Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over een oplossing ten gronde voor de problematiek van de wachtrijen voor inschrijvingen aan de scholen
Actuele vraag over de wachtrijen van ouders om hun kinderen in te schrijven in de Nederlandstalige Brusselse scholen
Verslag
Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, we staan hier in de rij om het te hebben over de wachtrijen aan de schoolpoorten. Het is niet de eerste keer dat we u daarover ondervragen. Het onderwerp is al geregeld in de commissie aan bod gekomen. U hebt dit probleem altijd geminimaliseerd. In een van de debatten zei u zelfs dat het een marginaal probleem is. U wekte de indruk dat het een voorbijgaand probleem is, maar vandaag is het er nog altijd. Het verergert zelfs. Men zoekt nu ook creatievere oplossingen, want men begint mensen te betalen om in de rij te staan. Het loopt dus de spuigaten uit.
Die wachtrijen zijn het rechtstreekse gevolg van het principe in het GOK-decreet dat wie het eerste komt, ook het eerste maalt. Mijn partij heeft altijd gezegd dat dit decreet niet zou werken. U beweert dat de problemen daar geen uitvloeisel van zijn. Ik stel vast dat uw collega in de Brusselse regering, minister Vanhengel, in de pers zei dat dit wél het geval is.
In elk geval heeft mijn partij altijd gezegd dat dit decreet nefaste gevolgen voor Brussel zou hebben. Wij zijn toen weggehoond, maar vandaag stellen we vast dat het GOK-decreet echt niet werkt. Er is jarenlang gerommeld in de marge. Er wordt geknoeid met aanpassingen zoals voorrangsregels, voorinschrijvingen, inschrijvingen op basis van verklaringen op erewoord, maar die worden nadien dan weer in vraag gesteld. Het toont allemaal aan dat het GOK-decreet niet werkt.
U formuleert nieuwe voorstellen. U stelt voor om kinderen uit de buurt voorrang te geven. Uw coalitiepartner, Open Vld, is daar helemaal tegen. U bent ook een voorstander van het ticketsysteem. Minister Vanhengel is daar helemaal tegen, want volgens hem draait dat in Brussel dan helemaal uit op een loterij.
Ook u wenst dit voorstel in een experimentele fase een kans te geven. Ik heb wel de indruk dat u er in de pers niet volledig achterstaat. U zegt dat u goed beseft dat het slechts om een symptoombestrijding gaat. In een ander artikel lees ik dat dit het probleem van Brussel niet ten gronde oplost. Ik heb daar vragen bij.
Is er overleg gehouden binnen de Vlaamse Regering of met minister Vanhengel in de Brusselse Regering? Ik stel vast dat u op sommige vlakken op een ander spoor zit. Bestaat daar eenvormigheid over? Hoe gaat u dat ticketsysteem decretaal vastleggen? Wat is uw structurele oplossing voor Brussel?
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de aanleiding voor deze vragen zijn de beelden die we gezien hebben en de verhalen die we hebben gehoord over kamperende ouders aan de schoolpoorten om hun kinderen te laten inschrijven. Ik denk dat vele mensen die dat zagen en hoorden een eerste instinctieve reactie hadden in de zin van: "Ze moeten daar toch iets aan doen". Met "ze" wordt dan onmiddellijk gedacht aan de politieke beleidsmakers. "Ze" voelen zich dan ook aangesproken. Getuige daarvan zijn de actuele vragen van vandaag en de voorstellen die her en der worden gelanceerd om deze problematiek aan te pakken.
De voorstellen gaan van het hanteren van een afstandscriterium bij de schoolkeuze, waarbij de kinderen in de buurt naar school moeten kunnen gaan, tot wat u hebt voorgesteld, namelijk het fysieke kamperen vervangen door een virtueel kamperen via een ticketsysteem of callcenter. Dat is natuurlijk 'kurieren am Symptom'. De fundamentele vraag is wat de politiek moet doen. Het is onze taak als politici om ervoor te zorgen dat er globaal gesproken een goed en voldoende groot onderwijsaanbod is binnen een redelijke afstand. Dezelfde onderwijskwaliteit moet overal worden gewaarborgd. Daar hebben u en uw voorgangers hard aan gewerkt en u hebt ook resultaten geboekt.
Eens dat is gebeurd, moeten we als politici de moed moeten hebben om te stellen dat het niet de taak van de politiek is om tussenbeide te komen als mensen mordicus om welke redenen dan ook school A verkiezen boven school B.
De realiteit is iets complexer, vanwege een drietal factoren. Ten eerste is er de Brusselse situatie, ten tweede is er het feit dat men in Vlaanderen steeds meer wordt geconfronteerd met een problematiek van kansarmen en anderstaligen en ten derde is er de verzuiling in ons schoolsysteem.
Het eerste punt is de specifieke Brusselse situatie. Misschien zullen nog andere collega's het over dit punt hebben. Als 70 percent van de kinderen in het basisonderwijs in Brussel twee anderstalige ouders hebben, en Nederlandstalige ouders hun kinderen niet meer ingeschreven krijgen, dan is er echt een probleem. Wat u als oplossingen al hebt aangereikt, mijnheer de minister, zijn goede oplossingen. U zou bijvoorbeeld een brede voorrang aan Nederlandstaligen geven en vragen dat de kinderen inderdaad een jaar Nederlandstalig kleuteronderwijs hebben gevolgd. Dat is de specifieke problematiek.
