Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, u weet hoe kleuters zijn. Het zijn kleine zelfstandigen, de ene gespecialiseerd in afbraakwerken, de andere meer in people management. Ze lijken van nature geboren ondernemers.
Spijtig genoeg moeten we al te vaak vaststellen dat die ondernemerszin die aangeboren lijkt, in de loop van de schoolcarrière wat verdwijnt en niet meer wordt gestimuleerd. Nochtans hebben we nood aan mensen die ondernemingszin hebben en ondernemend zijn. We hebben nood aan mensen die, als ze een goed idee hebben, zelf een zaak opstarten.
Volgende week maandag start de Ondernemersklasseweek. Verschillende initiatiefnemers, de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) maar ook heel wat lokale en regionale organiseren, willen scholen en bedrijven dichter bij elkaar brengen en werken aan ondernemerschap.
Het is heel positief en er zijn heel wat zinvolle projecten maar om echte impact te hebben en om echt door te dringen tot de attitudes en het gedrag van de jongeren zelf, is er nood aan meer coördinatie en bundeling van al die projecten. Daarnaast is er ook nood aan een meer structurele inbedding in het onderwijs. Die projecten worden gesteund vanuit Economie maar er is weinig structurele inkadering vanuit Onderwijs. Dat heeft de Koning Boudewijnstichting al in 2007 duidelijk gemaakt.
Minister, ik heb u vorig jaar in de commissie gevraagd of u dit belangrijk vond, want ik vond er niets over in de beleidsnota. U zei van wel en u zei dat uw administratie bezig was met de ontwikkeling van een plan. We zijn een jaar later en tot op vandaag heb ik nog altijd geen nieuws.
Minister, op welke manier wil u het stimuleren van ondernemingszin en ondernemerschap op een structurele manier inbedden in het onderwijs?
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat het onderwijs al heel wat doet op het vlak van ondernemen. Alle goede initiatieven uit het verleden worden gewoon voortgezet, maar we willen ook nog wat ambitieuzer zijn.
Oorspronkelijk was er het idee om een plan vanuit Onderwijs te lanceren. Het leek ons nuttiger om uit te breiden naar Werk en Economie. Vandaar dat we bezig zijn met een geïntegreerd actieplan Ondernemen in het onderwijs, niet alleen vanuit Onderwijs, maar ook vanuit Werk en Economie. We zijn ook de financiële ondersteuning aan het herbekijken.
Ik wil een aantal initiatieven opsommen die u ook goed kent. De competitie voor ondernemerskwaliteiten voor schoolteams start. Er is de Beloftevolle Ondernemer 2011. Er zijn de mini-ondernemingen. Er is het project Professionalisering van Leraren en Docenten op het vlak van Ondernemerschap (Proleron) waar navorming voor leraren rond ondernemerschap wordt aangeboden. Er zijn de vakoverschrijdende eindtermen die vanaf september 2010 van kracht zijn geworden. We gaan alles verder actualiseren en onderzoeken hoe we het beter op elkaar kunnen afstemmen.
U weet dat er bij de scholen een enorme pedagogische vrijheid ligt. Ik merk af en toe een beetje een tegenstrijdige tendens op. Aan de ene kant moet je scholen alle vrijheden geven, aan de andere kant is er de voortdurende roep om van mij bijna een staatspedagoog te maken, om toch maar ondersteuning te geven.
Dat is een tegenstrijdige tendens, denk ik. Los daarvan, is daar niets verkeerd mee. U weet dat we ondernemerschap, initiatief en creativiteit als een heel belangrijke sleutelcompetentie in heel de hervorming van het secundair onderwijs hebben meegenomen. We zijn samen naar Nederland geweest. We doen dat met een doel, omdat we het belangrijk vinden en er iets van willen meenemen. We hebben vanmorgen op de beleidsraad Onderwijs niet alleen gesproken over ondernemerschap, maar ook afgesproken om binnen een paar maanden een actieplan klaar te hebben over hoe we mensen laten kiezen naar technologie, technische richtingen, wiskunde en wetenschap. Daar zijn we dus ook volop aan het werken. U weet dat ik wellicht de minister ben die het drukste hervormingsprogramma heeft. Al mijn mensen zijn daar nu volop mee bezig.
Minister, ik wil u danken voor uw antwoord, vooral ook omdat u het wilt verbreden naar Werk en Economie. Dat is inderdaad wat er moet gebeuren.
U hoeft geen staatspedagoog te zijn om toch de visie te ontwikkelen of te stimuleren dat er bundeling komt op het veld. Dat is een groot verschil. We willen niet dat u het allemaal zelf regelt, maar wel dat u de mensen op een efficiënte manier samenbrengt. We willen dat het didactische materiaal gescreend wordt door diegenen die het moeten doen, de pedagogische begeleidingsdienst, en via een eenvoudige weg wordt aangeboden aan de leerkrachten die ermee aan de slag willen gaan.
