Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het activeringsbeleid van leefloners is de voorbije dagen plots in het nieuws gekomen. Er was zelfs een OCMW-voorzitter – niet nader genoemd en helaas afwezig – die het idee naar voren schoof om voor leefloners gemeenschapsdienst verplicht te maken. Het idee is ‘voor wat, hoort wat’: tegenover een leefloon moet ook een prestatie staan.
Vorig jaar waren er ongeveer 150.000 mensen met een leefloon in België, 30 procent in Vlaanderen. Het is een zeer heterogene groep, met bijvoorbeeld veel jonge mensen die studeren, maar een groep met veel meer potentieel voor onze arbeidsmarkt dan we zouden denken. Er was een tijd dat het leefloon en het OCMW als een soort van vergeetput voor de arbeidsmarkt werd beschouwd. Gelukkig is dat verleden tijd. Heel veel OCMW’s werken aan de activering van leefloners en proberen die mensen te begeleiden naar maatschappelijke integratie. En wat is een betere maatschappelijke integratie dan een job?
Ook uw voorganger zag het potentieel. Via een reeks proeftuinen werden, samen met een aantal OCMW’s, verschillende methodieken uitgetest om leefloners te activeren en aan een job te helpen, met succes. Van die groep werd ongeveer 43 procent effectief toegeleid naar werk. 43 procent is een goed uitstroompercentage als men weet dat de VDAB nu een gemiddelde uitstroom van 48 procent heeft. De onderzoekers van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) schatten dat ongeveer twee derde van de leefloners effectief het potentieel hebben om door te stromen naar een reguliere job.
Of iemand verplichten om gemeenschapsdienst te doen, de doorstroming naar werk zal verbeteren, is voor discussie vatbaar. Een traject naar werk, met alle ingrediënten, is wel degelijk nuttig.
Minister, u hebt expertise, de VDAB heeft expertise. Hoe zult u, samen met de VDAB, de activering van leefloners versterken, zodat die mensen effectief naar een job worden toegeleid?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, wat mevrouw Homans naar voren heeft gebracht, is de vraag of ze aan personen met een leefloon de verplichting kan opleggen om een gemeenschapsdienst uit te voeren – zoals in Nederland, en eventueel ook in een soort traject naar werk – en dat wie weigert, ook kan worden gesanctioneerd. Vandaag kan zij dat niet, en vandaar haar vraag.
Uw vraag is of ik, samen met de VDAB, alle leefloners kan begeleiden en een traject naar werk kan aanbieden. Neen, alle niet. U zegt het ook genuanceerd in uw vraag. Er zijn een aantal mensen met een leefloon die vandaag niet geschikt zijn voor de arbeidsmarkt. Wat kan de VDAB wel? Iedereen is natuurlijk vrij om zich in te schrijven als werkzoekende. Iemand die zich inschrijft als werkzoekende, is vrij om te zeggen of hij een leefloon heeft of niet heeft. Dat is privacy. De VDAB probeert voor iedereen een traject op maat te hebben. Zij die zeggen dat ze een leefloon hebben, geven een extra knipperlicht aan de consulent dat het gemakkelijker maakt om in een traject naar werk te voorzien.
Er zijn vandaag al speciale projecten. Kunnen we nog een stap verder gaan? Ik denk het wel. U suggereerde in de schriftelijke vraag die ik kreeg naar aanleiding van deze actuele vraag, om met elk OCMW een overeenkomst af te sluiten om afspraken te maken. Het zou geen slecht idee zijn om dat te doen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten als overkoepelend orgaan van de OCMW’s. We zouden kunnen zeggen dat voor elke persoon met een leefloon van wie het OCMW inschat dat hij een traject naar werk kan volgen, een traject wordt gemaakt.
Als dat niet gebeurt, worden die mensen gesanctioneerd en dergelijke meer. Daar wringt het schoentje. Het OCMW kan niemand opleggen om een traject te volgen bij de VDAB en kan daar niet op sanctioneren. Zo ben ik opnieuw waar mevrouw Homans was, met name een gebrek aan verplichting om aan die mensen eenzijdig een aantal taken op te leggen.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben er blij mee, in die zin dat het noodzakelijk is dat we vanuit de VDAB met elk OCMW gaan samenwerken. Dat dat gebeurt met een overkoepelende overeenkomst, is zeer goed. Die samenwerking moet effectief op het terrein worden uitgerold. Ik denk niet dat we onze paraplu moeten opsteken door te zeggen dat de regelgeving het ons allemaal niet toelaat. Ik denk dat we op het terrein actie moeten ondernemen en voortgaan op de ingeslagen weg.
