Verslag plenaire vergadering
Verslag
Artikelsgewijze bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
Het advies van de Raad van State, dat tijdens de plenaire vergadering van 10 november 2010 was gevraagd, is gisteren ingediend binnen de gevraagde termijn van vijf werkdagen. Ik heb er bij de Raad van State persoonlijk op aangedrongen dat hij die termijn zou respecteren en dank hem bij dezen daarvoor.
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, mijn collegas zullen zo dadelijk nog aan het woord komen in verband met de amendementen en de artikelen die we hebben voorgelegd aan de Raad van State. Ik zou met u nog eens graag willen kijken naar het advies zelf. Als je alleen nog maar kijkt naar wat er op pagina 2 staat, dan vind ik dat onze rechten als een van de 42 indieners in zekere zin zijn geschonden. De Raad van State zegt dat hij zich heeft moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.
Ik ben eigenlijk niet zo tevreden. Als u het advies zeer in detail bekijkt, ziet u dat men zich enorm indekt omdat men onder enorme druk is komen te staan die u hebt opgelegd aan de Raad van State. Ik ben niet gelukkig dat u dat hebt gedaan en ik heb daar al op gewezen. Ik wil eigenlijk een grondig advies. Dat advies is er niet. De Raad van State is daar heel duidelijk over op pagina 2 in de tweede alinea.
Wat me nog meer verbaast, voorzitter, is de argumentatie die u hebt gebruikt om de hoogdringendheid te vragen. Die is eigenlijk misleidend. U moet goed zien wat u zelf vraagt. U motiveert de spoedbehandeling als volgt. U verwijst naar de zaak C-397/10 van de Europese Commissie tegen het Koninkrijk België. U zegt verder dat het Koninkrijk België voor 26 november 2010 het bewijs moet leveren dat de aanpassing is gebeurd naar aanleiding van de eventuele uitspraak van het Europese Hof van Justitie.
U verwart twee dingen. Er is enerzijds de rechtszaak, en die is nog maar aangevat op 4 augustus. We moeten nog een heel tijdje wachten op de uitspraak. Er is geen hoogdringendheid. Wel hoogdringend is de uitspraak van de Commissie zelf, die aan België heeft opgelegd om voor 26 november de Dienstenrichtlijn om te zetten. Maar dat zijn twee volledig gescheiden zaken. U koppelt die aan elkaar. Dat is niet correct. Om een drogreden, een valse reden, gaat u de Raad van State onder druk zetten, want de deadline van 26 november heeft niets te maken met de zaak die u aanhaalt, maar wel met een deadline van de Europese Commissie aan België.
Wat de Europese Commissie betreft, is de laattijdigheid van de regering geen reden voor de hoogdringendheid. Dus schakelt u zich in in de logica van de regering. Nogmaals, ik ben bijzonder ontgoocheld in het feit dat u deze rechtszaak misbruikt en valselijk voorstelt als een voorwendsel om de hoogdringendheid te vragen. Dus vraag ik opnieuw om de hoogdringendheid niet te vragen en naar een grondig advies van de Raad van State te gaan.
Mijnheer Vereeck, ik ben aangenaam getroffen door de woorden valselijk, misleidend en drogreden. Vanwege die terminologie zou ik het woord kunnen vragen wegens een persoonlijk feit, maar dat zal ik niet doen. Ik vind het een zeer merkwaardig woordgebruik.
Ik heb gewoon de wet toegepast. Ik heb aan alle fractieleiders de brief bezorgd. Die is uitgedeeld tijdens de plenaire vergadering. Niemand heeft daar enige opmerking over gemaakt. Men heeft bij mij heel duidelijk aangedrongen dat ik zo snel mogelijk naar de Raad van State zou stappen. Dat heeft dit parlement heel duidelijk aan mij gevraagd. Dit parlement heeft heel duidelijk aan mij gevraagd, bij meerderheid, mijnheer Vereeck mevrouw Ceysens, ik ben blij dat u dat ook bevestigt om zo snel mogelijk een advies te vragen. Dus heb ik dat gedaan.
Dezelfde dag ging dat trouwens niet meer. Ik weet niet welke dag ertussen viel. Ik heb gedaan wat het parlement me heeft opgedragen. Als u dan zegt dat dat valselijk, misleidend en een drogreden is, dat laat ik dat voor uw rekening.
Ik zie ook dat het hier om de toepassing van de wet gaat en dat de Raad van State een beredeneerd advies van veertien bladzijden heeft gegeven. Als u zegt dat hij niet genoeg tijd heeft gehad, dan verwijs ik naar de eerste bladzijde. Daar staat het nummer van het advies. Het is een advies van 19 november 2010, terwijl de Raad van State tijd had tot 23 november. De jurist had dus nog 4 dagen langer om dat beredeneerd advies te geven. Ik heb het volste vertrouwen in de Raad van State. Ik stel voor dat we dat verder behandelen.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik wil wat begrip opbrengen voor de oppositie. Als men het advies van de Raad van State leest, dan kan men zien dat ze bijna over de hele lijn ongelijk krijgt. In die zin kan ik wel begrijpen dat als men geen gelijk krijgt over de inhoud van de zaak, men de procedure probeert aan te vallen. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Vereeck, laat me toe eraan toe te voegen dat het een absoluut geldige, legitieme reden lijkt om de hoogdringendheid aan te vragen als men zo kan vermijden dat de Vlaamse belastingbetaler door de commissie een boete opgelegd zou krijgen. Dat lijkt me een perfecte reden om de hoogdringendheid aan te vragen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me aansluiten bij uw redenering. Ik stel vast dat de Raad van State de ingeroepen redenen in elk geval niet heeft verworpen en zich integendeel geschikt heeft om een advies af te leveren dat aan duidelijkheid absoluut niets te wensen overlaat. Ik zal straks bij de artikelsgewijze bespreking misschien een citaat geven in verband met een aantal conclusies die de Raad van State hier trekt. Eigenlijk komt het er in de meeste gevallen op neer dat wat men hier vraagt, zonder voorwerp is, dan wel dat het op de verkeerde plaats wordt gesteld. Hoe kan men nu iets verder analyseren dat al van bij de eerste toetsing compleet de lat niet haalt?
De heer Caluwé heeft het woord.
Ik moet zeggen dat ik deze materie niet minutieus heb gevolgd. Ik heb echter wel het advies van de Raad van State gelezen. Ik moet dan toch vaststellen dat in het begin wel wordt gesteld dat, gelet op de hoogdringendheid, de raad zich moet beperken tot de bevoegdheid. Ik heb echter ook gezien dat in het advies finaal wel veel verder wordt gegaan dan louter de bevoegdheidskwestie. Hij spreekt zich ook uit over de artikelen zelf. Binnen de regels waarvoor men advies kan vragen, mag de Raad van State zich perfect beperken tot de bevoegdheid. Maar in dezen heeft hij dat zelfs niet gedaan. Zelfs die opmerking is dus niet van toepassing.
De heer Sabbe heeft het woord.
Ik wil me niet moeien in de discussie over de Raad van State. Mijn fractieleider zal dat doen. Ik wil wel rechtzetten wat de heer Diependaele heeft gezegd. Hij heeft de tekst niet goed gelezen, denk ik. Inzake de drie amendementen die ik heb ingediend amendement 41, 42 en 43 krijg ik gelijk van de Raad van State. Straks, bij de artikelsgewijze bespreking, zal ik ook een toelichting geven. Ik wil nu al de foute informatie van de heer Diependaele uit de wereld helpen. Ik zal dat straks illustreren en letterlijk citeren uit het advies van de Raad van State.
Mijnheer Diependaele, in de inleiding heb ik heel duidelijk gezegd dat ik me inderdaad tot de formele aspecten van de zaak zou beperken en dat mijn collegas, en dan vooral de heer Sabbe, het zouden hebben over de inhoudelijke aspecten.
Voorzitter, misschien had ik de vraag anders moeten stellen. Kunt u me eens uitleggen wat het verband is tussen de deadline van 26 november, die u in uw brief naar voren schuift, en de zaak C-397/10? Die is mij volledig onduidelijk. Daarom blijf ik bij mijn standpunt, dat misschien een beetje te sterk is geformuleerd, dat de Raad van State hier een rad voor de ogen is gedraaid. Mijns inziens is er geen link. Als u me die kunt uitleggen, dan ben ik zeer tevreden.
We gaan nu over tot de artikelsgewijze bespreking. (Opmerkingen van de heer Lode Vereeck)
Mijnheer Vereeck, ik heb me drie keer moeten laten zeggen dat ik valselijk te werk ben gegaan, aan misleiding heb gedaan en een drogreden heb gegeven. Als u uw verontschuldigingen aanbiedt, dan wil ik daarop antwoorden. In deze sfeer doe ik dat echter niet!
We gaan nu over tot de eigenlijke artikelsgewijze bespreking.
Mevrouw Ceysens heeft het woord. Mevrouw Ceysens, ik neem aan dat u op alle amendementen ingaat. Volgens het reglement krijgt u bij elk artikel vijf minuten spreektijd. U behandelt dus alle amendementen samen.
Het lijkt me ook voor de collegas interessanter om één soort van bespreking te houden. En ik zou het daarbij toch ook nog even over het advies van de Raad van State willen hebben.
We hebben intussen het advies van de Raad van State gekregen. Los van de procedureslag daarover de heer Vereeck brengt daarover een legitiem punt aan ben ik blij dat we dat advies hebben. Daar was het mij immers om te doen. Het geeft ons toch wel een paar nieuwe inzichten.
Collegas, dit is geen gemakkelijk advies. Ik heb het een paar keer moeten lezen. Ik heb lang moeten zoeken, vooral voor het stuk dat wij hebben aangebracht, wat daar nu precies in staat.
Wat het eerste stuk betreft van wat wij aan de Raad van State wilden vragen, doet de Raad van State alsof wij zouden hebben gevraagd of het mogelijk moet zijn voor uitzendkantoren om zich bij de Vlaamse overheid aan te bieden. Zij mogen dat wel degelijk volgens de Raad van State. Daar zijn die impliciete bevoegdheden zelfs niet voor nodig. Dat was echter niet wat wij wilden vragen: het spreekt voor zich dat dat mag.
