Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot aanvulling van de agenda
Dames en heren, vanmiddag heeft mevrouw Hoebeke bij motie van orde een voorstel gedaan tot aanvulling van de agenda met het ontwerp van decreet betreffende de zorg- en bijstandsverlening.
Is het parlement het eens met dat voorstel tot aanvulling van de agenda? (Ja)
Dan stel ik voor dat het ontwerp van decreet betreffende de zorg- en bijstandsverlening onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Algemene bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de zorg- en bijstandsverlening.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Claes, verslaggever, heeft het woord.
We hebben het tijdens een vijftal besprekingen in de commissie uitgebreid gehad over het ontwerp van decreet zorg- en bijstandsverlening. Er is ook een hoorzitting aan gewijd die heel wat verheldering heeft gebracht. Tijdens de bespreking hebben alle fracties het belang benadrukt van het ontwerp van decreet. Dat wil rechtszekerheid bieden aan de zorgverleners die zorg en bijstand verlenen en die werken in de Vlaamse welzijnssector. Het gaat over ongeveer 160.000 voltijdse medewerkers. Het zijn zorgverleners die op een professionele wijze medische handelingen stellen. Op dit ogenblik kunnen ze door de federale wetgeving strafbaar worden gesteld.
Het ontwerp van decreet wil een regeling treffen voor het stellen van bepaalde taken en daden. Tegelijk wil het een aantal kwalificaties opleggen aan de zorgverleners. Bepaalde taken en daden worden gekwalificeerd als toelaatbaar, namelijk als zorg- en bijstandsverlening.
We hebben tijdens de verschillende commissiebesprekingen vastgesteld dat alle fracties een specifieke vorm van hulpverlening, namelijk het persoonlijk assistentiebudget, erkenden. Er werd ook gevraagd naar een specifieke oplossing voor dit PAB. De verschillende fracties waren het niet eens over de manier waarop dit zou worden opgelost.
Er is een meerderheidsamendement voorgesteld waarin de PAB-assistent uit het toepassingsgebeid van het ontwerp van decreet zou worden gehaald. In het najaar zou een parlementair initiatief worden genomen waarbij een specifieke oplossing zou worden geboden voor de PAB-assistent. Zowel Groen! als het Vlaams Belang wensten dat de PAB-assistent wel werd opgenomen in het ontwerp van decreet en dat er rechtszekerheid zou worden gegeven aan de PAB-assistent zonder specifieke kwalificaties. Dit is in verschillende amendementen weergegeven.
Het laatste amendement dat nog is toegevoegd, betreft het schrappen uit het ontwerp van decreet van de strafbaarheid indien men zowel werkgever als gebruiker is. (Applaus)
Mevrouw Van Linter, verslaggever, heeft het woord.
Ik feliciteer mevrouw Claes met het gedetailleerd verslag op toch wel korte tijdspanne, en ik sluit me er volledig bij aan.
Mevrouw Hoebeke, verslaggever, heeft het woord.
Bij de tweede lezing is er niets meer gewijzigd, tenzij een aantal toelichtingen die de heer Strackx heeft gegeven bij de amendementen die zijn ingediend. De minister heeft daar in extenso op geantwoord en heeft zo duidelijkheid gegeven over de twee doelstellingen van dit ontwerp van decreet.
De heer Van Malderen heeft een toelichting gegeven in aansluiting op die van de minister. De heer Strackx repliceerde daar opnieuw op, waarop ook de minister, namelijk dat er geen tegenstellingen waren. Hij heeft de begripsomschrijvingen uit artikel 2 nog even toegelicht.
De aanwezige leden van de meerderheid en de minister hebben daarop besloten dat er in het najaar een parlementair initiatief zou worden genomen om, wat inzake rechtszekerheid uit het ontwerp van decreet is gelaten en het al dan niet aanwezig zijn van kwalificaties, verder te bespreken. Dat is dus een duidelijk engagement voor een parlementair initiatief.
Dit ontwerp van decreet is aangenomen.
