Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, wij brengen nu hulde aan mevrouw Miet Smet en de heren Jaak Gabriels en Luc Van den Brande voor hun dertig jaar parlementair mandaat.
Mag ik de ontvangstmedewerkers verzoeken de jubilarissen naar hun plaats te begeleiden? (Applaus)
- De jubilarissen voegen zich bij de vergadering en nemen plaats.
Dames en heren, als ik u zeg dat de Vlaamse volksvertegenwoordiger hier vandaag in het halfrond aanwezig een gemiddelde carrière heeft van net geen negen jaar, dan zult u begrijpen dat we Miet Smet, Jaak Gabriels en Luc Van den Brande met recht en reden in de bloemetjes zetten. Een parlementaire carrière van dertig jaar is uniek en wordt in de toekomst ongetwijfeld nog unieker.
De drie collega´s die we vandaag vieren, zijn hun politieke carrière in de jaren zeventig begonnen. Het was een spannende en interessante tijd, de politieke wereld na 1968, het jaar van de grote bewustzijnssprong, van contestatiebewegingen, van generatieconflicten en van het devies ´make love, not war´. Een grote democratiseringsgolf werd ingezet.
De jaren zeventig vertonen merkwaardige parallellen met de periode die we nu beleven. Net zoals nu, was het voor België een tijd van crisis. Er was niet alleen de economische crisis, vanaf 1973, maar er was ook een sociale en vooral een politieke crisis.
In 1970 kende België voor de eerste maal een communautaire staatshervorming, maar iedereen die dacht dat daarmee de communautaire perikelen opgelost waren, kwam bedrogen uit. De jaren zeventig stonden in het teken van een moeizame verdere omvorming van de unitaire staat in een federale staat, met de voorlopige gewestvorming van 1976 als tussenstap en eindelijk, na tien jaar, de staatshervorming van 1980 als opstap naar een echte federale staat. Net zoals nu, legden de communautaire perikelen een grote hypotheek op de goede werking van de instellingen.
Maar toch vertoonde het politieke landschap waarin Miet, Jaak en Luc hun carrière begonnen ook opmerkelijke verschillen met het huidige politieke landschap. Het was in de eerste plaats een tijd van de grote politieke partijen. Van een verregaande versplintering van het politieke landschap, zoals we die vandaag kennen, was nog geen sprake. In tegenstelling tot vandaag werden politieke carrières nog uitgebouwd vanuit de partij als stabiele basis. Een investering in een politieke carrière bood nog uitzicht op een lange politieke carrière, wat vandaag zeker niet meer het geval is.
De drie gehuldigden van vandaag zijn niet alleen getuigen geweest van het opmerkelijk institutioneel, economisch en sociaal ontwikkelingsproces dat ons land en Vlaanderen de laatste dertig jaar hebben doorgemaakt. Ze zijn, op hun manier, ieder ook een belangrijke mede-architect van dat ontwikkelingsproces geweest. Ze hebben vanuit hun diepgeworteld idealisme actief mee vorm gegeven aan de maatschappij en aan de politieke evoluties. Dat deden ze zowel in het nationale, later federale, parlement, in de voormalige Nederlandse Cultuurraad, in de Vlaamse Gewestraad en in de Vlaamse Raad als in het huidig Vlaams Parlement.
We zijn hen veel erkenning verschuldigd. Ze zijn immers mee de architecten geweest van de uitbouw van de federale Belgische staat. Bovendien hebben ze niet alleen deel uitgemaakt van de wetgevende macht, maar hebben ze eveneens aan de kant gestaan van de uitvoerende macht. Deze collega´s mogen we terecht medegrondleggers van de huidige Vlaamse politiek noemen.
Laat ik nu dieper ingaan op de exclusieve bijdragen die ieder van hen gedurende al die jaren heeft geleverd.
Mevrouw Smet, beste Miet, u komt uit een politiek nest en soms denkt men dan dat de stap naar de politiek evident is. Ik weet dat dat zeker niet altijd zo is. Hoewel u eigenlijk op achttienjarige leeftijd te kennen gaf dat u archeologie wilde studeren, volgde u toch het advies van uw vader en koos u voor de opleiding maatschappelijk assistent. ?Putjes graven is niets voor een vrouw?, zou hij ooit gezegd hebben. Misschien heeft dat argument maar zeker ook die studiekeuze zelf, wel meer uw verdere carrière bepaald dan we kunnen vermoeden. Want wie verbindt uw naam niet met een maatschappelijke bewogenheid en een bijna passionele strijd voor de gelijkheid van mannen en vrouwen? In de politiek hebt u van het gebrek aan gelijkheid een heel belangrijk punt gemaakt. Als vrouw sta je voor een stuk buiten het ´old boys network´, hebt u wel eens gezegd.
In 1978 werd u verkozen als volksvertegenwoordiger voor het kiesarrondissement Sint-Niklaas en u bleef dat tot 1995. Op grond daarvan was u lid van de Cultuurraad en lid van de Vlaamse Raad. Maar uw werk concentreerde zich vooral op het federale uitvoerende niveau.
In 1985 werd u federaal staatssecretaris van Leefmilieu en Maatschappelijke Emancipatie en begin 1992 kreeg u daar nog even Tewerkstelling en Arbeid als bevoegdheid bij. In maart 1992 werd u dan federaal minister van Tewerkstelling, Arbeid en Gelijke Kansen, tot 1999. Toen verhuisde u naar Europa: u werd Europees parlementslid en van 2002 tot 2004 bovendien quaestor. In 2004 werd u verkozen als Vlaams volksvertegenwoordiger. Met uw achtergrond van Europa voelt u zich uiteraard goed thuis in de commissie voor Buitenlandse Handel, Buitenlands Beleid, Internationale Samenwerking en Toerisme, waarvan u ondervoorzitter bent.
U hebt op veel vlakken veel verdiensten. Het is onmogelijk om daar allemaal op in te gaan. Ik ga in deze laudatio wel iets dieper in op de rode draad in uw werk, met als trefwoorden ´emancipatie´ en ´gelijke kansen´.
In 2005, het jaar waarin de Vrouwenraad zijn honderdjarige bestaan vierde, kreeg u de Marie Popelinprijs, genoemd naar het boegbeeld van het feminisme in ons land. Die prijs kreeg u voor uw inzet voor de vrouwenzaak die u gedurende uw hele loopbaan hebt getoond. U was onder andere ook stichtster van ´Vrouw en Maatschappij´ en u bleef er tien jaar voorzitster van.
In de jaren tachtig en negentig was u achtereenvolgens staatssecretaris voor Vrouwenemancipatie en minister van Arbeid, belast met het beleid van gelijke kansen. CVP-politica en feministe: sommigen vonden het een vreemde combinatie. U omschreef het zelf ooit als ?Een positie met voor- en nadelen. Zoiets als fietsen met een nauwe rok: je komt vooruit, maar??
Jarenlang kenden velen u als ´de dame met het mantelpakje tussen allemaal grijze heren´. U gaf in ieder geval kleur aan de regeringsfoto´s die bij het aantreden van een nieuwe ploeg werden genomen. Samen met onder andere Wivina Demeester, Annemie Neyts en Leona Detiège behoort u tot de generatie vrouwen die erin slaagden om door te dringen in wat toen toch een uitgesproken mannenwereld was.
