Plenaire Vergadering van 07/02/1996
Actuele vraag van de heer Etienne Van Vaerenbergh tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de oprichting en invulling van een Adviesraad van de Franstaligen in de Vlaamse rand rond Brussel
Actuele vraag van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over initiatieven van de Franse Gemeenschap ter ondersteuning van de Franstaligen in de Vlaamse rand rond Brussel
De voorzitter : Aan de orde is de actuele interpellatie van de heer Van Vaerenbergh tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de oprichting en invulling van een Adviesraad van de Franstaligen in de Vlaamse rand rond Brussel, met daaraan toegevoegd de actuele vraag van de heer Van Hauthem tot minister Van den Brande, over initiatieven van de Franse Gemeenschap ter ondersteuning van de Franstaligen in de Vlaamse rand rond Brussel.
De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, taalwetten zijn in Brussel een vodje papier. Tweeduizend geschorste benoemingen leiden er tot slechts twee of drie vernietigingen. Tien jaar geleden werd nog 80 percent van de geschorste benoemingen vernietigd!
Ten tweede, in de OCMW-ziekenhuizen zijn 10 percent van de artsen Nederlandstalig ; 30 percent van de patiënten zijn Nederlandstalig. Volgens de taalwetten van 1963 en de daaropvolgende jaren moest er een verhouding van 50/50 worden ingevoerd.
Ten derde, in Brussel zijn er 65 huisvestingsmaatschappijen, slechts één daarvan respecteert de taalwet.
Vierde opmerking, 90 percent van het personeel bij de MIVB is Nederlandsonkundig. Ten vijfde, het personeel van warenhuizen zoals GB en Delhaize kent onvoldoende Nederlands. Ten zesde, de heer Maingain, voorzitter van het FDF, maant de Vlamingen aan om hun instellingen uit Brussel te verwijderen. Zevende opmerking : vandaag las ik in de krant dat de Vaste Commissie voor Taaltoezicht benoemingen blokkeert.
De minister van Ambtenarenzaken is verplicht ruim twintig federale besturen en ministeries te verbieden om tot aanwervingen of bevorderingen over te gaan. Achtste opmerking : vandaag beklagen in een artikel in De Standaard - evenals in een aantal andere kranten - Vlaamse journalisten zich over het feit dat niemand op de kabinetten van de Franstalige Brusselse ministers hen in het Nederlands te woord kan staan. Tenslotte, en dat is de zin van mijn interpellatie van vandaag, weten we dat een zekere mijnheer H., minister in Brussel, heeft besloten dat officiële mededelingen over ruimtelijke ordening in de toekomst alleen nog in een Franstalig blad zullen verschijnen.
Als reden hiervoor voert hij aan dat dit blad maar door iedereen moet worden gelezen en dat het in Brussel ruim wordt verspreid.
De voorzitter : De heer Goovaerts heeft het woord.
De heer Leo Goovaerts : Na de acht opmerkingen van de heer Van Vaerenbergh zou ik er ééntje willen maken : maakt de Volksunie geen deel uit van de Brusselse executieve?
De voorzitter : De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Daar zal ik u straks van antwoord dienen. Mijn interpellatie handelt over iets, dat veel belangrijker is dan de deelname aan een bestuur door een politiek mandataris. Mijnheer de minister president, u hebt daarnet gezien dat ik een zeer mooi boekje vasthield van Ulrich Libbrecht met als titel : Geen muren rond culturen. Ik zou daaruit een kleine passage willen voorlezen. Het gaat over grote culturen. Grote culturen hebben nooit geweten dat het de menselijke waardigheid een deuk geeft een stamelaar te worden onder de vlotte praters, die er door een handige taalpolitiek en een overdosis arrogantie voor zorgen dat ze nooit de rol van stamelaar hoeven te spelen. Wie zelf de lange, moeilijke weg is gegaan, kent de innerlijke warmte die men ervaart, wanneer men in het bergende huis van zijn eigen cultuur vertoeft. Elke cultuur is een mythe, een verhaal dat mensen van generatie op generatie hebben doorverteld. Een verhaal over de manier, waarop een groep mensen een huis heeft gebouwd in de vlakte van de menselijke mogelijkheden. Elk huis vertelt zijn verhaal en heeft het recht met eerbied aanhoord te worden.