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal kort zijn. Toch neem ik plaats op het spreekgestoelte omdat wat voorligt belangrijk is. Er is echter ook een pijnpuntje. Ik zal het eerst even over het belang ervan hebben.
Eindelijk regelt Vlaanderen zelf de taakstelling van de verzorgenden waar de Vlaamse Gemeenschap voor bevoegd is. Het gaat om iedereen die in de thuiszorg vormen van zorgen verstrekt aan mensen. Dat is een belangrijke stap. Op die manier stappen we uit een soort federaal carcan en regelen we eigen dingen voor Vlaanderen. Het gaat over een grote groep van medewerkers en mensen. We moeten daarvan de belangrijkheid toch onderstrepen.
Er is echter ook een pijnpunt. De Raad van State heeft zijn twijfels uitgesproken over een aantal aspecten. We zullen zien wat de eventuele problemen zullen zijn. Toch is het principieel belangrijk dat wij dat zelf kunnen regelen in Vlaanderen.
Ik wil minister Vanackere en zijn voorgangster ook feliciteren voor het werk dat ter zake is gebeurd. Het is buitengewoon belangrijk dat dit kan.
Over een bepaalde categorie, de PAB-assistenten, is discussie ontstaan over de mate waarin ze gevat moesten, wilden, konden worden door dit ontwerp. Het bevat namelijk een aantal handelingen die verzorgenden kunnen stellen, en bepaalt een aantal kwalificatievereisten die verzorgenden moeten hebben om die handelingen te kunnen stellen. Beste collega's, de PAB-assistenten waren vragende partij om niet onder die kwalificatiecriteria te vallen. Ze vroegen hun eigenheid in hun werksituatie te kunnen behouden. PAB-assistenten worden aangeworven door de budgethouder zelf, dus door een persoon met een handicap. Ze vinden dat de overheid niet regulerend moet optreden inzake de kwalificatie, de diploma's, de competenties enzovoort.
Er zijn een aantal collega's, onder wie ook ikzelf, die daar zeer gevoelig voor zijn en hen daarin steunen. En toch hebben we vandaag de PAB-assistenten uit het ontwerp gesloten. Dat is ook al duidelijk toegelicht. We zijn er niet zo zeker van dat als we hen vatten onder hoofdstuk 1 of 2, maar niet onder hoofdstuk 3, dat handelt over de kwalificatievereisten, ze de rechtsbescherming zouden genieten die in de eerste hoofdstukken staat.
We hebben daar een ernstige discussie over gevoerd. Verschillenden collega's binnen de meerderheid vroegen hoe ver we daarin konden gaan. Zoals al werd gesteld, hebben we besloten om de PAB-assistenten voorlopig uit te sluiten tot er een nieuw initiatief wordt genomen in het najaar.
Is dat erg? Nee, dat is niet erg. Vandaag zijn de PAB-assistenten ook niet gevat door een dergelijk decreet. Het is er gewoon niet. Hun situatie verslechtert dus ook niet. Ze zijn zelf vragende partij om daar voorlopig niet onder te vallen. We komen dus tegemoet aan hun vraag. De vraag voor zelfbeschikking, voor de eigen keuze van de budgethouders om de assistent aan te trekken die ze willen, wordt dus gerespecteerd.
We zijn echter niet zeker of we, als we hen helemaal zouden uitsluiten van die kwalificatievereisten en dus wel zouden opnemen in het ontwerp, wel voldoen aan het gelijkheidsbeginsel. Daarom zullen we een extra onderzoek doen, de zaak nader bekijken en bespreken om het probleem in het najaar te regelen. Laat het immers duidelijk zijn, we willen ook dat de PAB-assistenten onder de Vlaamse bevoegdheid vallen. Er is al een besluit ter zake. We willen echter ook hun daden en handelingen in de zorg zelf goed kunnen omschrijven, goed kunnen kaderen, zodat ze 'veilig' zijn, en rechtszekerheid hebben bij het uitoefenen van hun beroep.
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer Caron, als dit ontwerp er niet was, vallen de betrokken mensen dan niet onder de Vlaamse reglementering? Ik dacht van niet. Anders zou Vlaanderen al sinds de bevoegdheidsoverdracht van zorg en bijstand aan de gemeenschappen zijn verantwoordelijkheid niet hebben genomen.
