Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het toenemend overgewicht bij jongeren
Actuele vraag over het toenemend overgewicht bij jongeren
Verslag
De heer Dehaene heeft het woord.
Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, geachte collega's, gisteren kregen we via de verschillende media te horen dat er door de Katholieke Universiteit van Leuven een onderzoek is gevoerd naar overgewicht bij jongeren, meer bepaald bij jongeren in het vierde studiejaar.
De cijfers waren alarmerend. Een op zeven kinderen bleek aan overgewicht te lijden. Bij jongeren die niet in een sportclub actief zijn, blijkt dat zelfs een op vijf te zijn. De twee hoofdoorzaken die aangehaald worden, zijn gebrek aan voldoende beweging en ongezonde voeding.
Ik zou deze problematiek willen koppelen aan diabetes. Het is vandaag trouwens Werelddiabetesdag. Uit alle cijfers, ook uit deze cijfers, blijkt dat diabetes in de toekomst een gigantisch probleem wordt. Steeds meer mensen zullen diabeet worden. De kosten lopen enorm op. We zullen meer moeten doen aan preventie.
Wat professor Mathieu zegt, komt hierop neer: we moeten ons als overheid ook en vooral concentreren op de jongeren omdat ouderen al een bepaalde levenswijze hebben die heel moeilijk te veranderen is. Het is veel eenvoudiger om heel vroeg jongeren ertoe aan te sporen een gezonde levenswijze aan te nemen.
De specialisten, in dit geval professor Mathieu, bevestigen dat we veel meer moeten doen op het vlak van preventie, specifiek naar jongeren, om te vermijden dat steeds meer mensen diabeet worden.
Mijnheer de minister, u bent bevoegd voor de preventieve gezondheidszorg. Wat kunt en wilt u doen om bij de jongeren nog meer aan preventie te doen en meer te stimuleren dat ze letten op hun voeding en voldoende beweging hebben? Ik denk dat het een gecoördineerde actie moet worden van verschillende ministers, maar ik denk dat het uw bevoegdheid is om daarop te blijven hameren en preventieplannen uit te werken en er nog meer aandacht voor te vragen, zodanig dat we iets kunnen doen aan de stijgende trend van jongeren die zwaarlijvig zijn en op het verkeerde pad zitten.
Ik denk dat we ons moeten concentreren op de jongeren, maar met de belangrijke nuancering dat jongeren die zwaarlijvig zijn door een bepaalde ziekte, geen stigma mogen krijgen. We moeten ons concentreren op alle jongeren, met de bedenking dat we geen negatieve connotatie mogen geven aan zwaarlijvigheid.
Ik denk dat preventie belangrijk is. Wat gaan we eraan doen?
De heer Mahassine heeft het woord.
Mijnheer de minister, mijn vraag gaat meer in het bijzonder over de scholen. Uit het onderzoek is duidelijk gebleken dat er scholen zijn waar 5 percent van de leerlingenpopulatie een overgewicht heeft, terwijl er andere scholen zijn waar 25 percent van de leerlingenpopulatie aan overgewicht lijdt.
Eigenlijk is dat een significant verschil. Van waar komt dat enorme verschil? Heeft dat te maken met de samenstelling van de schoolpopulatie? Zijn er andere factoren die een rol spelen?
Ik heb gelezen dat uit een onderzoek in Nederland in 2005, over dezelfde problematiek, is gebleken dat vooral bij kinderen uit laaggeschoolde milieus en allochtonen de problematiek het sterkst aanwezig was.
In Vlaanderen hebben we sinds enkele jaren een gezondheidscoördinator, op initiatief van Onderwijs, Welzijn, Sport en Visserij. In een verklaring in enkele kranten heeft de gezondheidscoördinator gezegd dat er inderdaad wel wat verschillen zijn. Zijn die verschillen aanwijsbaar?
Uit de studie blijkt dat de problematiek wel eens dezelfde oorzaken zou kunnen hebben dan in Nederland. Zijn daar gegevens over? Is daar onderzoek naar gevoerd?
Indien dat niet zo is, zou het dan niet interessant zijn om er een onderzoek aan te wijden? Indien zou blijken dat de bevinding waar men in Nederland toe is gekomen dat vooral kinderen uit sociaal zwakkere milieus het slachtoffer zijn, klopt, dan moeten we ons de vraag stellen of een gezondheidsbeleid niet te maken heeft met een gelijkekansenbeleid, zoals hier al eerder is geponeerd. Ik denk dat we de conclusie moeten trekken om eens te kijken naar de oorzaken. Het blijkt dat twee derde van de basisscholen een echt gezondheidsbeleid voert, wat zeer goed is. In Nederland is dat veel minder het geval. Op dat vlak staan we op enkele jaren tijd al heel ver. Sinds 1 september is het verplicht in Vlaanderen.