Om een hogere politieke participatie van vrouwen te bewerkstelligen, hanteerden de partijen al sinds de jaren zeventig partij-interne quota en streefcijfers. Dankzij u werden die quota in 1994 wettelijk verankerd met de zogenaamde wet ´Tobback-Smet´. Ondertussen zijn de quota strenger geworden, zijn de vrouwen zeer zichtbaar op alle lijsten, is er een natuurlijke doorstroom van vrouwen naar het ministerschap, naar het lijsttrekkerschap en naar het partijvoorzitterschap. Maar toch ben ik ervan overtuigd, Miet, dat u zelf vindt dat het werk nog niet helemaal af is. De bakens zijn wel uitgezet en er is heel veel veranderd, maar de cultuur en de mentaliteit met betrekking tot het vrouwenemancipatieverhaal en het emancipatieverhaal tout court, moet toch nog verder evolueren. Ik merk soms ook dat sommige, vooral jongere, vrouwen onderschatten welke weg is afgelegd. Ik wil uw verdiensten niet verengen tot die van voorvechtster van gelijke kansen, maar het is wel een duidelijk accent in uw carrière.
Toen men u onlangs in een interview vroeg waar u het meest trots op was, zei u: ?Op wat ik in de politiek heb kunnen verwezenlijken voor vrouwen en armen, en voor het leefmilieu.?
Beste Miet, deze trots is terecht! Ik feliciteer u met alles wat u bereikt hebt en ik weet zeker dat u uw strijd voor rechtvaardigheid, op welk terrein dan ook, zult voortzetten.
U keert na 7 juni niet terug naar deze assemblee. U hebt zelf aangegeven dat u gaat genieten van een welverdiend pensioen en van een langverwacht huwelijksgeluk. Het is u van harte gegund. (Applaus)
Collega Gabriels, beste Jaak, tien jaar geleden sprak mijn voorganger, Norbert De Batselier, een laudatio uit bij de viering van uw twintig jaar parlementair mandaat. Hij zei toen dat u als historicus die twintig jaar voor de klas heeft gestaan, natuurlijk maar al te goed beseft wat het relatieve gewicht is van twintig jaar in een mensenleven. Toch was toen al opvallend dat uw parlementaire carrière van twintig jaar indrukwekkend goed gevuld was. Dat geldt tien jaar later, bij een parlementaire carrière van dertig jaar, des te meer.
Uw eerste politieke activiteiten liggen in Limburg, waar u van 1974 tot 1977 provincieraadslid was. In 1977 werd u actief in de gemeentepolitiek, namelijk in uw geboortedorp Bree, waar u ondertussen alweer meer dan dertig jaar burgemeester bent. In datzelfde jaar 1977 deed u ook uw intrede in de nationale politiek: van 1977 tot 1995 bent u volksvertegenwoordiger geweest en lid van de Cultuurraad en van de Vlaamse Raad. In 1995 bent u Vlaams volksvertegenwoordiger geworden.
U toonde zich meteen een uitstekend en kordaat voorzitter van onze Commissie voor Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer. Kenmerkend voor u zijn uw goede dossierkennis en uw grote werklust: er zijn talloze initiatiefteksten en vragen, mondelinge en schriftelijke, van uw hand. Daaruit blijkt dat u altijd oog hebt voor de ruimere context en tegelijkertijd aandacht besteedt aan de lokale problemen van uw kieskring, uw provincie en uw mensen.
In 1999 werd u federaal minister van Landbouw en Middenstand, en u bleef dat tot 2001. In dat jaar ruilde u het federale niveau voor het Vlaamse niveau, en werd u Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting. In 2002 kwam daar nog de bevoegdheid Buitenlands Beleid bij. In 2003 werd u opnieuw Vlaams volksvertegenwoordiger en werd u weer burgemeester.
Na de verkiezingen van 2004 werd u plaatsvervangend lid van de Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie, vast lid van de Subcommissie voor Financiën en Begroting sinds 2005 en voorzitter van de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting.
Beste Jaak, dit aanzienlijke parlementaire palmares zegt op zich niet veel over de manier waarop u uw mandaat invult. De collega´s die u een beetje kennen, weten het, maar ik wil het toch benadrukken: u bent een zeer veelzijdig en polyvalent politicus, veel aanwezig, hardwerkend en zeer welbespraakt. Weinig onderwerpen zijn u vreemd. Of het nu om communautaire aangelegenheden, economie, financiën, landbouw, onderwijs of ruimtelijke ordening gaat: u hebt er steeds een visie op en een mening over.
U bent ook een democraat in hart en nieren, een raspoliticus met veel belangstelling voor de rechtstreekse band tussen politici en burgers. Dat bewijst ook uw lange staat van dienst als burgemeester van Bree. Ik wil u vandaag danken voor uw inzet in dit parlement en wens u nog een boeiende en mooie toekomst. Voor een politicus als u behoort een volgende viering zeker tot de mogelijkheden. Proficiat. (Applaus)
Mijnheer Van den Brande, beste Luc, toen u gevierd werd voor uw twintig jaar parlementair mandaat, was u ook minister-president van de toenmalige Vlaamse Regering. Mijn voorganger zei op dat ogenblik dat hij voor een huldiging die ten volle recht zou doen aan uw leven en werk, een buitengewone plenaire vergadering nodig had. Ondertussen zijn we tien jaar verder en is de lijst met prestaties, realisaties en aandachtspunten natuurlijk nog veel langer geworden.
Ik wil niet alles uit dit dertigjarige mandaat belichten, maar ik wil toch wel enkele accenten leggen. In uw carrière is er een groot gedeelte ingevuld door een uitvoerend mandaat. In 1988 werd u federaal minister van Werkgelegenheid. Maar uw gedrevenheid kwam pas helemaal tot ontplooiing toen u minister-president werd: van 1992 tot 1999. Als minister ging u over de bevoegdheden economie, KMO, wetenschapsbeleid, energie en externe betrekkingen, vanaf 1995 over buitenlands beleid, Europese aangelegenheden, wetenschap en technologie.
Voor de jongeren onder ons wil ik ook even aanstippen dat u het politieke taalgebruik in Vlaanderen zeker heeft beïnvloed. Uw ´proactief´ is ondertussen niet meer weg te denken uit het politieke jargon en menigeen na u spreekt over ´Vlaanderen op de kaart zetten´. Waar overigens ook weinig mensen nu nog bij stilstaan, is uw vernieuwing op het gebied van benamingen, benamingen die wij nu heel gewoon vinden. De ´Vlaamse Regering´ bijvoorbeeld. Die benaming dateert uit 1992, toen u Gaston Geens opvolgde aan het hoofd van wat voordien nog ´Executieve´ heette. U veranderde dat woord prompt in ´regering´. En een regering heeft geen ´voorzitter´, dat was Geens´ titel, u maakte er een heuse ´minister-president´ van. U was het die de nieuwe termen in Vlaanderen invoerde. Die naamgeving markeerde ook het nieuwe Vlaamse zelfbewustzijn waarvoor u model zou staan, vaak tot irritatie van de Franstaligen.