Mijn vraag is dan ook wat dit ontwerp van decreet verandert. Eerst gaat het om een groep waarvoor een decretale regeling nodig is. Dan blijkt dat die regeling niet zal worden toegepast op een groep die er eigenlijk wel bij hoort. Ik vind dat zeer raar. Zouden we niet best alles uitstellen en gezamenlijk een initiatief nemen om alles tegelijkertijd te regelen?
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, hoewel de vraag aan de heer Caron wordt gesteld, kan ik als indiener van het ontwerp van decreet misschien enige toelichting geven.
Iedereen moet begrijpen dat dit ontwerp van decreet de zorg- en bijstandsverlening betreft. Dit ontwerp heeft betrekking op handelingen en niet op het statuut van mensen. Die handelingen worden door ons momenteel als onderdeel van de dagelijkse assistentie beschouwd. Het gaat om taken die mensen, indien ze daartoe in staat zijn, zelf uitvoeren.
Op basis van een uit 1967 daterende wet hanteert de federale wetgever een steeds ruimer wordende definitie van daden die onder de verpleeg- en zorgkunde vallen. Voor die daden geldt de regel dat mensen die niet over, bijvoorbeeld, een verpleegkundig diploma beschikken, deze niet professioneel mogen stellen. Dit federale probleem heeft voor enorm veel mensen gevolgen. Het getal is hier al aangehaald. Het gaat om 160.000 mensen in de Vlaamse zorgverleningssector. Die mensen kunnen, naast hun gewone, dagdagelijkse opdrachten, nog eenvoudige handelingen stellen. Ze kunnen de temperatuur van een kind meten. Ze kunnen medicijnen toedienen. Ze kunnen mensen met slikproblemen helpen met eten. Ze kunnen een steunkous helpen aantrekken. Ze kunnen een stomazakje verversen. Al die handelingen vallen momenteel onder de federale regelgeving. Dat betekent dat die mensen sensu stricto over een diploma moeten beschikken om die handelingen te mogen stellen. Indien ze daar niet over beschikken, worden hun handelingen door de federale regelgeving zelfs strafbaar gesteld.
Nu verklaart de Vlaamse overheid zich hiervoor bevoegd verklaren. We verbreden dit en definiëren deze handelingen als zorg- en bijstandsverlening. We hebben die beslissing genomen op basis van de discussie over het evenwicht tussen het verlenen van rechtsbescherming en het opleggen van bepaalde kwalificatievereisten. Eigenlijk valt deze problematiek voor die 160.000 in de Vlaamse voorzieningen tewerkgestelde mensen gemakkelijk op te lossen. Wat de kwalificaties betreft, beperken we ons vandaag tot de huidige erkennings- en subsidiëringsvereisten van de Vlaamse overheid.
Voor de PAB-assistenten bestaan die vereisten momenteel niet. De verslaggevers hebben de discussie daarnet nog even samengevat. We moeten een afweging maken. In hoeverre zijn we in staat het evenwicht tussen een zorgvuldige rechtsbescherming en een gelijke behandeling te bewaren?
Dat is de reden waarom we de problematiek van de PAB-assistenten nu even terzijde hebben geschoven. Indien ik het goed heb begrepen, zullen een aantal Vlaamse volksvertegenwoordigers in de loop van het komende najaar een initiatief nemen. Op dit ogenblik geven we de voorrang aan een snelle en goede regeling voor de 160.000 mensen die in zorgverlening en in de voorzieningen actief zijn.
Hoewel de minister dit goed heeft toegelicht, wil ik zijn woorden nog even aanvullen. Het gaat om handelingen die onder de Vlaamse bevoegdheden ressorteren. We mogen dit niet vanuit medische invalshoek benaderen. Het gaat om zorghandelingen en om de scheidingslijn tussen de Vlaamse en de federale bevoegdheden. Die scheidingslijn geldt ook ten aanzien van de handelingen van verzorgenden. Dat is het principe.