Interessant wordt het wel als de Raad van State in voetnoot 13 zegt: mocht men ons niet hebben willen vragen of het toegestaan is aan uitzendkantoren om op de deur van de Vlaamse overheid te kloppen, maar wel of de Vlaamse overheid de deur mag openen, dan zouden wij daarover toch iets willen zeggen. En daar gaat het natuurlijk voor ons net over: wij willen als Vlaamse overheid de deur opendoen voor uitzendkantoren. De Raad van State zegt echter dat we dat niet hebben gevraagd. Hij dekt zichzelf wat in en creëert wat verwarring over de vraag. Dat heeft wellicht te maken met het spoedadvies. Het gekke is nu dat het precies dat is wat we hen gevraagd hebben. In voetnoot 13 zegt de Raad van State dat indien we die vraag zouden stellen, zij twijfels zouden hebben. Ze zeggen niet dat we daar niet voor bevoegd zijn maar wel dat ze hun twijfels hebben.
Dan zouden we de raad moeten overtuigen dat die voorwaarde vervuld is. Die voorwaarde betreft de noodzakelijkheid. De Raad van State is immers van mening dat wanneer ze ons dat bij wijze van impliciete bevoegdheid zou toelaten, dit niet zo marginaal is. Dat klopt ook. Dat zou geen marginale impact zijn op wat we doen. Dat is waarom het zo interessant is om het te doen. Indien het marginaal zou zijn, waarom zouden we dan al die moeite doen? Dat doen we omdat het niet marginaal is, omdat we weten dat dit thema bij de federale overheid op de Griekse kalender staat.
Mijnheer Diependaele, onze partij heeft dit op het federale vlak ook altijd ingeschreven in artikelen inzake overheveling. Maar evenmin als u zijn we er op het federale niveau geraakt. We kunnen nu telkens opnieuw zeggen dat dit op het federale niveau moet gebeuren en het daar niet lukt. We kunnen dan beter hier kijken hoe we niet marginaal, onze bevoegdheden zo naar hier kunnen halen dat we ten minste hier vooruit geraken. Dat is het enige wat mij interesseert.
Wat zegt de Raad van State dus in voetnoot 13? Omdat het geen marginaal inpakken van bevoegdheden zou zijn, moet je ons beter overtuigen. Als men mij nu wil verwijten dat ik mijn werk niet goed heb gedaan en dat ik hen maar beter had moeten overtuigen, wil ik dat op mij nemen, maar dan ga ik wel aan de minister vragen om mij te helpen om die munitie aan te brengen. We zullen dit opnieuw indienen en we zullen opnieuw naar de Raad van State gaan, maar dan heb ik de minister nodig.
Ik heb u de vorige keer de nood aangetoond die er bij openbare besturen is om uitzendarbeid te kunnen benutten. Ik heb de nood aangetoond, voor de noodzaak moet de Vlaamse Regering de munitie leveren. Voor sommige van die opdrachten is het echt noodzakelijk dat we een beroep kunnen doen op uitzendarbeid. U moet dat mee aandragen, minister. Mocht ik vandaag die mogelijkheid hebben, dan zou ik met de betere munitie komen.
Dat zijn dan de concrete voorbeelden. In het rapport van Federgon staan ze op een abstract niveau, en niet met naam en toenaam. Ik verwijs naar de casus van het openbaar ziekenhuis. Daar is er vandaag niet alleen nood, maar ook noodzaak om met uitzendarbeid te kunnen werken.
Daar moeten we aan doorwerken. We zullen alle munitie nodig hebben om de Raad van State te overtuigen. Overtuig ons, zeggen ze in voetnoot 13. Men sluit het dus niet bij voorbaat uit. Voor die munitie heb ik input nodig. Ofwel komt u met een ontwerp, ofwel maken wij een voorstel. Dan speelt timing weinig rol. Dan volgen we de gewone weg. We zullen daar opnieuw en opnieuw voor blijven vechten. Als we ons dossier goed opstellen, denk ik dat we op een niet-marginale wijze zelf stapje per stapje bevoegdheden kunnen innemen, in plaats van te wachten tot er een akkoord is.
Er is nog een tweede interessant punt, minister. Wij hadden een amendement ingediend om toe te voegen dat private arbeidsbemiddeling mag, zowel bij de private als bij de publieke spelers. De Raad van State zegt dat we het luik publieke speler beter moeten aflijnen voor de aanwerving bij de publieke sector van contractuelen of niet-statutairen. Vandaag mag dat immers nog niet. Dat moet nu nog via Selor en Jobpunt Vlaanderen. Maar het gebeurt wel, in onderaanneming. En dus kun je bij amendement op dat artikel wel invoegen dat wij private arbeidsbemiddeling geen uitzendarbeid toelaten, zowel in de private als in de publieke sector, en in de publieke sector dan toegespitst op de contractuelen of de niet-statutairen. Dat is nog een verfijnd amendement dat wij indienen na lezing van het advies van de Raad van State.
Het is hoe dan ook goed dat we het advies hebben, omdat we eruit kunnen leren en omdat het ons beter doet aanvoelen waar we mogelijk een voet tussen de deur kunnen beginnen te krijgen. Ik ben heel blij met dit advies. Ik ben ook blij dat het er snel was. We moeten het dossier toch opnieuw gaan opbouwen. Ik wil hierin wel de volle medewerking vragen van de regering om van nood naar noodzaak te gaan. Vanuit de positie die ik vandaag bekleed, kan ik dat onvoldoende uitbouwen om de twijfel bij de Raad van State weg te nemen en een grote stap te kunnen zetten met betrekking tot de bevoegdheden op het gebied van arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik ben eerlijk gezegd wat verbaasd, maar mocht ik mevrouw Ceysens zijn, dan had ik het wellicht ook zo geprobeerd. Iedereen weet intussen wel dat de federale overheid bevoegd is voor interimarbeid in de overheidssector.
Dat is ook wat de Raad van State zegt, namelijk dat de federale overheid bevoegd is om arbeidsrechtelijke en civiele aspecten van uitzendarbeid te regelen. Bovendien stelt de Raad van State duidelijk dat een verwijzing naar artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 in casu zinledig is en meent hij dat bij het eventueel toelaten van uitzendarbeid voor de hele publieke sector, waarvoor de Vlaamse overheid bevoegd is, geen sprake is van een marginale weerslag op de federale bevoegdheid ik lees dat heel duidelijk in voetnoot 13. Integendeel, volgens de Raad van State zouden er aan zon maatregel aanzienlijke gevolgen vasthangen.
Als ik kijk naar de uitvoering van artikel 87, paragraaf 4, van de wet van 8 augustus 1980 waarvan de bepalingen als bevoegdheidsverdelend moeten worden beschouwd, dan is het Algemene Principes Koninklijk Besluit (APKB), waarin het statuut van de Vlaamse ambtenaar wordt geregeld, heel duidelijk. Artikel 2 van het APKB zegt dat het ter beschikking stellen van werknemers door een uitzendbureau bij een gebruiker van de publieke sector, niet verenigbaar is met het APKB.
Als ik ten slotte amendement 38 bekijk, dan zegt de Raad van State dat voor aanwervingen in vast dienstverband, werkgevers uit de publieke sector effectief een beroep moeten doen op Selor en dat het theoretisch wel mogelijk is om voor contractuele aanwervingen een beroep op de private sector te doen. Ik veronderstel dat u weet dat we een eigen selectiecentrum hebben opgericht: Jobpunt Vlaanderen. Ik veronderstel ook dat u weet dat we in onderaanneming of in samenwerking met de private arbeidsbureaus werken. Als ik de reactie van de Raad van State zie, als ik zie hoe we hebben gereageerd in de commissie, als ik zie welke amendementen er vanuit de meerderheid zijn ingediend, als ik de opmerkingen zie die bij de start van deze besprekingen zijn gemaakt, dan kan ik mij vandaag niet van de indruk ontdoen dat dit amendement alleen tot doel had de stemming te vertragen. Men zal dit natuurlijk met klem ontkennen omdat dit alleen maar aangeeft dat men de Vlaamse Regering en de Vlaamse burger op kosten wou jagen.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Persoonlijk vind ik dit een triestig antwoord. In plaats van in te gaan op de vraag om stappen vooruit te zetten in het belang van Vlaanderen, blijft u zich verhullen in slecht juridisch taalgebruik. U moet echt eens goed lezen op wat zinledig betrekking heeft. Zinledig is het feit, zegt de Raad van State, dat je artikel 10 zou nodig hebben om dat te doen wat wij bij amendement hebben ingediend en waar de Raad van State verkeerd van begrijpt dat het mag omdat het niet verder gaat dan het zich aanbieden en niet over het gebruik maken. Ik denk dat u het nog eens heel goed opnieuw moet lezen.
Ik heb het hierover ook opnieuw met de sector gehad. Ze zijn blij dat het voor de Raad van State en dat is toch wel een doorbraak niet langer hoeft dat men voor contractuelen alleen via overheidskanalen, Selor of Jobpunt Vlaanderen mag gaan. Het mag dus ook rechtstreeks via private arbeidsbemiddeling. Dat is ook de strekking van ons amendement.
Als we ooit willen dat uitzendarbeid in Vlaanderen kan, dan moet dat hier vorm krijgen. Hier kan dat vorm krijgen, op voorwaarde dat je een regering als partner hebt die mee creatief denkt, zoekt en casussen aanbrengt die een bepaalde positie kunnen versterken en geen regering die zich hult in juridische prietpraat die op niets slaat en die mij niet overtuigt. Vandaag gaat u zich in dat soort van praat blijven hullen.
We zullen de andere instrumenten gebruiken, voorzitter, zoals schriftelijke vragen, om de casussen te krijgen die we nodig hebben om hierin stappen vooruit te zetten. Als we de casussen hebben, zullen we de Raad van State opnieuw vatten maar dan op een voorstel dat van nood naar noodzakelijkheid komt.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik die munitie vandaag niet heb. Hoe hard we ook proberen om zo goed mogelijk te proberen strijden voor de Vlaamse zaak, de minister moet die munitie geven. Die heb ik niet. Als u ze niet spontaan geeft, zullen we alle mogelijke parlementaire manieren, zoals het vragen van advies en het stellen van vragen, gebruiken om dat dossier op te bouwen.
Ik ben eerlijk gezegd blij dat we het advies snel hebben. Voor mij moest het geen 30 langere dagen duren, want ik denk niet dat we veel meer gekregen zouden hebben dan nu het geval is. We kunnen vandaag al iets doen op het vlak van de private arbeidsbemiddeling en we kunnen beginnen te werken aan een degelijk dossier over uitzendarbeid.
Ik denk dat u, minister, tenzij u dat nu eens doet, zich gewoon niet durft uit te spreken over uitzendarbeid bij de overheid in Vlaanderen omdat u daar binnen uw regering waarschijnlijk geen partners voor hebt.
De heer Sabbe heeft het woord.