Beste Luc, graag wil ik een beetje dieper ingaan op de laatste tien jaar van uw carrière. In 1999 verliet u het uitvoerende niveau voor de wetgevende macht en kwam u ons Vlaams Parlement versterken. U was daar gedurende vijf jaar de actieve commissievoorzitter van de commissie voor Buitenlands Beleid. Vanaf 2004 bent u lid van verschillende commissies in het Vlaams Parlement, zoals de Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand, de Subcommissie voor Wapenhandel, de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme.
Uw parlementaire werk combineert u met talloze andere lidmaatschappen of activiteiten, die buiten de muren van dit huis liggen, maar er toch mee verbonden zijn. Een parlementaire carrière, verstopt achter heel wat andere activiteiten, zei De Batselier in 1998. Of is het andersom, of gewoon ernaast? Maar dat alles met deze drie sleutelwoorden: Vlaams, de regio´s en Europa.
Beste Luc, sinds 2006 bent u voorzitter van het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap. In die hoedanigheid werkt u intens samen met het Vlaams Parlement onder andere om de doorstroming van de informatie over Europa en haar regio´s aan onze Vlaamse volksvertegenwoordigers optimaal en intens te laten verlopen. Dat heb ik als voorzitter van dit parlement zeer geapprecieerd. In 2006 werd u eerste ondervoorzitter, en in 2007 voorzitter van het Comité van de Regio´s, het adviesorgaan voor regionale aangelegenheden voor de EU-instellingen, dat bestaat uit vertegenwoordigers van regio´s en steden uit alle lidstaten.
Beste Luc, bij het uitschrijven van deze toespraak heb ik gedacht aan uw interview in De Standaard begin 2000 waarin u zei dat u nu - en u bedoelde daarmee: na uw minister-presidentschap - tijd had. Wat moet ik me daarbij voorstellen? Ik heb u de voorbije jaren zeer druk bezig gezien. Ik heb u aan het woord gehoord in dit parlement, maar vooral ook op talrijke internationale fora waar u zich als een vis in het water beweegt. Ik denk dus, beste Luc, dat de uitspraak destijds over u zelf, als ´bewogen en beweeglijk´, overeind blijft.
Ik citeer wat u zei: ?Bewogen en beweeglijk. Dus nog geschikt voor politiek. Beweeglijk omdat ik fysiek nog hard genoeg kan rondcrossen. Ook mentaal flexibel. En bewogen ook nog. Bewogen door dingen die niet draaien zoals ze moeten draaien en bewogen om daaraan iets te veranderen. Politiek gemotiveerd dus.?
Ik zou daar nog aan toevoegen: Luc Van den Brande beleeft vandaag politiek met het relativeringsvermogen en de ontspannenheid van iemand die veel heeft meegemaakt, maar zich vooral het mooie herinnert. Hij blijft nieuwe uitdagingen aangaan en zijn opdrachten invullen met het enthousiasme van een starter. Dat siert u.
Ik wens u veel succes toe voor een mooie actieve toekomst! (Applaus)
Collega´s, het is me een genoegen dat ik u na dit drievoudige huldebetoon een ereteken mag overhandigen als blijk van onze waardering voor uw dertig jaar lange inzet in onze parlementaire assemblees.
- De voorzitter reikt de medailles uit aan mevrouw Miet Smet, de heer Jaak Gabriels en de heer Luc Van den Brande.
Minister Heeren zal spreken namens de Vlaamse Regering.
Minister Heeren heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, u hebt in zeer treffende bewoordingen een overzicht gegeven van de welgevulde politieke carrière van deze drie bijzondere parlementsleden die hun dertigjarig mandaat vieren. Namens de voltallige Vlaamse Regering sluit ik me graag aan bij deze woorden van lof.
Dertig jaar parlementair mandaat staat gelijk aan drie maal tien jaar politieke activiteit. Mijnheer Gabriels, als historicus kent u allicht de wijsheid 'omne trinum perfectum' of: elk drievoud is volmaakt. Het getal tien staat dan weer symbool voor het absolute en voor het recht: de tien geboden, de tien plagen van Egypte, de tien vingers die we hebben om te tellen. Overigens is dertig jaar in het recht de meest absolute verjaringstermijn, want wat dertig bestaat, kan niet meer ongedaan worden gemaakt.
Vanuit het idealisme heeft elk van de drie gevierden gestreefd naar het hoogste goed: meer ondernemerschap, een pluralistisch Vlaanderen en een sterker Vlaanderen. Ook al hebben ze in de praktijk wellicht ervaren wat George Brown schreef over de vooruitgang in de politiek: "Vooruitgang in de politiek is vaak hetzelfde gevoel als in een stilstaande trein, wanneer ernaast een andere rijdt."
Mijnheer Gabriels, als geen ander weet u dat tijd heel relatief is en dat er soms jaren nodig zijn om te komen tot een eenvoudige wetmatigheid. "Politiek is besturen, maar ook luisteren naar de mensen en hen met raad en daad bijstaan." Of anders uitgedrukt: dankzij de politici die de mensen serieus nemen, zullen de mensen de politiek serieus nemen. Het zijn uw eigen woorden.
Als burgervader van 's lands beroemdste tennisgemeente - dat mag ik toch wel zeggen - houdt u Bree in een gezond evenwicht. Dat verklaart ook de talrijke verkiezingen op rij waar u steeds als sterkste uit kwam, dertig jaar lang. U hebt gedurende uw loopbaan de ambities van het Vlaams regeerakkoord behartigd door ruimte te creëren om te ondernemen. U deed dat zowel als Brees ambassadeur alsook als vurige pleitbezorger van de economische streekontwikkeling in onze Limburgse provincie. Met het sluiten van de mijnen kreeg Midden-Limburg harde klappen, maar mede door uw toedoen heeft Bree bewezen een gemeente te zijn die terugkomt met het doorzettingsvermogen en de vitaliteit van een leeuw.
Diezelfde gedrevenheid vinden we ook terug in de Vlaamse sfeer van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Mobiliteit. U stond mee aan de basis van de dossiers over de IJzeren Rijn, maar ook over de luchthaven van Antwerpen, over het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en over de Vlaamse zeehavens. Mede door uw werk en uw sterk optreden als voorzitter van de commissie voor Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer kunnen wij vandaag gericht werken aan de mobiliteitsproblematiek in Vlaanderen. Ook hier ging u uit van luisteren als sleutel tot een constructieve samenwerking, van de overtuiging dat we moeten komen tot een open beleid.
Mijnheer Gabriels, de volkswijsheid zegt ons dat jong zijn niets te maken heeft met leeftijd, maar wel met de mate van creativiteit, met engagement en vooral met aanpassingsvermogen. Als boegbeeld van de verjonging hebt u de unieke formule gevonden van 'verfrissend en ervaren beleid'. Bree mag met andere woorden op zijn twee oren slapen de volgende jaren.
Mevrouw Smet, "jobs da's zoals jongens, je neemt niet de eerste de beste". We hadden hier in Vlaanderen tot vorig jaar nooit de volledige draagkracht van deze sensibiliseringscampagne uit 1990 van u, kunnen vermoeden.
