Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van de dames Sonja Claes, Else De Wachter, Lies Jans, Katrien Schryvers, Helga Stevens, Mia De Vits en Vera Jans betreffende de ontwikkeling van buurtgerichte ondersteuning van zorgafhankelijke mensen.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Met dit voorstel van resolutie willen wij, al is deze legislatuur bijna ten einde, een belangrijk statement maken. Voor de indieners is het belangrijk dat mensen die ouder worden, in hun eigen buurt kunnen blijven wonen. We zijn er in vroegere teksten altijd van uitgegaan dat mensen in hun eigen huis willen blijven wonen. In dit voorstel van resolutie gaan we ervan uit dat mensen in hun eigen buurt willen blijven wonen en dat wij als politici er alles moeten aan doen om dat mogelijk te maken.
Op het vlak van wonen moeten er een aantal maatregelen worden genomen. De woonzorgzones moeten leeftijdsvriendelijk en dementievriendelijk zijn. Wij vinden het ook belangrijk dat er sectoroverschrijdend wordt gewerkt. Vandaag moeten de lokale besturen voor de woonzorgzones een studie uitvoeren over ouderen. Wij vinden het echter belangrijk dat men niet alleen een zorgstrategisch plan maakt voor ouderen maar ook dat men sectoroverschrijdend een plan maakt waarbij men in de eigen regio nagaat welk aanbod er moet zijn voor ouderen en voor alle mensen die zorg nodig hebben.
Het is ook belangrijk dat de verschillende inschalingsinstrumenten op elkaar worden afgestemd en dat er informele zorgnetwerken worden ontwikkeld. Men moet bekijken op welke manier mensen door hun eigen omgeving kunnen worden geholpen. Daarvoor zijn buurtzorgnetwerken belangrijk.
Er zal ook een budgettair groeipad nodig zijn voor de woonzorgvoorzieningen, een afstemming van de programmatie.
Vandaag worden de diensten voor gezinszorg berekend op basis van het aantal ouderen in een bepaalde omgeving. Volgens ons is het belangrijk dat uren gezinszorg worden bepaald op basis van het aantal zorgbehoevenden zodat ook andere zorgbehoevenden, niet alleen oudere, een beroep kunnen doen op gezinszorg. Het urencontingent wordt afgestemd op het moment dat men zorg nodig heeft. Ook de onregelmatige uren worden daarmee beter geregeld.
In het natuurlijke thuismilieu kunnen meerdere mensen worden samengezet. Verder moeten de nachtzorg en crisiszorg worden uitgebouwd en moet er een betere mobiliteit komen tussen het personeel. Men moet ook voldoende aandacht hebben voor dementie. Wij hebben getracht om met dit voorstel van resolutie te voldoen aan het volledige palet dat nodig is om zorgbehoevende mensen zo lang mogelijk in hun thuisomgeving te laten functioneren.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Over identiek dezelfde problematiek zijn er verschillende voorstellen van resolutie ingediend. Er was een voorstel van resolutie van mevrouw Van der Borght en een voorstel van resolutie van mevrouw Vogels. Ik betreur – maar dat is niet mijn verantwoordelijkheid maar die van hen – dat die niet mee zijn geagendeerd. Zij hadden die mogelijkheid, ook al waren hun voorstellen weggestemd in de commissie.
Ik vind het heel jammer dat de meerderheid in dit dossier pas wakker is geschoten toen de oppositie bepaalde initiatieven had genomen. Dat was niet mijn verdienste maar die van de collega’s van Groen en Open Vld.
Het voorstel dat vandaag voorligt, is een opsomming van heel veel algemeenheden. U moet het eens goed lezen, collega’s. Het is positief dat de meerderheid in het algemeen en de collega’s van CD&V in het bijzonder het probleem eindelijk erkennen. CD&V beheert dit beleidsdomein al jarenlang, laat ons dat niet vergeten, en draagt bijgevolg een heel grote verantwoordelijkheid. Het indienen van dit voorstel van resolutie is een aanklacht tegen het falen van de eigen minister.