Wij hebben heel wat voorstellen om eraan te werken. Er komt straks ook een voorstel van resolutie met een aantal voorstellen daarover. Enerzijds is het belangrijk een leerlijn te ontwikkelen vanaf de kleuterschool tot het einde van de leercarrière zodat er op elk moment kan worden gewerkt rond ondernemerszin en ondernemerschap als basis voor nieuwe vakoverschrijdende eindtermen en voor het materiaal. Daarnaast mogen de sterke projecten die er nu zijn, maar die projectmatig worden gesubsidieerd, niet zomaar mogen verloren gaan als de subsidie wordt gestopt. We moeten ervoor zorgen voor de projecten die positief worden geëvalueerd ik heb daarnet de vraag gesteld aan de minister, er zijn acht topprojecten een bepaalde inbedding in het onderwijs kan komen.
Mevrouw Smaers heeft het woord.
Ik wil verwijzen naar het voorstel van resolutie over ondernemend onderwijs dat wij gisteren hebben ingediend, samen met mevrouw Poleyn, de heer Van den Heuvel en ook vanuit sp.a en de N-VA. Daarin zijn er een aantal aandachtspunten om naar een doorlopende leerlijn te gaan, met aandacht voor ondernemerszin en ondernemerschap vanuit het kleuteronderwijs tot en met het hoger onderwijs. In het kleuteronderwijs willen we al heel veel stimulansen aan die ondernemerszin en creativiteit geven. Naarmate men dat verder opbouwt naar het hoger onderwijs willen we dan meer accenten op het ondernemerschap te leggen.
Minister, in welke mate zult u deze leerlijn en dat aandachtspunt meenemen in uw actieplan Ondernemend Onderwijs?
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Ik sluit mij volledig aan bij de actuele vraag van mevrouw Poleyn. Ook wat de teneur betreft ben ik het helemaal eens met de aandacht voor ondernemerschap.
Maar in uw antwoord ontwaar ik toch wat te veel aandacht voor dat ondernemerschap in het secundair en hoger onderwijs. U zegt dat u dat bij de hervorming van het hoger onderwijs zult meenemen, maar ik zou graag willen verwijzen naar een aantal studies van professor Laevers over ondernemerschap en ondernemerszin. In die studies wordt heel duidelijk de nadruk gelegd op het feit dat het basisonderwijs daar een enorme rol speelt. Mevrouw Poleyn heeft al gezegd dat kinderen als kleuter meestal heel ondernemend en creatief zijn. In ons onderwijs heeft men soms de neiging dat een beetje af te vlakken naarmate ze ouder worden. Dat is natuurlijk enorm spijtig. Daarom pleit ik ervoor om vooral dat basisonderwijs in het geheel mee te nemen.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me ook heel graag aan bij de vraag en de bedenkingen van mevrouw Poleyn. Ik denk dat we naar een structurele inbedding van ons verhaal moeten gaan. Het gaat om zaken die ook door de minister werden aangehaald zijn en die redelijk gewoon geworden zijn in ons onderwijs. Ik denk aan de mini-ondernemingen. Die doen het goed. Nu is het moment om een aantal zaken structureel in te bedden.
We moeten daarnaast wel goed weten dat aan een school enorm veel eisen gesteld worden, ook aan leerlingen. Het moeten goede scholen, eigenlijk superscholen zijn, met superleerkrachten, waar het kennisniveau bijzonder hoog is en waar, als het om een veeleer praktische onderwijsvorm gaat, zeer goede beroepsmensen worden afgeleverd. Ik denk dat we naar een structurele inbedding moeten gaan, maar dat alles zijn eerlijke plaats erin moet krijgen.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Poleyn. Uit allerlei rapporten blijkt dat de ondernemingszin bij onze jongeren een van de laagste is in Europa. De cijfers zijn wat ze zijn. Er is dus wel degelijk een reden voor. Ik denk dat het onderwijs daaraan kan werken. De initiatieven die de minister opsomt, zijn goed.
Ik vind wel dat het schrappen, hoewel niet volledig, van budgetten voor stages van leraren in het bedrijfsleven daar wat haaks op staat. Daarmee wordt toch een brug gecreëerd tussen onderwijs en onderneming. Dat wordt nu geschrapt. Op dat vlak had ik toch graag een stimulerend beleid gezien.