Daarnaast ziet men in Vlaanderen een groeiend probleem ontstaan en aanschuivende ouders her en der opduiken. Als men dan een afstandscriterium gaat hanteren bij de schoolkeuze, komt men pas echt in de problemen. In buurten met in sommige scholen alleen nog kansarme kinderen of migranten of een combinatie van beiden, wordt het bijna onmogelijk om nog andere kinderen naar school te laten gaan. Omgekeerd wordt het voor migrantenouders die hun kinderen graag naar een school zouden sturen met een meerderheid van Nederlandstalige kinderen, moeilijk als ze in een kansarme buurt wonen en hun kinderen naar school willen sturen in een voorstad van Antwerpen of Gent. Het probleem zal dan alleen maar verergeren.
Dan is er natuurlijk ook nog de verzuiling. Waar zullen de oplossingen die worden voorgesteld met betrekking tot de afstand gelden? Zullen die alleen gelden voor het openbaar onderwijs? Zullen ze alleen gelden voor één onderwijsnet? In dat geval zal de sociale segregatie nog groter worden. Dan zullen ouders kiezen, als we dat nog zo kunnen noemen, voor die scholen waar een dergelijke regel niet geldt.
Mijnheer de minister, als liberalen zijn we tegen elke oplossing waarbij de remedie erger is dan de kwaal. Voor ons valt het hanteren van een afstandscriterium onder deze definitie. Het komt op de eerste plaats de ouders toe te bepalen waar hun kinderen naar school gaan. Dat kan naast de deur zijn. Dat kan dicht bij grootvader of grootmoeder die op de kinderen let, zijn. Of het kan gaan over een school vlakbij de werkplaats of op weg naar het werk. Het is aan de ouders om daarover te oordelen. Dat moeten wij niet in hun plaats doen. Ik ben ervan overtuigd dat, als we de randvoorwaarde garanderen van een voldoende algemeen onderwijsaanbod op een redelijke afstand, waarbij overal een goede kwaliteit wordt gegarandeerd, mensen dan die enkele ongemakken voor lief zullen nemen.
Ik kijk met belangstelling uit naar uw antwoord, mijnheer de minister.
De heer Delva heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, er werd al op gezinspeeld: dit weekend hebben we allemaal via de media de kampeertoestanden aan scholen in Vlaanderen en Brussel kunnen volgen. Ik ben er dit weekend zelf op uitgetrokken. Ik heb die wachtrijen bezocht in Brussel, de stad waar ik woon, om me te vergewissen van de situatie. Ik heb meerdere wachtrijen gezien bij scholen van verschillende netten. Die wachtrijen zijn niet altijd erg lang, omdat het aantal vrije plaatsen die kunnen worden verkregen via de voorrangsregelingen voor Nederlandstaligen of GOK-leerlingen vaak vrij laag ligt.
Tijdens mijn tocht door Brussel heb ik geen enkele ouder van potentiële GOK-leerlingen gezien. We moeten dus eens bekijken of die voorrangsregeling die vandaag bestaat, met de inschrijvingsmogelijkheid van 30 percent voor GOK-leerlingen, wel zo efficiënt is. Die kampertoestanden zijn geen goed idee. Ze zijn onaanvaardbaar.
Mijnheer Delva, dat is echt wel een misverstand. Natuurlijk ziet u die mensen niet voor die deur staan. Dat is de essentie van de voorrangsregels. Dat is geen kritiek op het systeem. Ik zal het zo dadelijk uitleggen. Wat u zegt, is heel merkwaardig.
Dat is geen kritiek. Ik stel dit gewoon vast.
U hebt maandag in een mededeling bekendgemaakt een aantal voorstellen te zullen doen, eventueel decretaal, om die kampeertoestanden tegen te gaan. Zo is er het systeem van de callcenters, waarbij met wachtlijsten zou worden gewerkt. Ter informatie: ik was vrijdag aanwezig in de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Daar bleek dat minister Vanhengel, het VGC-collegelid bevoegd voor Onderwijs, andere mogelijkheden zou overwegen. Specifiek voor Brussel denkt hij in eerste instantie aan het uitbreiden van de capaciteit door het bouwen van nieuwe scholen of het uitbreiden van bestaande scholen.
Het idee van die callcenters kan eventueel een goed idee zijn om die wachtrijen tegen te gaan, maar die wachtrijen zijn natuurlijk niet het probleem op zich. Ze zijn het gevolg van de fundamentele bekommernis van een aantal Nederlandstalige ouders en ouders van taalgemengde gezinnen. Zij vrezen dat ze hun kind niet zullen kunnen inschrijven in de school van hun keuze in Brussel. Daar gaat het eigenlijk over. De wachtrijen zijn daar het gevolg van.
Als die wachtrijen fysiek zouden kunnen worden geëlimineerd, bijvoorbeeld door de voorstellen die u doet, biedt dat helemaal geen antwoord op die fundamentele bekommernis van die ouders, die reëel zijn. Ik vraag me dus af of we het debat niet moeten verruimen, zij het dat ik me heb beperkt tot Brussel. Is de bestaande regelgeving in Brussel wel opportuun? Bestaan er geen betere mogelijkheden?