Als er dan aanpassingen aan de federale regelgeving nodig zijn, dan reken ik erop dat u dat in het Overlegcomité aankaart bij uw federale collega en op die manier een doorbraak realiseert om daar de regelgeving aan te passen. U zult alleszins bij ons een partner vinden om dat op een goede en constructieve manier te doen, ook op federaal niveau.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, als we ervan uitgaan dat het hebben van een job de beste dam is tegen armoede en de beste manier om te voorkomen dat mensen in de armoede terechtkomen of er te lang in blijven circuleren, dan geldt dat natuurlijk ook voor degenen die een leefloon ontvangen. Bijvoorbeeld het laten opdoen van werkervaring door die mensen is ook een goede manier om hun kansen te geven om door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Bovendien is het een goede maatregel om te voorkomen dat men in een sociaal isolement verzeild geraakt. Indien we uitgaan van een rechten- en plichtenverhaal, denk ik dat de ontvangers van een leefloon verhoogde kansen moeten krijgen om deel te nemen aan werkervaringsprojecten om door te groeien naar de arbeidsmarkt. Ik ondersteun de vraag om via het Overlegcomité tot een aanvaardbare overeenkomst te komen met de federale overheid, ook ten voordele van de ontvangers van een leefloon.
De heer Lachaert heeft het woord.
Voorzitter, minister, we moeten goed weten waarover we spreken. Er bestaat voor de leefloner wel degelijk de verplichting om zich maatschappelijk te integreren. Men heeft die plicht. Ik ben zelf OCMW-voorzitter. In ons OCMW hebben wij tussen 2009 en 2010 het aantal steunaanvragen met 40 procent verminderd. We hebben dat gedaan door die mensen actiever te gaan opvolgen. Ik kan natuurlijk de oproep op dat vlak volledig steunen, maar OCMW’s hebben vandaag al heel wat hefbomen. Zeer belangrijk en hier nog niet genoemd, is het traject van artikel 60 van de OCMW-wet. Men kan wel degelijk mensen uit dat publiek met de juiste attitude naar een tewerkstelling brengen. Op dat vlak hebben wij niet echt nieuwe initiatieven nodig maar de bestaande initiatieven kunnen de lokale OCMW’s zeker verplichten tot meer actie.
De heer Van Malderen heeft het woord.
De beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt is vandaag al een voorwaarde om het leefloon te ontvangen. Het is niet zo dat als mensen daar niet op ingaan, het leefloon niet zou kunnen worden geschrapt, alleen zijn dan de problemen niet van de baan. Begeleiding is voor ons absoluut cruciaal. De heer Bothuyne heeft verwezen naar de twaalf proeftuinen die vorige legislatuur zijn opgezet. Die zijn ondertussen ook geëvalueerd. Een van de zaken die daaruit voortkomen, is dat er absoluut werk aan de winkel is om die twee actoren, OCMW’s en VDAB, dezelfde taal te laten spreken. We zien grote verschillen in benadering inzake intake. We zien grote verschillen inzake het opzetten van een opleidingsagenda. Ik vraag dat uit die conclusies de les wordt getrokken dat we dit over heel Vlaanderen uitrollen, om die twee actoren dezelfde taal te laten spreken en effectief te laten samenwerken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik begrijp uiteraard de vraag van collega Bothuyne maar ik moet eerlijk zeggen dat ik de opmerkingen van mevrouw Homans absoluut niet begrijp. Minister, is het niet zaak dat u iemand die al elf maanden voorzitter is, eens wijst op haar eigen regelgeving? U verwijst naar de VVSG. Die heeft al gereageerd en gezegd dat op dit moment de OCMW’s wel degelijk instrumenten in handen hebben om leefloners te activeren.
Dat is trouwens een essentieel element om dat leefloon te ontvangen. De heer Lachaert heeft dat goed gezegd. Ik hoor u zeggen dat u misschien beter moet samenwerken, dat u misschien eens moet praten met de VVSG en de VDAB, maar eigenlijk bestaan er vandaag al heel wat instrumenten. De vraag is of we die instrumenten, zoals dat artikel 60, niet gewoon moeten versterken.