Ik had graag meer geweten over de verschillen tussen de scholen. Zijn er verschillen tussen de scholen? Kunnen we aanwijzen in welke scholen veel overgewicht bij jongeren voorkomt en in welke niet? Kunnen we daar eventueel conclusies uit trekken?
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, ik heb een vraag voor minister Anciaux, maar ik heb begrepen dat minister Vandenbroucke zal antwoorden in zijn plaats.
De heer Dehaene heeft de cijfers reeds genoemd: een op zeven jongeren heeft last van overgewicht en 2 percent van de jongeren is echt obees. Dat is duidelijk een problematiek. In dat kader verwijs ik naar de besprekingen die plaatsvonden in de commissie voor Onderwijs en in de commissie voor Sport en Jeugd. Er komt heel duidelijk een gebrek aan lichaamsbeweging bij jongeren aan bod en een teveel aan ongezonde voeding.
Over de analyse door de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen van de K.U.Leuven, citeer ik uit een artikel dat gisteren in De Standaard stond: "'Het verband tussen overgewicht en energie-inname is minder duidelijk dan dat met energieverbruik. Het enige wat kan worden opgemerkt, is dat jongeren met overgewicht minder groenten eten', zegt professor Jan Seghers. Dat betekent dat overgewicht in die leeftijdscategorie eerder te wijten is aan een tekort aan lichaamsbeweging dan aan slechte voeding."
Ik citeer opnieuw uit hetzelfde artikel: "Maar niet alleen de school speelt hier een bepalende rol. Het is belangrijk dat ook ouders en sportclubs betrokken worden bij de gezondheidsbevorderende acties op school. Zo kan er in samenwerking met sportverenigingen voor een actieve naschoolse opvang gezorgd worden. Sportverenigingen moeten zich ervan bewust zijn dat ze niet alleen competitiegericht werken, ze moeten ook plaats bieden aan kinderen die minder sportief talent hebben."
Wat is het contact tussen de sportclubs en de onderwijswereld op het vlak van bevordering van lichamelijke beweging bij jongeren? Hoe ver staan deze contacten?
Over het aantal uren lichamelijke opvoeding op school heeft de commissie voor Onderwijs het al heel vaak gehad. Minister Anciaux heeft op een vraag om uitleg geantwoord dat hij zou overleggen met zijn collega van Onderwijs om te zorgen voor meer uren sport op school.
Ik citeer ook het antwoord van minister Anciaux op een recente vraag van mevrouw Libert: "Met mijn collega van Volksgezondheid heb ik afspraken gemaakt. Zo zullen de mogelijkheden van het stimuleren van beweging en sport als preventie tegen obesitas en andere beschavingsziekten worden onderzocht. Op het grote gezondheidscongres in 2008 zal hieraan ruimschoots aandacht worden besteed. In de loop van 2007 bespreken we samen hoe dit voort in de praktijk kan worden ingevuld."
Mijnheer de minister, u bent minister van Jeugd en Sport. Zult u op het gebied van sport dit alles op poten zetten en daartoe overleg plegen met minister Vandenbroucke en minister Vanackere?
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil de vraagstellers bedanken voor het onder de aandacht brengen van deze problematiek. Mijnheer Dehaene, op Werelddiabetesdag is het een goed idee om dit te doen. Het gaat immers over een oorzaak van heel veel gezondheidsproblemen, waaronder diabetes. De Wereldgezondheidsorganisatie voorspelt dat tegen 2030, als er geen maatregelen worden genomen, het aantal mensen met diabetes verdubbeld zal zijn. De helft van alle diabetesgevallen wordt toegeschreven aan een gebrek aan voldoende beweging of aan een ongezonde voeding. Wat dat laatste betreft, is er natuurlijk de band met de kritische factor van het overgewicht. Het verband tussen het door u aangekaarte overgewicht bij onze jonge mensen in Vlaanderen en echte risicofactoren voor de gezondheid is natuurlijk zorgwekkend. Niet alleen met diabetes, maar ook met andere aandoeningen - cardiovasculaire en andere - is het verband tussen overgewicht en ongezondheid te manifest om te negeren.
Mijnheer Mahassine, u hebt gelijk als u meteen verwijst naar het feit dat die ongezondheid niet altijd op een eerlijke wijze verdeeld is over de samenleving. Recent nog heb ik cijfers kunnen bekendmaken over de toenemende levensverwachting van de Vlamingen. De jongste zeven jaar hebben we er met z'n allen ongeveer anderhalf jaar bij gewonnen. Die winst in levensjaren, en dan in het bijzonder de winst in beperkingvrije jaren, is jammer genoeg niet eerlijk verdeeld over deze samenleving. In het bijzonder mensen met een moeilijkere sociaaleconomische achtergrond genieten veel minder van die stijging van de levensverwachting.