Voor alle duidelijkheid: mijn betoog is niet gericht tegen iemand. Ik weet dat er in het onderwijs in Brussel heel wat anderstaligen zijn. Ik weet dat de scholen van alle netten de stedelijke diversiteit van Brussel omarmen, en juich dat toe. Ik vind het een pluspunt. Ik vind dat dit ons Nederlandstalig onderwijs in Brussel versterkt.
De kernvraag is natuurlijk hoe we binnen de stedelijke realiteit van Brussel toch tegemoet kunnen komen aan de terechte bekommernissen van Nederlandstalige ouders of ouders uit taalgemengde gezinnen, die vrezen dat hun kind niet ingeschreven zal kunnen worden, niet in een bepaalde Vlaamse school in Brussel, maar in een Nederlandstalige school van hun keuze binnen Brussel.
Mijnheer de minister, dat is de vraag die ik u vandaag wil stellen.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil eerst even onderstrepen wat mevrouw Moerman terecht heeft gezegd. Als er meer ouders zijn die met hun kinderen in een bepaalde school terecht willen komen dan de school kinderen kan toelaten, zal er teleurstelling zijn op het einde, want niet alle kinderen zullen in de school binnen geraken. Ze zullen dat, begrijpelijk, heel jammer vinden, maar aan die teleurstelling kan men als politicus niet veel doen.
We moeten niet proberen wijs te maken aan de mensen - die daar ook te slim voor zijn - dat we een soort toverformule kunnen bedenken, waardoor we het, ook als er veel meer kinderen zijn dan een school eigenlijk kan toelaten, opgelost krijgen. Dat krijgt men natuurlijk niet opgelost. Er zijn in Vlaanderen ongeveer 2500 scholen voor meer dan een miljoen leerlingen. Grosso modo is die capaciteit voldoende, behalve in een aantal scholen. Dat zijn er niet veel, maar daar ontstaat frustratie.
Ik ben het ook eens met degenen die zeggen dat we het over de grond van de zaak moeten hebben. Het is een beetje zoals iemand die ziek is en koorts heeft: het is niet de thermometer die aangeeft dat men koorts heeft, die de oorzaak is van de koorts. Met de thermometer meet men de koorts. Dat is ook zo met wachtrijen.
Voor het GOK-decreet van mevrouw Vanderpoorten was het zo dat ouders in een aantal scholen gewoon niet toekwamen aan kamperen, want de school liep vol zonder dat ze het wisten. Zo ging dat. De reden waarom mevrouw Vanderpoorten het inschrijvingsbeleid tot stand heeft gebracht, was, terecht, dat men het vermoeden had dat er hier en daar scheve toestanden waren. Tegen ouders werd gezegd dat de school vol was, maar ze was eigenlijk niet vol. Daarom is het inschrijvingsrecht tot stand gekomen. Dat maakt een aantal dingen duidelijk, die vroeger misschien niet duidelijk waren. Dat legt een aantal dingen zichtbaar op tafel die vroeger niet zichtbaar waren. Ik denk dat dat goed werk is geweest. Er is aan geschaafd en er is van geleerd, maar in se is dat goed werk.
Ik heb mensen niet echt het tegendeel horen zeggen - tenzij de heer Vanhengel, maar dat weet ik niet -, maar ik denk niet dat het GOK-decreet de oorzaak is van de problemen in Brussel. Dat is eigenlijk niet zo, denk ik. Er worden dingen zichtbaar gemaakt.
Bovendien zou ik willen onderstrepen dat men met het GOK-beleid een aantal dingen doet die me bijzonder belangrijk lijken. Mijnheer Delva, er is bijvoorbeeld de voorrangsperiode voor broertjes en zusjes. Dat is een heel correcte regeling, die inderdaad toelaat dat, daar waar er plaatsen te weinig zijn, de broertjes en de zusjes toch samen in de school geraken. Dat is ondertussen netjes georganiseerd. Ik denk dat dat heel goed is. Die ouders ziet u niet aan de schoolpoort staan, want het is georganiseerd.
Het GOK-decreet laat toe - en dat hebben we nog wat versterkt in deze regeerperiode - dat een school in Brussel zegt dat er voorrang is voor Nederlandstaligen tot er een voldoende aantal Nederlandstaligen is. Elders in Vlaanderen, bijvoorbeeld in de stad van mevrouw Moerman, Gent, laat het GOK-decreet toe dat men een sociale mix nastreeft en op een bepaald ogenblik voorrang geeft aan veeleer kansarme kinderen, want anders loopt de school vol met kinderen uit veeleer kansrijke gezinnen. Dan ziet u die kansarme ouders niet voor de poort staan, maar het schoolbestuur heeft actief de mogelijkheid gegeven dat er een aantal kansarme kinderen binnenkwamen. Dat wordt allemaal mogelijk gemaakt met het GOK-decreet. Ik vind dat goed. We hebben iets dat we niet mogen weggooien.
Wil dat nu zeggen dat we het kamperen moeten laten gebeuren? Neen, want ik vind het een ongelukkige thermometer. Het is eigenlijk een trieste toestand voor de mensen die daar staan. In de pers lezen we toch rare dingen, zelfs al is het anekdotisch. Men betaalt bijvoorbeeld een jobstudent een aantal euro om daar te gaan staan. Dat is dus wel een ongelukkig soort van thermometer, vind ik. Het is niet erg interessant om dat te laten organiseren.
