Commissie voor Welzijn en Gezondheid Vergadering van 24/10/1995
Interpellatie van mevrouw Patricia Ceysens tot de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de toelatingscriteria voor serviceflats
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Ceysens tot de heer Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de toelatingscriteria voor serviceflats.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens : Mijnheer de minister, collega´, wij wensen u te interpelleren over twee omzendbrieven die net voor de vakantie zijn rondgestuurd en die voor heel wat deining hebben gezorgd in het betrokken milieu.
De reacties zijn uiteenlopend. Sommige OCMW´ en instellingen hebben mij letterlijk gezegd dat ze die omzendbrieven wel hebben ontvangen, maar dat ze ze onmiddellijk verticaal hebben geklasseerd. Ze wensten er niet eens nota van te nemen. Andere OCMW´ en instellingen zeggen : wij nemen die brieven op de letter. Zij zijn nu al volop bezig met de aanpassing van hun reglement.
We kunnen dus niet zeggen dat uw brieven zonder gevolg zijn gebleven. Het is misschien een aanleiding om het eens te hebben over de hele sector van bejaardeninstellingen en meer in het bijzonder over de serviceflats. U hebt daarmee iets nieuws gelanceerd dat in de praktijk nog voor heel wat problemen kan zorgen.
Eerst en vooral maak ik in naam van mijn fractie een algemene aanmerking. De twee omzendbrieven tellen samen goed twintig pagina´. We hebben niet alles becijferd, maar ze staan bol van woorden zoals : oordeelkundig plannen, objectiveerbare evaluatiecriteria, capaciteit, vervangingsnieuwbouw, heroriëntatieplannen, programmatie van de gemeente, programmatie van de regio, maximum woongelegenheden, programmacijfer, huisvestingscapaciteit, geprogrammeerd, gereglementeerd, genormeerd. We vinden in de omzendbrieven evenwel nergens iets terug in de zin van : in het belang van de bejaarde, in functie van de bejaarde of iets dat erop wijst dat de bejaarde zich zus of zo goed zou voelen. Geen woord over de bejaarde, terwijl dit toch geschreven is voor deze categorie van mensen. Het gaat alleen om programmatienormen. Men houdt rekening met wat de gemeente denkt, met wat de regio aankan. Men houdt met iedereen rekening, behalve met de bejaarde.
Ook de toon van de brieven komt heel negatief over. Men heeft het over : het probleem van de ouderen ; we moeten er toch iets aan doen ; we zullen ze dan maar opvangen en we zullen rekening houden met onze criteria ; we zullen zien hoe dat ons het beste uitkomt. De brieven zijn vanuit een zeer negatieve ingesteldheid geschreven.
Een tweede concrete opmerking handelt over de omzendbrief van februari 1995 inzake de werking van het serviceflat-principe. Wat wil men ermee bereiken? Als men dit wil gaan toepassen, kan men de serviceflats beter sluiten. Waarom?
Er is een tabel in opgenomen, een scoreschaal. Zowel bij het betrekken van de flat als op elke verjaardag van de aankomst, worden de bejaarden geëvalueerd. Ze mogen op geen enkel punt slecht scoren of ze moeten vertrekken.
Wat houden die punten nu in? Er zijn acht beoordelingscriteria, gaande van wassen, kleden en verplaatsen, over toiletgebruik en eten tot rusteloosheid. De huisarts moet beslissen hoe de bejaarde scoort. Als de bejaarde bijvoorbeeld slecht scoort op het punt van rusteloosheid -als de bejaarde dus occasioneel rusteloos is -vliegt hij eruit. Ik denk dat we heel wat bejaarden, zelfs heel wat jonge mensen als occasioneel rusteloos kunnen bestempelen. Dat lijkt ons alvast geen criterium om iemand evalueren.
Minister Luc Martens : Wij zouden niet eens in zo´ flat geraken, wij zijn zo´ rusteloze naturen.
Mevrouw Patricia Ceysens : Als deze mensen zouden weten dat ze zich elk jaar aan dit onderzoek moeten onderwerpen, zou dat alleen al ze rusteloos maken. Als ze op de dag van de evaluatie toevallig wat rusteloos zijn, of opgejaagd omwille van het onderzoek, dan moeten ze gaan. Jammer dus.
Tenzij u bepaalt dat de huisarts niet op deze manier moet te werk gaan. En wat doet u dan? U fabriceert een formulier waarmee u de huisarts verplicht valsheid in geschrifte te plegen zodat de bejaarde niet moet verhuizen. Dat vinden wij een weinig fraaie praktijk.
Een ander punt is de incontinentie. Heel wat bejaarden zijn inderdaad incontinent zonder dat dat een probleem oplevert. Onlangs heeft De Standaard een boekje gepubliceerd over incontinentie zowel bij jonge als bij oude mensen. Daarin staat dat incontinentie vandaag geen probleem meer betekent, het kan gemakkelijk worden opgevangen.
We vragen ons dus af wat die scoreschaal hier ter zake doet. Als ze ernstig moet worden ingevuld, lopen de serviceflats gewoon leeg. Als ze niet ernstig bedoeld is, dan vragen wij u met aandrang ze in te trekken.
Een ander concreet punt is de zogenaamde afhankelijkheid van de bejaarde. Bij de minste afhankelijkheid zou de bejaarde naar een rusthuis moeten. Tegelijkertijd wijst de omzendbrief op de voorzieningen voor licht afhankelijke bejaarden. Waarom neemt u dergelijke zaken op? Dit komt bij ons over als volslagen contradictorisch.
