Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot spoedbehandeling
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Sas van Rouveroij bij motie van orde een voorstel tot spoedbehandeling gedaan van het voorstel van gemotiveerd subsidiariteitsadvies van mevrouw Fientje Moerman en de heren Matthias Diependaele, Sas van Rouveroij, Lode Vereeck en Koen Van den Heuvel over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer.
Ik veronderstel dat de heer van Rouveroij even zal toelichten waarom om het parlement moet overgaan tot de spoedbehandeling.
De heer van Rouveroij heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Moerman zal de hoogdringendheid toelichten.
Mijn excuses.
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Voorzitter, ik zal eerst de hoogdringendheid toelichten zonder in te gaan op de inhoud van het advies of het voorstel van richtlijn.
Het is zo dat in het kader van het Verdrag van Lissabon de subsidiariteitscontrole werd ingevoerd die ook het Vlaams Parlement toekomt, aangezien het Vlaams Parlement hier fungeert als nationaal parlement.
De hele procedure voor het subsidiariteitsadvies is binnen België het voorwerp van bijkomende regels. Waarom? De Europese Unie erkent alleen nationale parlementen als aanspreekpunt, hoewel een groot deel van de wetgevende bevoegdheden hier exclusief is toebedeeld aan de deelstaten.
Daarom heeft België bij de ondertekening van het Verdrag van Lissabon een verklaring afgelegd die verduidelijkt dat de parlementen van gemeenschappen en gewesten waaronder ook het Vlaams Parlement, in functie van de bevoegdheden die de Unie uitoefent, optreden als componenten van het nationaal parlementair stelsel.
Er is een samenwerkingsakkoord gesloten tussen alle Belgische parlementen in uitvoering van die verklaring. Dat akkoord is nog niet in werking, maar er zijn al afspraken over de informatiedoorstroming die operationeel zijn en dus ontvangt het Vlaams Parlement alle Europese wetgevingsvoorstellen die door de betrokken Europese instellingen worden verspreid via de Senaat. Indien er zon subsidiariteitsbezwaar is, dan moet het antwoord aan Europa worden gegeven via de Kamer.
Bij ons is dat geregeld in artikel 112 van het reglement van het Vlaams Parlement. Het probleem is echter dat dit allemaal heel korte deadlines vereist. De deadline bij deze richtlijn en het betreft een voorstel van richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer voor het overmaken van de bezwaren aan de commissie is 13 mei, volgende maandag dus. Vandaag is de laatste nuttige datum waarop dit parlement zich eventueel voor een subsidiariteitsbezwaar kan uitspreken, vandaar de hoogdringendheid.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Dan stemmen wij bij zitten en opstaan over het voorstel tot spoedbehandeling.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel wensen aan te nemen, wordt verzocht op te staan.
De tegenproef.
Het voorstel tot spoedbehandeling is aangenomen. Dan stel ik voor dat het voorstel van gemotiveerd subsidiariteitsadvies van mevrouw Fientje Moerman en de heren Matthias Diependaele, Sas van Rouveroij, Lode Vereeck en Koen Van den Heuvel over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Het incident is gesloten.
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van gemotiveerd subsidiariteitsadvies van mevrouw Fientje Moerman en de heren Matthias Diependaele, Sas van Rouveroij, Lode Vereeck en Koen Van den Heuvel over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Ik wil kort ingaan op de inhoud van het voorstel van richtlijn. Het is een voorstel van richtlijn dat de lidstaten ertoe verplicht om MROs op te stellen. Dat zijn maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en strategieën om een geïntegreerd kustbeheer vast te stellen en uit te voeren. Deze plannen moeten ervoor zorgen dat diverse sectorale activiteiten die plaatsvinden in maritieme wateren en kustzones zoals daar zijn visserij, natuur, recreatie, scheepvaart, energie enzovoort op elkaar worden afgestemd.
De richtlijn bevat verschillende bepalingen waaraan deze ruimtelijke ordeningsplannen moeten voldoen zoals het gedetailleerd in kaart brengen van de activiteiten langs de kustzones. Men moet bij het opstellen van MROs rekening houden met diverse aspecten zoals energie, maritieme aspecten, leefmilieuaspecten. De richtlijn bevat ook concrete doelstellingen. De plannen moeten ertoe strekken een bijdrage te leveren aan het verzekeren van de energievoorziening in de Unie, het bevorderen van maritiem transport, de toegankelijkheid van de havens en de transportveiligheid, het aanmoedigen van duurzame ontwikkeling, de groei van visserij en aquacultuursector, en het behoud, de bescherming en de verbetering van het milieu. Het verlies van de biodiversiteit en de degradatie van ecosystemen moeten eveneens een halt worden toegeroepen om klimaatbestendige zee- en kustgebieden te garanderen.
