Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Penris heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik ga beginnen met het goede nieuws. Mevrouw de minister, u had ons beloofd dat u ons veilig op weg ging helpen met het openbaar vervoer. Er waren zestien maatregelen aangekondigd en een van die maatregelen was het opstellen van een veiligheidsmonitor, een analyse van de veiligheid of onveiligheid op het openbaar vervoer.
Deze week hebben we de eerste resultaten van die monitoring kunnen inkijken. Een dag te vroeg, want er was blijkbaar een lek naar de krant De Standaard. Mijn fractie zit er voor niets tussen en ik hoop dat u de mensen die dat gelekt hebben ook niet gaat opsporen.
Nu komt het slechte nieuws: de resultaten van die monitoring waren toch een beetje verontrustend. Er wordt melding gemaakt, voor de eerste negen maanden van dit jaar, van 1281, wat men dan noemt, incidenten. In feite zijn dat feiten die zich afspelen in de criminele of halfcriminele sfeer, waarvan heel wat feiten opgetekend moesten worden in onze eigen provincie, mevrouw de minister. Meer dan de helft van die feiten waren toe te schrijven aan, wat men dan noemt, jongeren.
Ik vind dat een heel verontrustende vaststelling. Blijkbaar is ook De Lijn daar een beetje van geschrokken. Maar niet alleen De Lijn, ook de federale minister van Binnenlandse Zaken heeft deze cijfers geanalyseerd en een aantal voorstellen gedaan. Hij heeft gezegd dat het tijd wordt dat de politie meer en nadrukkelijker aanwezig is op het openbaar vervoer in Vlaanderen. Hij stelt dan voor, heel voorzichtig - mijns inziens te voorzichtig - om de politiemensen die van en naar hun werk gaan of dienstverplaatsingen maken die niet al te dringend zijn, in uniform op het openbaar vervoer te sturen.
Daar is iets voor te zeggen. In Antwerpen gebeurt dat al. De Antwerpse hoofdcommissaris heeft aangegeven - ik denk terecht - dat veel van zijn mensen al gebruik maken van het openbaar vervoer. Trouwens, het incident in april met de heer Van Tiggelen is daar het voorbeeld van. Dat was een politieman die in uniform gebruik maakte van het openbaar vervoer en daar een aantal vaststellingen heeft moeten doen.
Ik denk dat de federale minister de juiste analyse maakt. Hij stelt, samen met ons, vast dat er een probleem is of mogelijk is op De Lijn en dat aangepaste maatregelen genomen moeten worden. De vraag is natuurlijk welke maatregelen.
Mevrouw de minister, u weet dat men in Brussel wat dit betreft al verder staat. Veiligheidspersoneel van het Brussels openbaar vervoer mag bepaalde politionele taken stellen, kan fouilleren, identiteitscontroles uitvoeren enzovoort.
Waarom is dat in Vlaanderen nog niet het geval? Mevrouw de minister, ziet u iets in de maatregelen die uw federale collega voorstelt om de veiligheid op ons openbaar vervoer in Vlaanderen te bevorderen?
Minister Van Brempt heeft het woord.
Mijnheer Penris, ik zou zeer kort kunnen zijn: ja. Maar ik zal er iets meer bij vertellen.
In uw inleiding zegt u een aantal dingen die zeer terecht zijn en die belangrijk zijn om mee te nemen in het verdere beleid. U geeft aan dat de veiligheidsmonitor niet alleen het sluitstuk is, maar eigenlijk ook een nieuw begin om op het openbaar vervoer verder te werken aan veiligheid.
Uiteraard hebben die cijfers mij ook heel alert gemaakt, maar we kunnen ze met niets vergelijken, omdat het voor de eerste keer is dat we vanuit verschillende bronnen en op een wetenschappelijke manier een registratie doen. Het is niet vergelijkbaar met enig ander cijfer. Voor de eerste keer weten we hoeveel incidenten er zijn. Dat is zeer variërend, maar het zijn er veel. Het zijn er veel te veel.
Dat betekent dat de inspanningen rond Veilig op Weg voortgezet en versterkt moeten worden. In dat kader moeten we het initiatief van de minister van Binnenlandse Zaken ook zien. Ik ben het daar volmondig mee eens en we hebben daar uiteraard ook vooraf over gesproken.
De minister van Binnenlandse Zaken zegt in essentie dat er meer politie moet zijn op het openbaar vervoer voor verplaatsingen. Mijnheer Penris, u zegt terecht dat dat in Antwerpen al gebeurt. Dat was niet voor niets een van de eerste steden waarmee we een akkoord hebben gesloten. De incidenten die er recent zijn geweest, hebben ook aangegeven dat er een zeer goede samenwerking met de politie is en steeds meer politiemensen, al dan niet in uniform, op bus en tram zitten.
Het is de doelstelling om dat uit te breiden naar heel Vlaanderen. Ik vind het zeer goed dat de minister Van Binnenlandse Zaken zijn schouders daaronder zet.
Ten tweede heeft hij zich geëngageerd om blijvend cijfers te leveren voor onze veiligheidsmonitor, want een van onze bronnen zijn de federale veiligheidscijfers om en rond het openbaar vervoer.
Ten derde, heel erg nieuw en belangrijk is dat de veiligheidsmonitor ons een inzicht zal geven in waar de meeste en zwaarste incidenten zich voordoen. Dat zal worden opgesplitst in fasen. Fase drie zal de fase zijn waarin verhoogde aanwezigheid van de politie vereist is. De minister van Binnenlandse Zaken heeft zich geëngageerd om, indien nodig en na afspraak en overleg tussen De Lijn, de lokale politie en de federale politie, te kijken of ook de federale reservepolitiediensten niet bij specifieke acties in fase drie kunnen worden ingezet. Dat is heel goed nieuws.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat het niet te vergelijken is. Natuurlijk is het niet te vergelijken, het was de bedoeling van de monitor om voor de eerste keer over wetenschappelijk materiaal te kunnen beschikken. In het verleden heeft men ons altijd gezegd: in het afgelopen jaar hebben zich 832 incidenten voorgedaan. Nu weten we al dat het de eerste negen maanden van dit jaar in werkelijkheid over 1281 incidenten gaat.
U zegt ook dat u de federale minister steunt in zijn opzet om meer politie op het openbaar vervoer te sturen. Ik steun dat ook. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken dat u bij die minister blijft aandringen om hard te maken wat de onafhankelijke politievakbond NSPV ter zake zegt. Die zegt: het is niet alleen nodig dat mensen voor niet-dringende opdrachten in uniform gebruik maken van het openbaar vervoer, maar laat ons misschien een aantal mensen permanent detacheren om op de gevaarlijke lijnen en plaatsen, bus- metro- en trambewaking te organiseren. Ik denk dat we dan een hele stap verder komen.
Van dat laatste ben ik absoluut een voorstander, maar de minister van Binnenlandse zaken is dat niet. Daarom is het alternatief gegroeid om in het kader van de fase drie van de veiligheidsmonitor de samenwerking te verhogen. Ik vind dat een stap vooruit. Men moet positief denken.
Het incident is gesloten.