Voorts is er een lijstje in opgenomen van alles wat in de nabijheid van de serviceflats moet liggen. Op loopafstand moeten aanwezig zijn : een levensmiddelenwinkel, een postkantoor, een bankfiliaal, een huisdokter -terwijl de meeste mensen op die leeftijd al een vaste huisdokter hebben -, een apotheek, een bus- of tramhalte, een café, een tearoom, een telefooncel, een kapsalon, een wasserette. Waarom er niet aan toevoegen dat er een kerk in de buurt moet zijn? Of een schaatsbaan? Aangezien het blijkbaar om zeer valide bejaarden gaat. Waarom dan geen basketbalveld? Wij hadden liever een ernstige omzendbrief gezien voor deze sector.
Wij vragen duidelijkheid. Ik heb u bij het begin gezegd dat sommige instellingen geen nota nemen van uw brieven. U holt uw eigen bevoegdheid uit wanneer u een dergelijke omzendbrief rondstuurt.
In 1994 heeft het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap -departementen Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur -een mooi boekje gepubliceerd : Serviceflats in Vlaanderen. De doelgroep werd toen omschreven als : bejaarden die wel een aantal problemen hebben, maar nog zelfstandig kunnen wonen. Nu komt men daarop terug. Moeten we dan besluiten dat dit boekje van 1994 al achterhaald is? Wat wil het beleid met de serviceflats?
Mensen die zo´ flats uitbaten, verkiezen iets strenger te zijn bij de opname van een bejaarde. Ze wensen oude mensen zo weinig mogelijk te verplaatsen. Wij vrezen dat de bejaarden bij strikte toepassing van deze omzendbrieven meermaals en snel zullen moeten verhuizen. De spreuk -oude bomen verplant men niet -mag dan oud zijn, ze getuigt van een zekere sociale bekommernis.
Wij vragen, mijnheer de minister, dat u de omzendbrieven herroept.
De voorzitter : Wenst nog iemand het woord?
De heer Vandendriessche heeft het woord.
De heer Bart Vandendriessche : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, onze collega heeft inderdaad een problematiek aangesneden die leeft in de sector. We mogen de gevolgen van deze omzendbrieven niet onderschatten. Ik zou een aantal overwegingen naar voren willen brengen vanuit een ruimer perspectief.
Eerst en vooral is het zo dat de toegang tot serviceflats moet worden geregeld. Er moet een zeker toezicht zijn. Het zou vreselijk zijn als het serviceflat-concept zou dichtslibben. Dat is te verwachten, rekening houdend met de snelheid waarmee mensen oud worden. Er is een snelle doorstroming. Sommige mensen kunnen na vijf jaar al niet meer in een serviceflat verblijven. We moeten te allen prijze vermijden dat de flats opvangcentra worden voor zwaar hulpbehoevenden.
Anderzijds kunnen we niet zomaar iedereen toegang verlenen tot de flats. De overheid heeft een belangrijke investering gedaan en hanteert nu een instrument om de mensen te selecteren.
Er bestaat een Katz-schaal. Veel wetenschappers en mensen uit de praktijk hebben gezocht om een verfijnder instrument te vinden. Op dit moment bestaat er niets beters om de behoeften van de bejaarden te meten. De Katz-schaal heeft inderdaad heel wat onvolkomenheden. De sociale component komt absoluut niet aan bod. Het kan belangrijk zijn om te weten of er nog familie is, hoe ver die dan woont, wie aan mantelzorg kan doen. Dat is een zwak punt van de Katz-schaal.
De Katz-schaal is ook slechts een momentopname. De bejaarde kan evolueren : het vooruitzicht van die evaluatie kan inderdaad enige onrust veroorzaken. Door mantelzorg kan de toestand van de bejaarde enorm verbeteren. Een momentopname heeft altijd tekortkomingen.
Wij vinden ook dat de criteria vrij streng zijn : als men één op acht van die punten scoort moet men de flat verlaten. U haalt het criterum van onrust aan, maar één enkele, eenvoudige fysische handicap is soms al voldoende voor een systematische uitsluiting.
Een belangrijk punt voor ons is het totaalconcept : wij vinden dat serviceflats deel moeten uitmaken van de naadloze zorg die zo werd geprezen in de vorige beleidsbrief. Het is immers niet menselijk een bejaarde aan het einde van zijn leven nog twee, drie keer te doen verhuizen. Wij vinden dat men eerder moet evolueren naar een zorg op maat, naar een breed spectrum van voorzieningen die op elkaar inspelen, naar een coherente opvang. Dat gaat van gezins- en bejaardenhulp over klusjesdienst, dienstencentra tot dagopvang.
Uiteindelijk zouden we een soort van bejaardencampus moeten uitbouwen. De serviceflats naast het rusthuis, een vertrouwde omgeving voor de bejaarde. Dat is een experiment. Dergelijke experimenten bestaan trouwens in Vlaanderen. Men neemt de serviceflats op in het systeem van de sociale huisvesting : het rusthuis is vlakbij gelegen. Diensten van dat rusthuis kunnen worden aangesproken. Elk heeft zijn knowhow in dit geheel. De sociale huisvestingsmaatschappij bouwt degelijke woningen. De mensen die daar komen wonen, betalen volgens hun inkomen. De gezins- en bejaardenhulp en het rusthuis wenden hun knowhow aan ten bate van de dienstverlening.