Mijnheer Dehaene, u hebt ook gelijk wanneer u zegt dat er nooit jong genoeg kan worden begonnen met preventiestrategieën. Minister Vandenbroucke zal dit straks belichten vanuit de invalshoek van het onderwijs. Ik wil erop wijzen dat dit begint bij de zuigelingen. Daarom hanteert Kind en Gezin de strategie om zuigelingen en kinderen onder de drie jaar zo veel mogelijk te begeleiden op het gebied van gezonde voeding. Deze instantie voert daar een bijzonder intensieve campagne over. Vergeet niet dat Kind en Gezin vrijwel 98 percent van de Vlaamse kinderen bereikt. Dat is een voortdurend aandachtspunt. Ik kan u geruststellen, mijnheer Mahassine, daarbij wordt er in het bijzonder ook extra aandacht geschonken aan zorgengroepen en kansengroepen.
We moeten weliswaar vaststellen dat, waar vaak wordt gewaagd van een verzuring in onze samenleving, er qua voeding sprake is van een verzoeting van de samenleving. Die begint jammer genoeg ook al bij de zuigelingen. Als moeders niet kiezen voor borstvoeding, maar voor aan te kopen mogelijkheden, is er jammer genoeg sprake van al te veel van suiker voorziene producten. Te zoete voedingsgewoonten vinden steeds meer verbreiding. Daarom hebben we, in een goede samenwerking tussen de diverse betrokken ministers, met het project Fitte School heel veel aandacht geschonken aan, bijvoorbeeld, de basiswaarheid dat water en melk drinken veel beter is voor de gezondheid dan frisdrank drinken, zeker als die gezoet is.
Wat doen wij? In oktober 2008, mijnheer Dehaene, lanceer ik een gezondheidsconferentie. De formule van de gezondheidsconferentie heeft in het verleden met thema's als borstkanker- of ongevallenpreventie al bewezen dat het een heel geschikt instrument is om de aandacht van de diverse maatschappelijke actoren, niet alleen van de specialisten maar ook van degenen die aan gedragsbeïnvloeding kunnen doen, te richten op een bepaald onderwerp. Het onderwerp dat we in oktober 2008 naar voren schuiven, is letterlijk: 'gezonde voeding en meer bewegen'. Ik spreek me niet uit over het gewicht van het ene of het andere, we nemen ze samen. Meer nog dan in het verleden ben ik zinnens om er niet alleen preventieve strategieën in wetenschappelijk opzicht uit te halen, maar ook een actieplan dat ook gedragsbeïnvloedend kan zijn. Dat moeten we veel meer accentueren.
Ik zal trouwens niet wachten op de gezondheidsconferentie om nu al een goed idee te lanceren. Ik heb het eigenlijk gepikt uit Nederland. Het heet 'Hartslag' en het is een wijkgebonden project waarmee men aantoonbare resultaten heeft geboekt in het terugdringen van overgewicht. Ik zal dat in 2008 al lanceren onder de naam 'Een hartelijke buurt'. We verwijzen niet alleen naar cardioproblemen, maar ook naar de problematiek van het overgewicht.
Ik wil nog één ding zeggen omdat ik erg veel stilgestaan heb bij voeding. Het is misschien ook een kans om nog eens te wijzen op het excellente idee van minister Anciaux om elk jaar een Week van de Smaak te lanceren. We hebben in de regering afgesproken om ons in een volgende editie nog meer dan in het verleden te spiegelen aan de heel geslaagde voorbeelden van Frankrijk en Zwitserland. Het zal een project zijn van alle ministers samen waarbij het welzijnsaspect en het gezondheidsaspect nog meer in de verf worden gezet. De 'boreling van Bert' zal in het najaar van 2008 nog nadrukkelijker verwijzen naar het feit dat gezonde voeding ook feestelijke voeding kan zijn en omgekeerd.
Ik sluit af met het aspect bewegen. We spreken dikwijls over de problematiek van hyperactieve kinderen, maar wat men soms vergeet is dat er ook veel hypoactieve kinderen zijn. Dat zijn kinderen die te weinig actief zijn. Dit probleem moet zeker ook in de scholen worden aangepakt, maar is eigenlijk een maatschappelijk probleem. Het begint al bij de logica dat men naar de school wordt gebracht in plaats van er met de fiets naartoe te rijden. Ik weet dat dit een fantastisch maatschappelijk debat is en ik zal het hier niet openen. Ik wil er alleen maar op wijzen dat als we de jonge mensen meer willen doen bewegen, we een strategie moeten ontwikkelen die de school en heel veel andere actoren integreert. In de gezondheidsconferentie van 2008 zullen we daar heel nadrukkelijk aandacht aan besteden en er de nodige actievoorstellen uit puren.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik heb afgesproken met minister Anciaux dat ik ook op de vragen van mevrouw Stevens zal antwoorden, niet omdat hij niet geïnteresseerd zou zijn, want hij is zelfs speciaal daarvoor naar hier gekomen, maar omdat we ons ertoe wilden verplichten om letterlijk uit één mond te spreken. Wanneer het gaat over sport en onderwijs, is dat niet zo vanzelfsprekend. Omdat er ook specifieke vragen werden gesteld over onderwijs, hebben we beslist dat ik zou antwoorden, maar minister Anciaux staat natuurlijk ter beschikking om eventueel aan te vullen.
