Verslag plenaire vergadering
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Lieten.
De heer Sabbe heeft het woord.
Minister, op het sp.a-congres waar u waarschijnlijk ook aanwezig was, heeft men geprobeerd om de rollen om te keren. Minister Van den Bossche heeft daar gezegd dat verkozen politici niet meer in de privésector zouden mogen werken. Ik heb daarop gerepliceerd dat een ondernemend politicus niet hetzelfde is als een beroepspoliticus die onderneemt met belastinggeld. Ik vind dat een belangrijke nuance, ik sta daarachter.
We weten allemaal dat de economie in ons land en wereldwijd en heel de sociale sector onderhouden worden door de werkenden. Daarom is het in elk parlement belangrijk dat er een reflex is naar wat werken is, en vooral dan in die privésector. De overheidssector heeft ook zijn redenen van bestaan, maar de privé betaalt de bijdragen voor heel het bestel. Daarom moeten mensen uit die sector hier vertegenwoordigd zijn, niet alleen ondernemers maar iedereen die er actief is.
Op de uitspraken van minister Van den Bossche volgde een zekere eensgezindheid over de zogenaamde ontluizingsperiode voor politici die een uitvoerend mandaat afronden. Ze zouden geen belang kunnen nemen in de privé. Ik ben het daar niet mee eens. Ik heb onmiddellijk de bedenking: gaat het over een eigen bedrijf of over een bedrijf waar men aangetrokken wordt vanwege de politieke connecties? Dat is een groot verschil.
Er bestaat al een deontologische code, dat werd in de media vermeld. Volksvertegenwoordigers worden daarin opgeroepen om voorrang te geven aan het algemeen belang en elke vorm van belangenvermenging te vermijden.
Minister, acht u het nodig om boven op de bestaande deontologische code nieuwe wetgevende initiatieven te nemen en aan het parlement voor te leggen? Wil sp.a verder gaan dan de huidige code?
Minister Lieten heeft het woord.
Mijnheer Sabbe, ik wil minister-president Peeters verontschuldigen, die nog in Zuid-Afrika vertoeft.
U verwijst naar de uitlatingen van minister Van den Bossche op het visiecongres van mijn partij. Het was voor iedereen duidelijk dat ze deze uitspraken deed als mandataris van de partij en niet als minister in een regering.
Uiteraard is dit onderwerp zeker een debat waard. Ik wil even aangeven dat er al heel wat bestaat. Wij allemaal hier hebben regels waaraan we ons moeten houden. In de eerste plaats is er de individuele integriteit waarbij iedereen zich probeert te gedragen naar de normen en waarden van de functie die hij invult. Dat is een persoonlijke verantwoordelijkheid die iedereen draagt. Daarnaast zijn er organisatorische elementen die ons helpen om dat te doen, zoals de deontologische code en wettelijke bepalingen over onverenigbaarheden.
Ik verwijs naar een omzendbrief van 24 juli 2009 van de Vlaamse Regering, waarin alle onverenigbaarheden nog eens opgelijst worden, waarin ingegaan wordt op het cumulverbod en andere zaken die een minister beter niet zou doen. Dat gaat ook over de deontologie. Er staat bijvoorbeeld in dat een lid van de Vlaamse Regering ieder conflict tussen tegenstrijdige belangen moet vermijden, dat onze eigen onafhankelijkheid niet mag worden aangetast.
Voorts zijn er de bepalingen uit de wetgeving op de overheidsopdrachten, bedoeld om over de onafhankelijkheid te waken. Ministers en hun uitvoerders mogen zich op geen enkele manier met de zaken bemoeien. Ik moet ook de wetgeving op de voorkennis van financiële transacties vermelden, en op het feit dat wij al onze mandaten en vermogens moeten melden.
Desalniettemin verandert de samenleving. Het is nuttig en wenselijk om stil te staan bij de vraag of wij over voldoende tussenschotten beschikken. Het zou evenwel wat onkies zijn om dat debat in de Vlaamse Regering te voeren. Ik denk dat de politieke partijen en het parlement dat moeten doen. Mijn partij is vragende partij om dat debat te voeren. Maar dit is op dit ogenblik geen zaak voor de regering.
