Commissie voor Staatshervorming, Algemene Zaken en Verzoekschriften Vergadering van 29/02/1996
Vraag om uitleg van de heer Etienne Van Vaerenbergh tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over het stemrecht voor EU-onderdanen
1. Uiteenzetting door de vraagsteller
De vraagsteller heeft over de problematiek van het stemrecht voor EU onderdanen in België in het verleden reeds meermaals geïnterpelleerd, dit zowel in het federale parlement als in het Vlaamse Parlement.
Tijdens de Top van Essen heeft België een afwijking op de EU-richtlijn terzake kunnen bedingen.
De omzetting van deze richtlijn in het Belgisch recht moest afgerond zijn tegen 31 december 1995. Artikel 8 van de Grondwet moet worden herzien.
Hoever staat het met de uitwerking van deze richtlijn in het Belgisch recht? In een antwoord op een interpellatie van de vraagsteller in de kamer op 20 december 1994 beloofde premier Dehaene "dat in de Belgische wetgeving zal worden bepaald dat, met betrekking tot de eventuele toepassing van de mogelijkheid tot uitzondering verleend aan België, de federale regering haar beslissing zal nemen na raadpleging van de gewestelijke autoriteiten". Is met Vlaamse regering hierover reeds overleg gepleegd? Zo ja, wanneer? Wat is de inbreng van de Vlaamse regering bij de nodige wetswijzigingen? De vraagsteller is vooral bezorgd voor de effecten van dit gemeentelijk stemrecht voor sommige gemeenten in de Brusselse rand.
Hij vraagt zich ook af of de vreemdelingen een dubbel stemrecht zullen genieten, één in de gemeente waar zij verblijven en één in hun gemeente van herkomst?
2. Antwoord van de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie
De minister-president verklaart dat het Europees burgerschap, dat werd ingesteld door het verdrag van Maastricht, onder andere het principieel actief en passief kiesrecht voor alle EU-burgers omvat.
De Europese Richtlijn van 19 december 1994 tot instelling van dit actief en passief kiesrecht voor EU-burgers bij gemeenteraadsverkiezingen, geeft het kader waarbinnen dit kiesrecht in de verschillende lidstaten moet worden gerealiseerd.
De Richtlijn gaat uit van een dubbel principe.
In de eerste plaats is er de niet-discriminatie tussen alle burgers van de EU. Er kan bij het toekennen van kiesrecht principieel geen onderscheid meer worden gemaakt op basis van nationaliteit.
Daarnaast is er de subsidiariteit : de Richtlijn schetst het kader met de hoofdregels, de praktische omzetting dient door de lidstaten te gebeuren.
Over het totstandkomen van deze Richtlijn is vorig jaar in het Vlaams Parlement een aantal keren gedebatteerd, en werden verschillende moties aangenomen. Ik heb de bekommernissen daarin vervat steeds met aandrang verdedigd tegenover de federale regering.
Die debatten zijn zeker nuttig geweest, en hebben zonder twijfel gewogen op de Belgische en de Europese standpuntbepaling toen.
Het Vlaams Parlement heeft daarbij aandacht gevraagd voor een aantal punten, waarin de Richtlijn ten dele tegemoetkomt, of die kunnen worden voorzien in de omzettingswetgeving op het interne Belgische vlak.
De minister-president somt er vier op : 1. Zo was er de vraag om de functies van hoofd of lid van het bestuur van een lokaal bestuur, dus het schepenambt of de burgemeester, voor te behouden aan eigen onderdanen. De Richtlijn laat die mogelijkheid open, artikel 5 lid 3.
2. Er is gewezen op de noodzaak van het koppelen van het stemrecht aan een lokale belastingplicht, om te vermijden dat personen die vrijgesteld zijn van fiscale verplichtingen op lokaal vlak, kunnen beslissen over de aanwending van deze belastinggelden.
3. De taalwetgeving in bestuurszaken wordt door de Richtlijn ongemoeid gelaten.
4. Het Vlaams Parlement vroeg eveneens dat de mogelijkheid zou worden onderzocht om in gemeenten met een hoge concentratie aan EU-burgers die geen onderdanen zijn, tot een specifieke regeling te komen. Omwille van die vraag voorziet artikel 12.2 van de Richtlijn principieel in de mogelijkheid beperkte uitzonderingen te maken, gebaseerd op een minimaal verblijf.
De noodzakelijke wijzigingen aan de kieswetgeving zijn een federale bevoegdheid. De Vlaamse regering zal betrokken worden bij de tenuitvoerlegging van de federale wetgeving wanneer, in een latere fase, de lijst moet worden opgemaakt van gemeenten waarvoor eventueel een uitzondering wordt gevraagd. Het is naar het opmaken van die lijst dat premier Dehaene overigens verwees toen hij het had over de betrokkenheid van gewesten en provincies.
Uit navraag bij de diensten van de eerste minister en de minister van Binnenlandse Zaken blijkt dat de federale omzettingswetgeving momenteel wordt voorbereid door de federale administratie.
De minister-president heeft niettemin de premier gecontacteerd om opnieuw aandacht te vragen voor het dossier.
Hij meent dat men in Vlaanderen goed moet nadenken over een strategische opstelling, vooral dan voor wat betreft de eventuele lijst met uitzonderingsgemeenten. De Richtlijn voorziet voor België in de mogelijkheid het kiesrecht te koppelen aan een verblijf van zes jaar, in de gemeenten waar meer dan 20 percent van de kiesgerechtigden niet Belgische EU-onderdanen zijn.
In elk geval zal het aantal gemeenten dat hiervoor in aanmerking kan komen, beperkt zijn tot 2 of 3 in de Vlaamse Rand. Het is dus hoe dan ook van belang zich niet op deze lijst blind te staren.
Het blijft een noodzaak, ook binnen het Vlaams Parlement, verder na te denken over een algemene Vlaamse strategie ten aanzien van het stemrecht voor EU-onderdanen. Deze strategie kan niet louter defensief zijn en moet gericht worden op de lange termijn. De Vlaamse kieslijsten moeten een aantrekkelijke optie zijn voor de EU onderdanen.
Het lijkt de minister-president belangrijk te zijn hiervoor naar een zo ruim mogelijke consensus te zoeken.
3. Repliek
De vraagsteller dankt de minister-president voor het antwoord. Hij wenst nog de aandacht te vestigen op het feit dat niet allen het ambt van burgemeester of schepen dient te worden voorbehouden aan de eigen onderdanen maar ook het ambt van voorzitter van het OCMW. Verder kreeg hij geen antwoord op de vraag over een eventueel dubbel stemrecht.
Tot slot vraagt hij zich af of er een soort automatisme zal zijn waardoor elke in België verblijvende buitenlander op de kiezerslijsten wordt ingeschreven dan wel of de buitenlander daartoe een expliciet verzoek tot de gemeentebesturen zal moeten richten.
4. Antwoord van de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie
De minister-president bevestigt de visie van het lid omtrent het belang van de voorzitter van het OCMW.
Wat de overige vragen van het lid betreft, verklaart hij dat deze aangelegenheden nog nader moeten worden bekeken.
- Het incident is gesloten.