Mijnheer de minister, ik denk dus dat we dit eigenlijk nog verder moeten doordrijven. Daar zal ongetwijfeld nog voldoende gelegenheid toe zijn. Dit kan, wat de problematiek van de serviceflats betreft, alvast een aanzet vormen.
De voorzitter : De heer De Ridder heeft het woord.
De heer Peter De Ridder : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´, onze partij heeft in het verleden, tijdens commissie- en plenaire vergaderingen, meermaals gewezen op de halfslachtigheid van het concept van serviceflats. We hebben ervoor gewaarschuwd dat de Vlaamse overheid zich in dit verband in de nesten zou werken. Uit omzendbrief van februari 1995 blijkt dat dit het geval is. Nog alvorens de hele beleidsoptie van serviceflats volledig tot ontwikkeling is gekomen, is er al nood aan heroriëntering en doorlichting in deze sector. Minister Demeester sprak altijd in termen van zorgvoorziening met betrekking tot serviceflats, terwijl men kon vaststellen dat het eigenlijk ging om de subsidiëring en erkenning van woningen voor bejaarden. We beschouwen het feit dat dit een huisvestingsbeleid is, dat onder de noemer van zorgvoorziening geplaatst wordt, als negatief : dit betekent immers dat er niet eens aan de voorwaarden, gesteld bij sociale huisvesting, hoeft te worden voldaan. Dit is een eerste pijnpunt. In werkelijkheid hebben de diverse inrichtende machten telkens verschillende soorten van voorzieningen in het leven geroepen. Van deze enorme variatie aan verwezenlijkte projecten zijn de voorbeelden legio : men heeft het over bejaardenwoningen, maar soms kan men eerder gewagen van veredelde rusthuizen.
Wat de omzendbrief van februari 1995 betreft, hadden wij een drietal concrete punten van kritiek. Eerst en vooral zijn alarmering en permanentie cruciaal voor wat het specifieke karakter van de serviceflats betreft. In de onlangs verschenen studie van het CBGS wordt hieraan tot onze verbazing zeer weinig aandacht besteed. Uiteindelijk leert de realiteit ons echter dat dit alles weinig genormeerd werd, en dat er weinig eenvormigheid bestond. Met deze omzendbrief hoopt de minister deze nood aan eenvormigheid voor een deel in te lossen. Hieromtrent rijst bij ons de vraag hoe de minister het verschil kan verklaren tussen de dag- en de nachtpermanentie. Welke concrete noden vereisen overdag persoonlijke aanwezigheid binnen een tijdsspanne van vijf minuten, terwijl moeilijkheden ´ nachts eerst telefonisch kunnen worden beproken?
Een tweede punt is dat door deze omzendbrief eindelijk samenwerkingsverbanden tussen rusthuizen en serviceflats worden opgelegd. Wij willen onmiddellijk wijzen op een gevaar dat hiermee verbonden is : indien het rusthuis verplichtingen op zich neemt inzake de opname van bewoners van serviceflats, stijgt het risico dat de beheerders van dit rusthuis de toegangsmogelijkheid zullen stroomlijnen. Naargelang de verwachtingen over de bezetting zouden zij de mensen langer of minder lang in een serviceflat kunnen houden. Dit gevaar wordt nog meer reëel als er op het beheersniveau van serviceflats en rusthuizen een structurele band bestaat, wat in zeer vele gevallen zo is. Door een dergelijke belangenkoppeling, die door de richtlijnen in deze omzendbrief nog wordt versterkt, komt volgens ons de autonomie van de serviceflatbewoner automatisch in het gedrang. Dit terwijl de autonomie toch een van de cruciale uitgangspunten van het hele serviceflatconcept was.
Een derde punt van kritiek is dat bij de beoordeling -we hadden het zoëven over de Katz-schalen en dies meer -mantelzorg als cruciaal wordt beschouwd. Uit die studie van het CBGS blijkt duidelijk dat mensen die ervoor kiezen om naar een serviceflat te verhuizen, dit voornamelijk doen omdat ze vaststellen dat hun sociale relaties beginnen af te brokkelen. Deze afbrokkeling zet zich nog verder door wanneer de mensen naar een serviceflat verhuisd zijn. Mantelzorg is een reden om in de serviceflat te blijven wonen, alhoewel het afbrokkelen van die mantelzorg oorspronkelijk een reden was om voor de flats te kiezen. Hierin schuilt volgens ons een duidelijke onverenigbaarheid. Het is trouwens zo dat bewoners van serviceflats er niet voor kiezen om opnieuw te verhuizen. Integendeel, 70 percent van hen wil er blijven wonen wanneer hun hulpbehoevendheid te groot wordt, weliswaar met aanvullende hulp. Klaarblijkelijk stemt slechts 14 percent in met de overplaatsing naar een rusthuis.
Tot besluit zouden we de minister willen vragen in elk geval verder te gaan met het heroriënteringsplan. Het is immers noodzakelijk dat er duidelijkheid komt in deze sector. Toch zou hij naar onze mening met een aantal zaken rekening moeten houden.
Ten eerste, de inrichtende machten van serviceflats die zich al in de fase van goedkeuring, constructie of zelfs uitbating bevinden, zouden duidelijk moeten kiezen tussen de twee concepten. Kiezen ze voor het concept van een rusthuis, dan moeten ze zich aanpassen aan de geldende normen en de programmatie. Kiezen ze voor het concept van bejaardenwoningen, dan moeten ze ook voldoen aan de normen van de sociale huisvesting. De projecten die zich nog niet in deze fase bevinden, dienen, ten tweede, geheroriënteerd te worden tot sociale huisvesting gericht op senioren, met regels inzake aanpasbaar bouwen, en de nabijheid van nutsvoorzieningen, in de onmiddellijke omgeving van dorps- of buurtkernen. Wij menen dat de heroriënterende normering die in de omzendbrief terug te vinden is, mits aanpassing aan de drie punten van kritiek die ik daarnet belichtte, hiervoor een goede basis vormt.