Collega’s, een echte rode draad ontbreekt in het voorstel van resolutie dat wij vandaag bespreken. Alle aspecten komen aan bod, en daar kan niemand opmerkingen over formuleren. Het gaat over zaken die hier al herhaaldelijk kamerbreed zijn aangeklaagd in het Vlaams Parlement en in de commissie. Ik stel me wel ernstige vragen over de realiseerbaarheid. Het is zo algemeen geformuleerd dat, wanneer in een volgende legislatuur – het zal niet meer voor mij zijn – collega’s de minister ondervragen over wat er concreet gerealiseerd is, het nagenoeg onmogelijk wordt voor de volgende bevoegde minister om daar een antwoord op te geven. Dat heb ik aangeklaagd in de commissie. Ik kreeg als antwoord, collega’s, dat met dit voorstel de meerderheid handvatten aanreikt aan de volgende Vlaamse Regering. Dat vind ik vrij gemakkelijk als argumentatie. Ik heb er ernstige twijfels bij.
Ik zit hier al zeer lang, al meer dan twintig jaar. Elke keer maak ik kort voor het einde van de legislatuur mee dat er kamerbreed resoluties worden goedgekeurd in het parlement als zogenaamd handvat voor een volgende Vlaamse Regering, maar in de praktijk wordt daarvan achteraf niets gerealiseerd. Ik geef één voorbeeld om te illustreren waarom ik mijn twijfels heb bij de realiseerbaarheid van dit voorstel. In de laatste vergadering van de vorige legislatuur hebben wij allemaal samen gezegd dat deze regering werk moest maken van het definitief en volledig wegwerken van de wachtlijsten in de sector van de personen met een handicap. Tot vandaag is dat niet het geval.
De collega’s van de oppositie hadden ook voorstellen ingediend, die min of meer dezelfde klemtoon legden, met heel veel gelijkenissen, op enkele puntjes na. Alle voorstellen van resolutie hebben hun verdienste, maar ik wil nog duidelijk onder de aandacht brengen dat er één punt ontbreekt, zowel in het voorstel dat vandaag voorligt als in de voorstellen van de oppositie, namelijk de aandacht voor de organisatorische en financiële eenmaking van de verschillende vormen van thuisondersteuning. Op dit ogenblik is er een heel groot onderscheid, op het vlak van organisatie maar vooral op het vlak van betaalbaarheid. Afhankelijk van in welk stelsel men zit, en onafhankelijk van het inkomen, wordt in het ene geval een hoge factuur gepresenteerd aan wie een beroep doet op die vorm van thuiszorg en aan de andere wordt geen rekening gepresenteerd en worden deze diensten volledig kosteloos geleverd. Die vorm van discriminatie en ongelijkheid is absoluut niet meer aanvaardbaar. Dat moet worden weggewerkt.
Al meer dan tien jaar klaag ik dit aan in het Vlaams Parlement, voorzitter. Ook in de vorige legislatuur, toen we verschillende ministers van Welzijn hebben gehad, beloofden alle ministers er werk van te maken om die ongelijkheid weg te werken. We zijn vandaag weer een legislatuur verder en het is nog altijd niet gebeurd. Ik wil oproepen om daar eindelijk werk van te maken, collega’s. Er moet niet heel veel gebeuren. Doe dat! Afhankelijk van het systeem waarin iemand zit, is de factuur voor sommige mensen onwaarschijnlijk hoog, en dat mag zeker niet de bedoeling zijn.
Mijn fractie heeft ter zake geen initiatief ingediend. Er waren verschillende initiatieven van de meerderheid en de oppositie. Ik had geen zin om een kopie te maken van die voorstellen, in tegenstelling tot wat leden van meerderheid en oppositie wel doen als mijn fractie de eerste is. Ik doe dat niet. Ik betreur alleen dat wij er in dit Vlaams Parlement niet in slagen om over deze belangrijke materie een eensgezind voorstel van resolutie op te stellen. Alleen dat zou echt een heel duidelijk signaal geweest zijn. Om het met de woorden van minister Vandeurzen tijdens de commissiebespreking te zeggen: dat zou een echt handvat naar de volgende legislatuur geweest zijn. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Collega’s, ik wil u bedanken dat u zo massaal naar hier gekomen bent om te luisteren naar wat ik ga vertellen. (Applaus)
Dit voorstel van resolutie van de meerderheid is er gekomen naar aanleiding van een voorstel van resolutie van mezelf en een aantal collega’s van mijn partij en van LDD.