Als men ziet dat men in Brussel geen enkele eerbied toont en dit doelbewust niet doet, krijgt men een beklemmend gevoel en wordt men daar stil van. Ik moet de minister-president van Vlaanderen vandaag interpelleren over het feit dat mensen denken dat hun cultuur zo almachtig is, dat ze anderen kunnen verplichten Franstalige bladen te lezen en dat ze een commissie kunnen oprichten voor zaken waarvoor ze niet bevoegd zijn. Dit bedroeft me. Ik word daar stil van. Ik zou sterk uit mijn krammen moeten schieten als ik dit alles vaststel. Maar ik voel me ontdaan, en ik ben niet alleen. Ik voel me ontdaan. Zelfs in La Libre Belgique van gisteren stond een artikel over de Franstalige ambtelijke mededelingen. Een foto van die heer draagt als titel Hasquin rime avec Mesquin. Ook in dit artikel spreekt men over de arrogantie waarmee de liberale minister de Vlaamse Gemeenschap behandelt, of ze nu Brussels is of niet. Hij intimideert niet alleen de Nederlandstalige bevolking van de hoofdstad, maar ook al degenen - Franstaligen en anderen - die blijven geloven in de deugden van de pacificatie en in een wederzijdse dialoog. Al degenen, die weigeren mee te spelen met het verfoeilijke spel van conflictuele confrontatie.
De krant vervolgt aldus, ik citeer : Wij kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat dit offensief in alle richtingen pure anti-Vlaamse provocatie is. Als ik vandaag tegen deze houding pleit, dan voel ik mij gesteund door de Franstaligen of toch minstens door een Franstalige krant die een niet te veronachtzamen invloed heeft.
Aangezien de Vlaamse regering naar aanleiding van een vorige interpellatie en een motie van aanbeveling die ik had ingediend, zeer alert is opgetreden tegen de oprichting van een adviesraad voor Franstaligen uit de Brusselse rand, heb ik hier vandaag opnieuw het woord genomen. Toch stellen we vast dat ondanks het verhaal dat is aangetekend bij de Raad van State, die zaak wordt voortgezet.
De voorzitter : De heer Goovaerts heeft het woord.
De heer Leo Goovaerts : Mijnheer de voorzitter, onze goede collega heeft dat artikel uit de Fransalige katholieke moniteur gelezen, maar hij heeft het niet goed gelezen, want op het einde van dat artikel lees ik wat volgt : C´est criminel à l´heure où le miracle du creuset bruxellois semble de plus en plus prendre forme avec sa minorité flamande qui se rattache chaque jour davantage à sa bruxellitude.
In andere woorden, de meerderheid waarvan de fractie van de heer Van Vaerenbergh deel uitmaakt, speelt elke dag meer en meer het spel van de de francofonen. Dat is de echte betekenis van dit artikel. Niet het eerste, maar het laatste stuk van dit artikel is relevant.
De heer Etienne Van Vaerenbergh (Op de tribune) : Men gaat dus verder en zegt dat die raad er zal komen. In een uitvoeringsbesluit van de Cocof wordt de samenstelling van die raad geregeld. Er wordt zelfs beweerd dat het territorialiteitsbeginsel gerespecteerd zal blijven omdat de mandatarissen uit de Brusselse rand niet ambtshalve worden aangeduid, maar zelf om hun opname in de raad mogen verzoeken en verder ook omdat die raad in Brussel zal vergaderen.
Als ik die redenering goed begrijp, dat kan ik als gemeenteraadslid te Lennik in Vlaams-Brabant met mijn politieke groep verzoeken om in die raad te worden opgenomen. Hoe zou men mij kunnen weigeren daaraan deel te nemen? Men moet het toch maar durven en voor mekaar krijgen... Waar worden deze mensen geselecteerd?
Mijnheer de minister-president, welke verdere stappen zult u zetten? Zult u ook op de vernietiging van de uitvoeringsbesluiten van de Cocof aansturen? Als we alleen tegen de princiepsbeslissing reageren, dan blijft die zaak maar doorgaan.
Mijnheer Goovaerts, ik hou me niet bezig met het partijpolitieke spel waarop u alludeert. Ik bekommer mij om het belang van de Vlamingen te Brussel in een sfeer die ik daarstraks heb opgeroepen en die mij bijzonder droef stemt.
Ik ben een Vlaams-nationalist en ik ben daar fier op. Een Vlaams-nationalist streeft naar de bevrijding van zijn volk, maar ik stel vast dat hier aan de culturele destructie van mijn volk wordt gewerkt. Dat kan voor mij niet door de beugel.