Ten derde, we vragen u te overwegen op experimentele basis tussenvoorzieningen, zoals ADL-klussers voor bejaarden of woonzorgcomplexen naar Nederlands model, te erkennen en te subsidiëren. Naar onze mening kunnen een aantal projecten van serviceflats nu nog in deze zin worden omgebogen.
De voorzitter : De heer Aers heeft het woord.
De heer Wilfried Aers : Mevrouw de voorzitter, het merendeel van wat ik wilde aanbrengen, werd al gezegd, en dat is goed. Ik beperk me ertoe te zeggen dat ik me voor 100 percent aansluit bij wat mevrouw Ceysens net heeft gezegd. Het is inderdaad niet goed om oudere mensen, vanaf het ogenblik waarop ze gepensioneerd worden, nog eens twee of drie maal te verplaatsen. Naar het schijnt levert het concept van wooncomplexen zeer goede resultaten op. Dit experiment zou ook in Vlaanderen zeer succesvol kunnen zijn. Als de gevolgen van die twee omzendbrieven zo ernstig zijn als mevrouw Ceysens beweert, zou ik er ook op willen aandringen dat ze zo vlug mogelijk worden ingetrokken.
De voorzitter : Minister Martens heeft het woord.
Minister Luc Martens : Mevrouw de voorzitter, het verheugt me dat men dit probleem even aan de orde stelt. Het is een belangrijk, menselijk probleem, om de heel eenvoudige reden dat het ouder worden bij senioren heel wat vragen en onzekerheid oproept. Zelf heb ik een vader en moeder van respectievelijk 83 en 84 jaar, die binnenkort naar een serviceflat zullen verhuizen. Ik heb er met hen een aantal emotioneel geladen gesprekken over gehad. Ik weet dus waarover ik praat : mijn verhaal is uit het leven gegrepen. Het probleem is dat mensen zo lang mogelijk in hun huis willen blijven, en niet willen verhuizen. Er is maar een zeer kleine groep die spontaan die inboedel en die herinneringen wil achterlaten en een ander soort woning wil betrekken. A fortiori heeft dit ook te maken met het feit dat het woningbezit in ons land percentueel zeer hoog ligt : wellicht staan we wat dat betreft in Europa en zelfs de wereld aan de top. Vandaar dat er een zeer sterke identificatie met de woning bestaat : de hele geschiedenis van een gezin is met het huis verbonden.
Het is dus goed dat u hier aandacht voor vraagt. Voorts wil ik er de aandacht op vestigen dat het hier gaat om omzendbrieven die ik heb geërfd. Ze werden opgesteld door mijn voorgangster, mevrouw Demeester. Dat neemt niet weg dat ik mij ten aanzien van haar loyaal wil opstellen.
Een omzendbrief kan niets toevoegen aan een uitvoerend besluit of aan een decreet en kan dus geen nieuwe norm in de bestaande reglementering betekenen. Dat staat ook voor mij buiten kijf.
Na gesprekken met mensen in de sector wil ik u nu een stand van zaken meegeven van het werk dat wij hebben geleverd. We hebben ondervonden dat deze brief op het terrein als reglementerend wordt ervaren, maar dat mag niet de bedoeling zijn. Een omzendbrief moet klaarheid brengen en daarom zijn we van mening dat deze omzendbrieven moeten worden vervangen. Er moet wel iets gebeuren, zeker als de vraag rijst omtrent de profilering van de voorzieningen.
We moeten ernaar streven dat de mensen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen, en dat ze in het licht daarvan ook steun kunnen genieten waaraan ze nood hebben. Het hangt van de situatie van de betrokkene af of het hier gaat om gezins- of bejaardenhulp. Eventueel kunnen de bejaarden bij de eigen kinderen terecht of is er een buurt die voor hen zorgt. Op een bepaald moment in hun leven moeten mensen beslissen -gezien de situatie thuis of in de omgeving -ergens anders naartoe te gaan.
Dan moet er een waaier van voorzieningen voorhanden zijn, zoals bejaardenwoningen, serviceflats of het rusthuis. Daartussenin bestaan er nog andere voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de dienstencentra.
We moeten erop toezien dat de mensen zolang mogelijk thuis kunnen blijven -in het eigen vertrouwde milieu, zeker waar dit subjectief zo wordt ervaren -en we moeten hiertoe in de nodige ondersteuning voorzien. Indien dit niet meer mogelijk is, moet er een waaier van diensten bestaan die hier naadloos kan op aansluiten. De overgang van de ene situatie naar de andere mag door de mensen niet als schokkend worden ervaren. Mijn collega van de SP heeft op een bepaald ogenblik verwezen naar het woord complexen, zo sterk zou ik het niet willen stellen, maar het is wel van groot belang dat de voorzieningen functioneel bij elkaar aansluiten. Wanneer een dienstencentrum, serviceflats en een rusthuis zich in elkaars nabijheid bevinden of zelfs één geheel vormen, zoals bijvoorbeeld in Beersel, ontstaat er een globaal concept waarbij de mensen in de jaren die nog voor hen liggen, de kans hebben om op een zachte manier over te stappen van de ene voorziening naar de andere.