Ons voorstel van resolutie was gebaseerd op twee vaststellingen. Eerst en vooral op de beleidslijnen die de Vlaamse overheid reeds in het verleden heeft uitgezet en die nu nog ruimer worden getrokken op basis van de idee van de vermaatschappelijking van de zorg. Ik verklaar me nader.
De wachtlijsten in de woonzorgcentra maken dat mensen met een hoge afhankelijkheidsgraad noodgedwongen thuis worden opgevangen. Vlaanderen heeft trouwens de afgelopen decennia ook een warm pleidooi gehouden voor thuiszorg voor ouderen – en terecht. Dat pleidooi om mensen thuis op te vangen is nu ook uitgebreid naar andere sectoren.
Minister Vandeurzen heeft van de vermaatschappelijking van de zorg zowat zijn adagium gemaakt, en, indien aan de nodige randvoorwaarden is voldaan – met name een goede ondersteuning van de mantelzorger – is zowat elke partij daar voorstander van. De vraag komt trouwens ook van de mensen zelf en is vervat in het VN-verdrag voor de rechten van de personen met een handicap. Dat maakt dat de actieradius van gezinshulp steeds breder wordt en dat naast ouderen ook personen met een handicap en mensen met geestelijke gezondheidsproblemen nu behoren tot hun doelpubliek. Dit blijft niet zonder gevolg voor de organisatie.
Ten tweede was ons voorstel van resolutie tot stand gekomen op basis van vaststellingen vanuit de praktijk. Bij sommige diensten van gezinshulp worden er geen prestaties verleend ’s morgens vroeg, ’s avonds laat of tijdens het weekend. Meer nog: bij ziekte van de gezinshelpster en tijdens vakantieperiodes moeten zwaar zorgbehoevende mensen het dikwijls zonder gezinshulp stellen en dit verschillende dagen na elkaar. De gevolgen zijn zwaar: geen bereide maaltijd, geen of minder mogelijkheid om in bed gelegd te worden, geen mogelijkheid om een bad te nemen.
We hebben onze eigen vaststellingen dan gecheckt bij de minister. Uit schriftelijke antwoorden leerden we dat uit focusinspecties blijkt dat één op de vijf diensten er niet in slagen continuïteit te bieden. Uit dat antwoord bleek ook dat slechts 39 van de 102 openbare diensten zorg aanbieden op onregelmatige tijdstippen. Bij de erkende private diensten waren er dat 18 op 20. De ervaringen van de praktijk werden daarmee bevestigd, zij het dat het probleem zich scherper voordoet bij openbare diensten dan bij private diensten.
Het spreekt voor zich dat dit een probleem is. Zorgbehoevendheid beperkt zich niet tot de kantooruren. Als Vlaanderen ervoor kiest om mensen zo lang mogelijk thuis te handhaven – wij zijn daar ook een voorstander van – en hen daarvoor verwijst naar de reguliere welzijnsdiensten, dan moet Vlaanderen daarvan de gevolgen dragen.
Daarnaast is het natuurlijk zaak het urencontingent voor de gezinshulp voldoende te laten toenemen. Deze legislatuur is dat gebeurd, a rato van 1 tot 2 procent per jaar. Waar is de tijd dat mevrouw Becq erg verontwaardigd was omdat het urencontingent niet met 4 procent toenam? Bovendien vult Vlaanderen de eigen, bestaande programmatie slechts voor 80 procent in. Bovendien is het aantal gepresteerde uren ook nog eens lager dan het toegekende urencontingent. De toename van het urencontingent is ook nodig omdat we nu al weten dat Vlaanderen niet in staat zal zijn voldoende rustoorden te bouwen om de komende vergrijzing op te vangen. Vorige week vrijdag lazen we daarover heel wat in De Standaard.
Dit impliceert dat Vlaanderen bijkomend zal moeten investeren in thuiszorg en semi-residentiële zorg. Naar aanleiding van onze resolutie en de conceptnota van mevrouw Vogels over het wonen van ouderen werden er hoorzittingen georganiseerd. Op die hoorzittingen mochten wij vaststellen dat de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG) erg bewust is van de problematiek die zich stelt met betrekking tot hun diensten voor gezinszorg. De VVSG moet ook vaststellen dat heel wat gemeenten deze diensten afstoten omdat ze niet langer betaalbaar zijn. Dat heeft te maken met een aantal factoren, waaronder het feit dat openbare diensten niet dezelfde subsidies ontvangen. Het heeft in belangrijke mate ook te maken met de rechtspositieregelingen waar vooral de vergoedingen voor onregelmatige prestaties en het aantal verlof- en feestdagen significant hoger liggen dan in de privésector. Dat doet de openbare diensten dikwijls financieel de das om.