Ik vind dat we nu moeten nadenken over wat we doen ten aanzien van die mensen die, op het ogenblik dat de voorrangsregels gespeeld hebben voor broertjes en zusjes of voor kansarme of kansrijke kinderen, als allereersten aan de poort willen staan op het ogenblik dat de algemene inschrijvingsronde begint. Wat doen we daarmee? Laten we die mensen daar kamperen of bedenken we iets anders?
Ik heb willen beklemtonen dat ik geloof dat we ruimte moeten scheppen om op basis van lokaal overleg betere procedures te zoeken voor plaatselijke situaties. Waarom heb ik het voorbeeld gegeven van het callcenter? Het was niet meer dan een voorbeeld. De Katholieke Scholengemeenschap Leuven werkt met een callcenter. Ik volg dat zeer nauwgezet op. Er is betwisting over geweest maar er is een akkoord tot stand gekomen in het LOP. Het systeem laat toe dubbele inschrijvingen te vermijden. Het lijkt nogal bevredigend te lopen. Zonder dat systeem zou er misschien aan enkele scholen worden gekampeerd. Het is ter plaatse tot stand gekomen en er is ook een akkoord over. We hebben wel geen duidelijke decretale basis om dergelijke dingen toe te laten. Ik heb het maar als voorbeeld gegeven.
Mevrouw Moerman, ik pleit ervoor om niet te snel te zeggen, urbi et orbi, dat buurt en afstand als criterium niet kunnen. Niet te snel: laat mensen ter plaatse bekijken wat zinvolle benaderingen zijn om problemen op te lossen, zonder iets aan de fundamenten, die voormalig minister Vanderpoorten destijds heeft gelegd, te wijzigen, want die zijn belangrijk.
Het gaat eigenlijk over de vraag wat je doet met mensen die zich voor een van die inschrijvingsperiodes, en met name voor de algemene inschrijvingsperiode, al aanmelden, nadat een aantal voorrangsregels, zoals broertjes en zusjes, hebben gespeeld. Wat doe je ten aanzien van mensen die absoluut als eerste aan die poort willen staan? Die aanmelding kan je ook organiseren, maar laat de dingen nu toch in het lokale overleg tot stand komen en van onderuit komen. We moeten er wel voorwaarden aan verbinden. We zullen bijvoorbeeld niet verdragen dat men via een procedure omtrent aanmeldingen, schimmige toestanden schept of bepaalde kinderen zou uitsluiten op basis van a priori's. Daar moeten we zeker overleg over hebben, maar dergelijke dingen zouden moeten mogelijk gemaakt worden.
Brussel is inderdaad erg verschillend van de rest van Vlaanderen. Het is een fundamenteel probleem dat veel verder gaat dan alleen de vraag hoe je het aanmelden organiseert en het inschrijvingsbeleid in het GOK-decreet. De vaststelling is dat er een zeer grote groep ouders is die niet Nederlandstalig is maar toch ons onderwijsbestel kiest. Hoe ga je daar mee om? Ik heb de laatste tijd geprobeerd om daar openhartig over te spreken. Sommige mensen in Brussel nemen me dat een beetje kwalijk, maar ik denk dat het beter is te zeggen dat iets een probleem is. Zelfs al doe je het goed, de vraag is of je het volhoudt en onder welke voorwaarden. Er is op dat probleem maar één antwoord te geven, en het is niet het gemakkelijkste: je moet de lat van de kwaliteit van die scholen hoog houden en ervoor zorgen dat wie in die scholen zit, Nederlands leert op het niveau dat elders in Vlaanderen ook wordt geleerd. Dat is de enige sleutel in dat verhaal en dat moet heel duidelijk zijn voor de ouders die daarvoor kiezen, zowel Vlaamse ouders die daar vertrouwen in moeten hebben, als anderstalige ouders die dat verdomd goed moeten weten. Als de kinderen van anderstalige ouders dat Nederlands daar niet leren, dan zullen ze geen getuigschrift krijgen. Punt. Dat is een beetje hard, maar het is het enige antwoord. Daar moet je een heel beleid voor ontwikkelen. Mijnheer Delva, ik weet dat ik wat kort door de bocht ga, want het is complex.
Met de vraag hoe je nu die inschrijvingsperiodes organiseert met zo een grote meerderheid van kinderen uit anderstalige gezinnen, en met een zo snel groeiende groep kinderen zijn we hier bezig over de thermometer en niet over het fundament. Ik denk dat we moeten bezig zijn over het fundament.
Ik stel het inschrijvingsbeleid niet in vraag. Ik heb de indruk dat mijn collega Guy Vanhengel in een aantal reacties veel vraagtekens heeft gezet bij wat mevrouw Vanderpoorten destijds tot stand heeft gebracht. Het is zijn recht om dat te doen vanuit zijn positie. Maar ik denk niet dat er iemand is die het inschrijvingsbeleid fundamenteel in vraag stelt. Ik denk ook niet dat we dat mogen doen, want een aantal dingen zijn, op basis van lokaal overleg, toch wel goed geregeld.
