Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, om te beginnen wil ik ook mijn beste wensen geven aan u, aan de minister en de collegas.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik weet niet of u in het al dan niet recente verleden al voor een van uw ouders op zoek bent moeten gaan naar een plaats in een woonzorgcentrum. Mocht dat het geval zijn, dan zult u hoogstwaarschijnlijk zijn geconfronteerd met heel wat moeilijkheden. U zult bijvoorbeeld te horen hebben gekregen dat uw moeder of vader jammer genoeg niet de juiste zorggraad heeft. Of u kreeg te horen: Het spijt me, maar hoe graag u hier ook zou willen verblijven, we hebben momenteel geen plaats. Klap op de vuurpijl is dan dikwijls ook dat vader of moeder verblijft in een ziekenhuis en dat men daar dan te horen krijgt dat die daar over drie dagen weg moet, aangezien de termijn is verstreken. Vaak moeten die mensen 30 of 40 kilometer verder een open plaats aannemen.
Minister, in de toekomst zal dit probleem alleen maar blijven toenemen. De vergrijzing komt op ons af. Ik heb het ook al gezegd bij de begrotingsbesprekingen: het is al ver na vijf over twaalf. Dit is als het ware een ijsberg, en wat doet deze Vlaamse Regering? Die vaart als de Titanic recht op die ijsberg af. In plaats van dat men met alle actoren rond de tafel gaat zitten om te bekijken hoe we dit samen aanpakken, vindt de heer De Loor, een lid van de meerderheid, het steevast nodig om altijd maar die ene partner aan te vallen, namelijk de ondernemer die het risico wil nemen om daarin te investeren en dat probleem aan te pakken.
Mijn vraag is dan ook kort en duidelijk. Minister, staat u achter die visie van uw collega uit de meerderheid?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik vind het wat bizar dat mijn mening wordt gevraagd over de mening die een collega uit het parlement heeft geuit. Mevrouw Van der Borght, u mag wel mijn mening vragen over het regeringswerk en over de standpunten die de regering inneemt.
De financiering van de zorgkosten in de woonzorgcentra in Vlaanderen is de verantwoordelijkheid van de federale ziekteverzekering tot op het moment van de staatshervorming, wanneer dit ook een volle Vlaamse bevoegdheid wordt. Ik nodig u uit om via uw contacten in het federale parlement ervoor te zorgen dat in de budgetten van de ziekteverzekering voldoende groei zit voor de financiering van onze rustoorden voor bejaarden (ROB) en rust- en verzorgingstehuizen (RVT). In Vlaanderen proberen wij met de mogelijkheden waarover wij beschikken de groei van die capaciteit te stimuleren. Uiteindelijk moet die worden gefinancierd via de ziekteverzekering. Er waren 1550 bijkomende plaatsen in 2011. We hebben de kaap van 1600 plaatsen overschreden in 2012. Daarmee zitten we ruim op schema zoals dat voor België en Vlaanderen was geraamd.
Uit het rapport van de Zorginspectie blijkt dat 80 procent van de Vlaamse woonzorgcentra een goede zorgkwaliteit levert. Er zijn een aantal woonzorgcentra met aandachtspunten. U kunt die studie consulteren. U hebt daar in de commissie trouwens een toelichting over gekregen.
Er is in onze woonzorgcentra natuurlijk een probleem van werkdruk en van kwaliteit van de zorg in functie van de zorgzwaarte van de bewoners van de zorgcentra. Gisteren heeft mevrouw Vogels daar in de commissie ook nog eens naar verwezen. De helft van de bewoners van de Vlaamse woonzorgcentra is dementerend. Het is heel duidelijk dat het probleem van de werkdruk en de kwaliteit van de zorg zich in onze sectoren voordoet en in de toekomst meer en meer zal voordoen. Dat is tot nader order een kwestie die in de federale ziekteverzekering, onder meer in de wittewoedeonderhandelingen, de sociale akkoorden en de RVT-programmatie haar beslag moet krijgen.