De VVSG pleit daarom voor een gelijke rechtspositieregeling voor het personeel van de diensten gezinshulp, ongeacht wie die diensten organiseert. Voor wie hier na 25 mei nog zal terugkeren: ik denk dat het politieke momentum aangebroken is om daarmee aan de slag te gaan. En dat is niet alleen een opdracht voor de minister van Welzijn, maar ook voor de minister van Binnenlands Bestuur. Wie het verslag naleest over de resolutie inzake de infrastructuursubsidies voor woonzorgcentra zal daar dezelfde problematiek voor het personeel van de woonzorgcentra terugvinden. Ik wil voorts opmerken dat we goed moeten beseffen dat thuiszorg mantelzorg veronderstelt. We leven in een maatschappij waarin mantelzorgers veel minder voorhanden zijn dan vroeger. Gezinnen dunnen uit. Vrouwen die ‘van nature’ de eerste mantelzorgers zijn, zijn minder beschikbaar omdat ze professioneel actief zijn en veel meer dan vroeger alleenstaand zijn, al dan niet met kinderen, en dus minder makkelijk hun professionele activiteit kunnen beperken om mantelzorg te verstrekken. De toekomst zal dus moeten uitwijzen in welke mate de gewijzigde maatschappelijke context zich zal lenen voor mantelzorg.
Bij besprekingen in de commissie over deze problematiek en ook naar aanleiding van de bespreking van de begrotingen heb ik verschillende malen aangedrongen op maatregelen inzake flexibiliteit en continuïteit. Vandaar ook ons voorstel van resolutie. Ik apprecieer dat de meerderheid mij kwam voorstellen om één gezamenlijk voorstel in te dienen. Dat dit niet is gelukt, komt doordat het voorstel van de meerderheid dat hier vandaag ter stemming ligt een te grote voorafname betekent op het uittekenen van een toekomstig ouderenbeleid van Vlaanderen. Voorts wijkt dit voorstel op een aantal punten veel te sterk af van ons voorstel, dat focuste op twee cruciale punten: maatregelen voor de diensten gezinshulp en thuiszorg.
We hebben ons in de commissie Welzijn bij de stemming onthouden en niet tegengestemd omdat onze bekommernissen met betrekking tot continuïteit en flexibiliteit in de gezinshulp in de resolutie van de meerderheid zijn opgenomen. Ik hoop oprecht dat een volgende meerderheid in dit parlement – hoe die ook zal zijn samengesteld – werk zal maken van de uitvoering van dat luik, want het is helaas nu te laat om tijdens deze legislatuur nog vooruitgang te boeken in dit dossier.
We konden niet voor stemmen omdat de resolutie van de meerderheid de problematiek die wij hebben aangekaart, overstijgt. Uiteraard zijn wij niet tegen wonen in eigen buurt voor ouderen. Uiteraard zijn we niet tegen intersectoraal samenwerken. Uiteraard zijn we niet tegen meer mobiliteit voor personeel in de zorg. Maar ik zie nog altijd een voorstel van resolutie dat denkt in termen van aanbod in plaats van in termen van vraag. We zien te weinig elementen die de persoon met de zorgbehoefte meer de regie van de zorg in handen geeft. We zien ook geen elementen om de doorstroming van thuiszorg naar residentiële zorg sneller mogelijk te maken. Wie thuiszorg wil promoten, moet mensen garanderen dat de doorstroming naar een residentiële setting op korte termijn kan wanneer de mantelzorger niet meer kan of wil de zorg op zich nemen. Vandaag is het zo dat wie verantwoordelijkheid opneemt, geen oplossing vindt als opvang thuis niet meer mogelijk blijkt. Verantwoordelijkheid opnemen wordt met andere woorden vaak afgestraft. Recente studies van professor Geerts hebben trouwens aangetoond dat die doorstroming de afgelopen jaren eerder moeilijker dan makkelijker wordt, omdat nu eenmaal de wachtlijsten voor een woonzorgcentrum langer zijn geworden in plaats van korter.