We mogen het eigen profiel van de verschillende doelstellingen niet laten bezoedelen. Een serviceflat heeft hoe dan ook de bedoeling een veilige woonomgeving te bieden aan de mensen, en waar het nodig is ook een aantal diensten aan te bieden. Een rusthuis heeft een ander profiel : uit hoofde van de mensen die daar terechtkomen, en gezien hun leeftijd en toestand, is de dienstverlening gericht op mensen die zwaar zorgbehoevend zijn. Dat vraagt natuurlijk een ander soort van organisatie van het personeel, de dienst enzovoorts.
We moeten aan de mensen op het terrein duidelijk maken dat we aandacht schenken aan de waaier van voorzieningen en dat ze worden ingezet voor de respectievelijke doeleinden, die strikt moeten worden aangehouden.
Hiertoe moet er een criterium worden gehanteerd. Er bestaat op dit ogenblik een schaal die door Sidney Katz is ontworpen en die een aantal criteria opsomt. Deze criteria staan niet in een willekeurige volgorde. Achtereenvolgens zijn dat : wassen, kleden, verplaatsen, toiletgebruik, continentie, eten, oriëntatie in tijd en ruimte, rusteloosheid, woonsituatie onder hetzelfde dak en mantelzorg niet onder hetzelfde dak. De laatste twee criteria bevatten dus een zekere verwijzing naar de omgevingsfactor. Deze Katz-schaal werd indertijd ingevoerd en gehanteerd door het Riziv en door de toenmalige minister van Volksgezondheid op Vlaams niveau, de heer Weckx.
De Katz-schaal bood het antwoord op de vraag hoe een en ander zou worden geëvalueerd. Bepaalde instellingen zoals Gezins- en Bejaardenhulp schuiven een meer verfijnde schaal naar voren, maar voegen eraan toe dat deze schaal niet door eenieder wordt aanvaard en nog altijd een zeker experimenteel karakter heeft. Ikzelf heb hen gezegd dat, wanneer in de gehele sector een eenstemmigheid bestaat omtrent die schaal, ik bereid ben hieraan mee te werken. Het is in elk geval een schaal die vooralsnog moet worden getoetst op realiteitszin en haalbaarheid op het terrein. De meest werkbare schaal die op dit ogenblik door de federale overheid zowel als door mijn voorgangers in andere projecten werd gebruikt, is hoe dan ook de Katz-schaal. Ik kan ook verwijzen naar andere projecten, zoals bijvoorbeeld een onderzoek van de universiteit van Leuven waar men een schaal heeft uitgewerkt die verband houdt met het psychisch goed functioneren van de bejaarden en het wegloopgedrag van bijvoorbeeld demente bejaarden. Ook aan deze schaal zijn heel wat kritieken verbonden, een schaal vraagt hoe dan ook altijd om een zekere vorm van interpretatie.
Men kan een schaal nooit in absolute, rigide termen gebruiken. Het lijkt me logisch dat er een zekere soepelheid aan de dag moet worden gelegd bij het hanteren van schalen. Ikzelf voel me als overheid niet geroepen om hierin op te treden. Er moet mijns inziens een zekere vrijheid worden gelaten aan de betrokkenen op het terrein, zij het dat men achter dat veld van engagement een aantal controlemechanismen moet inbouwen om te zien of bepaalde schalen niet al te soepel worden gehanteerd. Ik ontken niet dat die soepelheid aanleiding zou kunnen geven tot misbruiken, in de gezondheidszorg moet de medisch adviseur in alle ziekenfondsen vergelijkbare criteria hanteren. Dat mag in geen geval een soort van klantenbinding worden.
Ik ben van mening dat het niet goed is dat, wanneer iemand faalt op één criterium, hij of zij zou moeten verhuizen. Ik wijs er trouwens op dat mevrouw Steyaert een decreet heeft laten goedkeuren dat stipuleerde dat wanneer iemand verplicht werd te verhuizen, er voor een oplossing moest worden gezorgd en dat er alleszins moest worden gestreefd naar een verlenging van de opnametijd. De mensen mogen niet zonder meer in de kou worden gezet. Ik meen dat op dit vlak de inspectie noch de administratie in die zin zou zijn opgetreden. Na navraag blijkt op dit punt ook geen enkele klacht te bestaan.
Er kan dus worden gediscussieerd over de Katz-schaal, we kunnen er niet onderuit dat ze momenteel de beste is en dat de alternatieven niet algemeen worden aanvaard. Als we hierin verandering willen brengen, moet dit zeker worden gedragen binnen de sector. Er moet ook een feedback zijn naar datgene wat er gebeurt op het federale vlak, want er mag geen divergent beleid ontstaan -ik denk hier bijvoorbeeld aan de Riziv-normen. Het gaat immers om dezelfde mensen die niet op twee of drie manieren mogen worden gescreend.
Het is mijns inziens goed dat er signalen gaan naar het terrein om hen tot nadenken aan te sporen over de bedoelingen van hun voorzieningen. De situatie verandert snel, de bejaarden zijn gezond -gelukkig maar -en hebben een brede ervaringswereld, waar wij vooralsnog maatschappelijk te weinig mee doen.