Het voorstel bevat ook minimumeisen met betrekking tot maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en kustbeheersstrategieën die gecoördineerd of geïntegreerd moeten zijn, effectieve grensoverschrijdende samenwerking garanderen en de grensoverschrijdende effecten van de plannen en strategieën en betreffend zeegebied en gerelateerde kustzones identificeren.
Het uiteindelijke doel van de richtlijn is het vergemakkelijken van coherente en duurzame uitvoering van onder meer de kaderrichtlijn mariene strategie, de richtlijn hernieuwbare energie, het initiatief voor maritieme autostrades, de Habitat- en Vogelrichtlijnen en het nog te herziene gemeenschappelijke visserijbeleid middels maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kuststrategieën.
Er is een rapportageplicht die zich ook uitstrekt tot data die een impact hebben op de socio-economische groei. Zo zal men bijvoorbeeld in het kader van deze richtlijn het aantal seizoensbanen aan de kust moeten rapporteren, naast andere zaken zoals de ecologische toestand van zee en kust.
Volgens de Europese Commissie, die dat ook telkens moet motiveren, is dit voorstel in lijn met het principe van de subsidiariteit aangezien de effectieve planning, de afbakening en de implementatie van de maritieme ruimtelijkeordeningsplannen een zaak blijft voor lidstaten en lokale overheden.
Een aantal parlementen in de EU hebben al een subsidiariteitsbezwaar aangenomen. Het gaat om de Zweedse Rikstag, de Eerste Kamer en de Tweede Kamer in Nederland, de Bundestag, het Litouws parlement en de Poolse senaat. Een aantal lidstaten doen dit niet, om de evidente reden dat ze geen kust hebben.
De vraag is dus of het Vlaams Parlement zich bij deze subsidiariteitsbezwaren wil aansluiten. Waarom zouden we dat doen? Ik zal eerst uitleggen waarom we het niet moeten doen. We moeten dit niet doen omdat we de doelstellingen in het voorstel, namelijk de uitbouw van een kader voor maritieme ruimtelijkeordeningsplannen ter bevordering van een op ecosystemen gebaseerde economische groei voor de zee- en kustgebieden, niet zouden onderschrijven. Volgens mij zijn we het daar allemaal mee eens. We moeten dit doen omdat het voorstel van de Europese Commissie onvoldoende onderbouwt wat de meerwaarde is van de Europese verplichtingen ter zake ten opzichte van de afstemming die nu al tussen lidstaten met gedeelde zee- en kustgebieden bestaat. Bovendien ben ik van mening dat de zogezegde voordelen van een Europese kaderrichtlijn niet in redelijke verhouding staan tot de administratieve lasten en kosten die de richtlijn met zich zou meebrengen. We denken ook dat het voorstel van Europese kaderrichtlijn geen rekening houdt met de specifieke behoeften van de verschillende maritieme gebieden. Er is nu ook al samenwerking tussen de lidstaten.
Indien we dit subsidiariteitsbezwaar aannemen, vragen we de Europese Commissie niet om geen richtlijn op te stellen. Als een derde van de stemmen die aan de parlementen van de lidstaten toebehoren zich verenigen, moet de Europese Commissie het voorstel opnieuw in overweging nemen en het voorstel opnieuw motiveren. Dat is wat we vragen.
Er is een nog verregaander procedure. Indien de helft van de stemmen zich verenigt, gaat het om een zogenaamde rode kaart. Ik denk niet dat dit zal gebeuren. Wat wij beogen, is de zogenaamde gele kaart. Als een derde van de stemmen verenigd is, moet de Europese Commissie dit heroverwegen, minstens beter motiveren en liefst ook een richtlijn voorstellen met minder administratieve lasten, met minder rapportageverplichtingen en met minder ingrijpende verplichtingen. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, we hebben de hoogdringendheid niet enkel gesteund omdat er nu eenmaal, los van de beslissing die het Vlaams Parlement straks zal nemen, een deadline is. Onze fractie heeft gisterenmiddag kennis kunnen nemen van het verzoek. We hebben de vraag gekregen dit eventueel te steunen. Die vraag heeft zich niet vertaald in een handtekening op het document. Tot daar reikt de verkramptheid. Inhoudelijk zijn we het hier alvast mee eens.