Ik wil niet academisch debatteren over het punt van de vertraging, voorzitter, achtbare collegas, minister, maar het is wel zo dat als men te laat is voor het examen, dan kan het natuurlijk niet anders dan dat de leraar zich moet haasten om toch nog binnen de termijn het examen af te nemen. We zijn met een dergelijke situatie geconfronteerd.
U hebt uw huiswerk te laat afgeleverd waardoor de Raad van State door toedoen van de oppositie op een drafje een advies heeft moeten formuleren. Men heeft prachtig werk geleverd om op zon korte termijn een dergelijk gefundeerd advies te formuleren. Maar laat ons duidelijk zijn: u was te laat met uw huiswerk en daardoor hebben we automatisch de Raad van State op een drafje de zaak moeten laten afwerken. Dat is waar de heer Vereeck op duidde wanneer hij u daarover aansprak, voorzitter. Daarover gaat het. De regering was te laat en u hebt een kunstgreepje gedaan om het advies toch tijdig te krijgen en de boete niet te moeten betalen indien ze vorderbaar zou zijn.
Mijnheer Sabbe, u spreekt over een kunstgreepje. Met alle respect, er staat heel duidelijk dat de voorzitter ofwel binnen 5 dagen ofwel binnen 30 dagen ofwel onbeperkt advies kan vragen. Ik heb gebruikgemaakt van het reglement dat door dit parlement is goedgekeurd en ik heb gekozen voor de 5 dagen. U moet niet zeggen dat dit een kunstgreepje is. Dat is niet zo. U hebt 30 dagen gevraagd en ik heb de autonomie om te zeggen dat ik het binnen de 5 dagen doe. Dat is mijn goed recht en helemaal geen kunstgreepje.
Ik ben blij dat de Raad van State zo constructief met u heeft samengewerkt. Het had ook anders kunnen zijn. Men had kunnen zeggen dat men het niet doet binnen de gestelde termijn.
Dat is de essentie niet. De essentie is wat de heer Diependaele zegt, namelijk dat de Raad van State ernaar gekeken heeft en dat er niets aan veranderd is. Er is wel iets aan veranderd, mijnheer Diependaele.
Ik citeer twee amendementen. Ik heb er ter zake drie ingediend die in overweging worden genomen, namelijk 41, 42 en 43.
Het eerste gaat over artikel 5, 17° van het ontwerp van decreet, waar de meerderheid vraagt dat er kwaliteits- en deskundigheidsvereisten nodig zijn, de beroepsbekwaamheid in het jargon genoemd. Er was al een advies van de Raad van State van 11 mei 2010, waarin die toen al zijn bezorgdheid uitte, minister, en stelde ik citeer letterlijk: Het is zeer de vraag of alle in het ontwerpdecreet opgenomen eisen die aan het verrichten van een dienstenactiviteit kunnen worden gesteld, gerechtvaardigd zijn om redenen in verband met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het leefmilieu. En ik ga verder: Een verantwoording in dat opzicht ontbreekt in de memorie van toelichting. De Raad van State zegt dus dat u de kwaliteits- en deskundigheidsvereisten, kortweg de beroepsbekwaamheid, moet rechtvaardigen op basis van openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het leefmilieu. In uw ontwerp van decreet ontbreekt die motivering, minister.
Ten aanzien van artikel 5, 17°, ontbreekt in de memorie van toelichting dus elke verantwoording betreffende de eis, in het licht van artikel 16, lid 3, van de richtlijn 2006/123/EEG van het Europees Parlement de Bolkesteinrichtlijn en van de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt, ook wel Dienstenrichtlijn genoemd. In het advies 48.922/1 van de Raad van State van 19 november, dus het bewuste advies dat de voorzitter heeft aangevraagd, herhaalt de Raad van State dat het aan de decreetgever is om na te gaan of een dergelijke verantwoording voorhanden is. De Raad van State vervolgt, en nu komt het, mijnheer Diependaele: Indien dergelijke verantwoording niet voorhanden is, lijkt de voorwaarde te moeten worden weggelaten uit het decreet, zoals voorgesteld bij amendement 42. Die verantwoording is niet voorhanden.
Dat betekent dat mijn amendement hier vandaag moet worden goedgekeurd. Anders bent u in strijd met de Dienstenrichtlijn en met het spoedadvies dat de voorzitter heeft kunnen verkrijgen van de Raad van State. Minister, u moet mij niet volgen: u moet de Dienstenrichtlijn volgen. Gelukkig wijs ik u erop dat u dat moet doen. U moet ook het advies van de Raad van State volgen. Ik ben blij dat u zo lacht. Ik hoop dat u zult blijven lachen als dit ons geld zal kosten. Ik stel voor dat u vandaag mijn amendement ter zake goedkeurt, want doet u dat niet, dan bent u gewoonweg in overtreding.
Ik neem aan dat we niet lijden aan de Belgische ziekte waarbij de meerderheid iets tegen wil en dank door de strot van het parlement ramt, omdat ze nu eenmaal de meerderheid is, en dat ze er dan wel een mouw aan zal passen met wat loodgieterswerk. Neen, vandaag moet u amendement 42 goedkeuren.
Amendement 41, dat ik in combinatie met amendement 43 heb ingediend, betreft de gedragscode. Minister, u weet dat we in de commissie sterk hebben gefulmineerd tegen die gedragscode, omdat die bijkomende regelgeving tot stand zal brengen. Mevrouw Ceysens, de commissievoorzitter, heeft dat ook meegemaakt. Over die gedragscode zegt de Raad van State in zijn advies van 19 november dat de voorwaarde om bedoelde gedragscode te onderschrijven en na te leven verenigbaar is met artikel 16, lid 3, van de Dienstenrichtlijn, als tenminste de betreffende voorwaarde in essentie niets toevoegt aan de gevolgen van de andere voorwaarden die in het decreet werden bepaald. In mensentaal: de Raad van State zegt eigenlijk dat uw gedragscode geen bijkomende regelgeving mag creëren. Doet die gedragscode dat wel, dan is hij niet verenigbaar met artikel 16, lid 3, van de Dienstenrichtlijn en dan bent u opnieuw in overtreding. U kunt nu aan het parlement zeggen dat deze gedragscode geen bijkomende regelgeving zal inhouden, maar dat betwijfel ik zeer. Waarom stelt u een gedragscode op in uw ontwerp van decreet als u van plan bent om geen bijkomende regelgeving te creëren? Met artikel 5, 15°, hebt u dus ook een probleem. Ik ben ervan overtuigd dat deze gedragscode bijkomende regelgeving met zich mee zal brengen.
Minister, wat zult u daarmee doen? Ik denk dat u niet onder amendement 42 uit kunt. U kunt niet anders dan dat hier goedkeuren, tenzij u vindt dat de Raad van State maar wat mag gaan picknicken, dat u daar niets mee te maken hebt. Zeker als uitvoerende macht bent u echter gebonden door het advies van de Raad van State. Dat moet vandaag dus worden geamendeerd. Ook moet u vandaag de politieke eerlijkheid hebben om te beslissen of u iets zult doen met betrekking tot de gedragscode. Dan gaat het over de twee amendementen, over amendement 41 en amendement 43. Het ging immers niet alleen over het feit dat er een gedragscode moest zijn, maar er werd ook voorzien in een boete als men niet zou voldoen aan die code. Ik kan me niet voorstellen dat u in uw ontwerp van decreet gedragscoderegels in het leven roept en dat dit geen bijkomende regelgeving inhoudt.
Dat betekent dat u vandaag zou moeten afzien van de gedragscode tot het moment dat u weet wat de gedragscode inhoudt. Als ze niet verder gaat dan de wetgeving, kan ze in de praktijk worden gebracht. Als ze verder gaat dan de wetgeving, kunt u ze niet implementeren.
Ik had graag een duidelijk standpunt van u gehoord. Gelet op uw gehoorzaamheid aan de Raad van State, willen we onmiddellijk maatregelen treffen als u niet van plan zou zijn de nodige stappen te ondernemen om dit alsnog toe te passen.
Wij handhaven ons amendement.
Minister Muyters heeft het woord.
Dat is eigenaardig, u leest heel selectief, mijnheer Sabbe. Met betrekking tot de amendementen 41 en 43 werpt de Raad van State, in tegenstelling tot wat u opwerpt, dat het onderschrijven en naleven van een gedragscode door private arbeidsbemiddelingsbureaus niet in strijd is met de Dienstenrichtlijn.
Blijkbaar kunnen ook professoren zich vergissen. (Opmerkingen van de heer Boudewijn Bouckaert)
De Raad van State verwijst ook naar de extra verduidelijking in de memorie van toelichting. Dat hebt u naar voor gebracht. Wat amendement 42 betreft, mijnheer Sabbe, wens ik te benadrukken dat een erkenning niet langer kan behouden blijven, tenzij voor uitzendarbeid.
Ik heb ook begrepen dat een bescherming moet behouden blijven. Ik ben het daarmee eens, te meer dat er een verplichting wordt opgelegd door het IAO-verdrag (Internationale Arbeidsorganisatie) nr. 181. De Vlaamse Regering heeft ervoor geopteerd om een gelijk beschermingsniveau voor iedereen uit te werken. Ze doet dat echter met maatregelen die proportioneel minder belastend zijn dan de administratieve verplichtingen die met registratie gepaard gaan en niet meer kunnen, maar ook met minder administratieve lasten dan wat u bijvoorbeeld voorstelde, namelijk de meldingsplicht.
De opgelegde criteria inzake kwaliteit en deskundigheid zijn een van deze maatregelen. Wij beogen daar in eerste instantie de bescherming van werknemers en werkzoekenden mee, naast de bestrijding van misbruiken. De verplichting wordt gerechtvaardigd door een objectief en wettig doel. De verplichting is van toepassing op alle kantoren die activiteiten in het Vlaams Gewest ontwikkelen. Er is dus geen sprake van discriminatie. Een aandachtig lezer zal zeker hebben opgemerkt dat de motivatie, de verwijzing naar het IAO-verdrag, de motivering waarom bescherming nodig is, zeker in de memorie van toelichting staan, al wordt dat in dit artikel niet herhaald. We voldoen dus volkomen aan de vraag van de Raad van State.
De heer Sabbe heeft woord.
Ik ga helemaal niet akkoord met wat u zegt. In uw antwoord grijpt u terug naar het debat dat we in de commissie hebben gevoerd. Het gaat hier niet langer om inhoudelijke aspecten, maar wel om wat de Raad van State heeft gezegd. Volgens de Raad van State kunt u dit alleen maar doen als u zegt te zullen rechtvaardigen op basis van een motivering van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of de bescherming van het leefmilieu. Dat zijn de vier criteria die de Raad van State naar voor brengt.