Wij proberen in Vlaanderen kwaliteitsbewaking te garanderen ongeacht de rechtsvorm. We hebben met de sector en met alle koepels afgesproken dat we een aantal indicatoren zullen meten die de bewoner en de familie een beeld geven van de kwaliteit. Die registraties starten dit jaar. De potentiële bewoner en zijn familie zullen op die manier een objectief zicht krijgen op de indicatoren die gemeenschappelijk als relevant voor kwaliteit worden beschouwd.
Minister, goed geprobeerd, zou ik zeggen. De federale overheid heeft hier echter niets mee te maken. Het gaat hier over een uitspraak van een collega uit uw meerderheid die blijkbaar in vraag blijft stellen of één partner dat rusthuis verder mag blijven uitbaten. Mijn vraag was heel kort en duidelijk: staat u achter de visie van uw collega uit de meerderheid, ja of neen?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het gaat hier over de zorg voor onze ouderen in de samenleving. Ook in de commissie Welzijn hebben we het heel vaak over dit onderwerp. Ik verwijs naar december vorig jaar, twee zittingen geleden, toen we het daar uitgebreid over hebben gehad. Toen is uit een objectief rapport van de inspectie dat we uitvoerig en genuanceerd hebben besproken, gebleken dat de kwaliteit in onze woonzorgcentra over het algemeen heel goed is.
Mevrouw Van der Borght, toen we de titels van de actuele vragen ontvingen, moest ik even zoeken waar deze vraag over zou gaan. Ik zou toch willen voorstellen dat het uitgebreide debat niet wordt herleid tot wat u vindt over wat iemand anders heeft gezegd. Ik wil verwijzen naar het debat dat we hebben gevoerd op 4 december toen het inspectierapport uitgebreid is besproken en dit onderwerp heel uitvoerig aan bod is geweest.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, ik vind de vraagstelling ook heel raar, maar ik ben wel blij dat ook dit onderwerp hier wordt behandeld.
Mevrouw Van der Borght, ik zou u willen aanraden om mijn opiniestuk eens goed en grondig te lezen. Ik heb het bij, ik zal het u straks misschien eens geven. (Opmerkingen van mevrouw Vera Van der Borght)
Het verwondert me natuurlijk niet dat, wanneer er een pleidooi wordt gehouden voor een sterke openbare sector, u daar vanuit liberale hoek op reageert. Mijn pleidooi bestaat erin om, naast een commerciële sector en een privésector, ook een sterke openbare sector te hebben. We mogen dit niet volledig overlaten aan de commerciële sector. En mijn reactie, mevrouw Van der Borght, is gestoeld op een bekommernis voor een betaalbare, toegankelijke en kwaliteitsvolle ouderenzorgsector of zorgsector. De reportage gisteren op het VRT-journaal over het exporteren van Duitse bejaarden, heeft die bekommernis nog versterkt.
Vandaar, minister, dat ik u vraag en ervoor pleit om de nodige politieke aandacht te besteden aan deze problematiek zodat het exportscenario zich niet voordoet in Vlaanderen. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, dit is inderdaad een heel belangrijke problematiek. De uitdagingen zijn gekend en ik vind uw houding daarin heel goed, in die zin dat alle actoren op het veld, zowel de vzws als de openbare sector als de commerciële sector mee moeten werken aan de verdere uitbouw van onze residentiële opvang en dat ze dit allemaal op een even kwaliteitsvolle manier moeten doen. U hebt inderdaad het rapport van de Zorginspectie geciteerd, en daaruit blijkt dat ook de commerciële sector kwaliteit biedt.
Ik vind het spijtig dat de heer De Loor hier dan een knuppel in het hoenderhok gooit. Ik heb de column ook gelezen, maar ik heb daar niet uit kunnen concluderen dat hij pleit voor een samenwerking tussen commercieel en openbaar. (Opmerkingen van de heer Kurt De Loor)
Mijnheer De Loor, u pleit enkel voor de openbare sector en u geeft eigenlijk een stigma aan de commerciële sector, waarbij u zelfs letterlijk zegt dat die geen kwaliteit biedt. Ik vind dat niet goed, dat kan niet. Het zal zeker de discussie en de vooruitgang in het dossier niet ten goede komen. Ik hoop dat we op dat moment de rede toch kunnen laten zegevieren en niet één opinie van één parlementslid.