Ten slotte heeft de resolutie ook onvoldoende aandacht voor de administratieve rompslomp waarmee mantelzorgers worden geconfronteerd. Als hun vrije tijd al niet wordt opgeslorpt door de zorg voor de zorgbehoevende, dan gaat die zeker op aan paperassen. Wie niet expliciet een voordeel vraagt, krijgt het gewoonweg niet. Dat is de ervaring die alle mantelzorgers hebben. En dan te bedenken dat in de voorbije jaren de ziekenfondsen voor hun maatschappelijke diensten subsidies hebben gekregen ter waarde van 432 voltijdse equivalenten. Het is schrijnend, want net deze mensen die er het meest nood aan hebben, vinden veelal hun weg in de doolhof van het welzijnsveld niet.
Collega’s, gelet op al deze overwegingen zal Open Vld zich onthouden bij de stemming van dit voorstel van resolutie. Maar ik hoop oprecht – en ik doe hier een oproep – dat de punten inzake flexibiliteit en continuïteit geen loze woorden zullen blijken. Het moet mij van het hart dat het feit dat de meerderheid onze heel eenvoudige resolutie, met die twee puntjes, niet mee wou onderschrijven, alleszins niet erg vertrouwenwekkend is. Ik dank u oprecht voor u aller aandacht. (Applaus bij de oppositie)
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Voorzitter, na dit pakkende betoog van mevrouw Van der Borght kom ik nog even kort tussen. Het voorstel van resolutie dat Open Vld en LDD samen hebben ingediend, is hier uitvoerig toegelicht. Het had één grote bedoeling: dat de zorg voor de zorgbehoevende beter zou worden georganiseerd. Die zorg moest op een continue en flexibele basis worden kunnen verleend. Het komt volledig mevrouw Van der Borght toe. Zij heeft volledig de verdienste gehad het initiatief te hebben genomen tot het opstellen van dit voorstel van resolutie.
Het is niet de eerste keer dat de meerderheid inspiratie vindt in initiatieven van de oppositie. Wij betreuren dit. Wij betreuren vooral dat het voor de meerderheid zo moeilijk is om te erkennen dat ook door de oppositie goede en noodzakelijke voorstellen kunnen worden gedaan. Het is moeilijk de oppositie gelijk te geven. We betreuren dat in dit voorstel van resolutie de focus niet op de zorgbehoevenden ligt. Er wordt veeleer gezocht naar een pluim die op de eigen hoed moet worden gestoken. (Applaus van de heer Wim Wienen)
Iedereen mag applaudisseren, hoor. (Gelach)
De vorige spreekster heeft het belang van ons voorstel van resolutie uitvoerig toegelicht. LDD zal zich bij de stemming over het voorstel van resolutie van de meerderheid onthouden. We vinden immers dat er te weinig concrete voorstellen in het voorstel van resolutie staan. Eigenlijk betreft het een samenraapsel van theoretische concepten. We missen vooral de focus op de wensen van de zorgbehoevenden. We menen en vrezen dat met dit voorstel van resolutie van de meerderheid de vis in het water zal worden verdronken. Dat is de reden waarom LDD zich zal onthouden.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, ik zou willen beginnen met een Bijbelse uitspraak. Er is meer vreugde om één bekeerde zondaar dan om duizenden gelovigen. Ik ben dan ook heel blij dat CD&V eindelijk heeft ingezien dat enkel buurtgerichte zorg het mogelijk maakt een inclusieve en integrale aanpak tot stand te brengen.
De vermaatschappelijking van de zorg, een verschrikkelijke term die hier steeds vaker valt, kan enkel worden gerealiseerd indien we ervoor kunnen zorgen dat mantelzorgers en vrijwilligers op buurtniveau in de ondersteuning van de thuiszorg kunnen voorzien.
De voorbije tien jaar heeft CD&V elke buurtgerichte aanpak steeds afgewezen. Alle voorstellen, ook de voorstellen van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), zijn weggewuifd. De voorbije tien jaar is steeds voor een verkokerde aanpak gekozen. Zoals mevrouw Van der Borght al heeft gesteld, heeft CD&V liever geïnvesteerd in de aan de mutualiteiten verbonden regionale dienstencentra dan in de aan de buurten, wijken en OCMW’s verbonden lokale dienstencentra.