Wat de PAB-assistenten betreft, draait de discussie om de specifieke kwalificaties waarover mensen moeten beschikken. De vraag is of we de deels verschillende visies al dan niet geheel, gedeeltelijk, in grote mate of niet opleggen. Die discussie is veeleer filosofisch dan juridisch. We hebben die discussie trouwens ook met de sector willen voeren. We hebben een hoorzitting gehouden. Gedurende vier uur hebben alle betrokkenen uit de sector hun mening gegeven. Hier valt absoluut geen eenduidige lijn in te trekken. We hebben iets meer tijd nodig om dit te regelen.
Wat de intenties van mijn fractie en van de commissieleden betreft, ben ik duidelijk geweest. Het is de bedoeling in de loop van het komende najaar een initiatief te nemen om ook voor de PAB-assistenten in de nodige rechtsbescherming te voorzien.
Ik blijf twijfelen aan dit onvolledige ontwerp van decreet. We hebben een decreet betreffende de zorgverzekering. De Raad van State heeft al duidelijk aangegeven waar de grens tussen medische en niet-medische handelingen ligt. We zouden die lijn hier kunnen doortrekken. Uiteindelijk heeft de Raad van State verklaard dat de zorgverzekering een gemeenschapsmaterie is zodra het om niet-medische zorgen gaat. Eigenlijk geldt dit gedeeltelijk ook voor de inhoud van het voorliggende ontwerp van decreet.
Er wordt een ontwerp van decreet ingediend dat niet van toepassing is op een belangrijk deel van de zorg- en bijstandsverlening in Vlaanderen, namelijk het PAB en PGB. Er is al een zorgverzekering waarvan de filosofie zegt dat er een onderscheid is tussen het medische en het niet-medische en waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn. Ik vraag me af wat de meerwaarde is van een onvolledig decreet.
Mijnheer Stassen, er zijn ongeveer 160.000 medewerkers gevat door het decreet. Er zijn ongeveer 1300 budgethouders die op een PAB-assistent een beroep doen. U hebt gelijk: we zullen voor die 1341 mensen een regeling treffen zodat ze door dezelfde scheidslijn worden gevat. Op die manier kunnen ze rechtsbescherming genieten. Dat is ons engagement. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, het feit dat dit ontwerp van decreet in extremis aan de agenda is toegevoegd, mag de aandacht niet afleiden van het belang ervan. Het ambieert rechtszekerheid te bieden aan 160.000 voltijdse werknemers - in koppen nog een stuk meer - die dag na dag in de Vlaamse zorgsector actief zijn. Het kan ook kwaliteitsgaranties bieden aan de gebruikers van deze zorg, en deze groep is nog oneindig veel groter. Dit ontwerp van decreet vormt voor die groep een enorme stap vooruit.
Ik sluit me volledig aan bij het betoog van de heer Caron. Daaruit kunt u afleiden dat er één heikel punt is, een angel die iedereen erkent: de positie van het PAB met betrekking tot kwalificatievereisten. Dit probleem is ook bevestigd in de hoorzitting. Daaraan komen we tegemoet via amendementen van de meerderheid. We stellen voor om het PAB uit het toepassingsgebied te halen. Mijnheer Stassen, we ontkennen daarmee het probleem niet. De tijdbom zit er nog en tikt tot in het najaar door. We willen echter niet wachten om aan 160.000 mensen rechtszekerheid te bieden. Integendeel, we geven de minister opdracht om te starten met uitvoeringsbesluiten voor opvoeders, thuisverzorgenden enzovoort. Voor de PAB'ers is het uitstel hoegenaamd geen afstel. In het najaar zullen we een parlementair initiatief nemen dat als doelstelling heeft rechtszekerheid te bieden aan alle PAB-assistenten, maar dat ook geen afbreuk doet aan de filosofie die binnen PAB wordt gehanteerd. Het initiatief zal de toets moeten doorstaan van de bezorgdheden van de sector die tijdens de hoorzitting naar voor zijn gebracht. We willen de toegang tot het PAB niet hypothekeren. De behoeften die een assistent dient in te vullen, zijn immers zo divers als er budgethouders zijn. Die diversiteit en ingewikkelde situatie noopt ons ertoe om de tijd van het reces te nemen om een sluitende oplossing te bieden aan deze belangrijke groep.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, dit is een erg belangrijk ontwerp van decreet. Open Vld onderschrijft dit en we zullen het ontwerp volmondig steunen. Dit ontwerp van decreet biedt rechtsbescherming aan heel veel verzorgenden voor taken die ze verrichten en waarvoor ze strafbaar zouden kunnen worden gesteld. In die zin kan het belang van het ontwerp niet worden onderschat.