Volgens mij is dit de eerste keer dat het Vlaams Parlement gebruik maakt van de mogelijkheid een subsidiariteitsadvies over een nakende Europese regelgeving uit te brengen. De redenen waarom we bezwaren hebben en waarom het Vlaams Parlement, indien dit voorstel zou worden goedgekeurd, zich tegen de op stapel staande regelgeving keert, is door mevrouw Moerman in extenso toegelicht. We zijn het daarmee eens.
Dit voorstel biedt ons mogelijkheden. Indien de parlementen van lidstaten dit voorstel ook zouden goedkeuren, zouden we niet enkel een gele kaart, maar misschien ook een rode kaart kunnen uitreiken. Wij hebben daar natuurlijk geen vat op. Wij kunnen met betrekking tot de op stapel staande richtlijn enkel ons steentje bijdragen.
In die zin is het alvast een ernstig signaal. Indien voldoende lidstaatparlementen het hiermee eens zouden zijn, zal de Europese Commissie dit opnieuw moeten bekijken. We steunen het voorstel om deze reden en ook om inhoudelijke redenen.
Ik heb nog een praktische vraag. Mevrouw Moerman heeft al verwezen naar de talrijke discussies die in het verleden zijn gevoerd. Het gaat dan niet om de inhoud, maar om de procedure. De EU erkent enkel lidstaten. Binnen België is een heel mechanisme afgesproken. Dit mechanisme regelt hoeveel deelstaatparlementen een voorstel moeten aannemen om het aan de Europese Commissie te kunnen doorspelen. Belangrijk is ook of het om zuiver federale bevoegdheden of om gemengde bevoegdheden gaat. Daarnaast is alles ook nog eens in taalgebieden ingedeeld.
U hebt verwezen naar het samenwerkingsakkoord dat nog niet van kracht is, maar waar men zich min of meer toch naar richt. Ik heb slechts één vraag. Het gaat hier over de kust. Gaat het dan om een exclusieve bevoegdheid van het Vlaamse Gewest? Of hebben wij gewoon een informatieve vraag binnen dit koninkrijk nog een ander parlement met een ander taalregime nodig, zoals dat in het samenwerkingsakkoord staat, om de commissie hiervan effectief op de hoogte te stellen? Of zijn wij, gelet op de inhoud van dit voorstel, als Vlaams Parlement alleen gemachtigd? Zijn we, indien we dit goedkeuren, dan zeker dat het automatisch ook de Europese instanties bereikt, zij het via de Belgische postbus?
Het zal de Europese instanties inderdaad bereiken via de Belgische postbus. Nu, het is zo dat het gewicht van de stem van een parlement afhangt van het stelsel in het bepaalde land. In landen met een eenkamerstelstel heeft het parlement twee stemmen, weegt het dus voor twee. Wij wegen voor één, maar met onze stem hebben we een volwaardige stem. We treden op als nationaal parlement. Dit zal ook doorgaan naar de Europese Unie.
De heer Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik stel vast dat dit voorstel tot stand komt via een wisselmeerderheid en dat niet alle regeringspartijen hieraan deelnemen. Dat is geen kritiek, maar een vaststelling van een politiek feit.
Inhoudelijk wil ik het toch even hebben over het aspect ruimtelijke ordening. Wanneer we kennisnemen van alle ruimtevragen op zee, zoals de visserij, Natura 2000, de havens, energie, de Vlaamse en federale bevoegdheden op zee, de internationale samenwerking met Nederland enzovoort, dan lijkt mij een ruimtelijke planning op zee een interessant instrument om de zaak goed te beheren. Als er zoveel ruimtevragen zijn uit verschillende sectoren, kan ik me niet van de indruk ontdoen dat, wanneer we niets doen, de eerste aan zet is. Wat Europa hier doet, is voorkomen dat we brokken maken. Het Europese initiatief om aan te dringen op ruimtelijke planning en overleg is een richtlijn, geen verordening. We hebben alles in handen om zelf de regie te voeren. We moeten daar een kans in zien, geen bedreiging. We steunen deze vraag dus niet. (Applaus bij Groen)
De heer Vandaele heeft het woord.
Dat Europa een initiatief neemt voor de zee als grensoverschrijdend gegeven bij uitstek, daar is op zich niets mis mee. De vraag rijst echter of Europa daar vandaag voor bevoegd is en of het werkingsgebied dat Europa tot het zijne neemt, niet te ruim gaat.