De voorzitter : Aan de orde is de toegevoegde actuele vraag van de heer Van Hauthem tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams Minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over initiatieven van de Franse Gemeenschap ter ondersteuning van de Franstaligen in de Vlaamse rand rond Brussel. De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, vorige donderdag heeft het college van de Franse Gemeenschapscommissie besloten tot publicatie in het Staatsblad van een besluit tot oprichting van de Adviesraad voor Franstaligen uit de Brusselse rand. Tegen het eerste advies hebt u klacht neergelegd en u hebt om vernietiging ervan verzocht bij de Raad van State. U situeert dat in het kader van de territorialiteit, een principe dat u al jaren beleidt. Wanneer dat principe wordt overtreden, dan zet u wel juridische stappen.
Maar we zouden na al die jaren toch eens de balans moeten opmaken van die louter juridische stappen, hetzij naar het overlegcomité, hetzij naar het Arbitragehof, hetzij naar de Raad van State. Blijkbaar stoort de Franse Gemeenschap of in dit geval de Franse Gemeenschapscommissie zich hier immers niet aan. De voorbeelden liggen voor het grijpen.
Vorig jaar hebben we, als Vlaamse Raad, de begroting van de Franse Gemeenschap aangevochten bij het Arbitragehof, omwille van de bepalingen die we kennen. Het betrof hier de subsidies van onder meer Franstalige verenigingen in Vlaams-Brabant. De begroting van 1996 neemt gewoon die bepalingen over. U dient klacht in bij Raad van State tegen het besluit van het college van de Franse Gemeenschapscommissie. Deze commissie gaat gewoon door. Waarom, mijnheer de minister-president? Omdat het louter juridische stappen zijn en omdat de uitspraak over de klachten die wij, hetzij als Vlaamse Raad, hetzij als Vlaamse regering hebben ingediend jaren op zich laten wachten. Ondertussen creëert men eigenlijk een voldongen feit. Want wanneer gaat het Arbitragehof uitspraak doen over de klacht die we vorig jaar hebben ingediend, laat staan over de klacht die we nu nog - de begroting van de Franse Gemeenschap is zelfs nog niet gepubliceerd - moeten gaan indienen? Wanneer, mijnheer de minister-president, zal de Raad van State uitspraak doen over de klacht die u recentelijk indiende? Mogen we deze binnen de twee jaar verwachten? Ik denk het niet : laten we eerlijk zijn.
Als men, met andere woorden, alleen de juridische weg blijft bewandelen, dan zullen we in een toestand terechtkomen zoals midden de jaren tachtig betreffende de zaken Voeren en Happart - dit laatste in de randgemeenten - bevonden. Dat betekent : klacht neerleggen bij de Raad van State en twee jaar nadien een voor ons hopelijk gunstige uitspraak krijgen. Maar ondertussen staan we voor een voldongen feit, waarbij aan de andere kant van de taalgrens de Franse Gemeenschap zegt dat er een wettelijke oplossing aan gegeven moet worden, aangezien zo´n uitspraak van de Raad van State eigenlijk niet meer kan. Zo, door middel van die carrousel is men gekomen tot de nefaste Voerenakkoorden. Blijven we deze louter juridische weg bewandelen, dan geeft het Arbitragehof ons binnen twee of drie jaar gelijk. Dat zullen de Franstaligen niet nemen en ze zullen een wettelijke oplossing eisen.
Mijnheer de minister-president, op dit ogenblik gaan we, met de initiatieven van de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie in Vlaams-Brabant dezelfde weg op als in de jaren ´80 : een carrousel die uitmondt in wettelijke toegevingen wanneer we de louter juridische weg blijven volgen.
Er is ook een andere weg mogelijk : de politieke weg. We hebben de politieke middelen om ervoor te zorgen dat hun provocaties daadwerkelijk voor eens en voor altijd stoppen. Deze middelen hebben we al vaker gesuggereerd ; u kent ze. Wanneer u morgen alle samenwerkingsakkoorden met het Brussels Hoofdstedelijke Gewest opzegt, dan zal het misschien afgelopen zijn. Ik neem aan dat u, als beleidsverantwoordelijke, niet onmiddellijk deze stap wilt zetten, omdat dit nogal verregaande gevolgen heeft. Maak evenwel toch eens met ons de balans op.