Het is evenwel duidelijk dat voor persoonsgebonden assistenten de huidige regeling niet voldeed zonder te raken aan de keuzevrijheid van de budgethouders. In de hoorzitting vorige week is dit probleem zeer scherp gesteld. Het feit dat budgethouders en persoonlijke assistenten een directe arbeidsrelatie hebben, - terwijl in voorzieningen de cliënt geen zeggingschap heeft over het personeel dat hem verzorgt - is een belangrijk element in dit debat. Open Vld was in eerste instantie voorstander om de persoonlijke assistenten te ontslaan van de kwalificatievereisten door voor hen in een uitzondering te voorzien in artikel 10.
Op die manier werd de keuzevrijheid van de budgethouder ten volle gerespecteerd, maar bleef de rechtsbescherming. De motivering voor die uitzondering ligt in het hierboven geciteerde verschil op het vlak van de verschillende arbeidsrelatie tussen de persoon met een handicap en de verzorger in een voorziening enerzijds en de arbeidsrelatie die tot stand komt in het kader van een persoonsgebonden assistentiebudget anderzijds. De directe arbeidsverhouding tussen budgethouder en persoonlijk assistent impliceert dat de eerste onmiddellijk kan reageren als hij niet tevreden is over de geleverde kwaliteit.
We zijn echter moeten landen. Uiteindelijk hebben we besloten om dit decreet niet van toepassing te maken op personen met een handicap. Zij worden bijgevolg niet onderworpen aan de kwalificatievereiste, maar tegelijkertijd genieten zij ook geen rechtsbescherming. Wij vragen wel een duidelijk engagement van de minister om samen met de parlementsleden te komen tot een regeling voor de bescherming van de persoonlijke assistent, zonder evenwel de keuzevrijheid van de budgethouders in het gedrang te brengen en dit te doen met respect voor de toch wel persoonlijke relatie die ontstaat tussen de budgethouder en zijn persoonlijke assistent. We zullen er samen werk van maken, en zoals gezegd, dat zal gebeuren in het najaar. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Strackx heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik wil de heer Caron bedanken voor zijn verdienstelijke poging om dit ingewikkelde, technische ontwerp van decreet op een verstaanbare manier uit te leggen aan de volksvertegenwoordigers die de discussies in de commissie niet hebben bijgewoond.
Ik raak hier direct het pijnpunt aan: de kwestie van de persoonlijke assistenten. Uit de hoorzitting is duidelijk gebleken dat het niet wenselijk en eigenlijk ook niet doenbaar is om in het kader van het PAB-systeem kwalificatievereisten voor persoonlijke assistenten op te stellen. Op die hoorzitting klonk de vraag om die persoonlijke assistenten vrij te stellen van de tegemoetkoming aan kwalificatievereisten erg luid. Ons inziens was dat mogelijk, met behulp van een eenvoudig amendement. Ook volgens Open Vld en sp.a viel het probleem op een eenvoudige manier op te lossen.
Blijkbaar was het voor CD&V erg belangrijk om die PAB-assistenten toch aan kwalificatievereisten te onderwerpen. Waarom is mij niet duidelijk: misschien omwille van regelneverij, wat dit parlement misschien toch een beetje kenmerkt? Daarom zijn 1350 PAB-assistenten volledig uit het decreet weggehaald en genieten ze niet van rechtsbescherming, hoewel dat toch de algemene bedoeling is. Wij vinden dat jammer, want de voor de hand liggende oplossing lag op tafel. De meerderheid heeft wel beloofd dat ze in het najaar met een oplossing zal komen.