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, minister, begin deze week hebben we het rapport ontvangen van de Vlaamse Ouderenraad en die pleit voor het optrekken van het wettelijk minimum voor de personeelsnormen. Nu weten wij allemaal dat het vinden van geschikt personeel de grootste beperking zal zijn, misschien nog meer dan de programmanorm of de RIZIV-norm.
Deelt u de mening van de Ouderenraad?
Voorzitter, dames en heren, ik kan vrij kort zijn. U mag zeker verwachten dat in het groenboek dat de Vlaamse Regering voorbereidt om het debat over de staatshervorming ook in dit parlement te voeden, de vraag over hoe we zullen omgaan met de personeelsnormering zoals die thans vanuit de ziekteverzekering naar de woonzorgcentra is geformuleerd, een issue zal zijn.
Ik heb dit trouwens ook als reactie gegeven toen het rapport van de Zorginspectie samen met het rapport van de universiteit van Leuven en het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) over de VIPA-financiering (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) aan de pers werd voorgesteld. U kunt mijn reactie op mijn site nalezen. U zult merken dat ik ook gezegd heb dat het uiteraard zo zal zijn.
Ik vind in het algemeen dat het debat heel ideologisch gevoerd wordt. Er worden allerlei mensen allerlei intenties toegedicht in functie van de vermoedelijke pet die men op zou moeten hebben gehad.
Maar kijk eens, commercieel en privé is niet hetzelfde. We hebben in onze woonzorgcentra drie oertypes van exploitanten: de openbare partijen, de vzws of de social profit privaatrechtelijk en het commerciële of privaatrechtelijk initiatief met een winstoogmerk. Het commerciële gedeelte is goed voor ongeveer 7 procent van het aanbod. Het is al lang mijn stelling dat het juridische onderscheid niet voor 100 procent sluitend is om aan te geven wat men in de feiten is en dat we veel meer aandacht moeten besteden, vanuit ons kwaliteitsdenken, aan de regels van goed bestuur en corporate governance: je moet tonen dat je doet wat je zegt en claimt dat je missie is.
Dat kan ik toch toevoegen aan het debat, maar ik hoop u niet verrast te hebben met een nieuw standpunt, want ik verdedig het al een tijdje, ook in de uitvoering van het Kwaliteitsdecreet ten aanzien van deze sector en samen met het zoeken naar objectieve meetinstrumenten voor kwaliteit aan de outcome van de organisatie. Dat zijn de dingen die we als Vlaamse overheid het beste op ons nemen.
Voorzitter, mevrouw Vera Jans verwonderde zich over mijn actuele vraag. Mevrouw Jans, ik heb de vraag als volgt geformuleerd: zal de minister namens de regering en de meerderheid afstand nemen van deze aanval door zijn houding ten aanzien van private rusthuizen en de rol die ze kunnen spelen te verduidelijken? Dat was klaar en duidelijk.
Minister, ik ben blij dat u nog altijd hetzelfde verkondigt, net zoals ik dat doe. Wij zeggen hetzelfde, namelijk dat we die drie partners nodig hebben. Dat we hen nodig hebben, bewijst u, want u gaat eerstesteenleggingen doen, ook in private rusthuizen. U hebt daar dus aandacht voor.
Op de eerstesteenlegging in Genk zei u: Ik hoop dat het ook andere mensen uit een woonzorgproject in een wachtfase zal inspireren om de stap effectief te zetten. Dat zijn uw woorden. Uitspraken zoals die van de heer De Loor een lid van de meerderheid die met een grote regelmaat op de mensen afkomen, zal hen weinig inspireren.
Mijnheer De Loor, Ethias is toch een bekende instelling? Wel, Ethias koopt drie rusthuizen.
Goed, uw tijd is om.
Dit is te belangrijk! Dit moet ik even uitleggen!
Nee, nee, nee!
Ze hebben het voornemen om meer te gaan investeren in vastgoed. Diezelfde Ethias gaat de rusthuizen die zijn aangekocht, verhuren aan dezelfde mensen die ze verkocht hebben.
De actuele vraag is afgehandeld.