Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Minister-president, u hebt misschien ook gemerkt dat er de afgelopen dagen in de Franstalige pers een voor buitenstaanders soms moeilijk te volgen polemiek is ontstaan over de plaats van de regios in Franstalig België en vooral over de samenwerking tussen de regios. U weet dat onze Franstalige landgenoten uit scheidingsvrees al langer rondliepen met plan B, nu is er ook een plan W opgedoken. Dat zegt dat Wallonië meer autonomie moet krijgen en zich vooral minder afhankelijk moet opstellen tegenover het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Nu heeft dat een lawine aan reacties op gang gebracht, waarvan er toch een paar heel merkwaardig zijn. Een eerste gevolg van de uitspraken van Waals minister Marcourt over het plan-W was bijvoorbeeld dat hij het bestaan zelf van de Fédération Wallonie-Bruxelles in vraag stelde. Een tweede reactie kwam uit Brussel en was zo mogelijk nog merkwaardiger. De burgemeester van Molenbeek, Philippe Moureaux, begon eerst over een eventuele vergeef me de uitdrukking onafhankelijkheid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, maar zei dan in een meer realistische modus dat als de Walen niet langer van de Brusselaars willen weten, die zich misschien een beetje meer op Vlaanderen moeten richten.
U kent Moureaux, u weet natuurlijk dat hij een geboren provocateur is, maar toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat er in Franstalig België de laatste jaren, zeker sinds de laatste aanzet tot staatshervorming, toch een en ander aan het veranderen is. Mijn vraag is dan ook of het geen tijd wordt dat wij daarop inspelen. Hoezeer de suggestie van Moureaux ook een provocatie is, toch kunnen we erop inspelen, bijvoorbeeld door ons af te vragen waarom we geen federatie Vlaanderen-Brussel oprichten.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Van Der Taelen, het debat dat nu in bepaalde Franstalige kranten plaatsgrijpt, met elke dag wel een nieuwe episode in het Franstalige landsgedeelte, moeten we natuurlijk van heel nabij opvolgen, maar toch ook met enige afstandelijkheid. De vraag is wat daar nu allemaal bezig is. Ik heb begrepen dat hierover ook in het Waals parlement gediscussieerd zal worden en ik kijk daarnaar uit.
De zesde staatshervorming doet ook in Wallonië en Brussel bepaalde mensen inzien dat er met de autonomie en de responsabilisering die op ons afkomen, antwoorden nodig zijn op de vragen hoe we op een goede manier met die bevoegdheden en autonomie moeten omspringen.
Ik wil me er niet direct zwaar in mengen. Eerst moet gestabiliseerd en uitgekristalliseerd worden wat men er in Wallonië, het Franstalig landsgedeelte en Brussel van wil maken.
Twee, ik heb hier van op dit spreekgestoelte al heel duidelijk gemaakt dat ik de federatie Wallonië-Brussel niet goed noch verstandig vond. Ik blijf dat vinden en blijkbaar zijn er nu ook in Brussel en in Wallonië mensen die zeggen dat de federatie volledig moet worden herbekeken omdat het misschien toch niet het juiste antwoord is. Ik kijk uit naar wat de conclusie van het debat zal zijn.
Drie, ik blijf groot voorstander, dat heb ik hier al een aantal keer gezegd, van samenwerking met Brussel en van samenwerking met Wallonië. Vanuit het Vlaams Parlement verdedigen we hier al jaren het model met twee deelstaten die heel belangrijk zijn en met twee andere regios sui generis die ook heel belangrijk zijn, Brussel en het Duitstalige gewest. Dat zou een duidelijk model zijn waar we ook verder in kunnen werken.
Ik hoop dus dat we heel snel duidelijkheid krijgen over waar het debat allemaal over gaat en zeker ook over de finalisering die de Franstaligen eraan geven. Ik sta er vandaag, gisteren en morgen voor open om heel goed samen te werken met Brussel en met Wallonië, want dat is ook in het belang van Vlaanderen.
Minister-president, ik ben blij dat u zo reageert, want ik denk dat er zich toch een kleine historische kans aandient. Als Moureaux zoiets zegt, moeten we dat natuurlijk niet overschatten, maar vandaag lees ik toch weer dat de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, uw ambtgenoot, heel duidelijk oproept tot samenwerking van Brussel met Wallonië, maar ook met Vlaanderen. Hij zegt dat een andere houding suïcidair zou zijn. Ik wil u gewoon vragen om de ontwikkelingen op de voet te volgen en om vooral niet de kans te missen om aan Brussel te laten zien dat Vlaanderen uit is op een heel vruchtbare samenwerking.
De heer Delva heeft het woord.
De discussie toont datgene aan waar ik al langer van overtuigd ben, namelijk dat Wallo-Brux voor een deel een heel artificiële constructie is en dat wij dat vanuit Vlaanderen misschien verkeerd bekijken. De afstand tussen Brussel en Wallonië is zeer groot. De afstand tussen Franstalige Brusselaars en Walen is zeer groot. Wat hen bindt, is de taal. Dat is iets wat wij minder hebben in Brussel.
Voor de rest mogen we ons niet laten verleiden tot vreemde gedachten. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest zijn elkaars concurrenten. Men kan er een federatie van maken, men kan erover dromen, maar hun belangen zijn verschillend. Hun belangen zijn even verschillend als die van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Vlaamse Gewest.
Een paar maanden geleden, toen we hier een debat hielden over Wallo-Brux, zei ik al dat we onze agenda richten op wat in Franstalig België gebeurt. Misschien doen we dat veel te snel. De evolutie die we vandaag meemaken, verbaast me eerlijk gezegd helemaal niet.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, mijnheer Van Der Taelen, het zijn inderdaad een aantal heel boeiende ontwikkelingen. Het maakt dat, ondanks de as tussen Wallonië en Brussel, zoals ze gepercipieerd wordt door de Franse Gemeenschap, Wallonië helemaal niet Brussel is en omgekeerd. Dat is misschien ook wel historisch te verklaren.
De oproep van de heer Moureaux doet mij ook een beetje denken aan centenfederalisme: als het niet van Wallonië komt, kijken we maar naar Vlaanderen. Onze fractie, minister-president, blijft echter een sterke pleitbezorger voor een sterke aanwezigheid in Brussel vanuit de Vlaamse Gemeenschap. De twee grote entiteiten in dit land dragen samen verantwoordelijkheid voor de hoofdstad. Maar ik doe ook een oproep aan alle Brusselaars, mijnheer Van Der Taelen, dat we ook in Brussel echt kunnen spreken van een doorleefde tweetaligheid, ook van die andere gemeenschap. Op die manier denk ik dat we moeten blijven investeren in onze hoofdstad.
Ik heb daar weinig aan toe te voegen. We zullen dat van nabij volgen en elke opportuniteit aangrijpen, mijnheer Van Der Taelen, om samen te werken. Dat is een houding die wij al jaren aannemen. We zullen dat ook nu doen.
Dat zijn zoete woorden in mijn oor. Ik hoop dat wij niet eens te meer zullen moeten zien dat er Vlaamse woorden en daden zijn. Ik denk dat er zich zo dadelijk al een opportuniteit aandient in het volgende debatje dat zich hier zal ontplooien, over de symboliek van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. Ik heb het dan over de VRT, die ik zal het maar meteen urbi et orbi zeggen voor mij thuishoort in de hoofdstad van Vlaanderen.
Het incident is gesloten.