Gedurende uw hele loopbaan hebt u op een zeer bewuste, doortastende en ook innemende manier uw plaats in het politieke landschap ingenomen. Revolutionair is natuurlijk de tijd toen u actief was als minister van Arbeid en als staatssecretaris voor Vrouwenemancipatie. In uw strijd voor evenredige arbeidsmarktparticipatie hebt u meermaals gezorgd voor een grondig offensief met inzet van alle beschikbare troepen. U bent in de jaren tachtig en negentig door verschillende bevooroordeelde muren gestoten, die van de arbeidsmarktparticipatie bijvoorbeeld. Het was onder uw impuls dat Gelijke Kansen in 1985 een federale kwestie onder uw bevoegdheid werd, waarbij u een totaal nieuw en toonaangevend beleid voerde dat ook tot voorbeeld strekte voor vele andere Europese staten.
Het was u ook die fysiek en seksueel geweld op vrouwen en kinderen uit de taboesfeer haalde, onder meer door uw sensibiliseringscampagnes en door uw rapport op de Europese ministerconferentie van 1991.
De tweede grote doorbraak moeten we zoeken in het toenmalige politiek opgezette kader, waar u onder meer een grote bezieler was voor de deelname van vrouwen aan het politieke leven. U richtte 'Vrouw & Maatschappij' op en u was de drijvende kracht achter de gerenommeerde wet-Smet-Tobback, die bepaalt dat minstens een derde van de kieslijst uit mensen van het andere geslacht moet bestaan. Kortom: de amazones in de politiek werden vanaf dat moment officieel een feit.
Mevrouw Smet, als u het mij vraagt, bent u vandaag de Jeanne d'Arc voor heel wat jonge politici die uw werk met dezelfde drang en dezelfde creativiteit voortzetten. Als er straks naast de aankomende talenten in dit halfrond ook weer nieuwe talenten het halfrond betreden, hoop ik dat zij uw streven naar een evenwichtige democratie, waar aandacht is voor de minder gegoeden in Vlaanderen, ter harte zullen nemen.
We bouwen nu in Vlaanderen voort aan de grote fundamenten die u hebt gelegd voor armoedebestrijding, en een gezonde en evenwichtige werk- en privébalans. Het waren in die tijd nieuwe thema's die u met de juiste aanpak en een bijzonder grote deskundigheid onder de publieke belangstelling bracht.
Mevrouw Smet-Martens, ik heb vernomen dat u al sinds uw studentenjaren zeer bekwaam bent in het kaartspel. En was het niet Schopenhauer die zei: "Het lot schudt de kaarten, en wij spelen ermee"? U hebt in elk geval uw spel zeer behendig en doordacht gespeeld. Ik ben er dan ook van overtuigd dat wij de komende jaren nog van u zullen horen in het debat rond het inzetten van vijftigplussers en het initiëren van de voorwaarden op een lang en kwalitatief hoogstaand leven.
Ik wens u in naam van onze voltallige Vlaamse Regering in elk geval heel fijne en mooie jaren toe. (Applaus)
Mijnheer Van den Brande, onze Vlaamse minister-president is net teruggekeerd van zijn verblijf in New York en Madrid, waar hij de eer en het genoegen had om respectievelijk de negende en de tiende vertegenwoordiging van Vlaanderen in het buitenland te openen. Het was voor hem een zeer intensieve en waardevolle, maar tegelijkertijd ook een zeer confronterende ervaring, want het werd opnieuw duidelijk hoezeer die vijftien jaren van intensief buitenlands beleid nodig waren om Vlaanderen enigszins te laten deelnemen aan het internationale gebeuren.
Als geen ander had u al in de jaren negentig begrepen dat het imago van Vlaanderen een zeer belangrijk aandachtspunt was voor de uitbouw van het buitenlandse beleid. Ook u hebt deelgenomen aan vele buitenlandse reizen, onder meer in het kader van samenwerkingsakkoorden waar onze Vlaamse identiteit en cultuur ten volle werden uitgespeeld. Onze minister-president is in ieder geval heel verheugd dat hij vandaag die inspanningen in dezelfde geest mag voortzetten.
In een van uw laatste toespraken als minister-president voor het diplomatieke korps beleed u het Europese geloof. "In nieuwe tijden moeten onze jongeren hun kompas op Europa en op de wereld richten, niet op België", zei u toen. U pleitte voor meer Europese samenwerking en uitwisselingsinitiatieven, voor meer Vlaanderen in Europa en meer Europa in Vlaanderen.
Daarnaast was u ook de bezieler van het confederalisme, van bestuurlijke vernieuwing, van een maximale autonomie van Vlaanderen. De term 'verankering' werd toen voor het eerst gelanceerd.
Mijnheer Van den Brande, uw inzichten en uw streven stonden in de afgelopen jaren, en zeker vandaag, in het heetst van de strijd. En er zijn intussen ook resultaten geboekt: sinds 1999 is er een Vlaamse minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en morgen vieren we vijftig jaar intensieve hulpverlening aan Zuid-Afrika, een land dat in de nabije toekomst wellicht zelf de rol van ontwikkelingsverlener op zich kan nemen ten aanzien van andere Afrikaanse landen.
Ook meer zeggenschap in Europa werd een feit, mede door uw lobbywerk in de organisaties Vleva en REGLEG. Als voorzitter van het Comité van de Regio's helpt u Vlaanderen aan een voortrekkersrol als vernieuwende en leidinggevende regio in Europa. U hebt in de loop der jaren het treffende voorbeeld gegeven van het doorbreken van onze eigen banden en hoe we toch Vlaming in hart en nieren kunnen blijven. Een autonoom Vlaanderen met een groot internationaal netwerk en een goed functionerend beleid is de enige echte uitweg naar een welvarend Vlaanderen. Door uw toedoen wisten ze tot in het Chinese achterland waar Flanders voor stond. Ik denk dat ze dat nu ook weten in Japan en in de Verenigde Staten.
Mijnheer Van den Brande, de vorming van industrieclusters om 's lands economie competitief te houden is vandaag even brandend actueel als in het begin van de jaren negentig. Op het vlak van sensibilisering van wetenschap en technologie voor het grote publiek was en is Flanders Technology International nog steeds het sleutelgebeuren. Toen lag de kracht in de geheel nieuwe aanpak: een intense samenwerking tussen de overheid en het economische weefsel, tussen de universitaire wereld en het bedrijfsleven.
Het is een succesformule die aan de basis ligt van het toekomstproject Vlaanderen In Actie, waar Vlaanderen absoluut de kaart van ondernemerschap, innovatie en internationale oriëntatie wil trekken. Dat zijn onze hedendaagse tien geboden. Daar willen wij met de voltallige Vlaamse Regering naar streven, samen met u. Wij beschouwen een sterk en verenigd Europa niet als - en ik weet dat u een enthousiaste lezer bent - een hedendaagse Quinten Quist.
Mevrouw Smet, mijnheer Gabriels, mijnheer Van den Brande, de cirkel is rond, ook letterlijk. U hebt allen zowel aan de ene als aan de andere kant van het parlementaire halfrond gestaan. U hebt meegemaakt wat het is: vanuit de meerderheid te beslissen welke kant de politiek opgaat, maar ook vanuit de oppositie te beslissen welke kant de politiek niet op gaat. U bent ook elk minister geweest en u weet dus dat men moet op zijn hoede zijn iets te doen voor zijn vrienden, uit vrees voor zijn vijanden. U hebt samen zeer belangrijke inspanningen gedaan om te werken aan een groeiend, duurzaam, respectvol en solidair Vlaanderen, aan een samenleving waar de kracht van wordt benut en waarin innovatie, creativiteit en ondernemerschap worden ondersteund en aangemoedigd.