Het is dan ook een beetje goedkoop nu, net voor de verkiezingen, het geweer van schouder te veranderen en een voorstel van resolutie in te dienen dat net het omgekeerde inhoudt van wat CD&V de voorbije tien jaar heeft gedaan.
Tijdens het debat in de commissie ben ik de leden van CD&V die dit voorstel van resolutie hebben ingediend echter gaan geloven. Volgens mij hebben ze echt het licht gezien. Om die reden zullen we ons met betrekking tot dit voorstel van resolutie onthouden. We zullen dit voorstel van resolutie tijdens de campagne van de volgende maanden en nadien ter sprake brengen om duidelijk te maken dat CD&V van mening is veranderd en van een verkokerde aanpak naar een buurtgerichte aanpak wil gaan. Er is dan ook meer vreugde om één bekeerde zondaar dan om duizend gelovigen.
Zoiets geldt ook voor de lijstvorming in het kader van de verkiezingen, maar dat geheel terzijde. We zullen ons dus onthouden. (Applaus bij Groen)
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Voorzitter, wij hebben inderdaad een eigen voorstel van resolutie opgesteld. Sommige oppositieleden zeggen hier dat het feit dat we op het einde van de legislatuur met een voorstel van resolutie komen, het beste bewijs is dat er niets is gebeurd en dat het beleid heeft gefaald. Ik denk dat ze totaal fout zijn. In de diverse beleidsbrieven hebben we telkens het stappenplan gezien van wat er op het vlak van thuiszorg is gebeurd. Ondanks een moeilijke budgettaire context werd het aantal subsidiabele uren nog opgetrokken. Aan de collega’s van Open Vld wil ik zeggen dat de logica vaak ontbreekt. Nu zeggen ze dat dit met 4 procent zou moeten worden opgetrokken. Ik hoor dezelfde redeneringen: er moet meer worden uitgegeven voor Welzijn, voor Onderwijs enzovoort, en dat terwijl diezelfde partij vraagt dat de belastingen zouden dalen. Men moet logisch zijn in wat men vraagt, en daartegenover moeten dan ook inkomsten staan. Maar goed, ik meen dat de beleidsbrieven duidelijk zijn geweest over welke stappen er zijn gezet.
Is daarmee het werk af? Neen, natuurlijk niet. Vandaar dit voorstel van resolutie, dat een aantal punten aangeeft voor de aanpak in een volgende legislatuur. We hebben vanaf het begin gezegd dat we hebben gekozen voor een eigen voorstel van resolutie, maar dat dit niet betekent dat we niet akkoord gaan met bepaalde uitgangspunten van de collega’s van de oppositie. Ik heb gezegd dat zorg voor ouderen inderdaad meer op maat moet zijn, wat inderdaad betekent dat we de zorg voor een deel anders moeten gaan organiseren, dat er aansluiting moet zijn tussen de diverse zorgvormen, tussen thuiszorg, residentiële zorg en semiresidentiële zorg. Dat zijn uitgangspunten waarmee we akkoord kunnen gaan, maar er zijn andere punten. Ik zal die hier allemaal niet herhalen, maar ik haal er toch eentje aan. In de resolutie van mevrouw Van der Borght wordt met een beschuldigende vinger gewezen naar de diensten voor maatschappelijk werk van ziekenfondsen. Zij zouden laattijdig en totaal onvolledig informeren. Mevrouw Van der Borght, ik vind dit een zware beschuldiging. Ik weet niet op welke feiten u zich daarvoor baseert.
Een ander punt is dat van de onregelmatige uren. Ja, er moet meer vraaggestuurd worden gewerkt, maar we moeten ons er ook van bewust zijn dat dit een zware impact heeft op het personeel. Het is gemakkelijk om het te hebben over meer flexibiliteit, maar we moeten er ook aan de andere kant over waken dat de combinatie van arbeid en gezin nog mogelijk is en gegarandeerd blijft. Daarom vragen we in ons voorstel dat er over dat punt sociaal overleg zou worden georganiseerd tussen de sociale partners.
We hebben in ons voorstel ook oog voor de vermaatschappelijking van de zorg en voor de rol van vrijwilligers. Dat ontbreekt in de andere voorstellen van resolutie.