Ik meen dat er hier en daar wat misverstanden zijn. Mijnheer Lachaert, natuurlijk kunnen er een aantal instrumenten worden ingezet, maar als een leefloner niet wil ingaan op het vervullen van gemeenschapsdienst, dan kan dat nog altijd. Er moet immers een overeenkomst worden gemaakt met die leefloner. Pas als de beide zijden dat hebben ondertekend, is er echt een overeenkomst. Men heeft het over beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, maar niet iedereen is geschikt om meteen naar de arbeidsmarkt te gaan.
Mevrouw Homans zegt dat het gaat om 95 procent. Ik ben blij met die correctie.
De beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt is iets anders dan bijvoorbeeld het vervullen van gemeenschapsdienst zoals dat in Nederlands gebeurt. Daarover ging het. Kan men iemand verplichten om bijvoorbeeld gedurende een periode mee de openbare tuinen te onderhouden? Dat kan als de tegenpartij, de persoon met het leefloon daarmee akkoord gaat. Mijnheer Bothuyne, kan het volgens u dat morgen een leefloner wordt verplicht zich in te schrijven bij de VDAB, en dat hij verplicht een traject moet volgen, en dat die persoon wordt bestraft – door het OCMW, welteverstaan –als dat traject niet naar behoren wordt gevolgd? Vandaag is dat alleszins niet de praktijk. De inschrijving bij de VDAB is vrijwillig, is geen verplichting. Iedereen die zich vrijwillig inschrijft, die wordt volledig geholpen door de VDAB, met speciale trajecten. Binnen de tenders is er sprake van een aantal trajecten. We kunnen dit echter niet verplichten.
Mijnheer Rzoska, als op een bepaald moment dus iemand bij het OCMW komt die geschikt wordt geacht voor de arbeidsmarkt, maar die persoon heeft daar geen zin in, dan kan die persoon weigeren als het OCMW hem vraagt dat te doen. Ik zeg ‘als’, ik zeg niet dat dit het geval is. Hij kan weigeren een dergelijke overeenkomst te sluiten. Dan wordt daar geen automatische sanctionering aan gekoppeld. Dat is net wat ik vraag. Ik wentel de verantwoordelijkheid niet af. U weet dat we een decreettekst over het welzijn-werktraject, het ontwerp van W2-decreet, aan het voorbereiden zijn. Dat bevindt zich in een laatste fase. Dat gaat over veel meer mensen dan mensen met een leefloon. Daarbij gaan we eigenlijk echt bekijken hoe die samenwerking tussen OCMW en VDAB kan worden geoptimaliseerd, zodat die weg van werk naar welzijn of van welzijn naar werk – dus in de twee richtingen – beter kan worden afgelegd, met in de toekomst één verantwoordelijke.
Ik open mijn paraplu helemaal niet, maar als we een stap verder willen zetten, zoals mevrouw Homans ook voorstelde, in de richting van de mogelijkheid tot verplichting en sanctionering, dan is er regelgeving nodig, voor zover ik weet. Mijnheer Bothuyne, ik ben echter heel blij dat u voorstelt dat te vragen in het Overlegcomité. Mijn partij zal dat steunen, naar ik veronderstel zowel Vlaams als federaal. Ik zal dat dus zeker voorbereiden in de Vlaamse Regering en ik hoop dat we binnen de Vlaamse Regering een akkoord kunnen vinden, zodat dit kan worden voorgelegd aan het Overlegcomité.
Ik meen inderdaad dat we voor iedere leefloner die daartoe in staat is, moeten komen tot een traject naar werk. Samenwerking tussen het OCMW en de VDAB is daarbij essentieel. Ik ben heel blij met de stappen die u hier aankondigt. Ik meen dat mevrouw Homans net iets te kort door de bocht is gegaan in haar communicatie, maar ik ben blij dat we samen naar een standpunt kunnen gaan ten opzichte van de Federale Regering, opdat daar waar nodig, een aantal elementen van de regelgeving kunnen worden aangepast. (Opmerkingen bij de N-VA)
Minister, ik reken erop dat u wat u hier zegt, ook effectief zult doen. We hebben uw beleidsbrief ter beschikking. Morgen wordt die besproken. Ik heb die mooi nagelezen, maar ik heb daarover helaas niets teruggevonden. Ik hoop dus dat wat u hier zegt, effectief werkelijkheid wordt, en dat u daadwerkelijk tot die samenwerking komt tussen OCMW en VDAB, zodat we elke leefloner zo snel mogelijk aan een baan kunnen helpen.
De actuele vraag is afgehandeld.