Ik wil eerst nogmaals onderstrepen wat minister Vanackere al heeft gezegd. Overgewicht is niet alleen een belangrijk probleem in de hedendaagse westerse samenlevingen, maar ook een heel ongelijk verdeeld probleem. Het beleid dat we moeten voeren, is opnieuw een beleid van gelijke kansen. Het sluit dus ook heel sterk aan bij de zorg voor gelijke kansen in het onderwijs op zich, maar het is bovendien een opdracht om ook vanuit onderwijs te zorgen voor iets meer gelijke kansen op gezondheid.
Wat minister Vanackere zegt, is absoluut juist. Een van de paradoxen van de voorbije eeuw, de twintigste eeuw, is dat daar waar de financiële ongelijkheid is afgenomen, uit de statistieken blijkt dat de ongelijkheid inzake de gezondheidstoestand van de mensen, is toegenomen. Die ongelijkheid is toegenomen, niet afgenomen. De ongelijkheid inzake de gezondheidstoestand is erger geworden. We zijn met zijn allen wel gezonder geworden, maar het verschil is groter geworden en dus moeten we daar iets aan doen.
Ik wil u herinneren aan de beslissing van de minister-president, minister Anciaux, voormalig minister Vervotte en mezelf om samen een gezondheidsbevorderend beleid op te zetten, ook naar en door de scholen. We hebben beslist om een commissie in de Vlaamse Onderwijsraad die een beetje in slaap gevallen was, de Commissie Gezondheidsbevordering, niet alleen wakker te maken maar ook aan het werk te zetten met duidelijke opdrachten. We hebben de Vlaamse Onderwijsraad iemand laten aanwerven: de gezondheidscoördinator.
Ik heb bovendien gezegd, ondersteund door mijn collega's, dat alle Vlaamse scholen een samenhangend gezondheidsbeleid op punt moeten stellen. Ik wou dat gerealiseerd zien bij het begin van dit schooljaar. We hebben hun wat tijd gegeven, maar de oproep was klaar. De Onderwijsinspectie volgt dat op, maar ook het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie is zeer actief. De inspectie heeft trouwens vorig jaar een bevraging gedaan, daar kom ik dadelijk op terug.
De nieuwe gezondheidscoördinator heeft al heel wat bereikt. Ik heb in september een tussentijds rapport gekregen van de Vlaamse Onderwijsraad en er zit vooruitgang in. Om te beginnen hebben onze initiatieven wel wat weerklank gehad, bijvoorbeeld de gezondheidswedstrijd waarbij we goede voorbeelden uit de scholen hebben getoond. Er is een dvd over gezondheidsbeleid in alle scholen verspreid. Er is een website op poten gezet: www.gezondopschool.be. Er lopen studiedagen over gezondheidsbeleid in de school. Het toeval wil dat ik begin deze week naar de studiedagen vroeg, net voor het bericht aan mijn medewerkers binnenkwam. Men is zeer opgetogen, dat loopt goed, er is veel belangstelling. De Vlaamse Onderwijsraad is onder impuls van die herleefde Commissie Gezondheidsbevordering zeer actief geworden, en heeft me nu een advies gegeven in verband met de frisdranken. Daarmee zijn we bij de fameuze verzoeting. Er beweegt dus heel wat.
Op basis van de bevraging van vorig jaar concludeert de inspectie dat sommige thema's goed doordringen. Voeding bijvoorbeeld dringt in de basisscholen goed door als thema, terwijl genots- en geneesmiddelen in het secundair onderwijs doordringen. Maar scholen zijn zeer verschillend op het vlak van resultaten. Ze moeten zelf hun uitgangspositie bepalen, hun type leerlingen en hun soort problemen. Ze moeten doelstellingen formuleren en die proberen waar te maken. Ze moeten nagaan of ze die doelstellingen halen en dan eventueel bijsturen. Dat is een cirkelbeweging.
Op het vlak van die 'kwaliteitscirkel' presteren scholen nogal verschillend. Ja, mijnheer Mahassine, er is inderdaad een verschil in beleid in onze scholen. Sommige scholen zijn als organisatie heel sterk in het bepalen van hun uitdaging, het formuleren van hun doelstellingen, het controleren ervan en de eventuele bijsturing. Andere zijn dat niet. Ik heb nog geen onderzoek laten uitvoeren. Maar alles laat vermoeden, en dat komt er nog bij, dat de sociale ongelijkheid inzake gezondheid ook weerspiegeld wordt binnen de muren van de school.