Er is het decreet over het deugdelijk bestuur in de Vlaamse overheidssector. Dat decreet verwijst naar de code-Daems, opvolger van de code-Lippens. Gelukkig kwam die opvolger er, want de naam ‘Lippens’ is niet echt aanvaardbaar meer. In dat decreet zitten mogelijkheden die misschien naar de provincies, gemeenten en intercommunales moeten worden uitgebreid. Om transparantie te bereiken – en wij staan achter dat doel – moet de code-Daems op de intercommunales en ten dele ook op de provincies worden toegepast. In dat geval moeten wij dan stellen dat onafhankelijke bestuurders gedurende maximaal twaalf jaar een mandaat mogen opnemen. Op Vlaams niveau moet die regel al worden gerespecteerd; waarom dat niet naar alle overheden doortrekken? Dat zal de transparantie ten goede komen en voorkomen dat men misbruik maakt van relaties met een aantal bedrijven.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil kort herhalen wat ik afgelopen zondag al heb gezegd. Het is een goede zaak dat het parlement in zijn samenstelling die van de samenleving weerspiegelt. Wij doen zelfs inspanningen om bepaalde sociale groepen aan te moedigen om vertegenwoordigd te geraken. Het zou dus bizar zijn om de ondernemers uit te sluiten. Iedereen is welkom, zeker de dynamische krachten van onze samenleving. Er is een deontologische code, en wij moeten nagaan of die moet en kan worden aangepast. Ondertussen is er een breed draagvlak in Vlaanderen om te stellen dat dit kan. Ik verwijs dan naar krantenartikels, waaronder het artikel van Bram Wauters in De Tijd: ondernemers zijn welkom in het parlement. Er zijn al goede afspraken gemaakt, maar als die deontologische code nog moet worden verduidelijkt, dan moet dat maar.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, natuurlijk kunnen wij hierover het debat voeren. Toch moet worden gezegd dat de politieke wereld er altijd in slaagt om een aantal deontologische geschreven of niet-geschreven regels te overtreden, en dan zichzelf een nieuwe regelgeving op te leggen. Zo zit dat, en ik vind dat bijzonder jammer. Men moet doen wat men moet doen en wat is geoorloofd, en vooral niet doen waarvan iedereen vindt dat het niet is geoorloofd.
Laat ons ook het moment waarop dit voorstel is gelanceerd, niet uit het oog verliezen. Dit voorstel kwam er op het ogenblik dat Electrawinds het nieuws beheerste. Het is alleen bedoeld om het debat over de vraag waarom er zoveel Vlaams overheidsgeld naar Electrawinds is gevloeid, naar de achtergrond te duwen. Laten wij dat toch vooral niet vergeten. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, politiek is geen noodzakelijk kwaad, maar een instrument om de maatschappij te ordenen. En het is duidelijk dat een teveel aan regeltjes niet leidt tot meer transparantie. Wij zijn echt geen tegenstanders van een deontologische code of de verfijning ervan, maar dat moet wel aansluiten bij de realiteit.
Wij willen geen parlement van enkel ambtenaren, vrijgestelden van bepaalde organisaties of mensen die om den brode aan politiek moeten doen, de zogenaamde brooddoospoliticus, die zich zodanig moet vastklampen aan een mandaat, dat er geen enkele ruimte meer is om in de maatschappij nog andere dingen te doen dan politiek.
Wij zijn geen voorstander van nog meer schotten in de politiek. Wij willen integendeel schotten wegwerken, om zo veel mogelijk mensen, ook gewone mensen, de gelegenheid te geven om aan politiek te doen en hun verantwoordelijkheid en engagement op te nemen. Te veel regeltjes leiden ertoe dat een aantal mensen niet meer aan politiek kunnen of willen doen, en dat is absoluut uit den boze.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer Sabbe, ik apprecieer de serene manier waarop u de vraag stelt. Het staat een beetje in contrast met de kretologie van vorige week. Het is net die kretologie die aan de basis lag van de oproep van mijn partij om na te denken over hoe we enerzijds van dit parlement een zo goed mogelijke afspiegeling van de maatschappij kunnen maken, maar er anderzijds ook voor kunnen zorgen dat elk van de 124 parlementsleden de vrijheid heeft om een standpunt in te nemen, zonder dat iemand onmiddellijk denkt dat dat is omdat deze of gene belangengroep of bedrijf bediend moet worden.
Daarom willen wij, samen met iedereen, het gesprek aangaan. We zullen zien hoever we komen. We moeten bekijken welke maatregelen nodig zijn om het vertrouwen en de representativiteit aan elkaar te koppelen.
De heer Diependaele heeft het woord.
We zijn het erover eens dat het een goede zaak is dat dit debat gevoerd wordt. Naar mijn aanvoelen zal de uitkomst van het debat een verzoening moeten zijn tussen twee zeer belangrijke principes. Ten eerste: het vermijden van belangenvermenging. Er mag voor een politicus maar één belang van tel zijn, namelijk het algemeen belang, en niet het particuliere belang. Dat moeten we absoluut vermijden. Er is zo’n beetje een niemandsland, een grijze zone tussen illegaal en legaal.