Ik spreek in persoonlijke naam en in naam van de hele Vlaamse Regering de bewondering uit voor de manieren waarop jullie zoveel jaar die publieke zaak hebben gediend. Want ja, politiek is een kunst, geen wetenschap, zoals Otto von Bismarck heeft opgemerkt. Het is de kunst van het mogelijke. Met respect voor het parlementaire en het ministeriële kader, maar daarbinnen doortastend en hamerend op de vooruitgang van onze regio. Hard - met een 'd' -als het moet, maar steeds met het hart - met een 't' - op de juiste plaats. Soms erg hevig, maar steeds erg authentiek en trouw aan de idealen. Het boegbeeld van een Vlaamse zaak, maar daarbinnen steeds teamspelers die investeerden in onderlinge relaties.
We kijken met heel veel dankbaarheid terug op het baanbrekende werk dat op verschillende bestuursniveaus werd verricht, ook door de verschillende medewerkers van het Vlaams Parlement, die dit mogelijk hebben gemaakt. We kijken vol hoop uit naar de nieuwe generatie bruggenbouwers die Vlaanderen de welvaart en het welzijn zullen bezorgen dat het verdient. Want het parlementaire werk is nooit af. Ik dank u. (Applaus)
Mevrouw Smet heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, ik wil u danken voor de eer die me te beurt valt om hier samen met twee collega's gevierd te worden voor een lange politieke loopbaan. Ik wens deze viering op te dragen aan mijn ouders, die me door hun voorbeeld de waarde van een politiek engagement hebben meegegeven.
De gesprekken over politiek waren in ons dagelijks familieleven vanzelfsprekend. Het dienstbetoon, de partijen, de zuilen - toen nog niet zo genoemd -, de vakbond, de boerenbond, de middenstand, de grote gebeurtenissen, de schoolstrijd, de vieringen, de congressen en de mensen die erin optraden, passeerden dagelijks de revue. En het zijn die kleine gesprekken, meer dan het grote verhaal, die bij een kind blijven hangen, zoals ook grote historische gebeurtenissen gemakkelijker te begrijpen zijn via de geschiedenis van één enkele familie.
Mijn vader behoorde tot de generatie van de KAJ-mensen, gevormd door de idealen van de christelijke arbeidersbeweging. Toen hij in 1944 op 28-jarige leeftijd vakbondssecretaris werd te Lokeren, dook hij meteen de gemeentepolitiek in. Hij werd verkozen tot gemeenteraadslid, werd voorzitter van de COO, en in 1958 senator voor de CVP. In de Senaat werd hij voorzitter van de commissie voor Gezinszorg en Huisvesting.
Deze KAJ-generatie, samen met een aantal christelijke intellectuelen, vormden de naoorlogse Christelijke Volkspartij. Ze hebben in grote mate, samen met anderen uiteraard, mede het land terug opgebouwd na de oorlog. Hun ideologie, of het stelsel van overtuigingen over de wereld dat zij hanteerden, werd sterk gevoed door de sociale leer van de kerk. De pauselijke encyclieken werden bestudeerd. De talloze onderlijningen in de teksten van die encyclieken die ik terugvond in mijn vaders bezit, wijzen op de grote betekenis van die encyclieken voor de toenmalige christelijke politici. Ik moet toegeven dat sommige teksten ook vandaag nog modern klinken.
Ik citeer bijvoorbeeld uit 'Pacem in Terris', een tekst van Johannes XXIII, daterend van 1963, wanneer hij verwijst naar de toenmalige tekenen des tijds: "Onze tijd wordt door drie dingen gekenmerkt. In de eerste plaats de economische en sociale opgang van de arbeidende klasse. Aanvankelijk hebben zij vooral hun economische en sociale rechten verdedigd. Daarna hebben ze hun activiteit uitgebreid tot het politieke vlak en ten slotte zijn ze gaan streven naar deelname in de culturele goederen. Overal ter wereld leeft thans in de arbeiders" - in 1963 - "de wil niet meer beschouwd te worden als wezens zonder rede of vrijheid, waarover men willekeurig kan beschikken, maar als personen in alle sectoren van de samenleving, in de economische en sociale sfeer, op het politieke vlak, in heel het geestesleven.
Een tweede kenmerk van onze tijd is de intrede van de vrouw in het openbare leven. Dit proces verloopt misschien vlugger bij volkeren met een christelijke beschaving, trager maar toch op brede schaal, bij volkeren met andere tradities en culturen. De vrouw is zich steeds meer bewust geworden van haar menselijke waardigheid. Zij aanvaardt niet als een zielloos wezen of een werktuig beschouwd te worden.
Het derde kenmerk ten slotte" - denk aan 1963, Congo - "zijn de grondige veranderingen in het socio-politieke beeld van de wereld. Alle volkeren zijn onafhankelijk geworden of gaan het worden. Weldra zijn er geen volkeren meer die heersen over anderen, geen volkeren meer die onderworpen zijn aan de macht van anderen. Overal ter wereld zijn de mensen burgers van een autonome staat of ze staan op het punt dit te worden. Geen enkele volksgemeenschap wil onderworpen blijven aan een vreemde macht. Bij de ene verdwijnt nu langzaam het minderwaardigheidscomplex dat eeuwenlang op hen gedrukt heeft, anderen leggen hun superioriteitsgevoel af, dat steunde op hun sociaal-economische positie, hun sexe of hun politieke situatie."
In de plaats daarvan is de overtuiging gegroeid dat alle mensen van nature gelijk zijn in waardigheid. De rassendiscriminatie vindt dan ook, althans in theorie, geen enkele rechtvaardiging meer."
In diezelfde encycliek staat een hoofdstuk over politieke vluchtelingen: "Tot de rechten van de menselijke persoon behoort ook het recht zich naar een ander land te begeven waar men hoopt op betere levensomstandigheden voor zichzelf en zijn gezin. Het is dus een plicht voor de regeringen immigranten op te nemen en voor zover het reële belang van hun eigen land dit toelaat, diegenen aan te moedigen die zich in een nieuwe nationale gemeenschap willen integreren."
Dat waren de jaren zestig. Het was de periode dat ook in ons land de eerste migratie begon. Lokeren was een van die stadjes waar migranten sterk werden aangetrokken door het toenmalige patronaat. Bekommerd om hun geestelijk welzijn en hun rechten diende mijn vader als eerste, namelijk op 20 maart 1971, een wetsvoorstel in om de islamitische godsdienst in België officieel te laten erkennen. Na zijn overlijden een maand later, op 29 april 1971, werd het voorstel overgenomen door vier andere CVP-senatoren.