In afwachting zal het Vlaams Belang zich onthouden bij de stemming over dit decreet.
De heer Dehaene heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, het is al gezegd, maar ik herhaal het graag: dit is een belangrijk decreet. Het is immers van toepassing op zeer veel mensen: op 160.000 voltijdsequivalenten en in totaal op meer dan 200.000 personen. Vandaag lopen ze het risico om voor elke handeling waarop de federale wet van toepassing een federale sanctie op te lopen. Het is juist dat dit de afgelopen twintig jaar weinig is gebeurd, zoals in de hoorzitting een paar keer ook is gezegd. Maar het risico bestaat, en dankzij dit ontwerp van decreet krijgen die mensen juridische zekerheid.
Ik moet de minister feliciteren voor dit initiatief waarmee hij remedieert aan een probleem waarvoor de discussie al jaren gaande is.
Het is een juridische evenwichtsoefening geweest. Dat was ook de reden waarom er voor de PAB-assistenten, net zoals voor de anderen, kwalificatievereisten stonden ingeschreven, zodat we juridisch gezien geen discriminatie zouden creëren. Het heeft niets te maken met regelneverij of paperasserie. Het was puur een overweging om het juridisch sluitend te houden en niet het risico te lopen op een schorsing door een bepaalde instantie.
De PAB-regeling is inderdaad zo specifiek dat we ervoor gekozen hebben om ze uit dit decreet te halen en samen op zoek te gaan naar een voorstel van decreet dat hun ook die rechtszekerheid geeft, zonder beperkingen van aanwerving of taken die een assistent kan uitoefenen. Het overgrote deel van de taken die de assistenten nu uitoefenen, valt niet onder de bepaling van zorg en bijstand. Het zijn puur assistentietaken zoals het begeleiden van de persoon met een handicap naar een culturele activiteit of naar een vergadering.
Het gaat nu over de bepalingen die onder de federale wetgeving vallen zoals het toedienen of het aanreiken van medicatie, het aantrekken van steunkousen. Wij willen bevestigen dat we in het najaar zullen meewerken aan het zoeken naar een oplossing om ook de PAB-assistenten die rechtszekerheid te geven.
Minister Vanackere heeft het woord.
Ik wil bevestigen wat verschillende sprekers al gezegd hebben. Vandaag gaat u toch een belangrijk decreet, dat het werk van vele tienduizenden Vlamingen in de zorg aanbelangt, goedkeuren. Er gaat nauwelijks een werkbezoek van mezelf door zonder dat iemand van de directie van een kinderdagverblijf of een verblijf waar personen met een handicap worden geholpen, me zegt dat ze haast dagelijks de wet overtreden, in technische zin, omdat het personeel bepaalde zaken doet, die ten onrechte worden beschouwd als verpleegkundig, omdat ze occasioneel een deel uitmaken van de taken die zorg- en bijstandsverleners voor hun rekening nemen.
Door met dit decreet een goed evenwicht te vinden tussen de kwalificatievereisten - waar er ook een noodzaak is om te garanderen dat de kwaliteit van de zorg gehandhaafd blijft - en de rechtsbescherming, biedt u een kader aan vele tienduizenden Vlamingen in de zorg. Ik denk dat we daarmee een echte vooruitgang boeken ten opzichte van een situatie die al vele tientallen jaren aanhoudt en waarvan men ook in rechte kan zeggen dat het zelden voorkomt dat iemand wordt aangevallen voor de rechter. Maar u kunt zich ook voorstellen dat, in situaties waar verzekeraars te maken hebben met een bepaalde situatie van een handeling die aanvechtbaar is op het federale vlak, we er echt werk van moesten maken om er een decretale rechtsbescherming aan te geven.
Ik sluit me aan bij de overwegingen die geformuleerd zijn omtrent het zorgvuldig, doch snel aanpakken van de problematiek van de PAB-budgetten om ook daar de nodige rechtsbescherming te kunnen garanderen, zo snel als we kunnen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2007-08, nr. 1708/5)
De artikelen 1 tot en met 12 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.