Mevrouw Vogels, ten slotte zou ik aan u nog het volgende willen zeggen. We zagen het niet zitten om mee te doen met uw voorstel van resolutie omdat u op het einde van de legislatuur een bijkomend plan met betrekking tot wonen voor ouderen vraagt en dat ons niet zo evident lijkt. In uw voorstel verwijst u ook naar onderzoeken die momenteel nog gaande zijn. We wachten liever de resultaten daarvan af voor we daarover hier al een voorstel van resolutie goedkeuren.
Voorzitter, ik denk dat we de argumenten ter zake hebben gegeven. We hebben aangegeven met welke uitgangspunten we akkoord gaan, maar waarom we die voorstellen van resolutie niet konden aanvaarden en hebben gekozen voor ons eigen voorstel van resolutie, dat vandaag op tafel ligt.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, we krijgen hier het verwijt dat we als meerderheid een voorstel van resolutie opstellen waarmee we eigenlijk deels ook mee lijnen voor de toekomst willen uitzetten. We zitten met de vergrijzing. We zitten met de impact van de zesde staatshervorming. De budgettaire ruimte is schaars, ook de volgende jaren. Dan is het echt wel essentieel dat we de werkwijze van vandaag ook in vraag durven te stellen, en bekijken waar het in de toekomst beter kan. Dat alles nu perfect is, ga ik zeker niet zeggen. We moeten zeker vooruitdenken.
De collega’s Claes en De Vits hebben al een aantal punten uit het voorstel van resolutie opgesomd. Ik wil namens mijn partij zeker drie belangrijke elementen uit het voorstel van resolutie naar voren halen.
Het eerste punt is dat de oudere, wat ons betreft met of zonder zorgbehoefte, steeds centraal moet staan. Het is de burger zelf die samen met de familie of de onmiddellijke omgeving moet kunnen bepalen of hij nu thuis wil blijven, wat het merendeel van de ouderen op dit moment ook verkiest. Dit moet dan worden gestimuleerd. Als er een zorgbehoefte is, dan moet er inderdaad voldoende worden voorzien in gezins- en thuiszorg, een terechte opmerking trouwens van collega Van der Borght. Ik volg haar daar volledig in. Er moet zeker meer worden ingezet op flexibiliteit in de gezinszorg. Dat is een punt dat we ook ondersteunen en dat duidelijk in het voorstel van resolutie staat. De derde stap is dat de overgang naar de woonzorgcentra soepel moet kunnen verlopen en dat die mogelijkheid er moet zijn zodra de oudere die keuze neemt.
Een tweede heel belangrijk element uit het voorstel van resolutie is het feit dat wij erop wijzen dat lokale besturen een zeer belangrijke rol spelen in de regie van de ondersteuning en zorg. Zij zijn aanwezig op het terrein. Zij kennen de mensen en de omstandigheden vaak persoonlijk. Ze kunnen dus ook het beste inschatten wat er specifiek nodig is. Wij vragen dan ook in ons voorstel van resolutie dat er een echte buurtgerichte ondersteuning tot stand kan komen op basis van een sectoroverschrijdend zorgstrategisch plan voor woonzorg en dit op lokaal niveau op initiatief van de lokale besturen. Het is zeer belangrijk dat we hier echt de schotten doorbreken, dat we het verder bekijken dan alleen het ouderenbeleid en dat we naar een sectoroverschrijdend plan willen gaan.
Ten slotte is het ook zeer belangrijk dat er voor zorg op maat van de zorgbehoevende, van de oudere, echt wel flexibiliteit moet komen in het aanbod van die ondersteuning en zorg. Een heel concreet voorbeeld: waarom kunnen we vandaag lokale dienstencentra, die alleen maar gepercipieerd worden als voorzieningen voor ouderen, ook niet openstellen voor personen met een beperking en personen met psychische problemen? De infrastructuur is aanwezig, de expertise is aanwezig. In het voorstel van resolutie halen we zeer duidelijk aan dat men moet gaan naar meer flexibiliteit in het bestaande aanbod.
Dat waren voor ons de drie belangrijkste punten uit het voorstel van resolutie. Het zijn belangrijke aanzetten die zeker de basis kunnen vormen voor de volgende jaren.
Mevrouw De Vits, ik ga hier niet de tekst van het voorstel van resolutie voorlezen. U hebt het over zware beschuldigingen die ik zou hebben geuit ten aanzien van de ziekenfondsen. Iedereen die daar bezorgd over zou zijn, raad ik aan om het voorstel van resolutie te lezen. Dan zult u zien dat daar geen enkele zware beschuldiging in staat. Ik heb het alleen over voortgaan op de feiten.