Sociale ongelijkheid wordt jammer genoeg sterk weerspiegeld in de samenstelling van onze scholen. Ze hebben echt een verschillend sociaal profiel. Dat is een van de grote dilemma's waar wij mee worstelen. Er bestaat nog geen onderzoek dat dat beter in kaart brengt. Het onderzoek van professor Jan Seghers van de K.U.Leuven toont de grote verschillen aan. Hij verwijst ook naar de ouders, de sportverenigingen. Maar een echte analyse hebben we nog niet. Het beleid zal wel vooruitgaan omdat het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie met de Commissie Gezondheidsbevordering heeft afgesproken dat we een instrument gaan ontwikkelen voor de scholen om hun beginsituatie en dus die verschillende situatie, beter in kaart te brengen.
De afspraak is dat dat instrument nog dit najaar klaar is. De bril waarmee de scholen zelf de verschillen kunnen vaststellen tussen hen en andere scholen, moet dit najaar klaar zijn. Dat moet toelaten het beleid te verbeteren.
Er zijn ook grote onderzoeken gepland. Zo is er een onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie 'Health Behaviour in School-Aged Children', dat door professor Lea Maes wordt geïmplementeerd in Vlaanderen. Dat zal ons ongetwijfeld een schat aan informatie opleveren, ook vanuit de scholen. Er is ook de driejaarlijkse indicatorenverzameling van het VIG, waarvan we eind november resultaten zullen krijgen.
De systematische verklaring hebben we niet, maar we geven wel instrumenten om verschillen op het terrein aan te pakken. Er is nog heel wat werk te doen, maar het gaat wel vooruit. Het gezamenlijke initiatief om die gezondheidscoördinator aan te stellen was goed.
Mevrouw Stevens, de minister van Sport en ik hebben bewust de keuze gemaakt om uit één mond te spreken. Dat is niet zo gemakkelijk. De minister van Sport heeft me bij het begin van de legislatuur gezegd dat ik meer aan sport en beweging moet doen op school. Hij was de tolk van alle voorstanders van meer verplichte uren lichamelijke opvoeding op school. We hebben daarover gepraat. Mijn antwoord is dat het programma al zo vol zit en dat ik niet graag met verplichte uren werk. De volgende stap is de vraag of we in de brede betekenis iets kunnen doen aan beweging op school, en of we de idee school kunnen verbreden. Zo komen we bij Brede School.
De minister van Sport en ikzelf werken daar samen aan en dat doen we ook goed. De sportfederaties, zowel de unisport- als de recreatieve sportfederaties, beseffen heel goed dat ze belangrijke partners zijn in een preventief bewegingsbeleid en in een brede school. Dat blijkt uit allerlei initiatieven en wordt ook ondersteund door initiatieven van de overheid. Ik verwijs naar de fietsbeweegcampagne van Sporta, die de minister van Sport ondersteunt, en vele andere campagnes.
Brede School beschouwen we nog een beetje als een proeftuin, waarin we zaken uitproberen. Er is een duidelijke band tussen sport en Brede School. In het participatiedecreet staat dat bredeschoolprojecten in de proeftuinen worden opgenomen.
Minister Vanackere heeft ook al verwezen naar concrete initiatieven voor de Fitte School. Dat is een mooi initiatief van de Stichting Vlaamse Schoolsport, dat ook een gezamenlijk initiatief is en dat bewijst dat een geïntegreerde aanpak de scholen in beweging zet. Ik zie dat wel lukken zonder te zeggen dat we er al zijn.
Er waren ook specifieke vragen over sport die ik zal overleggen met de minister van Sport. Het sportbeleid doet zaken voor kinderen met overgewicht. Er is een afspraak gemaakt over sportkampen voor obese kinderen. De minister van Sport heeft een concreet voorstel ontvangen en hij onderzoekt hoe hij dat kan realiseren in de Blosocentra. De bedoeling is om in de paasvakantie een eerste pilootproject te organiseren en na te gaan hoe dat verder kan worden uitgebouwd.
Eén zaak is voeding, een andere is beweging. We moeten heel goed nadenken hoe we beweging krijgen in de kinderen die aan overgewicht lijden. Dat is niet zo eenvoudig, want dan zijn er ongetwijfeld meerdere aandachtspunten tegelijk bij die kinderen.
We doen ons best om vanuit verschillende uitgangspunten - waarbij de minister van Sport niet noodzakelijk van hetzelfde punt vertrekt als de minister van Onderwijs - tot eenheid in visie te komen. Als we daarin slagen, krijgen we de scholen en de sportwereld ook echt in beweging. Ik zeg niet dat we er al zijn, maar we zijn toch in de goede richting aan het werken.
Heren ministers, ik dank u voor uw antwoord. Minister Vanackere, we hebben gisteren al van gedachten kunnen wisselen over diabetes, en in het bijzonder over zwangerschapsdiabetes. Toen hebt u al uiting gegeven aan uw bijzondere aandacht voor de problematiek rond de koppeling tussen zwaarlijvigheid en diabetes. Ik twijfel er niet aan dat u erover zal waken dat er op de gezondheidsconferentie bijzondere aandacht is voor dit thema.