Wat u zegt, heeft daar niets mee te maken. U motiveert dat ook niet. Artikel 42 kan volgens de Raad van State gewoon niet. U leest een tekst voor die geen antwoord is op wat ik hier zojuist stelde. Ik zeg dat in het advies staat dat indien dergelijke verantwoording niet voorhanden is, de voorwaarde zoals voorgesteld bij amendement 42, uit het decreet moet worden weggelaten.
Een dergelijke verantwoording is dus niet voorhanden. Ze ligt ook niet ter tafel. Ik dacht dat u snel zou reageren en deze verantwoording op de tafel zou leggen. Maar zelfs al zou ze er zijn, het moet gaan om de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de bescherming van het leefmilieu. In hoeverre kan de kwaliteits- en deskundigheidsvereiste van een uitzendarbeid of een arbeidsbemiddeling iets te maken hebben met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de bescherming van het leefmilieu? Dat heeft daar toch niets mee te maken? Dat betekent uiteindelijk dat u, op basis van wat de Raad van State zegt, in deze sector geen kwaliteits- en deskundigheidsvereisten oplegt. Sorry, het kan niet. En als u daarin blijft volharden, zullen wij alle maatregelen nemen om manu militari ervoor te zorgen dat dit geïmplementeerd wordt.
U spreekt over de gedragscode. U hebt mijn vraag niet beantwoord. Ziet u zich in staat om hier een gedragscode uit te werken waarbij u ervoor zult zorgen dat er geen bijkomende regelgeving ontstaat? Die gedragscode is in het voorstel van decreet niet uitgewerkt. De Raad van State zegt dat als de gedragscode leidt tot meer regelgeving boven op wat in het decreet staat, dat dan eveneens strijdig is met de Dienstenrichtlijn.
Op die twee vragen heb ik geen antwoord gekregen. Ik ben er dus van overtuigd dat u ze allebei zo gaat implementeren, wetende dat u dan in strijd bent met de Dienstenrichtlijn. Het ene komt er met vertraging want met betrekking tot die gedragscode kunt u nog creatief zijn om ervoor te zorgen dat het niet tot bijkomende regelgeving leidt. Maar dan vraag ik mij af waarom u nog een gedragscode moet maken, als het toch een herhaling is van wat al in het decreet staat.
Ik kan herhalen wat ik heb gezegd. Het is eenvoudig. We gaan naar de bescherming van de werkzoekenden en de werknemers. We zijn verplicht te voldoen aan het IAO-verdrag 181. De gedragscode bestaat vandaag en wij zetten de toepassing ervan voort.
Oké, wij wachten de gedragscode af.
Ik heb hier tijdens de vorige zitting al gezegd dat de registratie voor ons de second best solution was. Dat was de oplossing die in de plaats moest komen van alles wat u hier vooropstelt. Zeggen dat ik heb gepleit voor die registratie, is intellectueel oneerlijk. Ik heb dat als een second best voorgesteld, in de zin van: als je toch iets wilt, laat ons dan dat doen.
Mag ik hieruit afleiden dat u van plan bent om artikel 42 niet te amenderen en dus niet op te nemen, en dus in strijd te zijn met het arrest van de Raad van State? Wij zullen daaruit onze conclusies trekken. Dank u vriendelijk.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, het is belangrijk dat wij in dit debat aangeven dat de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) duidelijk een registratieplicht heeft gevraagd. Dat was niet zomaar een advies, het was een unaniem advies. Het kwam van zowel de vakbonden als de werkgevers als Federgon. Iedereen was het ermee eens en wilde een registratieplicht. De heer Sabbe zegt dat de registratieplicht de second best solution is; voor de SERV was het de beste oplossing. Ik sluit mij daarbij aan, ik was daar ook mee akkoord.
De SERV heeft al een hele tijd geleden gevraagd om daarop te werken. Straks zult u het misschien hebben over de vermeende pogingen van de oppositie om dit decreet te vertragen zodanig dat u een boete zou kunnen oplopen, maar dan is het toch belangrijk om de datum van het eerste SERV-advies even te vermelden: op 16 september 2009 vraagt de SERV om te voorzien in een registratieverplichting op het vlak van private arbeidsbemiddeling. Daar werd nooit op ingegaan. In mei 2010, wanneer het voorontwerp van decreet begint te rollen, vraagt men in een aanvullend advies nog eens om onderzoek te doen naar een registratieplicht en eventueel men spreekt dan inderdaad al over Limosa (Landenoverschrijdend Informatiesysteem ten behoeve van MigratieOnderzoek bij de Sociale Administratie) te onderzoeken of dat kan worden gecombineerd. Dat is onvoldoende gebeurd.
In het vorige debat heb ik duidelijk aangegeven dat een registratieplicht wel degelijk kan omwille van het algemeen belang, als het noodzakelijk is dat is het ook en als het proportioneel is. Ik heb daarvoor een amendement ingediend. Het is duidelijk dat het advies van de Raad van State absoluut niet algemeen negatief is over amendementen. De Raad van State zegt over amendement 46: De bij amendement nummer 46 voorgestelde registratieverplichting kan in dat opzicht geacht worden de ontworpen regeling meer in overeenstemming te brengen met de verplichtingen die inzonderheid uit artikel 3 van het IAO-verdrag nr. 181 voortvloeien.
U hebt het goed gehoord: meer in overeenstemming. Dus het amendement waarin ik vraag om een registratieverplichting in te voeren, is een verbetering ten aanzien van wat voordien werd voorgesteld.
De Raad van State geeft ook duidelijk aan dat een registratieregeling in beginsel niet onverenigbaar is met artikel 16, lid 3, van de Dienstenrichtlijn. Dus: niet onverenigbaar. De Raad van State heeft eigenlijk al een aantal adviezen geformuleerd. Die staan in het advies aangegeven: een advies voor de Duitstalige Gemeenschap en een advies voor het Waalse Gewest, een voorontwerp van decreet.
Mijnheer Diependaele, u herinnert zich nog dat we de vorige keer hebben gediscussieerd over het decreet dat door het Waalse Gewest is goedgekeurd. Ik zeg hier dat er een advies is op het voorontwerp daarvan. Het is toch wel merkwaardig. De Raad van State maakt een argumentatie. De vraag is of die klopt. Het is merkwaardig dat de twee adviezen die hierin staan vermeld, niet werden vermeld in de memorie van toelichting die we hebben gekregen bij het voorontwerp van decreet. In die zin is het voor mij duidelijk. De registratieverplichting kan wel degelijk. Men heeft alleen een vraag over Limosa. Men heeft de tijd niet gehad om na te gaan of er moeilijkheden zijn tussen Limosa en de registratieplicht. Als de vraag van de SERV al dateert van 26 september 2009, als we pas nu over een ontwerp van decreet moeten stemmen en als men het inderdaad nog niet heeft onderzocht, dan is dat wel vervelend. De Raad van State kon hiervan ook wel wat vroeger op de hoogte worden gebracht, maar dat is natuurlijk niet gebeurd. Dan is het gemakkelijk om te zeggen: het moet er maar door want 26 november nadert.
De plicht om kenbaar te maken dat men werkt met buitenlandse werknemers, is niet hetzelfde toepassingsgebied als de registratieplicht die we voor ogen hebben. Binnen de private arbeidsbemiddeling kun je perfect zonder Limosa-melding werken op de Vlaamse markt. Vlaanderen is niet zo groot. Een bureau voor outplacement dat in Nederland werkt, maar activiteiten ontplooit en contacten heeft met Vlaamse bedrijven, kan perfect werken. De selectieprocedures kunnen perfect gebeuren ten aanzien van Vlaamse bedrijven zonder dat men met Limosa moet werken. Ten andere, in Limosa zijn er vrijstellingen die mogelijk maken om daarbuiten te blijven. Er is een vrijstelling voor iemand die regelmatig werkt in meerdere landen. Men heeft dan een vereenvoudigde Limosa-plicht.
In die zin zou het minstens fair zijn geweest om die combinatie Limosa-registratie te onderzoeken. Minister, als we meegaan in uw redenering, kunnen we Limosa en de registratieplicht wel combineren. Binnen Limosa zijn er enkele mogelijkheden voor sectoren om bijkomende gegevens te vragen, die niet voor andere sectoren gelden. Dit zou perfect mogelijk zijn. De gegevens die we zouden willen hebben om de registratie voor private arbeidsbemiddeling mogelijk te maken, zouden via Limosa kunnen werken. Dan krijg je inderdaad die combinatie. Dit zou perfect mogelijk zijn en dan heb je een uniek loket. Dan heb je Limosa, en dan heb je ook de registratie. Dit is niet onderzocht, en dat is een spijtige zaak.
Minister, we vinden het een gemiste kans dat u niet ben ingegaan op de registratieplicht en ik koester geen illusies: u zult er straks ook niet u op ingaan, dat is duidelijk. U weet dat we met de rest van het decreet, met het decreet op zich dus, minder moeilijkheden hebben. Het is een gemiste kans, tot daar aan toe, maar op zich hebben we geen probleem met de filosofie van het decreet.
Ik heb mijn amendementen in die zin herwerkt. Amendementen 44, 45, 46 en 47 werden herwerkt in een nieuwe tekst. Ik heb ze, zoals het hoort, aangepast aan het advies van de Raad van State.
In amendement 48 in hoofdorde, dat is het vroegere amendement 46, heb ik de zinsnede aangebracht die werd gevraagd door de Raad van State: na de inwerking van dit decreet. Voor de rest is er niets veranderd.
De amendementen 48 in eerste en in tweede bijkomende orde, mijn vroegere amendementen 44 en 45, die overeenstemmen met de amendementen 41 en 42 van de heer Sabbe, komen wat mij betreft pas na de stemming van het eerste amendement, want als we registratieplicht niet goedkeuren, vind ik dat de zaken die erin bepaald worden, moeten blijven staan en dan moeten ze zelfs niet worden voorgelegd.
Ik heb het amendement 47 herwerkt, want er waren van de Raad van State ook wel wat opmerkingen over een aantal bepalingen ten aanzien van de sanctie, het schrappen van de registratie, en de duur en de voorwaarden moesten duidelijker geformuleerd worden.