Ik heb u al gezegd dat ons geduld reeds lang op is. Ik neem aan dat aan uw geduld en dat van uw fractie, de CVP, toch ook wel grenzen kent. Komt men nu tot de conclusie dat dergelijke politieke tegenmaatregelen de enige taal is die men daar begrijpt, dan moet men niet aarzelen om die te nemen. Een tweede mogelijkheid zou zijn dat de Vlaamse ministers van de Brusselse Gewestregering er daadwerkelijk mee dreigen ontslag te nemen als dit niet stopt en desnoods de instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest lam leggen.
Want, mijnheer Van Vaerenbergh, het spijt me : als mijnheer Hasquin al die maatregelen neemt en ze in Carrefour aankondigt, dan doet hij dat niet alleen als voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, maar dan doet hij dat ook als minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Waar zitten dan die Vlaamse ministers in de Brusselse Gewestregering? Waar zitten we dan met de pariteit die ons het vetorecht gaf zodat men niet tegen de Vlaamse belangen in zou kunnen regeren?
U hebt hier een waslijst opgesomd!
Buiten het kader over de toepassing van de taalwetgeving - waar het hier om gaat - vraag ik mij af waar die mensen dan zitten. Ze hebben toch een vetorecht in de Brusselse gewestregering, waarom gebruiken ze die niet? Ze doen dat niet, omdat de Brusselse instellingen niet werken tenzij door Franse toegeeflijkheid.
Men heeft in bepaalde gevallen de vernietigingsbevoegdheid, die vroeger bij de minister van Binnenlandse Zaken lag bij het Brusselse Gewest gelegd. Ze wordt alleen niet gebruikt - dat is de zo geroemde pariteit. Indien men met dergelijke heerschappen in eenzelfde gewestregering blijft zitten, men onderneemt er niets tegen en men legt zijn politieke gewicht niet in de schaal om dit te stoppen, dan is men medeplichtig en is het mijns inziens nogal potsierlijk om hier de minister-president te komen interpelleren. In de gewestregering waar het uiteindelijk om te doen is, blijft men echter gewoon regeren alsof er niets aan de hand is.
Mijnheer de minister-president, louter juridische wegen bewandelen helpt ons niets meer vooruit, en ik waarschuw u ervoor dat we in hetzelfde straatje zullen terechtkomen als in de tijd met Voeren. We moeten nu politieke wegen bewandelen, en de politieke actiemiddelen liggen voor het grijpen. Gebruik ze dan, want anders blijft het alleen maar bij woorden en juridische stappen die ons uiteindelijk niets verder helpen. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : De heer Goovaerts heeft het woord.
De heer Leo Goovaerts (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, mijnheer Van Hauthem, ik begrijp u eigenlijk niet. U vraagt de Vlaamse ministers uit de Brusselse Executieve ontslag te nemen. Beseft u wel wat dit voor twee van de drie personen betekent? Dat is definitief pensioen, zoiets doet men niet.
Ik ben het eens met de Volksunie - en ik heb dat van in den beginne aan de heer Van Vaerenbergh gezegd. Na een aantal maanden ervaring in die Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Vlaamse Gemeenschapscommissie heb ik gemerkt dat als men in Brussel nog iets wil doen, dit met brute kracht zal moeten gebeuren. U kunt dat niet meer door wat vrijblijvend te onderhandelen.
Ik zie wat de heren Chabert en Grijp doen. Die mensen leven in een andere politieke tijd, een vorig politiek gegeven, maar die leven ook nog met dat waanidee dat het mogelijk is om met de Franstaligen overeen te komen. Ik heb op die korte tijd in Brussel geleerd dat zoiets niet kan. Als men u als Vlaming nodig heeft, dan is men vriendelijk en beleefd. Zodra men overbodig wordt, dan telt u niet meer mee. Als ik de provocaties van de heer Hasquin hoor en zie, dan vraag ik mij af wat de Brusselse Vlamingen op politiek vlak betalen.
De heer Hasquin wordt geconfronteerd met het probleem dat hij het FDF moet absorberen. Om dat te doen, moet hij absoluut de Vlamingen in een hoekje drummen. Hij drumt ze in het hoekje, en vraagt daarna telkens een toegeving van de Vlamingen om de communautaire vrede te bewaren.
Ik wil u hiervan een aantal voorbeelden geven. Ik zal het niet hebben over die adviesraad van de Franstaligen, want dat is wat de heer Hasquin heeft moeten doen om het FDF, omwille van zijn carrière, naar zich toe te trekken.