Na vandaag durf ik te concluderen dat we er samen zullen over waken dat er ook acties uitgewerkt zullen worden, specifiek voor de jongeren. Dat zal wellicht gebeuren in samenwerking met scholen en sportclubs. Wat evenwel ook blijkt uit de studie, is dat volwassenen ook het goede voorbeeld moeten geven. De preventie mag dus gerust wat ruimer gaan dan de scholen.
Ik kijk uit naar de gezondheidsconferentie. Ik durf te hopen dat u de mensen die de conferentie voorbereiden, de instructie zult geven dat er acties in moeten zitten die specifiek op de jongeren gericht zijn. We hebben nu een nulmeting, en dus kunnen we zeer eenvoudig doelstellingen formuleren. Vandaag lijdt 1 op de 7 kinderen uit het vierde leerjaar aan overgewicht. We moeten met z'n allen proberen om dat aantal terug te dringen. Een specifieke doelstelling kunnen we wellicht eind 2008 lezen in het verslag van de gezondheidsconferentie.
Ik dank de ministers voor de antwoorden. Ik onthoud dat een gezondheidsbeleid wel degelijk een gelijkekansenbeleid mag en kan zijn en dat we daar aandacht aan moeten besteden. De scholen maken zelf werk van een onderzoek naar de zogezegde beginsituatie. Hopelijk krijgen we daar nog tijdens dit schooljaar meer gegevens over. Die gegevens kunnen ons meetinstrumenten opleveren waarmee we de verschillen tussen de scholen veel beter kunnen bestuderen, zodat we meer adequate maatregelen kunnen nemen.
Vandaag worden aan scholen al heel wat adviezen gegeven, onder andere via de website, om een gezondheidsbeleid te voeren. Er zijn scholen die dat heel goed doen, andere scholen hebben daar iets minder oog voor. Ik hoop dat we instrumenten kunnen ontwikkelen om die scholen er meer toe aan te zetten om meer aandacht te besteden aan de gezondheid van de kinderen. Op die manier kan dat probleem over enkele jaren al sterk teruggedrongen zijn.
Ik moet wel toegeven dat de situatie ook de afgelopen jaren al fel verbeterd is. Ik heb dat kunnen afleiden uit informatie van verschillende scholen. 1 op de 10 scholen blijkt bijvoorbeeld met een moestuin te werken, enzovoort. Dat is waar we naartoe willen. Maar ook scholen waar veel sociaal zwakkere kinderen zitten, moeten bereikt kunnen worden.
Heren ministers, ik dank u voor de duidelijke antwoorden. Ik onthoud dat het probleem onder meer te maken heeft met de verzoeting van onze voeding. Ik moet eerlijk toegeven dat ik zelf ook wel een zoetekauw ben, dus ik zal dat niet ontkennen.
Daarnaast is er de verantwoordelijkheid van de ouders en het gebrek aan lichamelijke beweging. Deze drie elementen moeten worden gecoördineerd. Het is belangrijk dat de minister van Onderwijs, de minister van Sport en de minister van Welzijn samenwerken en de ingeslagen weg voortzetten.
Ik besef dat de scholen niet alles kunnen oplossen. Zij moeten samen met de ouders hun verantwoordelijkheid nemen. De ouders zouden ook zelf het goede voorbeeld moeten geven. Waarom worden kinderen zo vaak met de wagen naar school gebracht? In dat kader is ook de verkeersveiligheid heel belangrijk. Ouders laten hun kinderen liever niet met de fiets naar school rijden om ongevallen te vermijden. Ik heb daar begrip voor. Het is de verantwoordelijkheid van de minister van Mobiliteit om te waken over de veiligheid van de fietsers. Daartoe zouden meer fietspaden moeten worden aangelegd. Er kan dus nog een minister worden betrokken bij deze problematiek.
Ik ben blij met het initiatief voor meer sport op school en ook sport na school. Minister Vandenbroucke heeft heel terecht gezegd dat scholen niet kunnen worden verplicht om meer uren sport te geven, maar dat kan ook perfect na de lesuren. Heel wat kinderen blijven in de naschoolse opvang. Het zou dan ook nuttig kunnen zijn om naast studie ook een sportaanbod te organiseren.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijn fractie deelt uiteraard de bezorgdheid inzake overgewicht bij jongeren. Het is terecht dat deze vraag aan de drie ministers wordt gesteld. Studies hebben deze problematiek al meermaals bevestigd. Het volstaat dan ook niet om ze hier telkens weer onder de aandacht te brengen. Er moet meer gebeuren.
Tijdens de vorige legislatuur hebben we in de commissie Welzijn verschillende hoorzittingen gehouden over deze problematiek. In de praktijk blijft het daar vaak bij. De verschillende ministers hebben hier gewezen op wat zij al hebben gerealiseerd.