Ik heb ook de bepalingen van artikel 14 over de erkenning van de uitzendbureaus toegepast op de registratie van een bureau. In die zin is het dus heel duidelijk, minister, een registratieplicht, een registratieregeling voor bureaus die activiteiten verrichten in de private arbeidsbemiddeling, is perfect mogelijk en zou voldoen aan de vraag van alle partners in de SERV. Ik vind dat niet onbelangrijk, maar u gaat daar niet op in, ondanks het feit dat men dit al heel lang vraagt. Ik vind dat een gemiste kans. Het is jammer. Het zou het een stuk eenvoudiger maken, maar ik herhaal dat ik geen illusies koester: u zult er niet op ingaan. Als u wat vroeger zou zijn beginnen te werken, zou het misschien wel mogelijk zijn geweest. (Applaus bij Groen!)
Mijnheer Watteeuw, u weet duidelijk waar het kalf gebonden ligt. Het venijn zit in de staart, want het is in de staart dat de Raad van State naar voren schuift dat er geen overlapping mag zijn tussen een registratie en een Limosameldingsplicht.
Ik heb bekeken wat er in Limosa staat en ik ben nogal verbaasd over uw lezing van de zaak, want er staat dat de Limosaplicht geldt voor buitenlandse dienstverrichters die in België prestaties verrichten. Die moeten dus allemaal aan een Limosameldingsplicht voldoen.
Buitenlandse bureaus voor private arbeidsbemiddeling vallen daar zonder twijfel onder. Zij hebben een keuze. Ik wil even wat meer in detail gaan over de betekenis van de Limosaverplichting. Ofwel verrichten de arbeidsbemiddelingsbureaus occasioneel een aantal prestaties en dan dient er voor elke opdracht een melding te worden verricht. Ofwel worden er structureel activiteiten in België verricht, en dan kan er een vereenvoudigde melding komen en die wordt dan gedaan voor 12 maanden. Die melding is, schrikt u niet, heel uitvoerig en moet de volgende gegevens bevatten.
Als algemene gegevens voor een werknemer of een zelfstandige moeten de volgende gegevens ingegeven worden: identificatiegegevens van de werknemer of de zelfstandige, de datum waarop de detachering in België begint, de datum waarop die eindigt, het soort van diensten die in België verricht zullen worden of de economische sector, de arbeidsplaats in België waar de prestatie effectief zal worden geleverd, de identificatiegegevens van de Belgische klant of opdrachtgever. Ook een lasthebber moet zijn identificatiegegevens vermelden indien hij de melding doet.
Specifiek en bijkomend voor de werknemer zijn de identificatiegegevens van de werkgever, de wekelijkse arbeidsduur van de werknemer, het uurrooster van de werknemer.
Specifiek en bijkomende gegevens voor de zelfstandige zijn het btw-nummer, het land van oorsprong en het ondernemingsnummer.
De gedetacheerde stagiairs moeten de volgende gegevens geven: de identificatiegegevens van de buitenlandse instelling waar de stagiair zijn studie of beroepsopleiding volgt, de identificatiegegevens van de Belgische instelling waar de stage wordt gevolgd, de identificatiegegevens van de stagiair, het nationaal identificatienummer in het land van oorsprong en de begin- en einddatum van de stage in België. Dat zijn heel veel gegevens die bij elke dienstverlening van een buitenlandse onderneming in België worden gevraagd. Of het om een werknemer of een zelfstandige gaat, maakt niet uit. Ik hou er dan ook nog rekening mee dat dat een terugkerende verplichting is. Ik vraag me af wat men bovenop die veelheid aan gegevens nog kan vragen in de registratie- of meldingsplicht. Ik zie niet in welke bijkomende melding nog kan worden gevraagd zonder te overlappen. Daarom denk ik dat we dat artikel niet moeten uitvoeren.
Minister, dat staat inderdaad op het einde van het advies. De Raad van State geeft aan dat er te weinig tijd was om na te gaan of er een overlapping bestaat tussen de meldingsplicht en de bij amendement voorgestelde registratieverplichting. Natuurlijk, ik zal het nog eens herhalen, de SERV heeft in september 2009 gevraagd om na te gaan of men kan werken met de registratieverplichting. Men heeft dat maanden laten liggen. In mei 2010 heeft de SERV gevraagd naar de stand van zaken rond Limosa en de registratieplicht. Enkele weken geleden werden wij geconfronteerd met dit ontwerp van decreet. U moet dus niet zeggen dat de Raad van State daar niet op ingaat. Dat is niet correct.
Als u er zo van overtuigd bent, minister, dat Limosa zoveel gegevens oplevert, en als u daar kunt mee werken, dan is het maar de vraag of u de combinatie Limosa/registratieplicht niet kon maken. U weet met de gegevens van Limosa niet op welke activiteiten binnen de private arbeidsbemiddeling men zich richt. Op dat moment zou u dat wel weten.
We hebben dit wel onderzocht. We zijn er bij dat onderzoek van uitgegaan dat zoals de Raad van State zegt men geen dubbel punt kan hebben met Limosa. Mijn antwoord aan de SERV bevatte dit element ook, dat men overlapping zou hebben met Limosa. Die elementen zijn naar voren gebracht, en niet gisteren, niet eergisteren en niet vorige week. Ik heb dat antwoord aan de SERV bezorgd. We hebben de keuze gemaakt, juist wegens de Limosa-verplichting, dat de melding niets zou bijbrengen.
Minister, u overtuigt mij niet, en u overtuigt de SERV niet. De raad wil nog altijd de registratieplicht.
De heer Laurys heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, u hebt gelijk, mevrouw Ceysens, dit is een zeer technisch advies, maar wel vrij duidelijk. U doet wat u als juriste moet doen, en u doet dat met een zeker talent. U begint mist te spuien en teksten voor te lezen en op den duur slaagt u er zelfs in om de Raad van State het tegenovergestelde te laten zeggen van wat ze eigenlijk gezegd hebben.
Ik citeer uit voetnoot 13 van stuk 641-11. De Raad van State, afdeling Wetgeving, betwijfelt evenwel of het eventuele toelaten van uitzendarbeid voor de gehele publieke sector waarvoor de Vlaamse overheid bevoegd is, als uitzondering op het thans geldende verbod terzake dat uit de federale wetgeving moet worden afgeleid, zou voldoen aan alle voorwaarden waaronder artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 kan worden toegepast, aangezien, gelet op de aanzienlijke gevolgen van dergelijke maatregel, in geen geval sprake zou kunnen zijn van een marginale weerslag op de federale bevoegdheid.
Mijns inziens, is dit net het omgekeerde van wat mevrouw Ceysens daarstraks heeft gezegd. De Raad van State verklaart hier dat het twijfelachtig is. Het is niet zo gesteld. Het wordt in het amendement niet gevraagd. Aangezien er in geen geval sprake van een marginale weerslag is, is het echter twijfelachtig. Die weerslag zou ernstig zijn en bijgevolg kan het niet.
De woorden van de heer Watteeuw zijn me daarstraks opgevallen. Het is maar een voorbeeld van de manieren waarop wordt geprobeerd rond dit duidelijk advies mist te spuien. Hij heeft verklaard dat op pagina 12 van het advies te lezen staat dat de Raad van State in het korte tijdsbestek niet meer heeft kunnen doen. Dat staat er echt niet. Er wordt niet naar het korte tijdsbestek verwezen. Er staat enkel dat het de Raad van State, afdeling Wetgeving niet duidelijk is of er een overlapping tussen de meldingsplicht en de bij amendement voorgestelde registratieverplichting is. De verwijzing naar de korte termijnen wordt er gewoon aan toegevoegd om de indruk te wekken dat alles hier snel en oppervlakkig moet gebeuren. Dit is een eenzijdige interpretatie van een zeer duidelijk advies.
Over de amendementen 37, 38, 39 en 40 van mevrouw Ceysens kan ik kort zijn. Ze vraagt te voorzien in een decretale basis om uitzendarbeid binnen de Vlaamse overheid en de ondergeschikte besturen toe te laten. Die vraag wordt gesteld door de formulering telkens naar de werkgevers uit de private en de publieke sector uit te breiden.
De Raad van State is heel duidelijk en treedt het standpunt van mevrouw Ceysens niet bij. Volgens de Raad van State is dit zinledig en zonder voorwerp. Enkel de federale overheid is bevoegd om de arbeidsrechtelijke en burgerrechtelijke aspecten van de uitzendarbeid te regelen. Die regeling maakt immers deel uit van het arbeidsrecht. We kunnen hier nog uren over blijven discussiëren. Het is echter niet mogelijk dit duidelijk advies van de Raad van State anders te interpreteren.
In amendement 38 probeert mevrouw Ceysens de publieke sector nog langs een zijweg bij de zaak te betrekken. Er staat immers dat de werkgevers uit de publieke sector zich bij het zoeken naar geschikte werknemers door de bureaus voor private arbeidsbemiddeling kunnen laten bijstaan. De Raad van State verwijst duidelijk naar Selor. Bovendien zijn de rechtspositieregelingen goedgekeurd. Dit probleem kan niet door middel van de indiening van een eenvoudig amendement worden opgelost.
Amendement 40 is in de ogen van de Raad van State onduidelijk. De Raad van State vraagt zich af wat hiermee wordt bedoeld. Het kan niet de bedoeling zijn de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) onder de privaatrechtelijke regeling van de arbeidsbemiddeling te laten vallen. Indien het dit niet is, maar het is een versterking van de amendementen 37, 38 en 39, dan is het duidelijk en wordt er verwezen naar wat hierover al eerder is gesteld. Tot daar de zeer duidelijke commentaar van de Raad van State.
De amendementen 41, 42 en 43 van de heer Sabbe hebben betrekking op de voorwaarden die de decreetgever de private arbeidsbemiddelaars wil opleggen. Deze eisen hebben betrekking op de naleving van een gedragscode. Het gaat ook om de strafbepalingen die hieraan zijn gekoppeld en om het opleggen van criteria inzake de kwaliteit en de deskundigheid.
Volgens de Raad van State zijn deze amendementen in strijd met artikel 16, lid 3, van de Dienstenrichtlijn. Dit mag dus niet zomaar in het ontwerp van decreet worden opgenomen. De heer Sabbe heeft trouwens zelf een paar keer naar artikel 16, lid 3 verwezen. Volgens dit artikel zijn deze eisen enkel gerechtvaardigd indien ze betrekking hebben op de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. De Raad van State is zeer duidelijk. De gedragscode is volledig in overeenstemming met artikel 16, lid 3.
Volgens de Raad van State kunnen we dit eruit laten. Dit brengt me echter bij de vraag wat precies aan de Raad van State is gevraagd. De indieners van de amendementen hebben de Raad van State om een juridische toetsing gevraagd. Over het ontwerp van decreet zelf is al eerder advies uitgebracht. De vraag heeft geen betrekking op de opportuniteit. Dat is trouwens de opdracht van de Raad van State niet. De Raad van State hoeft zich niet over de opportuniteit uit te spreken.