Nu, bijna vijftig jaar later, verlaat een andere politieke generatie de actieve politiek. Deels zijn zij de erfgenamen van de generatie van na de oorlog, maar tijdens hun politieke leven is de wereld zeer sterk veranderd. Via onderwijs en informatie is de kennis verveelvoudigd en vraagt men bijvoorbeeld terecht een groter zelfbeschikkingsrecht, wat zich uit in bijvoorbeeld de discussie over euthanasie. Via media en verplaatsingsmogelijkheden is de interesse voor de wereld gegroeid, wat zich uit in de bekommernis voor het klimaat, voor ontwikkelingssamenwerking. Via de economische en politieke vervlechting werd Europa het belangrijkste politieke project van de voorbije vijftig jaar. Via de beheersing van de vruchtbaarheid kan de kinderwens geregeld worden en werd mede de emancipatie van de gewone vrouw mogelijk. De volksgemeenschap Vlaanderen werd volwassen, kreeg een grote mate van autonomie die door de afscheidnemende generatie werd vormgegeven.
Dit zijn maar een paar voorbeelden. Politieke partijen zijn al jaren bezig deze ontwikkelingen in een nieuw waardestelsel onder te brengen, maar dat verloopt zeer moeizaam. Alles wat met waarden te maken heeft, verlangens en doelstellingen, plannen en dromen, lijkt verdrongen in de samenleving. De consumptiemaatschappij is zo ver gevorderd dat de geliefkoosde tijdsbesteding shopping is, het geliefkoosde televisieprogramma Temptation Island, de geliefkoosde films geweldfilms. Gesprekken verlopen via de computer in plaats van van mens tot mens. Maar een aangepast waardestelsel moet gevoed worden mede door krachten van buiten de politiek. De kerk, de universiteiten, de vrijzinnige denkers, de arbeidersbeweging, de vrouwenbeweging, de groene beweging, de media, de culturele wereld moeten allemaal elementen aanreiken die samen opnieuw een totaalstelsel kunnen vormen. Deze zoektocht vormt voor vele politici in mindere of meerdere mate een essentieel onderdeel van hun politieke denken en handelen, goed beseffend dat een dagelijkse politiek ingepast moet zijn in een breder kader. Zo niet vervalt men in opportunisme en populisme.
De zoektocht gebeurt in partijverband, maar evenzeer via de zeer vruchtbare contacten tussen de parlementsleden van verschillende partijen. Voor deze contacten wil ik u, collega's van verschillende partijen, danken. Ik heb hier en in het Belgisch en Europees parlement uitzonderlijke politici ontmoet, gedreven door hun idealen en met de wil om al hun talenten en creativiteit in te zetten om onze wereld te verbeteren. Het politiek leven heeft me veel voldoening gegeven. Ik hoop dat mijn generatie op al de jonge politici die binnenkort op de lijsten zullen figureren, eenzelfde voorbeeldfunctie uitoefent als de generatie van mijn vader op de onze.
Ik draag deze toespraak op aan mijn ouders maar later, veel later hoop ik de gelegenheid te hebben mijn respect en waardering uit te drukken voor iemand aan wie ik die toespraak ook had kunnen opdragen, een groot politicus die daarboven op de tribune zit en die mij en vele anderen evenveel beïnvloed heeft, namelijk Wilfried Martens - ik heb ze nu al persoonlijk opgedragen aan hem.
Ik ben u allen die hier vandaag aanwezig bent en vele anderen met wie ik als minister of als parlementslid heb samengewerkt, dankbaar. Het ga u allen goed. Dank u wel. (Applaus)
De heer Gabriels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte collega's Miet en Luc, en al de collega's hier aanwezig, geachte aanwezigen, eigenlijk is hier vandaag al zoveel gezegd en aangehaald. Net als de voorzitter ben ik historicus. We relativeren alles dan ook sterk, of het nu goed of slecht is. Toch wil ik woorden van dank richten aan iedereen die hier voor Miet, Luc en mezelf de tientallen voorbije jaren in de politiek heeft overlopen en aangegeven wat de belangrijkste aandachtspunten waren. Vanzelfsprekend dank ik ook mijn vrouw, mijn kinderen, kleinkinderen, familieleden, vrienden uit het stadsbestuur van Bree en iedereen die hier aanwezig is, omdat ze me altijd gesteund hebben.
Als historicus weet ik dat er vandaag misschien meer dan ooit nood is om een blik naar gisteren te werpen en daarna ook even naar morgen te kijken. In april 1977 ben ik in het parlement gekomen. Dat was nog de nationale Kamer, want er was nog geen federale Kamer. Ik had dezelfde bezieling als een hele studentengeneratie in Leuven. Ik ben bij de Volksunie terechtgekomen. We gingen er voor. We gingen onder meer voor het federalisme, een woord dat toen nog heel besmet was. Het was geen evidentie in de Belgische politiek. En voor dat federalistisch ideaal trachtten we zoveel mogelijk de politiek te beïnvloeden. In 1970 werd een positieve stap gezet met het toekennen van de cultuurautonomie.
In 1977 wou men met het Egmontpact uiteraard veel verder gaan. U weet echter dat dat geleid heeft tot het ontslag van Leo Tindemans in 1978. Ik herinner me nog het wrange gevoel bij het debat toen dat ontslag werd aangekondigd. Ik denk dat Wilfried Martens goed weet wat ik hier bedoel.
De opvolger van Leo Tindemans was Vanden Boeynants, die een overgangsregering vormde om de staatshervorming tijdens de volgende legislatuur mogelijk te maken. Spanning is één zaak, ontlading een andere. Tijdens het investituurdebat van die nieuwe regering was Herman De Croo de woordvoerder van de oppositie. Hij zei tegen Vanden Boeynants en de anderen die er zaten: "Wat gij nu presenteert, da's oude wijn in oude zakken." Vanden Boeynants repliceerde daarop: "Maar mijnheer De Croo, weet gij dan niet dat oude wijn in oude zakken de beste wijn is?" En meteen volgde de ontlading. Daar kon hij als geen andere voor zorgen.
Ik sla een aantal fasen over. Wij komen bij de grote staatshervorming van 1987-1988. Bijna 50 percent van de bevoegdheden werd overgeheveld naar de gemeenschappen en de gewesten. Wij moesten toen echter vruchteloos op de nagel van de derde fase blijven kloppen. Die was noodzakelijk om Vlaanderen het eigen parlement te geven waarover wij nu beschikken. Het is er gekomen via de Sint-Michielsakkoorden, en later hebben de Lambermontakkoorden de financiële ruimte van de gemeenschappen en de gewesten vergroot.
Het moge duidelijk zijn dat uit de opsomming die u daarnet hebt gegeven en die hier ook naar voren is gebracht, blijkt dat dit geen eindpunt is. Ongetwijfeld zal hieraan nog een vervolg worden gebreid. Wij moeten wel één zaak weten: het Vlaanderen van dertig jaar geleden is niet meer het Vlaanderen van vandaag, evenmin als het Vlaanderen van binnen dertig jaar het Vlaanderen zal zijn waarin wij ons nu bevinden. Dit parlement moet daarvoor hier, op dit ogenblik, goed oog hebben. Wij kunnen ons niet meer beroepen op de kinderziektes. Na ongeveer vijftien jaar zouden die moeten zijn weggewerkt. Wij moeten ervoor zorgen dat wij wat wij als bevoegdheid hebben, ook goed uitoefenen. Ik weet dat er nog meer moet bijkomen, meer homogeniteit en dergelijke, maar wij moeten ons bewust zijn van het feit dat wij over heel wat bevoegdheden beschikken, die wij perfect kunnen uitoefenen. Dat blijkt ook uit het werk dat deze regering presteert.
