Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Delva, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, de commissie Cultuur behandelde het ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport. In haar toelichting herinnerde minister Schauvliege aan de doelstelling van het Participatiedecreet, namelijk participatiedrempels wegnemen in cultuur, jeugdwerk en sport. Gelet op de transversaliteit en het feit dat diverse ministers, administraties en stakeholders bij deze evaluatie betrokken waren, heeft de evaluatie enige tijd gevergd. Daar blijkt uit dat de transversale werking van het decreet en de structurele aandacht voor kansengroepen sterke punten zijn, die absoluut behouden moeten blijven en waar mogelijk moeten worden versterkt. Een andere conclusie is dat maatregelen die noch transversaal zijn, noch focussen op de participatie van kansengroepen, beter sectoraal zouden worden ingebed, aldus de minister.
Uit die conclusies zijn enkele wijzigingen gedistilleerd. Om de transversale werking van het decreet en de structurele aandacht voor kansengroepen te behouden en te versterken, wordt de aandacht voor interculturaliteit verbreed naar aandacht voor de participatie van diverse kansengroepen, aldus de minister. Een tweede principe is dat de niet-transversale aspecten worden ingebed in de specifieke regelgeving. Ook de proeftuinen, die in het decreet een wettelijke basis vonden, maar in de praktijk als zuiver sectorale instrumenten voor Jeugd en Sport werden ingezet, worden uit het decreet gehaald.
De memorie van toelichting, zo besloot de minister, bevat alle opmerkingen uit de adviezen van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC), de Vlaamse Jeugdraad en de Raad van State, samen met de replieken erop.
Vervolgens werd de algemene bespreking aangevat. Tijdens die bespreking benadrukte de heer Caron dat het voorliggende ontwerp van decreet stimulerende en flankerende beleidsdoelen nastreeft, maar zeker niet mag worden beschouwd als het enige instrument dat cultuurparticipatie zal verdiepen, verbreden en bevorderen. Het inbouwen van participatie in allerhande andere decreten is ook belangrijk, zo stelde hij. Het verheugde hem vooral, en ons ook, dat in het nieuwe Kunstendecreet de functie participatie een grote nadruk krijgt. Hij betreurde echter het schrappen van de doelen qua interculturaliteit, het afbouwen van de sectoroverschrijdende aanpak van Cultuur, Jeugd en Sport, het gemakkelijker toegankelijk maken van subsidies voor verenigingen die al subsidies krijgen, en de administratieve last voor hobbyverenigingen en cultuur- en gemeenschapscentra, met tegelijkertijd een beperking, waardoor gemeentelijke centra geen toegang meer krijgen tot projectmiddelen. Vooral het weghalen van de minimale bedragen per onderdeel van decreet is een bedreiging op de langere termijn. De samenloop van al die elementen maakt de aanpassing van het decreet dramatisch, aldus de heer Caron.
De term ‘interculturaliteit’ wordt systematisch uit het decreet geschrapt, zo stelde hij, vanwege ‘niet bijzonder genoeg’. Dat vond hij een vreemd motief, aangezien in alle beleidsdocumenten van de minister juist die interculturaliteit en het bevorderen ervan als prioriteit wordt vooropgesteld.
Administratief-organisatorisch zag hij wel enkele verbeteringen. De hobbyverenigingen krijgen gemakkelijker toegang door een vermindering van het minimale aantal afdelingen, en er zijn ook tweejarige in plaats van jaarlijkse aanvragen voor projecten voor cultuur- en gemeenschapscentra.
Hij besluit dat er positieve ankerpunten overblijven in het decreet en dat de ommezwaai niet radicaal is, maar het wegvallen van innovatie, de afbouw van interculturaliteit en de bredere toegangspoort voor sommige organisaties vindt de heer Caron geen goede zaak.
Ikzelf gaf voor mijn fractie aan dat, hoewel CD&V de doelstellingen van het Participatiedecreet steeds heeft onderschreven, mijn fractie van in den beginne twijfels had bij de instrumenten om ze te bereiken. Ook het feit dat de opvolging en evaluatie moeilijk zouden zijn, werd eerder al opgemerkt. De doelstelling om sectoroverschrijdend te werken en een transversaal beleid uit te zetten, botste volgens ons op het feit dat een aantal instrumenten juist heel sectoraal gericht waren, zoals de proeftuinen Sport en Jeugd.