Men heeft de trekkingsrechten afgewend die eigenlijk moeten dienen om geld te vragen voor de Brusselse Vlamingen. Men had zich voorgenomen dat geld te storten in de grote pot van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad om het tekort van 10 miljard frank te betalen. De Cocof heeft een deel van dat geld aangewend om de kosten te betalen van haar eigen organisatie aan Franstalige kant. Bovendien heeft ze ongeveer 25 miljoen frank ingehouden. De heer Chabert is er eens te meer in geslaagd om het volgende te doen. De heer Rasquin moet uit de begroting 3 miljoen frank halen voor die publiciteit in VLAN. Ik adviseerde de heer Chabert om die 3 miljoen frank in de begroting te laten van de heer Rasquin, en het geld te putten uit de pot van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In de Financieel Economische Tijd leest men vandaag dat die publiciteit in VLAN en in het Nederlandstalig Brusselse blad, zal worden betaald door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De heer Rasquin krijgt wat hij nodig heeft, aangevuld met 3 miljoen frank.
De Cocof beslist om met eigen geld een eigen gebouw op te richten, hoewel men altijd heeft gesteld dat de Cocof en de VGC samen een gebouw zouden oprichten. De Cocof speelt cavalier seul met het geld dat opnieuw moet komen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarvoor de Vlamingen altijd opnieuw moeten bijdragen. Mijnheer de minister-president, indien u niet uw macht toont, dan kunt u de Brusselse Vlamingen vergeten. Dat is dan ook mijn grootste vrees. Ik heb de indruk dat u vanuit Vlaanderen veel investeert in Brussel op het gebied van onroerend goed. U hecht daarentegen steeds minder belang aan de Brusselse Vlamingen. Ook ik ben voorstander van communautaire vrede, maar eerst moeten we overleven. Ik vrees dat we door al dat gepraat over samenleven, op de duur niet meer kunnen overleven.
Ter illustratie van de zogenaamde moedige houding van uw partijgenoten in hun strijd tegen de Franstaligen, citeer ik graag de partijgenoot van de heer Vandenbussche, de heer Garcia. Hij zei tegen minister Hasquin : Ik maan u aan. Even later bleef er van dat dreigement weinig over en ondertekende hij de eenvoudige motie.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, ik doe een dringende oproep tot de Vlaamse ministers in de Brusselse regering om beter samen te werken. U moet deze oproep niet interpreteren als een smeekbede van de VLD om deel te kunnen uitmaken van die regering. Op dit ogenblik onderneemt men verwoede pogingen om de Volksunie te laten samensmelten met de socialistische partij. Ik vrees dat een dergelijke samensmelting de carrière van de heer Vandenbussche niet ten goede zal komen.
De heer Michiel Vandenbussche : Maak u daar geen zorgen over!
De heer Leo Goovaerts : Mijnheer Vandenbussche, een samensmelten van de Volksunie met de SP zal de Brusselse Vlamingen niet kunnen redden!
De voorzitter : De heer Vandenbussche heeft het woord.
De heer Michiel Vandenbussche (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, ik deel de vrees van de heer Van Vaerenbergh met betrekking tot de toekomst van de Brusselse Vlamingen. De SP is bijzonder verontrust over de bedreigde communautaire pacificatie in Brussel. Ik wens deze problematiek niet vanuit een bekrompen partijpolitiek standpunt te analyseren. De regeerperiode van 1989 tot 1995 was er een van toenemende communautaire vrede in Brussel. Op dit ogenblik stelt de SP een opstoot van kleinere en grotere communautaire incidenten vast. Ik neem afstand van het standpunt van de heer Goovaerts dat men met de Franstaligen niet kan praten. Deze uitspraak die het Vlaams Blok als muziek in de oren moet klinken, kan onmogelijk als ernstig uitgangspunt worden genomen.
De heer Leo Goovaerts : Mijnheer Vandenbussche, ik heb dat niet gezegd. Ik heb alleen maar beweerd een goed recept te hebben om een gesprek met de Franstaligen aan te vatten.
De heer Michiel Vandenbussche : Mijnheer Goovaerts, uw recept is gebaseerd op brute kracht. Ik deel uw mening ter zake niet. Ik ben voorstander van het overlegmodel.