Mijn pleidooi is dus om wat ruimte te creëren in de regelgeving om op basis van lokale context, lokale situaties en lokaal overleg, te kijken hoe we voort kunnen bouwen op die procedures zodat de frustratie - die een beetje onvermijdelijk is - minimaal is en zodat je op een correcte manier aanmelding organiseert. Ik sta open voor meerdere opties. Ik wil vermijden dat we hier te snel voor het ene of het andere kiezen. Dat zou niet verstandig zijn.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik zal niet ingaan op het voorstel van een callcenter omdat uzelf zegt dat het maar een voorstel is. Als er callcenters zouden komen, dan is dat het probleem gewoon verschuiven.
U vindt het spijtig dat de frustraties van de ouders op zo'n manier aan de schoolpoorten geventileerd moeten worden en u wilt er een oplossing voor zoeken. Natuurlijk, bij een callcenter ziet men die frustraties niet.
Wat moeten we doen wanneer er in een school plaats is voor 600 kinderen en er zich 660 kinderen aanmelden? Zegt u mij nu hoe we dat oplossen. Hoe gaat u dat oplossen? Gaat u die kinderen verkleinen of zo? (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Het is niet aan mij om daar op te antwoorden.
U zegt dat ik het probleem verschuif. Maar je moet een menselijke procedure hebben om de schaarste aan plaatsen in die school op te lossen.
Daar bent u met uw beleid verantwoordelijk voor. Het enige wat ik kan doen vanuit mijn positie en wat mijn fractie al jaren doet,…
…is klagen.
…is die zaken aanklagen. En achteraf zien we dan dat u ons - vooral in uw beleid rond Brussel - gelijk geeft, althans meer gelijk geeft dan minister Vanhengel.
Mijn fractie is uiteraard voorstander van absolute voorrang voor Nederlandstaligen in het Nederlandstalig onderwijs, dat toch door Vlaanderen gefinancierd wordt.
Ik vind het interessant om te zien dat er vanuit alle partijen bemerkingen en opmerkingen worden gemaakt over het GOK-decreet. Wij doen dat al jaren. Ik vind het een goede zaak want ik zie dat degenen die het probleem gecreëerd hebben, nu ook krampachtig naar oplossingen zoeken. Ik vind een callcenter niet echt een goed idee. Ik stel voor om het hele GOK-decreet en het hele inschrijvingsbeleid te herzien.
Mijnheer de minister, maak u geen zorgen want 'urbi en orbi' en ik gaan helemaal niet samen.
Het is niet mijn bedoeling om het GOK-decreet en de aanpassingen die gebeurd zijn, ter discussie stellen. Maar het is precies vanuit een bekommernis om niet nog meer ongelijkheid te creëren, dat ik een aantal vragen stel.
Ik denk dat het overhaast tot conclusies komen, vooral gebeurt bij diegenen die nu zeggen voorrang te geven aan buurtkinderen die te voet moeten komen.
Ik denk dat je op die manier in bepaalde stedelijke gebieden of wijken van gemeenten nog meer getto's creëert. Het GOK-decreet heeft zijn verdiensten. Vroeger, als schepen van Onderwijs in Gent, moest ik een oplossing vinden voor het feit dat in een kansarme migrantenbuurt in een school van de stad alleen kinderen zaten van buiten die wijk. Toen streefden we bij de oprichting van een nieuwe school precies naar een aandeel van 30 percent migranten en kansarmen. Daarvoor moesten we plaatsen open houden. Toen heb ik dat heimelijk moeten doen. Ik heb dat nooit kunnen zeggen. Met het GOK-decreet zou dat niet meer nodig zijn. Het is heel goed dat die oplossingen geschapen zijn.
Maar ik hoor toch enige dubbelzinnigheid in uw antwoord. Er is natuurlijk niets op tegen dat je binnen een globaal beleid, vanuit de bekommernis om elk kind zo gelijk mogelijke kansen te geven, maatregelen neemt voor bepaalde groepen. Het is goed dat u voorrangsregels creëert voor broertjes en zusjes en kansarmen. Maar wat gebeurt daarna? U zegt dat we ruimte moeten laten voor lokaal overleg. Dat moet zeker kunnen. Het is goed dat men lokaal autonomie heeft en niet vanuit Brussel betutteld wordt. Maar het mag niet zo zijn dat men het beleid zo ver doortrekt, al dan niet gestuurd, lokaal of vanuit Brussel, dat heel de school door regels wordt bepaald. Het mag niet zo zijn dat men na het GOK-decreet, broertjes en zusjes en nog enkele andere zaken, ook gaat bepalen waar de ouders van de kinderen moeten wonen. Dat is in het buitenland al gebeurd en het werkt niet. In Frankrijk ontstaat voor het openbaar onderwijs een handeltje in domicilies. Dat is pervers. Zo creëer je nog meer sociale ongelijkheid. Zij die kunnen, zullen gaan waar de regels niet gelden.
Mijnheer de minister, bedankt voor uw openhartige woorden over Brussel.
Ik wil benadrukken dat wij hier vooraan staan door het geweldige succes van het Nederlandstalige onderwijs in Brussel. Enkele tientallen jaren geleden liepen de Brusselse scholen leeg en was er veel twijfel over de toekomst van het onderwijs in Brussel. Vandaag zitten we in de tegenovergestelde situatie. Het Nederlandstalige onderwijs in Brussel staat voor kwaliteit. Daarom is er zoveel vraag naar, zowel van Franstaligen, als van mensen van vreemde origine, als van Nederlandstaligen.