De realisaties van het Participatiedecreet werden nauwkeurig opgevolgd en de evaluatie is grondig gebeurd. Wij zijn tevreden over het feit dat de waardevolle doelstellingen van de proeftuin Jeugd zijn meegenomen als beleidsprioriteit in het aangepaste decreet Lokaal Jeugdbeleid. De proeftuinen Sport zijn nauwgezet geëvalueerd. Wat succesvol bleek, is geoptimaliseerd en uitgerold in heel Vlaanderen in een duurzame context, onder meer via het decreet Lokaal Sportbeleid.
Wat cultuurparticipatie betreft, verwees ik namens mijn fractie naar de grote participatiesurvey. De resultaten geven aan wat belangrijk is voor het realiseren van levenslange cultuurparticipatie, namelijk onderwijs, thuismilieu en het sociale effect van de vriendengroep. De huidige ministers van Cultuur en Onderwijs hebben daarom een beleid inzake cultuureducatie opgezet via een aantal conceptnota’s, en dat is een goede zaak.
Het is goed dat men aan de organisaties die in het decreet blijven, rechtszekerheid wil bieden. We spreken dan over CultuurNet, De Rode Antraciet, laagdrempelige educatieve basisopleidingen, hobbyverenigingen, lokale netwerken en projecten die de kansengroepen deelname verzekeren aan cultuur-, jeugd- en sportaanbod. CD&V is dus blij met de aanpassingen aan het Participatiedecreet. Na een grondige evaluatie wordt het hervormd tot zijn essentie: de uitdrukkelijke wil om een flankerend beleid te voeren.
Dan komen we bij de opmerkingen van collega Arckens. Zijn kritiek stoelt voornamelijk op wat in 2007-2008 voorlag. De heer Arckens stelde dat hij niet tegen een Participatiedecreet gekant is, maar hij had er ook geen goed gevoel bij. Dat stoelt op de inzichten van Pierre Bourdieu, aldus collega Arckens. Ik maak trouwens de parenthesis dat met het verdwijnen van de heer Arckens uit dit halfrond na 25 mei, ook de aandacht voor socioloog Pierre Bourdieu waarschijnlijk steil bergaf zal gaan. Misschien voelt een of andere collega zich geroepen om daar iets aan te doen. (Gelach)
Participatie in cultuur, sport, jeugd of wat ook, vloeit voort uit sociologische wetmatigheden, aldus collega Arckens. Participatie laat zich nooit dwingen. Het voorliggende aanpassingsdecreet zou moeten uitgaan van de werking van bepaalde kansengroepen en zou de concurrentiepositie tussen kansengroepen kunnen aanscherpen.
De laatste spreker, collega Meremans, stelde dat de grondige evaluatie van het Participatiedecreet geleid heeft tot een aantal duidelijke krachtlijnen, die de basis vormen voor de voorliggende aanpassing. Sterke punten als de transversale aard en de structurele aandacht voor kansengroepen worden behouden en versterkt.
De evaluatie, aldus collega Meremans, maakte ook duidelijk dat een aantal materies terugverwezen moesten worden naar de sectorale decreten. Dat is voor collega Meremans en de N-VA een goede zaak. Het integreren van het leesbevorderingsbeleid in het letterenbeleid ten slotte is voor collega Meremans logisch en duidelijk.
Na de replieken van de minister werd overgegaan tot de stemming. Het ontwerp van decreet werd aangenomen met 7 stemmen voor en 1 stem tegen.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, dankzij de uitstekende verslaggeving van collega Delva kan ik mij tot drie kernpuntjes beperken. Het gaat inderdaad om flankerend beleid. Ik ben blij dat we het daarover eens zijn, maar ik wil toch nog drie dingen zeggen.
Een eerste punt betreft het schrappen van de interculturaliteit uit het decreet. Minister, u zult zeggen dat u het verbreed hebt naar kansengroepen, en dat is op zich een juiste en goede doelstelling, maar er zijn twee problemen mee. Ten eerste is het werken met kansengroepen niet hetzelfde als werken met interculturaliteit, omdat het daar niet altijd over kansengroepen gaat. Het gaat over de houding vanuit de culturele wereld ten aanzien van een interculturele samenleving, die door de cultuursector vandaag de dag – laat ons dat eerlijk bekennen – onvoldoende wordt ingevuld en levendig gemaakt. Dit decreet probeert dat net te bevorderen, maar dat wordt nu weer weggehaald uit het decreet, en dat betreuren wij zeer.