Ik stel vast dat het college van de Franse Gemeenschapscommissie onder impuls van de PRL-minister Hasquin een onwettige adviesraad opricht met Franstalige verkozenen uit het brede Vlaamsbrabantse randgebied.
Daarmee treedt het Franstalige college op buiten het definitief afgebakende grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat is klaar en duidelijk. We willen ervoor waarschuwen dat we gedurende de volgende jaren nog grondig en dikwijls met de beide andere regio´s overleg zullen moeten plegen, voornamelijk voor de verbetering van het financieel statuut van Brussel. Dit is een van de zaken die iedere Brusselaar goed zou moeten onthouden. Het kan alleen maar negatief zijn voor Brussel als sommigen, en we denken aan de provocaties van een aantal Franstalige ministers op dit ogenblik, erop aansturen een belangrijke gesprekspartner voortdurend te irriteren.
De Franse Gemeenschapscommissie blaast alle gemaakte afspraken op, zowel tussen de Brusselse instellingen onderling als binnen de Brusselse regering. Dat blijkt uit de weigering van de Franse Gemeenschapscommissie om rechtstreeks bij te dragen tot de werkingskosten van de Brusselse instellingen. De Cocof verkiest haar raadsleden afzonderlijk en rechtstreeks te betalen, dit is tegen alle afspraken in. Het blijkt ook uit het eenzijdig opzeggen van de akkoorden waardoor de Brusselse instellingen zich samen in één gebouwencomplex zouden vestigen. De Franse Gemeenschapscommissie wil een eigen duur gebouw aankopen. Dit zijn opnieuw elementen die de communautaire pacificatie allesbehalve bevorderen.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Ik wil het debat niet nodeloos rekken maar u doet een aantal vaststellingen, mijnheer Vandenbussche, vanuit uw meerderheidspostie. Ik vraag me af of u niet aan het verkeerde adres bent met uw interpellatie. Ik zou daar eerder mee naar de gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en naar de Brusselse Raad gaan, naar uw eigen ministers en naar uw Franstalige collega´s. U weet dat ik in die raad heb gezeten en ik zou toen net hetzelfde gezegd hebben.
De heer Michiel Vandenbussche : Ik kan niet anders dan dat hier zeggen.
De heer Leo Goovaerts : U zit er weer naast. Aan wie moet hij het gaan zeggen? Aan de Brusselse Executieve natuurlijk. Hij maakt deel uit van de meerderheid, waarom vertelt hij niet aan zijn vrienden dat ze zich uit de voeten moeten maken? De meerderheid moet laten zien dat ze haar op haar tanden heeft. Waar ze hun haar hebben, dat weten we niet meer.
De heer Michiel Vandenbussche : Mijnheer de voorzitter, sta me toe hier niet op in te gaan. Het is belangrijker dat we een grondige gemeenschappelijke strategie ontwikkelen op basis van feiten. Ik probeer hier de evoluties van de jongste tijd te schetsen. De conclusies vragen we ook van de Vlaamse regering want mijn interpellatie is tot haar gericht. U vraagt ook naar houdingen en standpunten van onszelf in Brussel. De voorzitter van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de heer Robert Garcia, heeft dit alles in een brief aan de Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke regering meegedeeld. Hij vraagt ook een spoedig antwoord op de voortdurende provocaties van Franstalige zijde.
De heer Leo Goovaerts : Dit is bijzonder moedig van de heer Garcia. Het zal veel zoden aan de dijk zetten.
De heer Michiel Vandenbussche : Laten we hopen dat elke stap die op dit gebied wordt gezet, belangrijk is. Ik ben niet bereid alle bruggen op te blazen. De heer Van Hauthem vindt dat de Vlaamse ministers ontslag moeten nemen uit de Brusselse regering wegens hun ongenoegen over de manier waarop deze regering op dit ogenblik functioneert en omdat hij niet akkoord gaat met de manier waarop het Vlaams Parlement functioneert. Ik kan de heer Van Hauthem enkel aanraden ontslag te nemen uit het Vlaams Parlement.
Mijnheer de voorzitter, ik zal terugkomen tot de kern van de zaak.
Minister Hasquin heeft inderdaad voorgesteld een aantal regeringsadvertenties uitsluitend in het Franstalig huis-aan-huisblad Vlan te plaatsen, tegen de mening van zijn Vlaamse collega´s in de regering in.