Als mevrouw De Vits zegt dat mensen geen problemen hebben om de weg te vinden in de doolhof en als ze zegt dat mensen er zeer gemakkelijk toe komen om alles te krijgen waar ze recht op hebben, dan vraag ik me af waarom we een rechtenverkenner moeten hebben en een systeem moeten opstarten om de rechten automatisch toe te kennen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, ik heb goed geluisterd naar alle uiteenzettingen. Het waren ongeveer gelijkaardige uiteenzettingen als in de commissievergadering.
Misschien nog dit voor de collega’s die niet in de commissie aanwezig waren. Er was inderdaad een voorstel van resolutie van Open Vld en LDD en een van Groen. Wij hebben geprobeerd vanuit de meerderheid om tot één voorstel van resolutie te komen. We zijn daar niet in geslaagd omdat de leden van Open Vld stelden dat ze zo kort voor de verkiezingen niet wensten in te gaan op zo’n ruim voorstel van resolutie. Mevrouw Van der Borght heeft dit zonet ook op die manier verwoord. Ik ben er haar heel erkentelijk voor dat ze dat zelf op die manier op haar schouders neemt.
Het zou inderdaad veel sterker zijn geweest, mochten we op het einde van de legislatuur een statement hebben kunnen maken als volledig parlement. We kunnen dat nu niet. Wat hebben wij wel geprobeerd met de meerderheid? We hebben getracht een globaal voorstel van resolutie te maken waarin we ook de elementen die mevrouw Van der Borght en de elementen die mevrouw Vogels in hun voorstel van resolutie hadden opgenomen, mee zouden nemen. Ik hoor nu van mevrouw Van der Borght dat er andere elementen zouden worden toegevoegd, bijvoorbeeld dat er te veel administratie is en te weinig doorstroming. Wij waren er graag toe bereid geweest te kijken of we die elementen binnen een algemene resolutie hadden kunnen meenemen. We hebben die kans niet gekregen.
Het werk bij Welzijn is inderdaad niet af na vijf jaar minister Vandeurzen. Ik denk dat we moeten erkennen dat het werk bij Welzijn binnen vijf jaar ook niet af zal zijn, ongeacht wie dan minister is geweest. Bij Welzijn zullen er altijd bijkomende noden zijn. Er zullen altijd onvoldoende middelen zijn om te voldoen aan alle welzijnsbehoeften die er in onze samenleving zijn.
Het Vlaams Belang verwijt ons dat we in algemeenheden praten in de resolutie. Ik denk dat de betogen van de collega’s er heel duidelijk op hebben gewezen dat dat niet zo is. De rode draad in onze resolutie is: sectoroverschrijdend, in eigen omgeving oud worden en vermaatschappelijking van de zorg. Als ik tegelijkertijd hoor dat het adagium van minister Vandeurzen de vermaatschappelijking van de zorg is, denk ik dat we er met z’n allen erg fier over mogen zijn dat we die switch hebben gemaakt tijdens deze legislatuur.
Ik onthoud vooral dat mevrouw Vogels campagne zal voeren voor CD&V. Bedankt Mieke! (Applaus bij CD&V)
Ik wil maar één opmerking maken. Vermaatschappelijking van de zorg in de mond van minister Vandeurzen, is vooral: “Luister naar mijn woorden en kijk niet naar mijn daden.” (Rumoer)
Wees gerust: ik zal geen campagne voeren voor CD&V. Au contraire.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Vogels, we hebben die discussie nu al zo vaak gevoerd in de commissie. Ik dacht dat u ook voorstander was van een vermaatschappelijking van de zorg. Ik zeg één ding: als wij vinden dat mensen die zorg nodig hebben, mensen met een beperking, ouderen en wie dan ook, erbij horen in de maatschappij, dan is er maar één weg, namelijk de vermaatschappelijking van zorg. Dat is waar inclusie en het opnemen van zorg in de maatschappij hand in hand gaan.
Ik word het echt stilaan beu dat u wat meewarig doet over de vermaatschappelijking van de zorg. Alsof we die mensen maar ergens in een hoekje moeten stoppen. Nee, ze horen erbij in onze maatschappij. We willen allemaal mee die zorg opnemen. (Applaus bij CD&V)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.