Het toenemende aantal anderstaligen in het Nederlandstalige onderwijs is wat u 'het probleem Brussel' noemt. U zegt dat niemand het GOK-decreet in vraag stelt. Maar Brussel is een meertalige omgeving, waar de Nederlandstaligen een minderheid vormen, en waar 'la liberté du père de famille' als basisregel geldt, waardoor anderstaligen naar die scholen kunnen gaan. Ik weet niet of het GOK-decreet, dat in Vlaanderen zeker gunstige gevolgen heeft, geconcipieerd is voor een omgeving als Brussel. Men heeft enkele spelregels aangepast, zoals voorrang voor Nederlandstaligen. Maar ik blijf erbij dat het GOK-decreet ontwikkeld is voor de eentalige omgeving Vlaanderen en daarom niet zomaar van toepassing kan zijn in Brussel.
Ik hoor van collega's en lees in artikels: als je in Brussel niet terecht kunt in de school van je keuze, zijn er nog zo veel Nederlandstalige scholen. Ga dan enkele straten verder. Je vindt wel een school waar je met je kind terecht kunt, zolang het niet te ver is. Als christendemocraat verzet ik me daartegen. De vrijheid van schoolkeuze van de ouders is voor mij en mijn fractie nog altijd primordiaal. Scholen zijn niet inwisselbaar, gelukkig maar. Ik hoop dat ze dat nooit zullen zijn. Dus vind ik de vrije schoolkeuze van de ouders een fundamenteel uitgangspunt, dat zo veel mogelijk moet worden gerespecteerd, zeker als het gaat om ouders van Nederlandstalige kinderen of taalgemengde gezinnen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, uw antwoord was duidelijk en uitvoerig. Ik heb een paar bemerkingen. Ik wil het GOK-decreet zeker niet in vraag stellen. Met de wachtlijsten kunnen we de temperatuur meten. Als men koorts vaststelt, moet men een remedie gaan zoeken. Er is een verschil tussen de situatie in Vlaanderen en die in Brussel.
Het thuistaalaspect werd hier nog niet aangehaald. U weet dat wij altijd voorstander geweest zijn van de vreemde thuistaal als GOK-indicator. Nu krijgen we het signaal dat daar wel eens over gelogen wordt. Hebt u daarvan indicaties ontvangen? Het is betreurenswaardig dat mensen onder valse voorwendsels proberen voorrang te krijgen. Hoe kunnen we dat verhinderen?
Ik ben zeer tevreden met uw antwoord over Brussel. Het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is duidelijk een succes. De recente maatregelen om die lat nog hoger te leggen, moeten het mogelijk maken dat de Vlamingen in Brussel ook toegangskansen hebben. We kunnen ons de vraag stellen in hoeverre de overheid ter zake initiatieven moet nemen. Als het Nederlandstalige onderwijs in Brussel zo'n succes kent, is het aanbod dan wel voldoende? Ik stel de vraag met enige terughoudendheid. Ik geloof niet dat de politiek direct initiatieven moet nemen.
Mevrouw Moens heeft het woord.
Ik geloof dat niemand hier kan ontkennen dat de problemen pas begonnen zijn met de lancering van het GOK-decreet, zeker in het Brusselse. Dit decreet heeft de lange wachtrijen en kamperende ouders aan de scholen veroorzaakt. Zo'n tweetal keer per jaar vormen ze het straatbeeld in Brussel. Mijnheer de minister, volgens u heeft het decreet de scheve toestanden rechtgetrokken. De scholen beweerden dat ze vol zaten, terwijl dat niet zo was. Dat gebeurt nu niet meer. Volgens mij zitten we nu met andere scheve toestanden. Enkel de ouders die niet uit werken gaan, hebben tijd om te kamperen voor een school. Wie voltijds werkt en geen verlof krijgt, wie niemand anders heeft, komt op de laatste plaats, telkens weer.
Ik heb een tip voor u, mijnheer de minister. U vraagt om een andere oplossing in plaats van een callcenter, wat ook geld kost en veel administratie meebrengt. Misschien is het aangewezen om bijkomende infrastructuur te verzorgen in de gemeenten en steden waar het nodig blijkt, en om eventueel nieuwe scholen te bouwen.
De heer Gatz heeft het woord.
Het is duidelijk dat wij een verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de Vlaming in Brussel en de burger in het algemeen en dat deze ons mag aanspreken. In deze problematiek is het niet nuttig dat men ons aanspreekt op het feit dat men al dan niet zijn kind in de school van zijn eerste keuze heeft kunnen inschrijven. Er zijn nu eenmaal capaciteitsproblemen. Dat is trouwens nooit een absoluut recht geweest, en dat kan het ook niet worden. Men kan ons wel aanspreken op het feit dat de volgende dichtstbijzijnde school ook een goede school is. Ik denk dat we daar in Vlaanderen en zelfs in Brussel vrij goed in slagen.