Op basis van de juridische toetsing verklaart de Raad van State dat het een mogelijkheid is. Aangezien dit binnen de discussie over de opportuniteit valt, betreft het hier een politieke beslissing. Het is niet aan de Raad van State die beslissing te nemen. In die zin ben ik het eens met de stelling dat in het advies staat. We kunnen het weglaten. Dat is echter onze beslissing. We hebben besloten dat niet te doen. Volgens de Raad van State zijn we hiertoe bevoegd. De Raad van State mengt zich hier niet in. Dit is heel duidelijk. Bovendien betreft het hier geen discriminatie.
Wat de vereisten inzake de kwaliteits- en deskundigheidsvoorwaarden betreft, heeft de heer Sabbe een half punt. Volgens de Raad van State is dit in overeenstemming met verdrag 181 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). Als de erkenning wegvalt, moeten de rechten van de werknemers en de werkzoekenden een gelijke mate van bescherming krijgen. De registratie zou hiervoor kunnen zorgen.
Of die eis conform is artikel 16, lid 3, van de Dienstenrichtlijn, nogmaals, daarvan zegt men dat het aan de decreetgever is om dat na te gaan. Inderdaad, maar dat moet niet in het decreet staan, laat dat duidelijk zijn. Dat kan in de memorie van toelichting, dat kan in de toelichting in de Handelingen, dat kan bij de uitleg, dat kan hier gebeuren, dat kan overal. Tot nu toe hebben we gehoord dat het in meer dan voldoende mate is gebeurd en dat dat geen probleem kan zijn.
Van de amendementen nummer 44 en 45 van de heer Watteeuw zegt de Raad van State dat het dezelfde zijn als de amendementen nummer 41 en 42 van de heer Sabbe. Daar wordt verder niet meer over gesproken. Amendement 46 en 47, over in hoeverre de verplichte registratie verenigbaar is met verdrag 181 van de Internationale Arbeidsorganisatie, daarmee gaat de Raad van State akkoord. Het afschaffen van de erkenning kan, maar men moet zien dat de pendant, de bescherming van de rechten van de werknemers, op dezelfde wijze gehandhaafd blijft. Het amendement 46 zegt dat die registratieverplichting meer in overeenstemming zou zijn te brengen met verdrag 181. Maar een registratieverplichting is niet onverenigbaar met artikel 16, lid 3, van de Dienstenrichtlijn zegt ook de Raad van State. Zelfde opmerking: dit is weer eens een opportuniteitskwestie. Het is een politieke beslissing. Als het gebeurt, geen probleem. Als het niet gebeurt, evenmin een probleem. Daar spreekt de Raad van State zich niet over uit. Dat heeft niets te maken met een juridische waarde, dat is een opportuniteitskwestie en het behoort het parlement toe om zich daarover uit te spreken. Daar moeten we nu niet over debatteren, dat is gebeurd bij het vorige debat.
Volgens mij is het heel duidelijk. Op heel de discussie over de Limosa-meldingsplicht heeft de minister uitvoerig geantwoord. Ik vind het eigenlijk wat ter kwader trouw dat de woordjes binnen die termijn telkens worden ingevoerd. Als er een overlapping is, zegt de Raad van State, moet die worden weggewerkt. Maar er is in dezen geen overlapping. Bovendien moet amendement 46 worden aangepast. Dat is inmiddels gebeurd, er is een ander voorstel ingediend. Wat betreft amendement 47 is het schrappen van de registratie een bevoegdheid die de decreetgever toekomt en niet de Vlaamse Regering. Dat kan niet.
Het is een heel duidelijk advies van de Raad van State. We kunnen dat natuurlijk verdrinken in een enorm juridisch gespin, maar het is vrij klaar dat die amendementen niet kunnen worden aanvaard. Over amendement 42 kan er inderdaad een kleine discussie bestaan. Het is voldoende aangetoond, niet in het decreet maar in de debatten en in de Handelingen, dat de kwaliteits- en deskundigheidsvereisten verantwoord zijn en dat ze volledig beantwoorden aan artikel 16 van de Dienstenrichtlijn. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Ik waardeer de uiteenzetting van de heer Laurys omdat hij dat op een authentieke manier doet. Ik ken de heer Laurys en hij zal nooit de grote pleitbezorger zijn van uitzendarbeid bij de overheid. Daar kunnen we eerlijk in zijn, mijnheer Laurys. Ik waardeer dat ook. Ik ken ook uw bevoegdheidspunt waarbij u zich afvraagt of we dat wel in Vlaanderen moeten doen en of we dat nu absoluut moeten regionaliseren. Ik begrijp ook uw lezing.
Ik heb het daarentegen moeilijk met de uiteenzetting van de minister omdat ik ze niet authentiek vind. Meer nog, ik vind ze onvoorstelbaar, ten eerste omdat ik denk, minister, dat u wel voor uitzendarbeid bent in de overheid, maar dat u dat niet meer over uw lippen krijgt. U gedraagt zich als een windhaan eerste klas. Ten tweede kan ik me niet indenken dat u of uw fractie er niet voor zouden zijn dat dit in Vlaanderen moet kunnen. U doet alles om toch dat debat maar niet eerlijk te voeren. Nogmaals, het was pure woordenkramerij.
Mijnheer Laurys, ik ken uw standpunt daarin. Natuurlijk is de wijze waarop je voor iets vecht, belangrijk bij de lectuur. Als de Raad van State zegt dat er twijfel bestaat, dan krijg ik het beeld van het glas dat halfvol of halfleeg is. Als je ervoor wilt gaan, zeg je: we gaan dat proberen. Als het voor u niet hoeft, dan is de zaak afgesloten en laat je ze rusten. Daarom waardeer ik uw uiteenzetting enorm. Ik vind ze authentiek, en wij verschillen daarin van mening. Ik heb het heel moeilijk met de minister omdat hij op twee domeinen geen enkele authenticiteit toont.
Mijnheer Laurys, ik ben blij dat u zegt dat ik een half punt heb. Indien u de volledige waarheid gezegd zou hebben, zou u zien dat ik een volledig punt heb. U zegt eigenlijk een halve waarheid. Ik ben wel al blij dat we aan de helft van de waarheid zijn.
U vergist zich echter. Ik heb het nu specifiek over de kwaliteits- en deskundigheidsvereisten, kortom over de beroepsbekwaamheid. Op pagina 10, eerste alinea van zijn advies stelt de Raad van State heel duidelijk dat die voorwaarden naargelang onder andere de plaats van vestiging in feite maar aanvaard kunnen worden als er een motivatie bij is. Anders moeten die geschrapt worden. En nu komt het. U zegt dat die motivatie gegeven is in de memorie van toelichting, dat die is gegeven is in de commissie enzovoort. Maar daar gaat het in feite niet om. De motivatie die daar is gegeven, beantwoordt niet aan de criteria die Europa voorop stelt. Dat is het punt. Die beantwoordt niet aan een verband met openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en de bescherming van het leefmilieu. Dat is het punt. We hebben, om het in volkstaal te zeggen, veel gepalaverd. Maar die voorwaarden beantwoorden niet aan wat Europa voorschrijft. Vandaar dat mijn halve waarheid meteen een volle waarheid wordt.
Mijnheer Laurys, het klopt inderdaad dat het hier niet om een louter juridische kwestie gaat. Het is wel duidelijk dat het een opportuniteit is die het parlement al dan niet te baat zal nemen. Maar het is wel zo dat in de argumentatie, in de discussie vooraf Limosa niet het enige argument was. Er zijn verscheidene juridische argumenten vanuit de Dienstenrichtlijn om te zeggen dat dit niet kan. Limosa was een belangrijk gegeven, maar niet het enige. Wat het advies van de Raad van State ten aanzien van mijn amendement duidelijk maakt, is dat een registratieplicht op zich wel degelijk kan. Als het een vrij eenvoudige manier van registreren is, wordt het zelfs in overeenstemming geacht met de Dienstenrichtlijn. Dat is in elk geval duidelijk. Men kan niet zomaar een registratieplicht wegvegen door te zeggen dat de Europese Dienstenrichtlijn daarmee in tegenstrijd is. Er is de discussie over de Limosaplicht. Dat is een andere discussie, die we net hebben gevoerd. Ik heb contacten gehad met de SERV na het advies van de Raad van State. Ik herhaal dat de partners in de SERV nog steeds vragen om een registratieplicht.
Voorzitter, ik wil twee punten naar voor brengen. De authenticiteit is er natuurlijk wel. Dit is een administratieve vereenvoudiging. Uit de RIA-toets (reguleringsimpactanalyse) blijkt duidelijk hoeveel miljoenen de sector door de administratieve vereenvoudiging zal besparen. In de plaats van een registratieplicht doen we hier de meest administratief vereenvoudigde zaak die we kunnen doen. Ik denk dat dat zeer authentiek is. Het ligt volledig in de lijn van wat ik altijd heb gedaan.
Mevrouw Ceysens, u zegt dat ik niet authentiek ben. U brengt hier nu een element in dat niet met de private arbeidsbemiddeling als dusdanig en de Dienstenrichtlijn te maken heeft om een ander debat te voeren. Dat is een onderdeel dat ik in deze discussie niet moet opnemen. Dat gaat ook niet. Het standpunt van mijn partij daarin is zeer duidelijk. Wij zijn voor uitzendarbeid in de private sector, maar dit is geen onderdeel van het regeerakkoord. Wij respecteren het regeerakkoord en brengen dat punt niet in de discussie. We houden er ons verder aan. Dit is geen element dat tijdens deze regeerperiode zomaar zal worden besproken, tenzij daarover in de regering een consensus bestaat. U moet dat niet in het geheel steken.
Ik heb overigens al gezegd dat het standpunt van mijn partij daarover duidelijk is. We kunnen daarover gerust met de partners van mening verschillen. Ik denk dat er ook geen enkel probleem is. Indien we met de regeringspartners over alle punten die niet in het regeerakkoord staan een eensgezind standpunt hadden, dan zouden we één partij moeten worden. De regering bestaat nog altijd uit drie partijen. Er is iets dat we willen uitvoeren. Dit maakt daar geen onderdeel van uit.
Ik wil nog iets duidelijk maken voor het verslag. De minister zei dat zijn partij voorstander is van uitzendarbeid in de private sector. Ik neem aan dat hij de openbare sector bedoelt.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, zonder mij te willen uitspreken over de inhoud van de amendementen van mevrouw Ceysens, die handelen over uitzendarbeid in de publieke sector, stel ik momenteel vast dat de discussie van vandaag tot in den treure bewijst dat in dit federaal georganiseerde land de regionale arbeidsmarkten niet efficiënt kunnen werken. Ook wat de uitzendarbeid betreft, is het dus onduidelijkheid troef.