Het gaat in het voorstel voor een richtlijn immers niet enkel om de zee zelf, maar ook om de kustgebieden. Het is belangrijk dat Europa geen bevoegdheden inpalmt die Belgisch zijn, zoals het voor ons belangrijk is dat België geen bevoegdheden inpalmt die Vlaams zijn. We zien immers dat er, los van Europa zelfs, al spanningen rijzen tussen het federale en het gewestelijke niveau. Naar aanleiding van het Marien Ruimtelijk Plan dat op federaal niveau wordt voorbereid door minister Vande Lanotte en de plannen van onze Vlaamse Regering en onze Vlaamse minister Crevits voor de Vlaamse Baaien, heb ik zowel in dit Vlaams Parlement als in de Senaat vragen gesteld over de precieze afstemming tussen het federale en het Vlaamse niveau. Ik heb zelfs gepleit voor een samenwerkingsakkoord, om tegemoet te komen aan wat de heer Peeters zegt.
In het voorstel voor een Europese richtlijn staat weliswaar dat de subsidiariteit wordt gerespecteerd en dat de lidstaten een en ander moeten organiseren conform hun interne bestuurlijke structuur. Dat stelt ons echter niet gerust. Intussen hebben Duitsland, Zweden, Nederland en Polen een subsidiariteitsbezwaar ingediend en stemden enkel het Verenigd Koninkrijk wat mij zelfs wat verbaast en Litouwen voor. Met name Zweden zet zeer duidelijk uiteen waarom het bezwaren heeft. De redenering van Duitsland, Zweden en Nederland is dat het subsidiariteitsprincipe voor de Noordzee misschien wel gevolgd wordt, maar zeker niet voor het luik ruimtelijke ordening, dat een exclusieve bevoegdheid van de lidstaten is.
Daarnaast zijn ze van mening dat de inhoudelijke resultaatsverplichtingen niet proportioneel zijn en dat de extra administratieve lasten te zwaar zijn. Terloops, bij ons zouden die extra administratieve lasten zowel voor het federale niveau verder dan de laagwaterlijn als voor het Vlaamse Gewest tot aan de laagwaterlijn en andere decentrale overheden, zoals de gemeenten van de kuststreek en de provincie gelden.
De bevoegdheid van Europa wordt onder meer door Zweden in twijfel getrokken, net als het gekozen middel van de richtlijn trouwens. Nederland oordeelt dat er misschien wel een wettelijk kader kan worden gevonden voor de procedures van de mariene ruimtelijke ordening en voor een geïntegreerd kustzonebeheer, maar dan zonder inhoudelijke resultaatsverplichtingen.
Mijnheer Peeters, samengevat: wij zijn absoluut voorstanders van een geïntegreerd beleid wat zee- en kustbeheer betreft. U hebt gelijk: allerlei sectoren en bedrijvigheden maken immers aanspraak op diezelfde ruimte, op diezelfde zones. Soms gaat dat harmonieus samen en is dat complementair, maar soms komen die vragen met elkaar in conflict. We zeggen ook niet dat Europa geen rol kan spelen om met betrekking tot de zee een aantal zaken op elkaar af te stemmen, maar het voorstel dat nu ter tafel ligt op Europees niveau, overtuigt ons niet. We willen dus dat een en ander wordt getoetst. Dat is wat we hier vandaag vragen. We zullen dus eigenlijk aan de Europese Commissie vragen om dit te heroverwegen. Om het in Europese vaktermen te stellen: dit is een gele kaart, geen rode.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, de heer Peeters merkte op dat niet alle regeringspartijen dit voorstel mee hebben ondertekend. Inderdaad. Dat is ook niet onlogisch: dit onderwerp maakt ook geen deel uit van het regeerakkoord. Ik wil graag onze houding met betrekking tot dit document toelichten.
Wat het land betreft, zijn we er ondertussen al een aantal decennia van overtuigd dat de ruimte beperkt, schaars en eindig is, en de behoeften daarentegen vrijwel oneindig, en dat alleen een doorgedreven ordening van dat territorium de willekeur, het gespeculeer en het knoeien met ruimte tegengaat en een duurzame ontwikkeling garandeert. Ook voor de zee geldt dat: steeds meer actoren claimen een deel van het mariene milieu. In de tekst wordt heel duidelijk verwezen naar energiewinning, visserij, toerisme enzovoort. Er is heel de klimaatproblematiek, die ons zal nopen om een aantal belangrijke ingrepen te doen. Het lijkt me dan niet onbillijk dat Europa, net zoals het dat heeft gedaan voor heel wat andere problemen, zoals de milieuproblematiek, lidstaten stimuleert om te komen tot een afstemming bij die planprocessen, tussen lidstaten, maar ook binnen lidstaten.