Er bestaat een grote mondigheid bij de aankomende generatie. Even waar is dat bepaalde regio´ het signaal geven dat zowel de rusthuizen als de serviceflats een overaanbod kennen. Dit moeten we ook onder ogen durven zien. We stellen vast dat de leeftijd in de rusthuizen en zelfs in de serviceflats stijgt. Dit hangt samen met een grote zorgbehoevendheid. Het is duidelijk dat er grenzen zijn aan wat men thuis kan doen. We moeten hoe dan ook het gesprek met de instellingen op gang houden. Samen met hen moeten we zoeken welke wegen we kunnen bewandelen. Ik stel voor dat we de omzendbrieven herwerken in het kader van de zorg die bestaat voor de bejaarden zelf. In overleg met de administratie zullen we ze vervangen door nieuwe versies. We willen dit niet overhaast doen, want een deel van de kritiek vloeit voort uit het feit dat de brieven waarnaar u verwijst, overhaast zijn opgesteld. De ontwerpen van de administratie zijn niet doorgepraat met de sector en er is ook geen terugkoppeling geweest naar de administratie. Dit mag niet meer gebeuren. We moeten samen met de administratie en de inspectie, die op het terrein sterk aanwezig is, aan de nieuwe omzendbrieven werken. We moeten ook met de sector overleggen, wat niet betekent dat dit niet in ijltempo moet gebeuren. We zijn ter zake trouwens al aardig ver gevorderd. Uiteindelijk is het de bedoeling om op vrijwillige basis en niet via een omzendbrief een instelling uit te nodigen om mee te werken aan een doorlichting. We moeten zowel kwantitatief als kwalitatief evalueren hoe ver we staan.
Ik wens niet vooruit te lopen op de discussie over de beleidsnota, maar ik denk dat het voor de Vlaamse Gemeenschap belangrijk is dat ze in haar seniorenbeleid niet alleen aandacht heeft voor de optimale benutting van de infrastructuur. We moeten ook werk maken van de relationele kwaliteit in de instellingen. Wie de kans kreeg om de voorbije maanden enkele van mijn toespraken te horen, zal hebben gemerkt dat ik die stelling al naar voren heb geschoven. Essentieel voor mij, is het besef dat het verlaten van de vertrouwde omgeving voor bejaarden een moment van sterke emoties betekent. Ze zijn gehecht aan hun meubels, aan hun vertrouwde omgeving. Ze zijn er gehuwd, ze hebben er samengeleefd, de kinderen zijn er grootgebracht, ze hebben er hun leed gedeeld. Het is een zeer moeilijke stap voor die mensen. Daarom moeten we die stap goed begeleiden. We moeten ervoor zorgen dat de bejaarden op de juiste plaats terechtkomen.
De personeelsleden van de instellingen moeten plezier aan hun baan beleven. Naast hun technische vaardigheid moet ook hun relationele en communicatieve vaardigheid worden gestimuleerd. Ze moeten zich kunnen inleven in de wereld van de bejaarden die willens nillens aan hen worden toevertrouwd. Ze moeten kunnen luisteren naar hun verhaal. Het is belangrijk dat daarvoor tijd wordt vrijgemaakt. Op die manier kunnen vele bejaarden nog genieten van een mooie oude dag. In die optiek zullen we de komende weken werken aan het vervangen van de omzendbrieven. We kunnen wel enige vertraging oplopen bij de toetsing met de sector, de administratie en de inspectie.
De voorzitter : Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens : Mijnheer de minister, uiteraard zijn we blij dat u inziet dat de omzendbrieven moeten worden vervangen. U komt ook tegemoet aan mijn eerste punt van kritiek dat ze een vrij negatieve teneur hadden. Ze waren niet voor mensen geschreven. Niet de mens, maar de infrastructuur stond blijkbaar centraal. We hebben ook voldoende aangetoond dat het allemaal te snel is gegaan. Ik ben zeker niet de grote specialist inzake bejaardentehuizen en serviceflats, omdat ik gelukkig nog zeer jonge ouders heb. Onze fractie heeft zich wel de moeite getroost om zich twee dagen lang op het terrein te begeven. We hebben er veel van geleerd. Ik geef even een voorbeeld van de knowhow die bij de mensen in grote mate aanwezig is. In de omzendbrief zegt de minister dat in geen geval een beroep kan worden gedaan op de poetsdienst van de serviceflats, maar wel op onafhankelijke mensen. Volgens hen heeft de inschakeling van dezelfde poetsvrouwen als groot voordeel dat ze discreet aanwezig zijn in de serviceflats. Men kan er immers niet binnen, want de bewoners leven helemaal zelfstandig. Toch is het niet slecht dat bij mensen op leeftijd af en toe iemand langsgaat, om op de hoogte te zijn als er bijvoorbeeld al een paar dagen een urinegeur zou hangen. Ze weten op dat moment dat er een probleem is, dat de bewoners waarschijnlijk zelf niet graag aankaarten, omdat ze zich ervoor schamen. Van deze belangrijke dingen is in de omzendbrief niet eens sprake. Verder wil ik opmerken dat we de Katz-schaal hebben teruggevonden in het boekje Serviceflats in Vlaanderen. In de omzendbrief heeft de minister blijkbaar gesleuteld aan een eigen scoreschaal en is hij afgestapt van de Katz-schaal. De Katz-schaal maakt veel meer nuances mogelijk. Er wordt met meer dingen rekening gehouden dan in de gewone schaal, die zeer stringent is. Vóór de omzendbrief hielden de mensen meer rekening met wat ik een multidisciplinaire aanpak zou noemen. Ze hadden een team inzake de serviceflats, dat samenkwam om een persoon te evalueren, wanneer die incontinent of af en toe rusteloos was en om te oordelen of die persoon wel of niet kan blijven?