Het zou nog niet zo erg zijn als ook de financiële verdelingen die in het huidige decreet stonden, niet zouden worden geschrapt. Die verdelingen hebben net te maken met de kwetsbaarheid van die deelsectoren: bibliotheekwerking, gevangeniswerking, participatieprojecten en werken rond interculturaliteit.
Minister, het moet mij van het hart: ik heb niet zo’n positief beeld van het cultuurbeleid inzake interculturaliteit. Het actieplan Interculturaliseren dat in dat kader past, hebt u opgedoekt. U hebt het vervangen door een engagementsverklaring met de culturele sector die slechts zeer matig door die sector werd ingevuld, omdat dit niet aanklampend werd aangepakt. Het kennisknooppunt Interculturaliseren is beperkt tot een website met nog niet eens één voltijdse medewerker. Daarkom en MANAvzw zijn hun subsidies bijna volledig kwijt. De balans is niet positief. Dat is voor mij alleen maar een deel van die grote periode. Dat is het ergste: de verdwijning van de bijzonderheid van de interculturaliteit.
Ook de intersectorale aanpak is verdwenen. Wat blijft er nog over in dat ontwerp van decreet dat over cultuur, jeugd en sport gaat? Bitter weinig. Waar het kon, heeft men het weer verkaveld in de klassieke terreinen. We hebben het deze middag al gehad over de verkokering van onze administratie. Wel, dit is een perfect voorbeeld van een terugkeer naar die verkokering.
Ten slotte, het is een ferme uitholling waarvan de schrapping van de interculturaliteit het ergste is. Dat gebeurt, waarde collega’s van sp.a, op een moment dat een voormalig minister van Cultuur gisteren promoveerde met een doctoraal proefschrift over interculturaliteit en zelforganisaties. Hij concludeerde in zijn doctoraat dat we vandaag nog een monocultureel model hanteren waarin iedereen zich moet aanpassen aan ons, terwijl we in tijden van superdiversiteit eigenlijk zouden moeten streven naar een echt intercultureel model. Dit ontwerp van decreet draagt daar helaas morgen nog minder toe bij dan vandaag.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Caron, het zal u niet verbazen, ik ben het natuurlijk niet eens met uw analyse. We hebben in het regeerakkoord afgesproken dat we een evaluatie zouden maken van het Participatiedecreet. We hebben dat heel grondig gedaan. als men conclusies trekt uit zo’n evaluatie, gaat men daar iets mee aanvangen. Wat bleek uit de evaluatie? Dat het decreet heel goed gewerkt heeft waar het transversaal doorwerkt. Dat behouden we.
Aan de andere kant bleek dat alles wat sectoraal weg was en opgenomen in het Participatiedecreet, eigenlijk zijn doel voorbijschoot. Daar moesten we bijsturen en dat hebben we ook gedaan. wat alleen sectoraal in dat decreet stond, hebben we eruit gehaald en verankerd in de sectorale decreten, wat veel sterker is. Ik verwijs naar het decreet Lokaal Cultuurbeleid waar nu voortaan uitdrukkelijk in opgenomen is dat structureel moet worden gewerkt aan die participatie. Voor het letterenbeleid is leesbevordering mee opgenomen in de taken van het Fonds voor de Letteren. Aan het Kunstendecreet hebt u zelf nog meegewerkt, mijnheer Caron. Daar staat heel uitdrukkelijk in dat er aandacht moet gaan naar participatie en interculturaliteit.
Uw opmerking over die schrapping van de interculturaliteit klopt niet. We hebben wel gezegd dat de participatie zich moet richten tot verschillende kansengroepen. Natuurlijk, de interculturaliteit maakt daar deel van uit. U verwijst heel sterk naar dit decreet dat een oplossing zou zijn voor interculturele werking in cultuur. Ik kan alleen maar vaststellen, samen met u – en ik betreur dat ook – dat dit decreet geen oplossing heeft geboden. Het is een van de grootste opdrachten van de cultuursector om daar iets aan te doen. Op dit moment is de werking rond interculturaliteit in de kunstensector door dit decreet absoluut niet opgelost. De manier waarop we het nu aanpakken, biedt meer kansen. Ik wil ook verwijzen naar het Kunstendecreet, waar de interculturele werking in verankerd is. Ik ben ervan overtuigd dat we op die manier meer effect op het terrein zullen hebben.
Beste Bart, ik ben het niet met u eens, ik meen dat we hier een sterke evaluatie gemaakt hebben en de juiste bijsturingen om op de juiste manier participatie in cultuur te verbreden in Vlaanderen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2318/1)
– De artikelen 1 tot en met 31 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.