Plenaire Vergadering van 07/02/1996
Actuele interpellatie van de heer Patrick Lachaert tot de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de draagkracht van het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan
De voorzitter : Aan de orde is de actuele interpellatie van de heer Lachaert tot de heer Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de draagkracht van het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan.
De heer Patrick Lachaert (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, waarde collega´s, mijn vraag zal iets korter zijn. Het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan is een van de verplichtingen destijds aan de gemeenten opgelegd als uitvloeisel van het milieuconvenant van 1991. Dit GNOP dient in 1996 door iedere gemeenteraad te worden goedgekeurd, ook al was het maar om de subsidie die door de stad of gemeente kan worden genoten in de ontwerpkosten, te kunnen recupereren. De oorspronkelijke bedoeling van het GNOP bestaat erin een beleidsinstrument te zijn, zowel op het gemeentelijk als het provinciaal niveau, met het oog op een goede milieu- en natuurplanning.
Bij de gemeenteraadsleden van zowel de meerderheid als de oppositie, die dat dit jaar allemaal moeten goedkeuren, bestaat enige verwarring over de uiteindelijke aanwending van dit gemeentelijk natuurontwikkelingsplan.
Waarom? In 1991 was dat vrij vanzelfsprekend. Maar van 1991 tot op heden werden heel wat decreten uitgevaardigd, onder meer het Mestactieplan, het bodemsaneringsdecreet, of staan er nog decreten op het milieu, het natuurbehoud of de ruimtelijke ordening op het getouw. De constellatie 1991-1996 is totaal gewijzigd. Er bestaat daarover dus verwarring in de gemeenteraden. Mijn vraag situeert zich op twee niveaus. In welke aanwending van het GNOP voorziet u op het niveau van het gewest? Zal dit GNOP worden aangewend ter voorbereiding van om het even welk decreet of ter voorbereiding van het Structuurplan Vlaanderen of van de Groene Hoofdstructuur? Welke juridische gevolgen zal de goedkeuring van het GNOP hebben op het provinciale en het gemeentelijke niveau?
Minister Theo Kelchtermans (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, ik zal trachten even beknopt en zakelijk te zijn als de interpellant. De essentie van zijn vraag gaat vooral over de verplichtingen die het GNOP meebrengt en minder over de hele filosofie die erachter schuilgaat.
Het jaar 1996 is het laatste jaar waarvoor de procedure vastligt. Dit alles werd genoegzaam besproken met de gemeenten en met de provincies die zich als coördinatieniveau hebben aangediend. Hierin hebben we ons laten inspireren door de idee van de milieuconvenant. 294 van de 308 Vlaamse gemeenten hebben die milieuconvenant ondertekend. Voor de GNOP´s is er nog een vrij grote achterstand. Slechts 25 gemeenten hebben een gemeentelijk natuurontwikkelingsplan ingediend en hebben de formaliteiten vervuld. Met het oog op de subsidiëring ten belope van 500.000 frank, zijn er nog een aantal gemeenten bezig met de voorbereiding van een dossier. Daarover is verder geen discussie nodig. De interpellant vraagt welke reglementaire verplichtingen door het gewest of door andere besturen aan de gemeenten dientengevolge kunnen worden opgelegd.
Het antwoord is een eenvoudig dat die er niet zijn. Het is dus een indicatief plan waar de gemeente zich, zuiver op het niveau van het gemeentelijke beleid, naar richt. In die ontwikkeling geeft ze er de invulling aan die ze zelf wenst. Men vertrekt vanuit de basisidee dat er een planning is op het niveau van het gewest, de provincie en de gemeente : ieder naar zijn eigen belang. In die zin denk ik dat er geen intentie is om er achteraf misbruik van te maken. De bedoeling is positief, namelijk dat de gemeente de algemene uitgangspunten van gewest en provincie concreet en gedetailleerd invult.
De voorzitter : Het incident is gesloten.