Het feit dat we vandaag het grootste deel van de discussie hebben gevoerd op basis van een voetnoot van een advies van de Raad van State, zet de onduidelijkheid en de onwerkzaamheid van dit federale land voor wat onze arbeidsmarkt betreft, meer dan voldoende in de verf. Ik denk dat dit een boodschap is aan de vertegenwoordigers in dit halfrond die momenteel aan de federale regeringsonderhandelingen deelnemen, dat er absoluut een dringende nood is aan het verder regionaliseren van onze arbeidsmarkt.
Ik wil ook even verder ingaan op de amendementen van de heer Sabbe die handelen over het schrappen van die gedragscode en de criteria inzake kwaliteit en deskundigheid. Ook de Raad van State zegt in zijn meest recente advies, zijn spoedadvies van 19 november, dat de voorwaarde om de gedragscode na te leven in essentie niets toevoegt aan de gevolgen van andere voorwaarden die al in het ontwerp van decreet worden bepaald. Ook Federgon heeft samen met een aantal actoren uit het sociale middenveld in de commissie Economie herhaaldelijk gezegd dat de gedragscode en de criteria van professionele deskundigheid geen wezenlijke wetgeving zijn. Volgens hen zouden ze zelfs de toets met de Dienstenrichtlijn niet doorstaan. Zij kunnen deel uitmaken van de autoregulering, maar dit hoefde niet vastgelegd te worden in een decreet, aldus een vertegenwoordiger van Federgon.
Tot slot wordt in de amendementen van de heer Watteeuw gepleit voor een registratieverplichting, net zoals ik dat twee weken geleden heb gedaan bij de bespreking van het algemene decreet. De Raad van State herhaalt nogmaals in zijn advies van 19 november 2010 dat de aan werknemers en werkzoekenden verleende rechten en bescherming door het IAO-verdrag (Internationale Arbeidsorganisatie) nummer 181 op een gelijkwaardige manier gewaarborgd moeten worden. En inderdaad, volgens de Raad van State kan een registratieverplichting daaraan tegemoetkomen. Ook de sociale partners waren unaniem wat dat betreft en pleitten allen voor een registratieverplichting.
Verder wil ik verwijzen naar mijn uiteenzetting van twee weken geleden over het ontwerp van decreet. Daarbij kwam ik tot de conclusie dat wij het ontwerp zoals dat vandaag door de regering wordt voorgelegd, niet zullen steunen.
Het is soms merkwaardig te zien waar men stopt bij het advies van de Raad van State. Mijnheer Janssens, u stopt bij de zin dat het niets toevoegt aan andere voorwaarden die in het decreet worden bepaald. In de volgende zin staat dan wel: In dat opzicht lijkt die voorwaarde op zichzelf beschouwd dan ook verenigbaar met artikel 16. Ik kan daar nu ook stoppen. U hebt zonet het advies van de Raad van State geciteerd. U stopt uw zin en ik voeg er de volgende zin aan toe. Dat staat bovenaan op bladzijde 10.
Het gaat dan over de gedragscode. Ik denk dat wij op dat vlak van mening verschillen. Ik heb er in de commissie en ook twee weken geleden in deze plenaire vergadering voor gepleit om die gedragscode te schrappen, net zoals de collegas van de oppositie. We werden daarin gesteund door de meerderheid van de actoren uit het sociale middenveld. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, collegas, toen we hier twee weken geleden het ontwerp van decreet betreffende de private arbeidsbemiddeling bespraken, hebben wij gesteld dat ons betoog op vier punten was gebaseerd, namelijk dat dit parlement niet bevoegd is inzake interimwerk in het openbare ambt, dat het niet nodig was om de VDAB hier in te brengen, omdat dat een niet noodzakelijke vermenging van twee decreten en bijgevolg juridische onzekerheid zou opleveren, dat er geen probleem bestond met de gedragscode zoals die verwoord is, en ten slotte dat we met betrekking tot andere controlevormen de praktijk zouden moeten bekijken om te zien wat daar in de toekomst gebeurt. Welnu, op elk van die punten hebben wij gelijk gekregen van de Raad van State.
Ik wil me dan ook aansluiten bij de blijken van appreciatie zoals die verwoord zijn door de heer Laurys ten aanzien van het ongebreidelde en tomeloze optimisme van mevrouw Ceysens. Optimism is a moral duty. Vanuit dat optimisme brengt zij hier ook een aantal innovatieve concepten binnen, waarvoor dank. We gaan ministers en parlementsleden nu beoordelen op authenticiteit. Ik wil dat gerust bekijken. Misschien kan dat deel uitmaken van het Plenumplan van de voorzitter. Maar in afwachting zouden we het misschien toch kunnen houden bij juridische en legistieke argumenten. En daarin is het duidelijk dat de Raad van State het gros van de amendementen die hier voorliggen, kraakt.
Mevrouw Ceysens, u hebt met citaten geprobeerd om daar wat leven in te pompen, maar wie het in zijn geheel leest, stelt vast dat ik citeer de zienswijze niet kan worden bijgetreden. Dat is de conclusie voor amendementen 37 en 39. En daar staat wat wij hier twee weken geleden ook al hebben gezegd: het komt uitsluitend aan de federale overheid toe om de Dienstenrichtlijn om te zetten voor wat betreft interimarbeid in de overheidssector. Men noemt uw argumenten verder zinledig en zonder voorwerp. De lange voetnoot die u net hebt geciteerd, eindigt met de stelling dat er in geen geval sprake zou kunnen zijn van een marginale weerslag op de federale bevoegdheid. Dat is duidelijk.
Eigenlijk zegt de Raad van State in die voetnoot op een beleefde manier: bezint eer ge begint en nog eens dergelijke initiatieven gaat indienen. U kondigt het tegendeel aan. Dat lijkt me eerlijk gezegd niet zo verstandig.
Over amendement 38 en de relatie tot Selor zegt de Raad van State heel duidelijk dat, als het gaat over benoemingen van onbepaalde duur, u daar sowieso geen keuze in hebt. Men maakt daar inderdaad een opening met betrekking tot contractuelen, maar daarvoor hadden we dit decreet en dit amendement niet nodig, noch het advies van de Raad van State. We hebben hier immers al jaren Jobpunt Vlaanderen, dat zich perfect binnen dat wettelijke kader begeeft. Nieuwe initiatieven lijken ons ten eerste niet nodig, en ten tweede zouden ze alleen maar bijdragen tot meer rechtsonzekerheid. Het zou dus bijzonder kwalijk zijn mochten we daarop ingaan.
We kunnen het nieuwe amendement dat hier is voorgelegd, ook alleen maar kwalificeren als een slecht amendement. We hoeven alleen maar te kijken naar de verantwoording, waarin u zegt dat het advies van de Raad van State niet zo expliciet is. Daarmee geeft u eigenlijk aan dat het op andere punten wel bijzonder expliciet is. Maar niet zo expliciet lijkt mij toch een zeer wankele basis te zijn om hier een avontuur te beginnen dat ons ik weet niet waarheen zou leiden.
Dat brengt mij bij de amendementen die zijn voorgesteld en verdedigd door de heer Sabbe. Ook hier verwijs ik naar de bespreking van twee weken geleden. Mijnheer Bouckaert, u stelde toen dat de gedragscode de toetsing nooit zou doorstaan, omdat het bijkomende regels zijn die we opleggen. Ik heb u toen gezegd dat u een perfect legitiem standpunt hebt verwoord, omdat het een politiek standpunt was, en dat we moesten kijken wat de juridische analyse van die gedragscode zou zijn.
De juridische analyse hebben we. De Raad van State stelt uitdrukkelijk dat de gedragscode, zoals verwoord in de memorie van toelichting, kan. Collega Bouckaert, uw standpunt is legitiem, maar het is een politiek standpunt en geen juridisch. De Raad van State bevestigt ons dus in de vrije keuze en zegt dat er in elk geval geen sprake kan zijn van discriminatie omdat de code voor iedereen geldt die op ons grondgebied actief is. Het gaat dus over een keuze. Een politieke keuze die u maakt door een amendement in te dienen dat elke controle schrapt of een keuze die wij maken door er via een gedragscode voor te zorgen dat de deloyale concurrentie zich in deze sector niet kan installeren. Deloyale concurrentie is slecht voor de interimsector in zijn geheel, voor de bedrijven, voor de economie, maar is ook heel slecht voor de sociale bescherming van de werknemers die in die sector actief zijn.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Ik ben blij dat u mijn standpunten als legitiem kwalificeert dat is al een vooruitgang , maar u zegt dat het politieke standpunten zijn en geen juridische. Ik wil toch nog eens herhalen wat ik heb gezegd. Ik heb gezegd dat niet alleen de vergunningsregeling die wordt afgeschaft en dat is een goede zaak moet worden verantwoord op basis van de criteria van de Dienstenrichtlijn, maar ook de inhoudelijke regelen die worden gesteld. Dat is een juridisch argument en dat staat zo in de Dienstenrichtlijn. De Raad van State herhaalt dit wat betreft de regel die door het amendement-Sabbe zou moeten worden afgeschaft. Dat is een puur juridische regeling.
Als de minister zich daarnet smalend uitliet over professoren en hij zal waarschijnlijk mij hebben bedoeld , dan heeft hij mij daarin verkeerd geciteerd. Ik zeg niet dat die inhoudelijke regels niet kunnen, maar ik zeg dat ze ook aan de toets van de evenredigheid en van de effectiviteit van de openbare orde moeten worden onderworpen. Dat is niet het geval. In één geval het amendement-Sabbe is dat erkend door de Raad van State. U kunt daar niet onderuit. Vlaanderen zal daar nog gevolgen van ondervinden, en ik zeg dat niet met leedvermaak.
Door zich uit te spreken over het amendement-Sabbe geeft de Raad van State ook een beoordeling over wat vandaag in het voorlopig goedgekeurde document staat. In die zin is aangetoond dat minstens de Raad van State vindt dat de drie regels van de Dienstenrichtlijn adequaat zijn afgetoetst.
Vindt u dan ook dat de meerderheid het amendement-Sabbe misschien kan goedkeuren om juridisch volledig in orde te zijn? Doe eens een geste en geef de oppositie gelijk wanneer ze gelijk heeft, want dat zou de kwaliteit van het Vlaams Parlement doen stijgen.
Als de vos de passie preekt, boer let op uw ganzen.
De vossenjacht is niet geopend, hoewel de heer Sabbe dat gevraagd heeft.