Voorzitter, over de meeste zaken ben ik het eens. We werken aan de ondersteuning via een website. We moeten ruimer gaan. Het gaat niet alleen om het ter beschikking stellen van leerkrachten aan het ondernemerschap. Het gaat om veel andere domeinen. Ook daar zijn we volop mee bezig. Deze morgen heb ik op de beleidsraad Onderwijs allemaal nog eens overlopen hoe we dat moeten aanpakken. We zijn volop aan het werken om al het beschikbare materiaal op een heel gemakkelijke manier aan de leerkrachten ter beschikking te stellen. Want op dit moment ontbreekt dat echt in ons globaal onderwijslandschap. Ik ben heel blij dat u dat idee ook genegen bent.
Ik ben het ook absoluut eens met het idee van de leerlijn. Dat is de logica der dingen: van de kleuterklas, via het basisonderwijs, secundair onderwijs tot het hoger onderwijs. We zullen dat uiteraard ook meenemen.
Ik ben het er ook absoluut mee eens dat het iets is vanaf het basisonderwijs. Dat heeft niet alleen te maken met ondernemen. Dat geldt voor het onderwijs in het algemeen. U weet dat kleine kinderen een enorm creatief vermogen hebben. Ze gebruiken er 75 procent van. De meesten hier, ikzelf inbegrepen, gebruiken nog 10 procent. Naarmate we ouder worden, neemt dat af. Als men 20 jaar is, zit men aan 25 procent. We moeten ons dus vragen stellen hoe dat verloopt. Ook daar ben ik het dus absoluut mee eens.
Mijnheer Bouckaert, wat was nu het systeem van de bedrijfsstages? We betaalden mensen die al betaald werden, om tijdens de vakantie een stage te volgen. Ze werden dubbel betaald om iets te doen. Het functioneerde ook niet. Dat is de reden waarom we gekozen hebben voor een gemakkelijke besparing. Als er geld van een begrotingsartikel niet wordt uitgegeven, dan is het gemakkelijk om dat in de toekomst ook niet meer te doen, om zo de begroting te doen kloppen. (Opmerkingen van de heer Jos de Meyer)
Dat mag niet, mijnheer De Meyer. In de klas mag dat ook niet. (Gelach)
De minister wordt niet onderbroken tijdens zijn antwoord.
Hij is een schooldirecteur.
Mijnheer De Meyer, u moet niet zo ongeduldig zijn. Wat ik daarnet in Genk, in Limburg heb gezegd, zal ik hier herhalen. Ik vind het heel belangrijk dat leerkrachten in contact komen met de ondernemers, met de bedrijfswereld. Met echte, goede ondernemers heb ik geen enkel probleem. (Opmerkingen)
De eerste socialisten waren echte ondernemers! Die deden iets voor de samenleving. Waarom zou men daar nu tegen zijn? Mensen die ondernemen in de goede zin van het woord, zaken vooruit helpen voor de samenleving, en niet enkel denken aan de eigen zak, dat is een heel goede zaak. Het is dan ook heel belangrijk dat leerkrachten met hen in contact komen en dat ze proeven van de goesting van mensen die hun passie en ideeën proberen om te zetten in de realiteit. Ik vind dus inderdaad dat leerkrachten bedrijfsstages moeten doen.
Ik heb verwezen naar het bestaande systeem, dat niet functioneerde. Dat gebeurde ook op vrijwillige basis, met een extra premie boven het bestaande loon om een bedrijfsstage te doen. Dat functioneerde niet. Dat is ook de reden dat we samen met de vakbonden, met de scholen moeten kijken hoe we een systeem van bedrijfsstages kunnen uitwerken, dat ook effectief door leerkrachten wordt opgenomen.
Er moet dan inderdaad meer dan vrijwilligheid zijn, want het vrijwillige systeem functioneert niet. We moeten dus bekijken hoe we dat kunnen uitwerken, niets meer en niets minder. Voor mij is dat een onderdeel van het grote leerkrachtenloopbaanpact. Een bedrijfsstage is geen straf, geen middel om mensen extra te doen werken. Het is ook mensen persoonlijk verrijken. Dat is iets heel positiefs. Laten we daar iets positiefs van maken. Wat mij betreft, is dat een van de punten die duidelijk met stip genoteerd staan in het leerkrachtenloopbaanpact. Ik ben ook blij dat niet alle vakbonden daar negatief op reageren, als u goed leest wat sommige mensen zeggen.
Minister, wat de bedrijfsstages betreft, als u geen staatspedagoog wilt zijn, vertrouwt u die het best toe aan de scholen, zodat ze de kracht hebben om hun eigen cultuur in de eigen school te ontwikkelen, zodat alle leerkrachten bijvoorbeeld eenmaal om de vijf jaar een bedrijfsstage doen. Wanneer ze dat dan kiezen, is om het even.
Ik hoop ten slotte dat de kleuters van vandaag die ondernemend zijn, als volwassene ook ondernemend zullen uitstromen.
Het incident is gesloten.