Ten tweede: als het plaatsen van schotten de bedoeling heeft om ondernemers niet toe te laten tot parlementen, of dat te bemoeilijken, zou dat een zeer slechte zaak zijn. Het is absoluut van belang dat alle onderdelen van de maatschappij vertegenwoordigd zijn in een parlement.
Laat ons duidelijk zijn dat deontologie de verantwoordelijkheid is van elk individueel parlementslid, elke minister, elke politicus. Het zal altijd van hem persoonlijk afhangen hoe die daarmee omgaat. Maar het zal ook altijd zeer moeilijk blijven om daar algemene uitspraken over te doen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Sabbe, het was absoluut niet de bedoeling om de indruk te wekken dat ondernemers geen plaats hebben in een parlement. Ook mijn partij vindt dat heel wat diverse groepen in de maatschappij vertegenwoordigd moeten zijn in een parlement.
De concrete aanleiding was wel degelijk het dossier Electrawinds. We hebben kunnen vaststellen dat op sommige momenten politieke deontologie zeer ver weg is. De vraag is of je daar niet een stuk regelgeving aan moet koppelen. Maar ik maak mij geen begoocheling: uiteraard zal dit niet heel het probleem oplossen.
Ik blijf nog wat op mijn honger zitten in verband met vorige week, minister. Vorige week hebben we een technische uitleg gekregen over waarom er zowat 160 miljoen euro direct en indirect naar Electrawinds is gegaan, maar wat mij betreft, volstaat die technische uitleg niet. Ik hoop dat we in de commissie, eventueel via hoorzittingen, kunnen bekijken of er wel degelijk iets meer aan de hand is. Want die essentiële vraag is nog altijd niet beantwoord.
Collega’s, ik ben het eens met de collega’s die zeggen dat het in de eerste plaats een persoonlijke verantwoordelijkheid is van eenieder om altijd zijn eigen gedrag af te wegen en te kijken of hij handelt in overeenstemming met de waarden, normen en regels.
Er zijn organisatorische codes, cumulatieverboden en andere die ons daarbij helpen. Het is nuttig en noodzakelijk om die geregeld te evalueren, rekening houdend met de actuele situaties.
Als we het debat eerlijk willen voeren, moeten we er nog een derde element aan toevoegen. Het gaat immers niet alleen om belangenvermenging, maar vaak ook over de perceptie dat er misschien belangenvermenging zou kunnen zijn. Dat is wat ook in het debat binnensluipt, dat het ons moeilijk maakt en dat het politieke metier soms ten onrechte mee naar beneden haalt. Maar dat zijn dan veeleer begoochelingen.
Collega’s, dit is geen regeringszaak. Wij hebben er op dit moment geen behoefte aan om onze omzendbrief aan te scherpen. Maar wij zijn, zoals iedereen denk ik, vragende partij om dit debat verder te voeren en te bekijken of er verfijningen nodig zijn.
Mijnheer Rzoska, mijnheer Tommelein en mijnheer Van den Heuvel, het doet mij plezier dat ik hier als ondernemend politicus welkom ben. Bedankt daarvoor. Na vier en een half jaar geeft dat toch een bepaald gevoel van warmte. Mijnheer Tommelein, ik weet dat dit niet zo persoonlijk te nemen is, maar waarom zou ik het niet zeggen?
Mijnheer Van Hauthem, u hebt gelijk. Het was een strategie van het congres. Door de rollen om te keren, heeft men de aandacht afgeleid van de essentie: het ongeoorloofd gedrag van de heer Vande Lanotte als voorzitter van de raad van bestuur. Dat is heel duidelijk. Bepaalde media zijn daarin gevolgd, andere gelukkig niet.
Last but not least zou ik van hieruit een oproep willen doen aan organisaties zoals Voka en UNIZO opdat ze het middenveld als voorbeeld zouden nemen, en mensen betalen en delegeren om hier in het parlement vanuit de invalshoek van ondernemend en werkend Vlaanderen een grotere vertegenwoordiging te hebben. Uiteindelijk worden hier toch de beslissingen genomen die het speelveld, de omgeving bepalen van wat er in ondernemend Vlaanderen gebeurt. Veel van die spelregels worden hier bepaald, vaak niet door mensen die weten wat het in de praktijk allemaal voorstelt. Ze hebben misschien wel de beste bedoelingen, maar ze kennen niet altijd de ervaring ‘on the field’.
De actuele vraag is afgehandeld.