Als de vos de passie preekt, boer let op uw ganzen, want het is niet omdat de Raad van State zegt dat er geen juridische bezwaren zijn tegen het amendement-Sabbe dat het ook opportuun is.
Ik heb gezegd dat we in een politieke discussie zitten tussen twee modellen, waarbij een model de bedoeling heeft om blijkbaar alle regels en controle overboord te gooien en een ander model de bedoeling heeft om ervoor te zorgen dat via een gedragscode die sector gezond blijft en dat de basisrechten van werknemers ook in de toekomst worden gerespecteerd. Vandaar de keuze voor een gedragscode waarmee meteen ook de opmerking van de Raad van State met betrekking tot het formeel ontbreken in de memorie van toelichting van een verwijzing naar het IAO-verdrag is opgelost. Dit decreet, van bij de indiening tot deze bespreking, spint zich rond dat gegeven en daarmee is aan de vraag van de Raad van State tegemoetgekomen.
Bovendien, als de brief die de minister aan de SERV heeft geschreven mee in de stukken wordt geschoven, hebben we daar een sluitende juridische onderbouwing.
Dat brengt me tot de aangepaste amendementen van de heer Watteeuw. Ook daar zegt de Raad van State dat het kan, mits een aantal aanpassingen die u hebt verricht, maar hij heeft niet gezegd dat het een verbetering is. U hebt daarnet in uw betoog gezegd dat de Raad van State dit een verbetering vindt, maar die doet dat niet. De Raad zegt dat het kan, net zoals hij zegt dat het bestaande ontwerp kan. We hebben gezegd en ik herhaal het nog een keer om minstens te starten met de gedragscode zoals ze is uitgewerkt.
Er zijn ook onzekerheden over andere modellen. Er is al uitgebreid verwezen naar Wallonië. The proof of the pudding will be in the eating. Als die registratieregeling in Wallonië wordt afgeschoten, dan zouden we ons misschien plotseling op heel glad ijs bevinden. Als blijkt dat de gedragscode niet goed werkt, kan dit parlement nog altijd de nodige aanpassingen verrichten. In de tussentijd lopen we veel minder het risico dat we door Europa worden teruggefloten. In elk geval lichten we de hypotheek van een zware boete die vandaag op de schouders van de Vlaamse belastingbetaler rust. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Malderen beschuldigt me ervan ten onrechte gesteld te hebben dat dit een verbetering zou zijn en dat de registratieplicht beter is. Ik veronderstel dat hij het IAO-verdrag 181 belangrijk vindt. Als ik daarvan uitga en ik lees dan dat de registratieverplichting in dat opzicht geacht kan worden de ontworpen regeling meer in overeenstemming te brengen met die verplichtingen, dan denk ik dat dit een verbetering is.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik ga kort zijn, want eigenlijk is alles al gezegd. De heer Laurys heeft daarnet in mijn ogen een bijzonder correcte analyse gegeven van zowel het probleem, de discussie, het advies van de Raad van State als de keuze die de meerderheid daarover maakt.
Ik geef alleen een korte algemene beschouwing. Mevrouw Ceysens, ik kan wel waarderen dat u zich weert als een duiveltje in een wijwatervat, maar ik moet u toch zeggen dat het pannetje van uw grootmoeder van twee weken geleden niet meer bakt of gewoon dat het niet meer pakt. Ik mocht u daarnet niet onderbreken. U zei dat het geen gemakkelijk advies was. Ik denk dat het wel een duidelijk advies is. Het geheel is een technische aangelegenheid, maar het advies is heel duidelijk, zeker over dat punt van de impliciete bevoegdheden.
Ik beken dat ik me twee weken geleden na het debat een beetje gefrustreerd voelde omdat ik niet tevreden was over het feit dat ik niet de juridisch parate kennis had om erop in te gaan. Ik heb het diezelfde avond nog opgezocht, en ik heb het ook gevraagd aan een bijzonder intelligente en hooggewaardeerde professor. Die heeft me bevestigd dat impliciete bevoegdheden hier niet van toepassing zijn. Ik wilde u daarnet onderbreken tijdens het debat, maar u leest die voetnoot 13 verkeerd. Impliciete bevoegdheden mogen niet meer dan een marginale weerslag hebben op federale bevoegdheden. De Raad van State zegt dat ze dat hier niet kunnen zeggen omdat het wel meer dan een marginale weerslag zou hebben op die federale bevoegdheid. Impliciete bevoegdheden zijn hier niet van toepassing. We zijn inderdaad ook van mening ik kan u daarin gelijk geven - dat die bevoegdheid naar Vlaanderen moet komen. Laat dat duidelijk zijn.
Ik kom straks nog terug op de uitzendarbeid in de publieke sector, maar ik heb het eerst over de gedragscode en de kwaliteit- en deskundigheidsvereisten. Het is inderdaad zo dat we hier een politieke afweging maken. De Raad van State laat ook duidelijk toe dat we die maken. De keuze ligt hier bij ons. Ik citeer mevrouw Van Volcem die vorige week zei dat deze regering of de meerderheid kiest voor de administratieve vereenvoudiging. Leer daarmee leven. Het gaat om 8 miljoen euro uitgerekend in de reguleringsimpactanalyse of RIA die we gaan besparen. Daarom kiezen we voor de afschaffing van de registratieplicht, maar om te voldoen aan het IAO-verdrag 181 moeten we een aantal voorwaarden inbouwen.
Mevrouw Ceysens, het was twee weken ook al duidelijk, u wilt absoluut dat er een verschil in mening duidelijk wordt tussen de N-VA en onze regeringspartner sp.a. Er zijn wel meer punten waarover we van mening verschillen met de socialisten. Ik kan u een heel lang lijstje geven.
Op zich is dat echter geen probleem. We hebben duidelijke afspraken gemaakt in het regeerakkoord, en we zijn het daar allemaal over eens. Dit is niet onze bevoegdheid, dus is het ook niet nodig dat we daar afspraken over maken. Was u het altijd eens met Ecolo en de PS toen u paars-groen en paars hebt gemaakt? Ik hoop het u niet te horen verklaren.
Als u dan toch een meningsverschil wilt aanhalen tussen sp.a en de N-VA in de regering, dan zou ik, als ik u was en strategisch bekeken, een onderwerp nemen waartoe u niet zelf 8 jaar lang gefaald hebt om het geregeld te krijgen in de federale regering. Dat blijft immers de kern van uw probleem. (Applaus bij de meerderheid)
In het advies laat de Raad van State met de zinsnede aldus begrepen zelf de mogelijkheid open dat men het misschien niet goed heeft begrepen. Dat is een teken dat het toch niet zo eenvoudig is. Vervolgens komt de Raad van State met die vreemde redenering waarbij wordt gesteld dat we in een decreet mogen zeggen dat de mensen zich mogen aanbieden. Ze nemen aan dat het dat is dat we hun zouden hebben gevraagd. Ze zeggen zelf dat dit misschien niet zo is, maar dat ze het dan niet goed hebben begrepen. In voetnoot 13 geven ze echter dan toch enigszins een mening over dat andere, mochten we hun dat hebben gevraagd. Dat is wat we hun hadden willen vragen.
Mijnheer Diependaele, u zegt te besparen, maar u voert nieuwe lasten in, namelijk de gedragscode en de kwaliteitseisen. Daar hebben we het over gehad. Natuurlijk kunt u zeggen dat de Raad van State u een opportuniteitskeuze laat. Dat klopt. Dat is de politieke keuze. Besef echter wel dat er bij de finale toets bij Europa geen opportuniteitskeuze zal zijn, en dat is de keuze die ons duur te staan zal komen. U hebt het voordurend over de boete die de regering zou kunnen oplopen, niet door het arrest dat de voorzitter heeft gebruikt, maar van de Europese Commissie. Dat was de juiste motivering voor de regering om een spoedbehandeling te verantwoorden. Het zal Europa zijn dat uiteindelijk zal uitmaken of dit kan volgens de Dienstenrichtlijn. Bij Europa zal het juist moeten zijn.
Mevrouw Ceysens, u zegt dat het invoeren van de gedragscode een bijkomende last is. Is er in het huidige decreet, dat van toepassing is tot dit decreet van toepassing wordt, sprake van een gedragscode voor deze private arbeidsbemiddeling?
We hebben het daar lang over gehad met de sector.
Ik denk dat u weet dat er vandaag een gedragscode van toepassing is. Er blijft een gedragscode van toepassing.
U tilt de gedragscode op decretaal niveau, en dat was niet het geval.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie zal op bepaalde punten nog moeten schiften. Er zijn immers nog heel wat zaken in heel de Dienstenrichtlijn die nog onduidelijk zijn. Dat gaat dan verder dan die private arbeidsbemiddeling.
Mevrouw Ceysens, u hebt zelf gezegd dat de Raad van State u verkeerd heeft begrepen. Alleen al voor de rechtszekerheid zou ik dat amendement dan verwerpen, want blijkbaar is het dan toch niet helemaal duidelijk. We blijven erop terugkomen: de RIA gewaagt van een administratieve kostenbesparing van 8 miljoen euro. Ik denk dat u daar echt niet onderuit kunt. Die gedragscode bestond inderdaad reeds.
Minister, wat die gedragscode betreft, heb ik er nog even het advies opnieuw op nagelezen. Daarnet vulde u het citaat aan dat ik daaruit had gegeven. Dan gaat het over bladzijde 9 en het vervolg op bladzijde 10. Ik denk dat u ook wat selectief bent geweest bij het citeren van het advies. De slotzin van die paragraaf stelt immers: Niettemin staat het de decreetgever vrij om, zoals in amendement 41 wordt voorgesteld, de bedoelde voorwaarde, evenals de erop betrekking hebbende strafbepaling (amendement 43) uit het decreet weg te laten. Met de voorwaarde wordt dus gedoeld op die gedragscode. Net daarover was het me te doen. U en de meerderheid hebben inderdaad de politieke keuze gemaakt om die gedragscode hierin op te nemen, terwijl wij als oppositiepartijen samen hebben gevraagd die gedragscode te schrappen uit het decreet.
Mevrouw Ceysens heeft nieuwe amendementen 50 en 51 ingediend en haar oorspronkelijke amendementen 38 en 39 ingetrokken. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nrs. 641/8 en 641/13)
De heer Watteeuw heeft nieuwe amendementen 48 en 49 ingediend en zijn oorspronkelijke amendementen 44 tot en met 47 ingetrokken. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 641/12)
De heer Sabbe handhaaft zijn amendementen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 641/8)
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de aangehouden stemmingen over de amendementen en de artikelen en de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.