Geen zelfgenoegzaamheid, maar ook geen zelfbeklag. Geen van beide gevoelens is hier op zijn plaats. Ik pleit er ook voor dat wij het politieke debat in dit parlement opnieuw naar boven halen. Met de aanwezigheid van de tv en andere media moet dit mogelijk zijn. Het debat moet worden gevoerd door de parlementsleden, en niet op basis van een tekst van medewerkers. Wij hadden dertig jaar geleden geen medewerkers. Er waren er hooguit enkele aan de fractie toegekend. Ik weet wel dat de complexiteit vergt dat men zich moet kunnen laten bijstaan, maar het inhoudelijke debat moet worden gevoerd door diegenen die door het volk zijn gekozen.
Ook voor dit parlement volstaat het niet dat wij blij zijn dat heel veel mensen het komen bezoeken. Wij moeten vooral de kwaliteit van het politieke debat, dat zich in hoofdzaak tot de essentie richt, opvoeren. Dit debat moet eenvoudig zijn. De structuren moeten eenvoudig zijn. De wetgeving moet eenvoudig zijn. Gisteren hebben collega's van de commissie waarvan ik de eer heb haar te mogen voorzitten even aangehaald dat van sommige teksten niemand iets begrijpt, dat men er zelfs een hele rist deskundigen moet bijhalen om de tekst in een gewoon Nederlands uit te leggen. Dit is geen goed wetgevend werk. Wij moeten daar allemaal van overtuigd zijn.
Wij, het parlement en de regering, moeten in de volgende legislatuur de bezem halen door die complexiteit, en wij moeten de mensen opnieuw laten voelen dat wat hier gebeurt en wat op dit forum wordt besproken iets van hen is. Er moeten gevoelens van betrokkenheid direct overkomen via de beelden die van hieruit worden uitgezonden. Men moet kunnen zeggen: ik hoor erbij, het gaat over mijn problemen.
Het laatste aandachtspunt dat ik naar voren wil brengen, is dat wij een regio zijn die niet, zoals dertig jaar geleden, verkrampt is en de retoriek hanteert dat alles wat Franstalig is onze vijand is. Omgekeerd was dat natuurlijk hetzelfde, en deze toon zindert volgens mij nog wat te veel na aan de andere kant. Wij moeten in Vlaanderen op een volwassen manier kunnen omgaan met al wie en al wat hier leeft: verdraagzaam, open, tolerant. Allochtonen, Franstaligen, al wie in Vlaanderen leeft, moeten op een volwassen manier deel kunnen nemen aan de besluitvorming van dit Vlaams Parlement.
Ik denk dat we op die manier een verdere stap zouden zetten. We zouden ons in de wereld op een onvoorstelbaar juiste manier profileren, namelijk als volwassen, herkenbaar en betrokken. Dit moet de toon zijn die ons er allen toe kan brengen na de verkiezingen, met een nieuwe assemblee, van het Vlaams Parlement, waar vele jaren voor is gevochten, een gremium te maken waar heel Vlaanderen en vooral de Vlaamse bevolking naar opkijkt. Indien we dat samen kunnen waarmaken, hebben vieringen als deze echt zin. (Applaus)
De heer Van den Brande heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u bent al te vriendelijk geweest. Het is niet omdat ik christen-democraat ben, dat ik weet dat de heiligverklaring een heel moeilijke aangelegenheid is. De zaligverklaring is nog veel moeilijker. Deze procedure duurt vrij lang. Wat we net hebben gehoord, is dan ook buiten elke proportie.
Lieve Miet, beste Jaak, soms horen we dit natuurlijk graag zeggen. Op die ogenblikken ontkennen we alle kwaliteiten die ons worden aangemeten.
Het is natuurlijk een enorm voorrecht gedurende dertig jaar, gedurende twee eeuwen en zelfs gedurende twee millennia politicus te zijn. Dit is natuurlijk een vertekening van de statistiek. Ik wil enkel aangeven dat dertig jaar een hele periode omspant.
Ik heb het over een voorrecht gehad. Het is mijn diepste overtuiging dat het in de politiek het grootste voorrecht is volksvertegenwoordiger te zijn. Alle landen, ook landen die geen democratie zijn, kennen een eerste minister. Ook de dictaturen kennen ministers, secretarissen-generaal en generaals. Enkel de parlementaire democratieën hebben de legitimiteit van de vrijheid van de kiezer.
Er is nog een tweede reden waarom het een uitzonderlijk voorrecht is volksvertegenwoordiger te zijn. Het is immers geen afgeleide functie. Het draagvlak bevindt zich rechtstreeks bij degenen die kiezen en die een verantwoordelijkheid in een bepaalde periode, voor een bepaalde tijd en voor een bepaalde omvang willen toemeten.
Parlementslid zijn, is een doel op zich. Het is een engagement. Het heeft zin. Het is geen voorgeborgte van de hel of de hemel van het ministerschap. In een parlementaire democratie is het niet het ultieme goed minister te zijn.
Ik wil kort enkele beschouwingen, als de flarden in 'Beelden van een tentoonstelling' van Moessorgsky, over die dertig jaar en over ons eigen parlement maken. Een parlement heeft immers vier essentiële taken.
De oudste en misschien de belangrijkste taak houdt in dat een parlement die naam waardig een budget opstelt. Dit is geen technische aangelegenheid. Het opstellen van een budget is een kwestie van sociale rechtvaardigheid en van sociale cohesie. De budgettaire functie is in feite de oorsprong van alle moderne parlementen. Het was immers de bedoeling de vorst met de nodige legers uit te rusten. Gelukkig gaat het er nu wat vreedzamer aan toe.
Een tweede essentiële opdracht voor elk parlement - ook voor het onze - is dat we wetgever zijn, in ons geval decreetgever. Achter de hoek loert natuurlijk het grote probleem dat, om zekerheden te verankeren over legislaturen heen, men riskeert dat er een inflatie van decreten komt omdat we alles willen vatten in wetgevende teksten. Het is dus een appel om zuinig te zijn met wetgeving en te gaan voor goede wetgeving.
Een derde essentiële opdracht van elk parlement is om een controle uit te oefenen op de executieve macht. U hebt ernaar verwezen. Dit moet en kan hard gebeuren, maar fair. Er is geen enkele goede reden - en laat het me even zeggen vanuit de jarenlange ervaring - om vriendelijk te zijn voor een regering, maar wel fair. Dat geldt zowel voor de oppositie als voor de meerderheid. We moeten meer een cultuur ontwikkelen dat goede voorstellen worden bekeken. Kijk naar wat we allemaal drie keer per dag als citaat nemen als we verwijzen naar Obama: dit is een nieuw spoor dat wordt getrokken. Dit is een goed voorbeeld van hoe meerderheid en oppositie constructief naar elkaar kunnen luisteren.
Een vierde essentiële opdracht voor alle parlementen - dus ook van het onze - is dat we een echofunctie vervullen, namelijk dat wat leeft onder de mensen, heel duidelijk verwoorden.