Ik verklaar me nader. Er zijn misschien goede en minder goede scholen, maar het verschil tussen die scholen is nooit zo groot dat bij de ene school de wachtrijen verantwoord zouden zijn, en bij de andere niet. Zo zit ons onderwijslandschap niet in elkaar. In de Brusselse regio gaat het om een vijftal scholen op de 120. Mijn kinderen zitten in twee van de 115 andere scholen, in twee verschillende onderwijsnetten, en ze zijn er zeer tevreden.
We moeten opletten dat we onszelf niet voorbij hollen als het gaat over absolute voorrang voor Nederlandstaligen. Ik geloof veeleer in ondersteunende maatregelen. Minister Vanhengel heeft zich geïnspireerd op de Antwerpse website 'Samen naar school' om te zeggen: "Als er ouders zijn met een zekere drempelvrees om niet in een concentratieschool terecht te komen, dan kan het in groep inschrijven hen over die drempel heen helpen." Dat is trouwens gebeurd in verschillende scholen bij de laatste inschrijvingsronde en het is een gunstige evolutie. Dat zet minstens evenveel zoden aan de dijk als mathematische principes met voorrangspercentages.
Ik geloof dat we dit in alle rust nog eens moeten bekijken. We moeten de principes van het zeer goede GOK-decreet op een pragmatische wijze operationeel blijven maken.
Mevrouw Roex heeft het woord.
Ik wil dit even nuanceren. Ik hoor altijd spreken over GOK-leerlingen aan de ene kant, en Nederlandstaligen aan de andere kant. Een Nederlandstalige kan ook perfect een GOK-leerling zijn. We moeten ophouden met te doen alsof de GOK-leerlingen de hele restgroep zijn van Franstaligen. Dat zijn kansengroepen. Het is belangrijk dat ze in de scholen geraken, zowel Nederlandstaligen als anderstaligen.
Mijnheer de minister, ik ben blij dat u verwijst naar de periode voor het GOK-decreet, toen men vooral een goede relatie moest hebben met de directeur van een school om binnen te geraken - voor de rest was er weinig van belang. Ik ben blij dat het GOK-decreet de stedelijke diversiteit nastreeft. Dat is ook de bedoeling. De bedoeling is om in de concentratieschool Nederlandstaligen aan te trekken, en in witte scholen kansen te geven aan anderen.
Ik wil het probleem relativeren. In mijn eigen gemeente waren er 200 plaatsen bij de inschrijvingen voor de eerste kleuterklas. Er zijn 15 Nederlandstaligen op afgekomen, er waren geen wachtrijen en er zijn nog gigantisch veel plaatsen voor Nederlandstaligen over. Dat is de realiteit vandaag in de meeste scholen. De weinige scholen waar wel een wachtrij staat, zijn scholen die vroeger hun inschrijvingsbeleid via de directeur op een heel persoonlijke manier regelden. Ik ben blij dat daarmee komaf wordt gemaakt en dat alle mensen de kans krijgen om in te schrijven.
Mevrouw Dua heeft het woord.
Mijnheer de minister, vorig jaar hebben we over dit probleem gediscussieerd naar aanleiding van de wachtrijen in Gent en Antwerpen. De meesten twijfelen niet aan de goede intenties en de goede werking van het GOK-decreet. Dat moeten we zo houden.
De discussie gaat over wat er moet gebeuren na de eerste ronde, de broers en zusjes, en na de tweede ronde, het GOK-decreet. Ik heb een voorstel van decreet ingediend dat het de steden mogelijk maakt om eventueel voorrang te geven aan kinderen van buurtbewoners. Het is aan het lokale bestuur om dat aan te pakken.
Ik ben heel blij dat u een opening laat om dit mogelijk te maken. Er is niets ergers dan een kind naar een school te willen sturen in de buurt, maar door allerlei omstandigheden, bijvoorbeeld niet kunnen kamperen aan de school, verplicht te worden om elke morgen per auto naar de ander kant van de stad te rijden omdat er in de buurtschool geen plaats is. Dat is heel onzinnig. Laat alstublieft de autonomie aan de lokale besturen om in bepaalde omstandigheden een of andere voorrangsregeling in te voeren voor kinderen uit de buurt, na de broers en zusjes, en na de GOK-leerlingen.
Mijnheer Van Dijck, een eigenschap van goede leugens is dat je ze niet detecteert. Ik heb geen weet van ouders die valse verklaringen afleggen, maar ik ben er wel bezorgd over. In mijn beleid probeer ik een verschuiving tot stand te brengen van indicatoren op basis van verklaringen op eer naar indicatoren op basis van vaststellingen die we zelf doen. Op termijn wil ik dat zelfs inzake taal doen. Dat is een langetermijnverhaal, want het veronderstelt dat je bijvoorbeeld de CLB's kunt inschakelen, alsook de databank van Kind en Gezin, die de taalcontext bij de kinderen vaststelt. Ik vind het een beetje vervelend dat veel van het beleid draait rond verklaringen op eer. Er is op korte termijn echter geen alternatief.
Ik denk niet dat de situatie zo dramatisch is. In onze grote enquête, waarbij we meer dan een miljoen ouders bevraagd hebben, stellen we veel samenhang in de verklaringen vast. Dat toont aan dat er niet op grote schaal bedrog wordt gepleegd. Dat wekt toch wat vertrouwen op. In elk geval zal het jaren duren om het beleid te verschuiven van het steunen op verklaringen naar het steunen op vaststellingen.