Minister Vanackere, ik weet dat er in uw beleid verschillende goede maatregelen zijn genomen. Ook binnen Onderwijs gebeurt dat. Ik veronderstel dat dit ook binnen het beleidsdomein Sport het geval is. Er moet echter een gecoördineerd beleid worden gevoerd waarin elke minister zijn of haar verantwoordelijkheid neemt. Dat ontbreekt vandaag. In deze problematiek is het vijf voor twaalf. Ik dring er dan ook op aan dat de Vlaamse Regering daar dringend werk van maakt.
Mevrouw Moens heeft het woord.
Volgens de coördinator Gezondheidsbeleid van het departement Onderwijs kreeg 88 percent van de Vlaamse scholen een positief rapport. Dat is heel goed. Dit beleid moet dan ook worden voortgezet en uitgebreid. Ik vraag me echter af of het niet nuttig zou zijn, zoals ook mevrouw Stevens reeds stelde, om in de toekomst ook de ouders meer bij het beleid te betrekken. Zij staan immers nog dichter bij hun kinderen.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mijn fractie deelt deze bezorgdheid. De problematiek van obesitas leeft momenteel heel sterk in Europa. De studie van de K.U.Leuven bewijst dat nog maar eens.
We zien ook dat in Europa heel wat paniekreacties ontstaan, dat wetten zo maar worden doorgevoerd - fat taxes, verbod op reclame voor suikerproducten voor kinderen enzovoort. Heren ministers, dat zijn allemaal heel goede pogingen. Toch denk ik dat het verstandig is een geïntegreerde aanpak te blijven volgen. Uiteindelijk zal dat de enige weg zijn.
Er zijn drie redenen voor obesitas. Zo is er de genetische aanleg. Naar mijn bescheiden mening is dat de belangrijkste oorzaak. Ik kan er zelf van meespreken. Ik heb de helft van mijn leven meer dan 140 kilogram gewogen. Ik ben er niet beschaamd voor om dat te zeggen. Ik ben ook kind van mijn tijd geweest en ben dat nog.
Daarnaast is er de eetcultuur. Tijdens de Week van de Smaak kan minister Anciaux een grote rol spelen op dat vlak. Zoals minister Vanackere al heeft aangehaald, worden we van kleins af aan volgepropt met suiker. Zoet wordt zo eigen gemaakt en werkt zeer verslavend. Vraag het maar aan het eerste het beste paard, dat er niet op kan antwoorden, maar ook aan de baby.
Een derde reden is het gebrek aan sport. Ook daarvoor is Vlaanderen bevoegd. Hoe kunnen we de participatie aan sport nog meer promoten? Jonge mensen moeten niet het gevoel krijgen dat ze moeten winnen, wel dat ze er gewoon bij moeten zijn.
In minder en minder huishoudens wordt nog zelf gekookt. Ze zijn afhankelijk van de voedingsindustrie. In welke mate kan Vlaanderen hierin een rol spelen of afspraken maken over de ingrediënten van die voeding? Ik weet dat er al veel gebeurt op preventief vlak. Wat kan er nog meer worden gedaan?
We moeten de gezondheidscultuur nog meer promoten, niet alleen bij jonge mensen maar vooral bij ouders.
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, vorige sprekers hebben er al op gewezen dat het gezondheidsbeleid op school heel goed is. Het kan natuurlijk nog beter. Mijn ervaring is dat als een hele schoolgemeenschap zich achter een bepaald project schaart, het best vanaf het begin een expert wordt uitgenodigd, zodat er geen kostbare tijd verloren gaat. Misschien kan op de webstek van het ministerie worden aangegeven hoe dit het best gebeurt.
Er werd ook al gewezen op de combinatie van factoren. Het Octopusproject is heel belangrijk. Tegen de mensen kan gezegd worden hun kinderen niet meer met de wagen naar school te brengen, maar met de fiets te komen. De plaatselijke overheid maakt immers de aanlooproutes naar de school veiliger enzovoort. Een hele combinatie van factoren speelt een rol.
Ook de Brede School kan heel wat doen door sport aan te bieden na schooltijd. Het probleem kan op tal van manieren worden aangepakt. Als schoolraden en oudercomités daar in het wilde weg aan beginnen, dan dreigt alles enkel uit te lopen op het wegnemen van een frisdrankenautomaat. Dat is natuurlijk heel goed. Dat is echter een kleine druppel op een hete plaat.