Parlementaire democratie is geen entertainment, hoewel men natuurlijk intussen de eerste, de tweede of de derde slimste mens ter wereld kan worden. Hebben we in die afgelopen tijd, die ontzaglijk boeiende periode, hier en daar een steentje verlegd in de rivier? Bescheidenheid siert de wijze. Zoals de Franse filosoof zegt: "Bovendien volstaat het niet om bescheiden te zijn, men moet het ook discreet zijn". Ik zal me daar proberen aan te houden.
Ik richt me naar dus naar mijn twee collega's die onvoorstelbaar werk hebben gedaan. Misschien enkele korte bedenkingen. Staatsvorming - en ik zeg wel staatsvorming - is geen doel op zichzelf, is ethisch neutraal, is ideologisch neutraal. Het kan enkel instrumenteel zijn om beter beleid neer te zetten. Het eerste dat me heeft geïnspireerd - en ik mag niet zeggen dat het een slogan was - is: 'Omdat mensen belangrijk zijn'. Omdat elke mens belangrijk is, daarom denk ik dat een staatsvorming noodzakelijk is.
We hebben als eerste entiteit in dit land geprobeerd - en het was een beetje innovatief maar ik dank mijn collega's in de toenmalige Vlaamse Regering - om een begroting in evenwicht waar te maken. Opnieuw vanuit een perspectief van sociale rechtvaardigheid. We hebben grote aandacht besteed aan het menselijk potentieel - we noemen dat nu human resources - omdat onderwijs, onderzoek, opvoeding de meest democratische hefbomen zijn van elke samenleving om vooruit te gaan.
Een heel actueel debat, Vlaanderen op de kaart zetten, is ook geen doel op zichzelf, maar is ook instrumenteel omdat het binnenland het buitenland is en het buitenland het binnenland.
Mevrouw de voorzitter, waarde collega's, er zijn heel mooie momenten geweest, er waren er andere. Ik schuw de polemiek, maar ik besef als geen ander dat ik er nogal vaak, meer dan ik wenste, deel van heb uitgemaakt. Ik worstel met de tijd. De tijd: vriend en vijand. Wanneer we op bepaalde momenten niet hebben kunnen inspelen op het tijdsbestek, dan was dan vanuit de overtuiging dat vele dingen tegelijkertijd konden gebeuren. Ik heb geworsteld en we worstelen nog met de media. De media hebben de absolute plicht om ook klaar, duidelijk, afstandelijk, kritisch maar ook fair te zijn ten aanzien van de politiek.
Sta me toe drie bedenkingen te maken. Over de regering en ons parlement wil ik zeggen: dit is de tijd om anticyclisch te handelen. Datgene dat juist niet evident is, zullen we nu moeten doen, als we in het dagelijkse leven zien dat er heel veel mensen het minder zien zitten met hun job.
Vandaag doe ik opnieuw een oproep - ik heb dat talloze malen gedaan - dat juist nu een veel grotere inspanning in de begroting moet worden gedaan voor onderzoek, ontwikkeling en onderwijs, gekoppeld aan ondernemen en overleg. Laten we wel wezen: van de 500 grootste en belangrijkste ondernemingen in de wereld, kwam driekwart tot stand op een moment van crisis. Dat toont aan dat men anticyclisch moet optreden en nu de basis moet leggen voor een nieuwe toekomst.
Ten tweede: het stoort me vaak dat de definitie van pluralisme er een is van gesloten pluralisme. We hebben in Europa eeuwen, terecht, gevochten om de scheiding tussen kerk en staat tot stand te brengen. Dat is ook mijn diepe overtuiging. Voor een christendemocratisch politicus is het niet zo dat we de encyclieken in wetten moeten omzetten, maar ze kunnen ons wel inspiratie bieden.
Ik pleit voor een open pluralisme, waar we veruitwendigen wat onze opvatting is, waar geloof en overtuiging niet alleen tot de achterkeuken of de slaapkamer behoren. Ik denk dat een samenleving precies bevrucht wordt en veel sterker en aantrekkelijker gemaakt wordt als we onze overtuiging heel duidelijk uiten - natuurlijk in de wetenschap dat ook anderen een overtuiging hebben. Het zou dus een verarming zijn, niet alleen van het debat, maar van wat we in de samenleving kunnen waarmaken, om dat niet te doen.
Het derde punt is Europa en de wereld. Een van de punten die me de afgelopen periode dreven en misschien ook de komende periode zullen drijven, is dat we in een comfort leven, waar we denken dat de rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten geconsolideerd zijn. Het is mijn overtuiging dat we, van Novosibirsk tot Azerbeidzjan en van Azerbeidzjan tot zovele landen waar de democratie niet geconsolideerd is, waar de vrije meningsuiting niet evident is, heel duidelijk moeten aangeven dat mensenrechten individuele rechten zijn en democratie een collectief recht is, maar ook al is de democratie niet voltooid en volmaakt, we onder alle omstandigheden de mensenrechten als individueel recht waarborgen.
Als ik een deel van de afgelopen periode overschouw, kan men natuurlijk zeggen dat er grote ontwikkelingen geweest zijn op het vlak van de economie, de sociale inbedding en het inclusief maken van de samenleving. Maar naar mijn overtuiging heeft wellicht - en ik zeg het op het ogenblik dat we 60 jaar Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vieren - geen enkele cultuur, geen enkele zelfs religieuze benadering zo duidelijk gemaakt wat in 1948 is kunnen gebeuren, namelijk zeggen dat mensenrechten een essentieel onderdeel uitmaken van onze beschaving en dus van onze toekomst.
Mevrouw de voorzitter, waarde collega's, dames en heren, in het leven, dus ook in de politiek, zijn er altijd meer redenen om iets niet te doen, dan om iets wel te doen. Het heeft me geïnspireerd op een aantal vlakken, maar politiek is waardeloos zonder waarden, politiek is respectloos zonder respect, politiek is koud zonder warmte. Ik zeg dit met grote overtuiging, en in grote dankbaarheid, geïnspireerd door wat, bij de toenmalige CVP-Jongeren, de christelijke arbeidersbeweging, mijn eigen fractie in de verschillende parlementen, mijn collega's in de regeringen, de medewerkers die me dag en nacht trouw gebleven zijn, de vrienden die me harde kritiek gegeven hebben, maar me ook bemoedigd hebben op het ogenblik dat het nodig was, natuurlijk tot de waarden behoort, dat we denken en danken. Ik heb een gevoel van grote dankbaarheid, vandaag, om veel dingen te kunnen doen en veel dingen te hebben mogen doen. Dat is het leven: dat men sommige dingen mag doen.
Ik dank hen allen heel in het bijzonder. Als ik zeg 'heel in het bijzonder', dan gaat het natuurlijk over onze kinderen en wat zij ons gegeven hebben, het mooiste wat een mens kan krijgen: zes kleinkinderen. Maar natuurlijk gaat het nog veel, veel meer in het bijzonder over mijn lieve vrouw Pie, de meest onthechte, gedreven, kritische supporter. De Bijbelse spreuk zegt: "Mulierem fortem quis invenerit?" De sterke vrouw, wie zal ze vinden? Ik heb ze mogen vinden. Dank u wel. (Applaus)