Dat is het inhoudelijke argument. Ik heb ook nog wel een tekstueel argument. De indieners zeggen dat ze een heroverweging en een duidelijkere motivering van de Europese Commissie willen verkrijgen. Als ik echter naar het document kijk, dan staat daar heel sterk en expliciet in bepaald dat wat voorligt, niet proportioneel is en in strijd zou zijn met het subsidiariteitsbeginsel. Daar zijn wij, in alle oprechtheid, niet van overtuigd.
Mijnheer Vandaele, u had het over administratieve overlast. Waarom zou één overkoepelend, desnoods grensoverschrijdend plan, ter zake administratief meer overlast betekenen dan twee, drie of meer overlappende nationale, gewestelijke, provinciale of gemeentelijke plannen?
We staan helemaal aan het begin van een planproces. Dit moet nog heel de mallemolen als ik het zo mag uitdrukken van de Europese besluitvorming door. Nog heel wat actoren, zoals de Raad en het Europees Parlement, kunnen hun zeg doen en het document ook nog aanpassen. Dat is ook de reden waarom we ons zullen onthouden over dit voorstel.
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Voorzitter, ik zou graag antwoorden op de collegas Dirk Peeters en Bart Van Malderen. Men moet een duidelijk onderscheid maken tussen het beoogde doel en de middelen om dat doel te verwezenlijken. Ook wij zijn voor een geïntegreerd en grensoverschrijdend beheer van de zee. Ook wij zijn voor de zogeheten blauwe economie en het in overeenstemming en in afweging brengen van verschillende gebruikers van de zee met elkaar. Laat dit gezegd zijn. Dat staat ook in de motie. Maar dat betekent niet dat wat de commissie voorstelt om te verwezenlijken, in verhouding staat tot wat men beoogt. Ik heb u het voorbeeld gegeven van het rapporteren van het aantal seizoensjobs aan de Vlaamse kust. Het lijkt me een ietwat verregaande verplichting om ervoor te zorgen dat er een duurzaam beheer van de kust is.
Wat collega Dirk Peeters betreft, die het had over de samenwerking met Nederland, wil ik graag onder de attentie brengen dat de vijf Nederlandse kustprovincies een gemeenschappelijke positie hebben ingenomen ten aanzien van deze voorgenomen richtlijn.
Ik zeg u kort wat ze zeggen: De provincies delen de ambitie om Europas blauwe economie tot bloei te brengen en onderschrijven het belang van een geïntegreerd en samenhangend beheer van zee- en kustzone. Een richtlijn voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer kan de internationale samenwerking een duurzame economische ontwikkeling bevorderen. Echter, de provincies hebben geen behoefte aan een richtlijn die een verdere juridificering van de betreffende beleidsvelden tot gevolg heeft aangezien een zodanige richtlijn niet vanzelfsprekend bijdraagt aan de noodzakelijke internationale samenwerking. De provincies constateren dat zij in nauwe samenwerking met het rijk en de andere overheden werken in de geest van de voorgestelde richtlijn. (...) De vijf kustprovincies zijn van mening dat de richtlijn strikt en expliciet de focus dient te richten op de procedurele vereisten voor coördinatie en afstemming en pleiten ervoor dat in de richtlijn strikte waarborgen worden ingebouwd dat deze niet kan en zal leiden tot nieuwe of aanvullende regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening. De provincies constateren een spanning tussen de inhoudelijke doelstellingen van de richtlijn waar ze dus achter staan en de procedurele middelen die de Europese Commissie kiest voor de realisering van de doelstellingen. Daarbij komt dat de werklast en de bestuurlijke drukte dat is de Hollandse term voor administratieve overlast met deze richtlijn sterk zal toenemen. De provincies zien de richtlijn daarop graag aangepast en pleiten ervoor dat de procedures in de richtlijn zodanig worden geformuleerd dat bij de implementatie ervan optimaal wordt gebruik gemaakt van bestaande beleidsdocumenten en procedures.
Daarna gaat het over interne Nederlandse zaken. Ze hebben dat ook laten toekomen aan de Nederlandse Tweede Kamer, die daar blijkbaar op ingegaan is.
Tot daar de vrees van collega Peeters als zou de Vlaams-Nederlandse samenwerking die nu al bestaat inzake het beheer van de kust en de zee, daardoor op losse schroeven komen te staan. Dat is niet zo.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van gemotiveerd subsidiariteitsadvies houden.