Minister Luc Martens : In sommige instellingen gebeurt dit al. Een goed voorbeeld vinden we terug in Turnhout, waar men met een multidisciplinair team probeert de bejaarden op te vangen. Binnen de groep wordt geëvalueerd op welke plaats bepaalde mensen het best terecht kunnen en worden begeleid. We willen daaraan werken. We mogen dit evenwel niet dwangmatig doen, maar wel project per project. We moeten ervoor zorgen dat andere instellingen zin krijgen om dezelfde procedure te volgen.
Mevrouw Patricia Ceysens : Maar de omzendbrief maakt dit eigenlijk onmogelijk. De huisarts evalueert aan de hand van de schaal en daarmee is de kous af. Dat mag niet. Ik heb nog een laatste opmerking over het tegen elkaar aanbouwen van rusthuizen en serviceflats. In de serviceflats wonen naar mijn mening andere bejaarden dan in de rusthuizen. In de vorige commissievergadering hebben we het erover gehad dat er momenteel in rusthuizen nogal wat leegstand is. Er is een enorme explosiebeweging geweest, waardoor op dit moment hier en daar al een overaanbod bestaat. Het ergste zou zijn dat men, gezien het overaanbod in de rusthuizen, zegt dat een aantal mensen van de serviceflats naar de rusthuizen moeten verhuizen. Dit gevaar bestaat, als men beide te sterk aan elkaar koppelt. Niet de bejaarden primeren dan, maar wel de bezetting. We willen dat dit nog nader wordt onderzocht. Er is immers een trend van veel aan elkaar te bouwen, maar er zijn toch gevaren aan verbonden. Al bij al zijn we blij dat we de omzendbrieven op tafel hebben gegooid en we nemen genoegen met uw eerste antwoord.
Minister Luc Martens : Tussen uw en mijn opvatting zitten hoogstens enkele nuanceverschillen. We streven dezelfde doelstellingen na. In de loop van de maand september heeft men mijn aandacht op het probleem gevestigd. U mag het me niet kwalijk nemen dat we niet overhaast te werk gaan. Overleg moet hieraan ten grondslag liggen.
De voorzitter : Mevrouw Avontroodt heeft het woord.
Mevrouw Yolande Avontroodt : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben heel blij dat uw ouders 83 en 84 jaar oud zijn : mijns inziens was dat het meest relevante aspect in uw antwoord. Ik ben ook heel blij dat u hieromtrent bezorgdheid toont. Toch zou ik hier nog even mijn bezorgdheid willen uitdrukken, net zoals ik dat vorige week in de commissie deed ten aanzien van minister Demeester. Mijn bezorgdheid betreft de verschuiving, op het terrein, wat het aantal aanvragen in de thuiszorg, zowel bij gezins- als bejaardenhulp, betreft. In de thuiszorg bestaat er nog geen Katz-schaal -gelukkig of misschien ook helaas. Ik wil er niet voor pleiten een schaal in te voeren, maar anderzijds vind ik het niet correct dat zij die de diensten leiden, eigenhandig en willekeurig kunnen beslissen welke personen thuiszorg ontvangen en welke naar een instelling moeten. Daar zou ik het eigenlijk bij willen laten : na een evaluatie op het terrein van de Katz-schaal -van twintig percent van de aanvragen -moet ik toegeven dat deze lang niet zo slecht is, als ze goed toegepast wordt.
Minister Luc Martens : Als zij met wijsheid wordt gehanteerd, inderdaad. Op de problematiek van de thuiszorg, die zeker bestaat, kunnen we op een ander ogenblik ingaan. Er bestaan hier trouwens problemen in velerlei opzichten. Er is bijvoorbeeld het kwantitatieve probleem : de vraag overtreft de mogelijkheid om aan de noden tegemoet te komen. U zult al vernomen hebben dat we in de begroting 200 bijkomende arbeidsplaatsen hebben ingeschreven, maar dat lost het probleem niet op. In de commissie zullen we de kans hebben om hierover een gedachtenwisseling te hebben.
Mevrouw Yolande Avontroodt : Ik dacht dat die bijkomende plaatsen alleen een verschuiving betekenden.
Minister Luc Martens : Nee, veertig plaatsen zijn verschoven.
Mevrouw Yolande Avontroodt : Er waren er toen maar veertig die in aanmerking kwamen en dus benut zijn.
Minister Luc Martens : Ja, zij bevonden zich niet in een regulier circuit. Nu komen er 200 in dit circuit en nemen we er veertig over. In totaal zijn er dus 160 volledig nieuwe plaatsen en veertig vervangingen.
De voorzitter : De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke : Mijnheer de minister, aansluitend op wat de heer De Ridder zoëven zei, wil ik stellen dat we keuzen moeten maken wat het bejaardenbeleid op zichzelf betreft. Iedereen is ervan overtuigd dat de bejaarde zo lang mogelijk thuis moet blijven. Als hij wat last heeft, dan is er de thuiszorg, de mantelzorg, de warme maaltijden en dergelijke. Naar mijn mening moeten we goed definiëren waar we met die serviceflats heen willen. Zoals u terecht zegt, hebben die instellingen een verzorgende, geen geneeskundige functie. Uit de analyse van wat op het terrein gebeurt, blijkt toch dat de licht toezichtsbehoevende bejaarden, die vroeger naar het rusthuis werden gestuurd, nu in de serviceflats terechtkomen. In die zin gaan we ermee akkoord dat de serviceflats dicht bij een bejaardentehuis gelegen zijn en er een soort campus mee vormen.