Mevrouw Moens, als meer ouders een school wensen dan die school kinderen kan herbergen, is er een probleem. Wat is het alternatief? Opblaasbare scholen?
Ik geef u een opmerkelijk voorbeeld. In Antwerpen is er een school - ik ga de naam niet noemen - die twee jaar geleden op sterven na dood was, en die vandaag leerlingen moet weigeren wegens het grote succes. In twee jaar tijd is de reputatie van die school helemaal gekanteld. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat scholen vandaag meer dan vroeger bezig zijn met hun reputatie. Het heeft ook te maken met het feit dat ouders vrijer bewegen in het scholenlandschap en ook fysiek mobieler zijn. We zien bij de ouders, meer dan vroeger, de bereidheid én de mogelijkheid om zich te verplaatsen. Ouders zijn gevoeliger geworden voor de reputatie van scholen, en die reputatie verandert ook veel sneller dan vroeger.
We kunnen het probleem niet oplossen door overal snel scholen te bouwen. Een van de mogelijke verklaringen van het probleem is dat er vandaag in vergelijking met de jaren zestig en zeventig minder nieuwe scholen opgericht worden. Dat kan mee verklaren waarom je nu dergelijke druk ziet ontstaan. Globaal gezien is er in Vlaanderen echter geen capaciteitsprobleem. Tenzij we een soort opblaasbare scholen maken, kunnen we het fenomeen dat ouders gefrustreerd voor een schoolpoort staan, nooit echt wegwerken. Daarom wil ik dat we de kwestie uitleggen aan de mensen. Ik verkies daarbij inderdaad een andere procedure, waarbij de ouders niet hoeven te kamperen.
Mijnheer Gatz, ik ben het eens met een aantal zaken uit uw betoog, maar ik stem vooral in met uw stelling dat we dit pragmatisch moeten bekijken. We moeten aan de mensen durven uitleggen wat oplosbaar is en wat niet.
Mevrouw Dua, ik sta voor heel veel opties open. Ik heb het debat willen openen, binnen de welbepaalde contouren van het GOK-decreet. We moeten de suggesties die nu gedaan worden, pragmatisch bekijken.
Mijnheer de minister, ik vind dat u daar nogal licht over gaat. U probeert het komisch voor te stellen met die opblaasbare scholen. U moet maar eens proberen uitleggen aan de Nederlandstaligen in Brussel dat het heel moeilijk is om zelfs een jaar of twee op voorhand voor een eerstgeboren Nederlandstalig kind een plaats te vinden in een Nederlandstalige school naar hun keuze. Eerst komen alle voorrangsgroepen aan de beurt, waar mevrouw Dua er absoluut nog een wil aan toevoegen. Er blijft dan nog plaats voor twee of drie leerlingen. Probeer maar eens uit te leggen dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel geen voorrang wil geven aan Vlamingen, hoewel dat onderwijs wel met Vlaams geld wordt betaald. Die problematiek mag niet op die manier geminimaliseerd worden.
Mijnheer de minister, het gaat hier om schrijnende verhalen die wellicht ook in uw mailbox terecht komen. Wij kaarten die problemen al jaren aan en worden daar al jarenlang mee uitgelachen. Intussen is dit debat al ettelijke minuten bezig. Iedereen probeert krampachtig een oplossing te zoeken, vooral zij die aan de basis liggen van het decreet. Er is geen overeenkomst tussen sp.a en Open Vld. Ik denk dat er maar één oplossing is, met name een volledige herziening van het GOK-decreet, waarbij voldoende aandacht wordt besteed aan de vrije keuze van de ouders en de absolute voorrang van Nederlandstaligen in Brussel. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de minister, dit is een interessant debat. Ik ben blij dat u de moed hebt om te zeggen dat u niet alles kunt oplossen. Op een bepaald moment moet aan de mensen worden duidelijk gemaakt dat op hun meest individuele keuze niet altijd kan worden ingegaan. Het doet me ook plezier dat u het eens bent met de heer Gatz en mezelf dat we pragmatische oplossingen moeten nastreven. Ik vrees een beetje voor de oplossing die men zou kunnen uitdenken, waarbij wordt voorbijgegaan aan de nu bestaande voorrangsregelingen en het GOK-decreet en waarbij men de keuze van de mensen voor een school zou gaan regelen. Ik ben voorstander van voorrangsregels om gelijke kansen te waarborgen maar ik ben tegen oplossingen waarbij wordt getracht om voor de ouders te bepalen wat de beste schoolkeuze is.
Een school van 600 leerlingen kan in het geval van 60 bijkomende aanvragen niet worden opgeblazen tot een school met 660 plaatsen. In dat geval is het onze taak om blijvend te zoeken naar een oplossing voor de Nederlandstaligen binnen die groep van 60, zodat ze toch deel kunnen uitmaken van die eerste 600 leerlingen.
Sommige collega's relativeren het probleem. Wanneer echter mensen uit de rand of Nederlandstaligen uit Brussel heel bewust kiezen voor een Nederlandstalige school in Brussel, en toch in de kou blijven staan, dan is het onze plicht om voor die mensen een oplossing te zoeken.
Het incident is gesloten.