We zijn het niet eens met deze beslissing en vragen dat de Vlaamse ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering hiertegen optreden. We zijn het er niet mee eens dat hij in zijn relatie met de Nederlandstalige pers uitsluitend het Frans gebruikt en dat hij weigert bepaalde Vlaamse journalisten uit te nodigen op zijn persconferenties.
De SP is deze tergende provocaties binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meer dan beu.
We vragen dat de Vlaamse ministers hiertegen optreden. We wensen dat in het college van de Vlaamse gemeenschapscommissie een gesprek op gang komt met de Vlaamse regering, bijvoorbeeld wat betreft het annulatieverzoek bij de Raad van State. Ik ben mij ervan bewust dat de heer Van Hauthem het hier niet mee eens is. We willen de actiemogelijkheden van de Vlaamse regering ter zake benutten en een gezamenlijke strategie uitwerken.
We vragen dringend aan de Vlaamse gemeenschapscommissie om op basis van de brief van de voorzitter, de heer Robert Garcia, een gemeenschappelijke strategie te ontwikkelen in het kader van het voorzittersoverleg tussen de Brusselse instellingen met een duidelijke optie om concrete initiatieven te nemen. We vragen ons af of het wel opportuun is dat een Vlaams-Brusselse minister uitgerekend op dit ogenblik met de stokebrand Hervé Hasquin naar het buitenland, meer bepaald naar Sarajevo trekt om er het Brusselse pacificatiemodel te promoten. Er moeten concrete initiatieven worden genomen op het vlak van de samenwerking tussen de Vlaamse regering en de Brusselse verantwoordelijken. We roepen alle partijen in Brussel - ook de Franstalige - op om alle energie aan te wenden voor de echte noden van Brussel. De provocaties van Franstalige zijde staan de oplossing van de echte problemen in de weg, namelijk de armoede en de stedelijke problematiek. Ik hoop dat we de Franstalige partijen ervan kunnen overtuigen dat de toenemende armoede en de financiële noden van het gewest de reële bezorgdheid vormen van de inwoners van onze stad.
De onderhandelingen met het oog op 1999 zullen daarom bijzonder belangrijk zijn. Het heeft dan ook geen zin Vlaanderen te irriteren. We moeten samenwerken. Ik hoop dat de Vlaamse regering op dit vlak de nodige steun zal bieden.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
De heer Leo Goovaerts : Moet er niemand van de CVP uit de Brusselse Hoofdstedelijke Raad het woord nemen?
Minister-president Luc Van den Brande : Mijnheer de voorzitter, waarde collega´s, als de aanwezigen de juiste verhouding weergeven tussen de uitvoerende en de wetgevende macht, dan denk ik dat deze Raad nog mooie tijden tegemoet gaat.
Ik heb aandachtig geluisterd naar alle sprekers. Voorafgaandelijk wil ik de heer Van Hauthem zeggen dat we de toestand niet keren door ons in rechte te voorzien tegen een aantal beslissingen. We moeten wel een ordentelijk standpunt innemen. Ik herhaal de stelling van de Vlaamse regering. Op 17 januari 1996 heeft de Vlaamse regering beslist om een beroep tot nietigverklaring in te stellen bij de Raad van State tegen de besluiten van 30 november en 6 december van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, tot oprichting van een adviesraad van de Franstaligen uit de Brusselse randgemeenten. Concrete juridische acties kunnen pas worden ondernomen op het ogenblik dat er daadwerkelijk besluiten worden getroffen door het College en dat deze afdoende worden bekendgemaakt. De Vlaamse regering zal uiteraard tegen elke bevoegdheidsovertreding vanwege de Cocof een beroep tot nietigverklaring inleiden bij de Raad van State.
In de Franstalige pers is er ondertussen sprake van het officieus bekend maken van beslissingen van de Cocof. Hiertegen is zelfs in eigen francofone rangen felle kritiek geuit. Het is duidelijk dat de Cocof en haar voorzitter in het bijzonder, de naleving van een aantal fundamentele normen niet ernstig wil nemen en elke gelegenheid aangrijpt om de Vlamingen te provoceren en aldus de communautaire spanningen wil doen oplaaien.
We leggen in elk geval een verhoogde waakzaamheid aan de dag. Als Vlaamse regering zullen we, waar mogelijk en nodig, de beslissingen van de Cocof die indruisen tegen de principes van de staatshervorming en de gevestigde rechtspraak, aanvechten voor de hoogste rechtscolleges. Dit geldt a priori voor alle beslissingen die voortvloeien uit deze genomen op 30 november en 6 december. Ik wil dit uitdrukkelijk bevestigen, daar die besluiten ook onder de procedure tot nietigverklaring vallen. Elke andere houding, handeling, stap, beslissing die wordt gepubliceerd, zullen we voor vernietiging voorleggen.