Minister Luc Martens : Dat kan. Ik heb het niet aangegeven en er zijn er niet zoveel, maar ik stel vast dat men vandaag spontaan die keuzen maakt. Denk nu echter niet dat ik daaromtrent grote organisatorische plannen heb.
De heer André Van Nieuwkerke : Ik meen dat dan duidelijk moet worden gesteld dat het zo is. Eens een bejaarde in een serviceflat terechtkomt en last krijgt met zijn gezondheid, moeten hij en zijn omgeving weten dat hij veilig in een rusthuis zal verblijven en dat dienstverlening hem bekend is. Dit creëert ook een structuur voor die mensen : ze weten waar ze uiteindelijk terecht zullen komen. Wat dat betreft, moeten wij als beleidsbepalers duidelijke keuzen maken en duidelijke stellingen ontwikkelen, als aanvulling op het geheel.
Minister Luc Martens : Het is wel zo dat die mensen bij hun definitieve verhuizing een document, een reglement van orde moeten ondertekenen dat duidelijk hun aanwezigheid in een bepaald perspectief stelt. Dit alles is voor verbetering vatbaar, en we moeten het ondersteunen, maar we moeten te allen prijze vermijden wat ik de vervuiling der instrumenten noem. Dan krijg je ontsporingen, waardoor alles overal kan gebeuren en uiteindelijk nergens nog iets goeds gebeurt. Dat wil ik te allen prijze verhinderen : vandaar een omzendbrief die mensen aanspoort om in de juiste richting te werken.
De voorzitter : De heer Vandendriessche heeft het woord.
De heer Bart Vandendriessche : Mijnheer de minister, we moeten het feit dat u deze omzendbrief zult heroriënteren in samenspraak met de sector, toejuichen. Ik ben overtuigd van het nut van het concept van een bejaardencampus, en de overstap op een zachte manier is heel positief. Wanneer er van rechtsbepalingen wordt afgeweken, moet dit worden gecontroleerd. Er mag niet zonder meer worden gezegd dat het niet goed is, de voordelen zijn veel groter dan de nadelen.
Terecht is er opgemerkt dat er een behoeftenonderzoek moet worden verricht, er is een deelse leegstand van serviceflats. De bejaarde van vandaag heeft heel eigen wensen en behoeften en heeft ook nood aan privacy. Eén en ander heeft ook te maken met het zogenaamde cocooning. Een zorgbehoevende bejaarde zal ook het liefst in zijn serviceflat blijven.
Het probleem van de serviceflats is en blijft de kostprijs. Ik wil aansluiten bij de idee van de sociale huisvesting en ben zelf betrokken bij een experiment waarin ik echt geloof, al moeten er nog een aantal drempels worden weggewerkt. Sociale huisvesting heeft hoe dan ook met huurovereenkomsten te maken.
Minister Luc Martens : Ik stel voor dat u een aantal van de aangehaalde problemen bespreekt met minister Demeester die bevoegd is voor het VIPA. Ik wil mee naar oplossingen zoeken, maar ik kan strikt genomen alleen binnen mijn functionele bevoegdheid optreden.
De heer Bart Vandendriessche : In de begrotingswijziging van vorige week zagen wij een verschuiving van 169 miljoen frank vanuit de investeringen van de VIPA naar de ziekenhuizen. Dat behoeftenonderzoek zal dus belangrijk zijn. De leegstand van de serviceflats ten aanzien van het stijgende aantal rusthuisbedden roept wel vragen op.
Minister Luc Martens : Mijn omgeving adviseert op dit ogenblik een standstill af te vaardigen, al hoed ik er mij voor dit door te voeren op een al te bruuske manier. Men adviseert mij een evaluatie op te maken, maar ik heb de beslissing hiertoe nog niet genomen, want ik wil hiervoor voldoende aanwijzingen hebben zodat ik geen andere onrechtvaardigheden creëer. Ik wil de zaak nog even onderzoeken, maar het staat buiten kijf dat de gemeenschapsmiddelen moeten worden gebruikt volgens hun maatschappelijk nut voor de mensen.
De voorzitter : Ik dank de minister voor zijn antwoord waaruit blijkt dat de omzendbrieven zullen worden herwerkt na gesprekken met de sector en uitgaande van de zorg om de bejaarden. Ik hoop dat de minister instellingen zal vinden die zich kwalitatief en kwantitatief zullen laten doorlichten. Als er een verfijndere schaal kan worden opgesteld, lijkt dit mij een vruchtbare discussie te zijn geweest. Deze discussie kan zeker worden aangevuld met de zorg voor de bejaarden en het ouderenbeleid, dat verder gaat dan het woonaspect alleen.
Minister Luc Martens : Ik dien binnenkort een beleidsnota Welzijn en Cultuur in, die we kunnen bespreken. We moeten erin slagen om over de partijen heen de beste ideeën te verzamelen. Ik doe een voorstel en het is aan u om te zeggen of ik gelijk of ongelijk heb. Daarna zal ik mijn conclusies trekken. Desnoods keuren we die dan alleen met de meerderheid, maar liefst met zoveel mogelijk mensen goed. We kunnen van gedachten wisselen over de discussienota. Het zou jammer zijn dat we de welzijnssector -kansarmen, migranten, bejaarden, gehandicapten -gebruiken om aan politiek getrouwtrek te doen. Daar voel ik niets voor en ik hoop dat de anderen daar ook niets voor voelen. We kunnen ons gemeenschappelijk inzetten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.