Als een projectweek of -dag wordt georganiseerd, met bijvoorbeeld een gezond ontbijt, waarbij ouders bij de zaak worden betrokken, dan is er wel degelijk respons. De expert speelt daarbij ook een rol. Hij kan aan de ouders en kinderen op een eenvoudige manier zeggen waarover het gaat. Dat blijft dan wel hangen.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, het is niet mijn bedoeling de kar te overladen. Toch vind ik dat we moeten gaan naar een echt, globaal gezondheidsbeleid. Uiteraard zijn voeding en beweging daar één element van. Wat me echter verontrust, is dat in de gegevens staat dat jongeren te weinig slapen, te veel naar tv kijken. Het gevolg is niet alleen dat ze te kampen hebben met gezondheidsproblemen, maar dat ook hun schoolresultaten eronder lijden. We hebben dan ook met een globaal probleem te maken, dat we zeker niet fragmentair mogen aanpakken. Ik zou het probleem zelfs durven koppelen aan de toch wel onrustwekkende toename van de zorgbehoeften en de leerzorgbehoeften in het onderwijs.
Collega's, uiteraard bestaan er geen belangrijke problemen die niet globaal moeten worden aangepakt. Daarnet werd met een boutade gezegd dat we hier met de hele regering hadden kunnen staan. Zoals mevrouw Stevens heeft gezegd, heeft zelfs een aspect als de verkeersveiligheid een invloed op de bereidheid van ouders om hun kinderen met de fiets naar school te laten gaan. We hebben hier te maken met een transversaal, maatschappelijk probleem. Nagenoeg iedereen - en dus niet alleen de ministers van de Vlaamse Gemeenschap - wordt geconfronteerd met deze problematiek.
Wat beweging betreft, wil ik, inpikkend op de woorden van de heer Dehaene, overigens nog een ander punt aanhalen. Wanneer we het over de problematiek bij jongeren en bij kinderen hebben, mogen we het belang van het door volwassenen gegeven voorbeeld niet onderschatten. Ik wil een lans breken voor het feit dat niet enkel sport tot beweging leidt. We leggen terecht een aantal accenten op een gezonde sportbeoefening. Soms gaat het er echter gewoon om tussen de trap en de lift te kiezen. We mogen dit niet vergeten.
De gedeputeerde bevoegd voor het gezondheidsbeleid van de provincie Limburg heeft me recent een stappenteller geschonken. Ik hoop dat iedereen zich een dergelijk apparaatje zal aanschaffen. Een stappenteller houdt het aantal gezette stappen bij. Normaal gezien, zou ik dagelijks 10.000 stappen moeten zetten. Op een gewone dag raak ik met moeite aan 3500 stappen. Ook nu heb ik hier weer te lang stilgestaan om veel vooruitgang te boeken. (Gelach)
Stappen is ook een bewegingsmogelijkheid. We moeten de Vlamingen duidelijk maken dat ze niet noodzakelijk aan echte topsport moeten doen om op een gezonde manier te bewegen.
Het gaat hier per definitie om een transversaal gegeven. Het geldt voor alle settings. Vooral in scholen en werkplaatsen kan gedragsbeïnvloeding optreden en kunnen mensen elkaar tot het eten van gezonde voeding en het nemen van gezonde beweging aanzetten. We moeten het accent op de strijd tegen obesitas blijven leggen.
Mevrouw Dillen heeft daarnet op de nood aan een geïntegreerd beleid gewezen. Het project 'Fitte School' is een typisch voorbeeld. Dit project heeft niet toevallig een onderscheiding van de Wereldgezondheidsorganisatie gekregen. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie gaat het hier om een zogenaamde 'best practice'. Het project slaagt erin alle betrokken verantwoordelijken samen te brengen. De vraag naar een gezamenlijke aanpak is terecht. Dit project is een voorbeeld van samenwerking tussen de verschillende ministers en de verschillende andere verantwoordelijken.
Ik ben niet op de verplaatsingen van en naar school ingegaan. Ik heb in de commissie voor Onderwijs al aangekondigd dat minister Van Brempt en ik binnenkort een beleid zullen voorstellen dat kinderen ertoe moet aanzetten meer van en naar school te stappen en te fietsen. Hoewel dit een belangrijk punt is, wil ik hier niet vooruitlopen op een beleid dat minister Van Brempt en ik nog op punt moeten stellen.
Ik dank beide ministers voor hun tweede antwoord. Ik ben blij met de door de heer Vanackere aangebrachte nuance. Dagelijks 30 minuten stappen, volstaat vaak al om iets aan overgewicht te doen. We mogen iedereen niet in hetzelfde vakje duwen. Sommige mensen sporten nu eenmaal niet graag. Wandelen of de trap in plaats van de lift nemen, is vaak al genoeg. Ik ben blij met deze nuancering. Gezien de interesse van zoveel ministers kunnen we er enkel op vooruitgaan.
Ik dank de ministers voor hun antwoord. We zullen hier in de loop van het komende voorjaar zeker nog op terugkomen. Op dat ogenblik zullen we de verschillen tussen scholen bekijken en een eventuele aanpak bedenken.
Ik zal het zeer kort houden. Ik sluit me volledig bij de heer Dehaene aan en ik dank de ministers voor hun antwoord.
Het incident is gesloten.