Dank u wel, mijnheer de minister. Wenst iemand nog het woord voor een repliek? (Neen)
Het incident is gesloten.