Ik denk dat we dit hoe dan ook moeten doen. Ik heb niemand ervoor horen pleiten deze voorzieningen niet te nemen, ook al weten we dat de besluiten van de Raad van State, die tot een oplossing kunnen leiden, nog een tijd kunnen uitblijven. Ik ben er geen voorstander van om met gewapend geweld en met uitrusting van de Vlaamse legers ten strijde te trekken.
In ieder geval willen en zullen we optreden binnen onze rechtsorde. Wat de toekomstige institutionele evolutie aangaat, moeten we hoe dan ook een versterkte binding tussen de Vlamingen in Vlaanderen en de Vlamingen in Brussel tot stand brengen.
De situatie van de francofonen in België is ten minste gelijklopend met de situatie van de Vlamingen in Brussel. Elke andere verhouding is uit den boze. Ik weet dat er soms vragen zijn omtrent een aantal van mijn opvattingen als ik het heb over de verder staatshervorming, die hoe dan ook een differentiatie kent wat betreft Vlaanderen en Wallonië, én met Brussel. Dit kan en mag geen afbreuk doen aan de versterkte aanwezigheid die we ook ten volle willen ondersteunen tegenover de Brusselse Vlamingen. De Vlamingen in Brussel en de Vlamingen die niet in Brussel wonen zijn immers in feite dezelfde Vlamingen.
Het is dus in feite een dubbele strategie. We moeten in rechte optreden, en we zullen dat ook zeker doen waar het nodig is, maar men moet goed weten dat een aantal francofonen niet alleen hun zaken dienen en niet alleen de zaken dienen van de francofonen globaal in dit land. We moeten in ieder geval wel een kordate benadering hebben, als positieve strategie. Ik ben ervan overtuigd dat we in deze Vlaamse Raad over een en ander een consensus zullen bereiken. (Applaus bij de CVP en de SP)
De voorzitter : De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Mijnheer de voorzitter, de minister-president heeft correct geantwoord op de vraag of men verder juridisch zal optreden tegen nieuwe uitvoeringsmaatregelen die men treft. Ik ga daarmee akkoord. Ten tweede, hij heeft gezegd dat we in de toekomst nieuwe onderhandelingen zullen moeten voeren, waarbij we andere klemtonen zullen leggen voor wat betreft de band tussen Vlaanderen binnen Vlaanderen en Vlaanderen in Brussel. Ten derde, wat de toekomstige nota van de staatshervorming betreft, denk ik dat daar ook al enkele aanzetten kunnen worden gegeven.
Mijnheer de voorzitter, we zullen ook een met redenen omklede motie indienen.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, ik begrijp dat wanneer dit besluit in het Staatsblad verschijnt, men opnieuw naar de Raad van State zal trekken. Dat is dus eigenlijk het antwoord. In tegenstelling tot wat de heer Vandenbussche daarover beweerde, heb ik daar niets op tegen. Men blijft zich vasthouden aan de rechtsorde. Dit is natuurlijk bijzonder nobel, ware het niet dat de andere kant dit niet doet en misbruik maakt van het feit dat we pas over een aantal jaren daarover een uitspraak zullen hebben. Zij doen dan ook gewoon verder, ze proberen voortdurend de rechtsorde te omzeilen. We hebben dit bij de kwestie Voeren gezien, we hebben dit ook bij de regeling van de faciliteitengemeenten gezien. Men wilde zich ook toen niet neerleggen bij uitspraken van hogere rechtscolleges.
Daarom zeg ik dat, indien we nu ook geen politieke drukkingsmiddelen gaan gebruiken, we dezelfde weg zullen opgaan. Ik vind dus dat men binnen de bestaande rechtsorde perfect het systeem van de samenwerkingsakkoorden als politiek drukkingsmiddel kan hanteren. Wanneer u alleen de juridische weg blijft bewandelen, dan komen we er niet. Dit is in de voorbije twee jaar overduidelijk gebleken.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Van Hauthem, door de heer Van Vaerenbergh en door de heren Vandendriessche en Vandenbussche werden tot besluit van deze actuele interpellatie met redenen omklede moties ingediend.
De Raad zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.